Verslag plenaire vergadering
Verslag
Opheldering over de stand van zaken
De heer D’Haese heeft het woord.
Voorzitter, ik vraag het woord bij motie van orde op basis van artikel 50, punt 1, j), van het reglement.
De minister van Onderwijs, Ben Weyts, heeft zondag in een interview gezegd dat hij vindt dat studenten corona als “catch-all excuus” gebruiken …
Collega D’Haese, ik wil u onderbreken. U hebt over dat onderwerp een actuele vraag ingediend en die heb ik onontvankelijk verklaard. U hebt mij een mail gestuurd en ik heb u geantwoord. Als u daar nog verder over wilt discussiëren, dan gaat u straks mee naar mijn bureau. U gaat hier geen gebruik maken van een artikel in het reglement om uw actuele vraag toch te kunnen stellen.
Ik vraag daar een opheldering over volgens het reglement.
Ik heb u in een mail …
Ik vind het heel problematisch dat we hier over dat soort zaken niet kunnen spreken. Ik vind dat dat wel gezegd mag worden.
Collega D’Haese, ik heb u geantwoord per mail. Als u niet tevreden bent met mijn antwoord, wat uw volste recht is, dan komt u straks gewoon mee naar mijn bureau.
U kunt dan ook een cola krijgen; maak u geen zorgen. (Gelach)
Voorzitter, ik heb u via mail geantwoord, maar ik vind het onbegrijpelijk dat we over een uitspraak van een minister …
Neen, collega D’Haese, neen. (De voorzitter schakelt de microfoon van Jos D’Haese uit.)
Laten we hiermee stoppen. De mensen kijken toe. De voorzitter is duidelijk geweest. Laat het ons daarbij houden.
Mijnheer D’Haese, ik heb u geantwoord. Als u daar verder over wilt discussiëren, dan komt u naar mijn kamer of, beter gezegd, naar mijn bureau.
Vraagt er nog iemand het woord bij motie van orde? (Opmerkingen. Gelach)
Het incident is gesloten.