Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over het realiseren van een bouwshift in Vlaanderen.
U kent de nieuwe regels. Elke fractie krijgt drie minuten voor een openingsstatement zonder onderbreking. De regering krijgt zes minuten om te antwoorden. Dan krijgt iedere fractie nog eens vier minuten waarbij er wel onderbrekingen zijn toegestaan.
Het debat is geopend.
We beginnen met de Groenfractie. Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Goedemiddag, voorzitter, minister Demir en minister Somers, beste collega’s, vorige week kondigden jullie een bouwshift aan. We lazen het allemaal in de krant: het is een lege doos. Het steekt alle ambities voor twintig jaar in de koelkast. Het zal de achteruitgang van onze natuur en ons landschap niet tegengaan.
Nochtans was het voormalig minister-president Geert Bourgeois zelf die de bouwshift op de Klimaattop in 2016 aankondigde. Ik citeer hem: “We kiezen met het ambitieuze Beleidsplan Ruimte Vlaanderen voor een radicale omslag naar een doordacht, zuinig ruimtegebruik en naar waardevolle open ruimte. En die omslag moet nu beginnen, dames en heren. We zijn ambitieus.” Hij zette daarmee de lijnen uit voor de voorbereiding op de klimaatuitdagingen. En, beste collega’s, we weten het allemaal: die uitdagingen zijn groot. We hebben een abonnement op de file. We wonen graag op het platteland, maar niet te dicht op elkaar. Daardoor rijdt de thuisverpleging per dag vijftien keer de wereld rond om onze vereenzaamde bejaarden te verzorgen. We hebben meer verharding dan we bos hebben. Kortom, veel werk om te slopen wat fout is en iets nieuws op te bouwen.
En wat doet deze Vlaamse Regering? Ze legt een bouwshift op tafel die niet uit te voeren is. Dat zegt niet mijn partij, dat zegt zowat iedereen. Dat zeggen ook de lokale besturen, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Maar ook jullie eigen burgemeesters zeggen dat. Die zijn bijzonder ontevreden en ze steken dat niet onder stoelen of banken. ‘Onbetaalbaar; factuur maal tien; dat kunnen we niet betalen en dat gaan we ook niet doen’, zeggen ze.
En wat zal dat kosten? Dat weten we nog niet eens. Een eerdere studie toonde aan dat die regeling toch wel ongeveer 30 miljard euro kost. Wat doet de Vlaamse Regering nu zelf? Ze legt 15 miljoen euro op tafel om de bouwshift te realiseren. En ze kijkt vooral naar de lokale besturen om de hete kolen uit het vuur te halen. Als dat niet gebeurd is, dan zal over twintig jaar Vlaanderen het zelf doen en de factuur betalen. Dus de factuur gaat nu naar de lokale besturen en naar de toekomst. We weten het allemaal: uitstel is afstel. Bye bye betonstop, zal dat betekenen. (Applaus van Jeremie Vaneeckhout)
De heer Vandaele heeft het woord.
Collega’s, vorige week kondigden we met de meerderheidspartijen inderdaad aan dat er een akkoord was over enkele aanpassingen aan het Instrumentendecreet en we koppelden er ook meteen een bewarend beleid voor de woonreservegebieden aan. Beide dossiers, collega’s, lagen al op de tafel van de vorige regering en nu is er inderdaad een doorbraak. Collega Schauvliege noemt het een lege doos, ze noemt het onbetaalbaar en ik weet niet wat ze het allemaal heeft genoemd. Ik was in elk geval verbaasd, collega, want helaas zijn de teksten nog niet beschikbaar, dus u weet dan blijkbaar wel heel veel.
De commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie, collega’s, hield hoorzittingen op 18 en 19 februari van dit jaar en er kwam inderdaad kritiek van een aantal sectoren en ook van lokale besturen. Als meerderheidsfractie hebben we onmiddellijk gezegd dat we in de mate van het mogelijke tegemoet wilden komen aan die kritiek. Ik som de belangrijkste aanpassingen op, voorzitter. Ik ga er straks in de tweede ronde dieper op in. De collega’s zullen dat natuurlijk ook doen.
Als mensen hun grond door een planningsinitiatief van de overheid in waarde zien toenemen of in waarde zien verminderen, dan horen daar planbaten of planschade. Bijvoorbeeld: een stuk landbouwgrond wordt bouwgrond, dan ga je een deel van de winst die je door die ingreep maakt, afstaan aan de overheid. Dat wordt, collega’s, straks 25 of 50 procent hoger dan vandaag. Oorspronkelijk was het de bedoeling die planbaten ook te heffen bij verdichting, bijvoorbeeld als je in de toekomst vier bouwlagen in plaats van twee zou mogen bouwen. Die planbatenheffing bij verdichting wordt nu in ons amendement geschrapt.
De convenant- en contractbenadering voor gebiedsgerichte afwijkingen van functies wordt ook geschrapt. Die zou extra mogelijkheden bieden voor zonevreemde activiteiten. Dat gaat er dus uit. Het systeem van de verhandelbare ontwikkelingsrechten wordt geschrapt. Dat bood de mogelijkheid om een bouwrecht dat je op een bepaalde plaats verliest, op een andere plaats aan te wenden.
De planschaderegeling wordt vereenvoudigd. Een ambtelijke landcommissie zal het verschil bepalen tussen de vorige en de nieuwe bestemming. Het verschil wordt billijk vergoed, rekening houdend met een aantal objectieve criteria.
Wordt dat te duur? Het wordt zeker duurder dan vandaag, maar alles wordt gespreid in de tijd, collega. We willen vooral dat het draagvlak bij de bevolking vergroot en dat mensen het aanvaardbaar vinden dat er herbestemmingen komen.
Een billijke vergoeding is zeer belangrijk, de gereedschapskoffer wordt aangevuld, maar we wilden meteen ook al een concrete toepassing maken van die koffer. Vandaar de regeling voor de woonreservegebieden. We voeren een bewarend beleid in voor de woonreserve- of woonuitbreidingsgebieden. Door middel van een decretale ingreep wordt een stolp gezet over de nog niet ontwikkelde woonuitbreidingsgebieden. Dat is heel concreet, collega Schauvliege. Enkel de gemeenteraad kan deze stolp via een vrijgavebesluit geheel of gedeeltelijk opheffen.
In onze ogen, collega’s, is wat nu voorligt, een heel belangrijke en concrete stap in de vrijwaring van de open ruimte. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Van Rooy heeft het woord.
Dank u, voorzitter Homans.
Ambtgenoten, Vlaanderen is een van de meest dichtbevolkte regio’s ter wereld en toch verdwijnt er elke dag nog altijd 6 à 7 hectare open ruimte. Dat is nefast voor de leefbaarheid. Bovendien wordt Vlaanderen volgebouwd op een wanordelijke, chaotische wijze. Als er niets gedaan wordt, zal het eens zo landelijke Vlaanderen straks één kolossale wijk zijn geworden.
En dat is exact wat de Vlaamse Regering al decennia doet: niets. De beruchte betonstop van de regering-Bourgeois uit 2016 liep vast in 2019. Toen al bleek dat de kostprijs hoog opliep, tot miljarden euro’s. Ook was er heel wat ongerustheid en tegenstand bij de Vlamingen, die verknocht zijn aan hun manier van leven en wonen, wat begrijpelijk is.
Wanneer de overheid iets niet verkocht krijgt aan de bevolking, haalt ze steevast misleidende termen boven, zoals ‘slim’ of ‘shift’. Deze zogenaamde bouwshift is dan ook gewoon hetzelfde als de betonstop van de vorige regering. Volgens deze betonstop moet het huidige tempo van 6 à 7 hectare minder open ruimte per dag binnen vijf jaar gehalveerd zijn. Tegen 2040 mag er in Vlaanderen zelfs geen open ruimte meer verloren gaan. De vele eigenaars die daardoor hun bouwgrond verliezen, zouden volgens de zogenaamde planschadevergoeding volledig gecompenseerd worden, enerzijds met middelen uit het Klimaatfonds, anderzijds met middelen uit het nog op te richten fonds Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Deze betonstop zal daardoor maar liefst 12,5 miljard euro kosten, minstens.
Nu blijkt ook dat deze Vlaamse Regering die verantwoordelijkheid en deze enorme factuur grotendeels bij de steden en gemeenten legt. Die vallen daarover vandaag compleet uit de lucht, omdat ze bij deze toch wel enorme operatie gewoonweg niet betrokken zijn geweest. Nochtans waarschuwde de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten begin dit jaar al voor de administratieve lasten, de bureaucratie en de draconische kosten voor onze steden en gemeenten van deze bouwshift
Vandaar mijn vraag: hoe zullen onze steden en gemeenten nu eindelijk betrokken worden bij deze bouwshift? Welke harde garanties zijn er dat ze dit financieel kunnen dragen? Hoe staat het dus met dat zogenaamde Klimaatfonds en dat nog op te richten fonds Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen? ‘Last but not least’, hoe denkt de Vlaamse Regering zelf de gigantische kostprijs van deze bouwshift te betalen? Met andere woorden: ‘show us the money’.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat het wel duidelijk is dat dit voorstel een belangrijke stap is in de kentering binnen het ruimtelijkeordeningsbeleid: de bouwshift. Ik denk dat we het toch wel over een ‘bouwshift’ moeten hebben, omdat er in Vlaanderen enerzijds nog heel veel gebouwd moet worden, 500.000 woningen, vanwege de bevolkingsgroei en de gezinsverdunning tegen 2050. Anderzijds moet dat op de juiste plaats en manier gebeuren. De juiste manier, dat is compacter en efficiënter. De juiste plaatse, dat is kernverdichting en dicht bij dienstverlening en openbaarvervoerknooppunten. Op die manier kunnen we de open ruimte duurzaam en klimaatbestendig vrijwaren en meer ruimte laten voor natuur, bos en landbouw.
Voor ons zijn er vier duidelijke uitgangspunten. Eén, die open ruimte moet zoveel mogelijk beschermd worden. Twee, de lokale besturen moeten hun regierol kunnen opnemen.
Drie: een correcte vergoeding voor de mensen die hun concrete bouwplannen in duigen zien vallen. En vier: in totaal moet het natuurlijk betaalbaar blijven. Dat zijn vier uitgangspunten die natuurlijk spanningen opleveren. Een correcte vergoeding en betaalbaarheid: dat geeft spanningen. Wat nu voorligt in die vierhoek biedt een mooie oplossing om aan de slag te gaan. En dat hebben wij absoluut nodig. Vandaar de aanpassing aan het Instrumentendecreet. Wij hebben goed geluisterd naar de hoorzittingen, naar de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten en naar andere. Met dat instrumentendecreet creëren wij nu het draagvlak bij de Vlaming. Wij opteren niet voor theoretische modellen waarin zomaar tienduizenden hectares woongebied worden geschrapt. Dat is heel gemakkelijk gezegd, maar je moet een draagvlak creëren om de bouwshift op het terrein mogelijk te maken. Dit Instrumentendecreet is een stap in de goede richting. Herinner u nog, collega’s, de commotie die in Vlaanderen ontstond naar aanleiding van de boskaart enkele jaren geleden. Toen kwamen er veel opmerkingen in de zin van ‘Vlaanderen onteigent onze concrete bouwplannen’. Met dit voorstel is dat niet het geval, en dat is voor ons belangrijk: een correcte vergoeding voor elke Vlaming en elk huisgezin die hun bouwplannen door een bestemmingswijziging in duigen zien vallen.
Een tweede punt in het Instrumentendecreet betreft de landcommissies. Wij hebben nu een tool met dertien factoren gegeven aan de landcommissies. Daar was ook duidelijk vraag naar in de hoorzittingen. Wij geven nu vertrouwen aan die landcommissies. Per provincie kunnen zij een duidelijke schatting maken. Tot slot is er ook naast het Instrumentendecreet ook nog het voorstel van decreet van woonreservegebieden. Nu wordt daar wat minnetjes over gedaan, alsof het niet veel voorstelt en in de tijd wordt uitgespreid. Maar het is een stolp, een Vlaamse stolp over 12.000 hectare woonuitbreidingsgebied. Dat mogen wij niet onderschatten. De regierol gaat naar de Vlaamse steden en gemeenten. Ook op dat vlak maken wij een grote stap vooruit. (Applaus bij de meerderheid)
De tijd gaat altijd snel als men plezier heeft, nietwaar.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Collega’s, wij gaan kamerbreed akkoord met het beschermen van de open ruimte. We moeten meer plaats maken voor groen, voor biodiversiteit, voor minder versnippering, om ook de mobiliteitsproblemen echt aan te pakken. De vraag is: hoe doen wij dat? Daarvoor heeft de meerderheid vorige week een oplossing en een akkoord over bereikt.
Ik wil daar graag drie elementen van toelichten. Vooreerst is er de correcte vergoeding voor eigenaars. Als een overheid ervoor kiest om gronden een andere bestemming te geven, als de overheid ervoor kiest de waarde van gronden te verminderen, dan moet de overheid de betrokken mensen een compensatie geven. Wat zou daarvoor het alternatief zijn? Is dat met één druk op de knop of met één pennentrek iedereen tegelijkertijd onteigenen? Heel Vlaanderen verarmen? Dat is een tactiek van andere regimes – u weet wel, collega’s, de regimes waarvan collega D’Haese liever geen historische balans opmaakt, maar dat zijn niet de regimes waarvoor wij staan. Het gaat hier trouwens om het vermogen van de doorsnee Vlaming, van de 150.000 eigenaars waarover wij vandaag spreken. 77 procent van de gezinnen heeft slechts 1 perceel in eigendom. Het gaat niet over de grote speculanten of boze bouwpromotoren of geldbeluste kapitalisten. Dit gaat over oma die haar kippenweide nooit verkocht heeft omdat opa zei dat er ooit op gebouwd kon worden. Dat zijn de mensen waar ook aan gedacht mag worden en die ook beschermd moeten worden.
Mijn tweede element is de duidelijkheid die wij creëren. Tegen 2040 weten eigenaars of er een ontwikkeling mogelijk is op hun grond of niet. Is het ‘niet’, dan krijgt hij een compensatie. Duidelijkheid geeft rust, en dat missen wij sinds de invoering van de gewestplannen.
Ten slotte, de lokale besturen zetten wij in de cockpit. Wij geven vertrouwen aan burgemeesters en schepenen. Wij durven dat, collega Vaneeckhout. Dat zijn mensen die de lokale situatie kunnen inschatten, die weten waar je wel en niet kuny bouwen, welke grond er al dan niet geschikt voor is. Dus: een correcte vergoeding, duidelijkheid voor de eigenaars en vertrouwen in de lokale besturen. Dat is waarom wij geloven dat dit wel degelijk een goed akkoord is, waarmee wij effectief op weg zijn naar een bouwshift. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Tobback heeft het woord.
Collega’s, ik zal niet herhalen wat al gezegd is, we staan inzake ruimtelijke ordening stilaan op het kruispunt van de laatste kans in Vlaanderen. ik hoop dat iedereen zich dat realiseert. De manier waarop Vlaanderen is ingericht in de voorbije decennia, is niet alleen lelijk, het heeft ook een immense negatieve impact op onze levenskwaliteit, op de uren fileleed, op de onveilige wegen, het vernietigt natuur, veroorzaakt wateroverlast, verdroging enzovoort. Zo kan ik nog een hele tijd doorgaan, we weten het ondertussen allemaal. Het beleid van morsen met grond – en dat is misschien toch wel belangrijk –, zorgt ook allang niet meer voor de garantie dat wonen voor iedereen betaalbaar is. Dat zou toch de bedoeling moeten zijn: dat het niet alleen betaalbaar is voor wie nog op een stuk grond zit, maar ook voor de jonge gezinnen die een woning willen verwerven op een plaats die qua diensten en verplaatsingsmogelijkheden goed voorzien is maar vandaag met torenhoge prijzen geconfronteerd wordt. Het beleid werkt dus niet.
De erfenis uit het verleden is eigenlijk alleen nog maar in het voordeel van wie een stuk, en vooral, laat ons eerlijk zijn, veel stukken bebouwbare grond in zijn achterzak heeft zitten. We hebben allemaal de cijfers gezien in de hoorzittingen. Of ze daar nu zitten via de kleurpotloden die op de kabinetten van de CVP in de jaren 70 en 80 à la tête du client werden gebruikt of niet, het maakt zelfs niet veel meer uit, ze kunnen er vandaag allemaal gigantische prijzen voor vragen, en ze doen dat ook.
Omgekeerd, of u het nu betonstop of bouwshift wilt noemen, die is hoognodig. Het Vlaams regeerakkoord – ik zal eerlijk zijn – bevat daarvoor een aantal mooie woorden en ambities. We hebben die trouwens al bevestigd. Maar goed ook, want het is nu of nooit.
Maar als ik mag geloven wat ik in de persmededeling van de meerderheid lees – en dat is het enige wat we al gezien hebben –, dan zal het dat nooit worden. Het heeft er alle schijn van dat de N-VA, CD&V en Open Vld in dezen in de eerste plaats oog hebben gehad voor de portemonnee van de grondspeculant en die zelfs nog wat aangedikt hebben. Die is veeleer aangedikt ten koste van de belastingbetaler, ten koste van de lokale besturen, en vooral ten koste van de Vlaamse gezinnen die hopen op een beleid dat zou inzetten op betaalbare woningen voor hen en op een betaalbare en leefbare omgeving.
Het BRV was een kans om een heleboel kwalijke erfenissen uit het verleden op te ruimen, om de ongerijmdheid van de lintbebouwing en het bouwen in overstromingsgebied, verkavelingen op kilometer van de dichtstbijzijnde school, gewestwegen die intussen overal drive-inwinkelstraten geworden zijn, om dat allemaal op te lossen. Maar dan moest de Vlaamse meerderheid wel haar nek willen uitsteken op Vlaams niveau, en dat heeft ze niet gedaan. dan moest ze aan de kant gaan staan van degenen die oplossingen zoeken, en daar horen – zoals de heer Dries vandaag zegt – ook veel gemeentebesturen bij. Dan moet u hun wel de middelen geven om niet gefrustreerd te raken als ze moeten plooien voor een projectontwikkelaar met een initiatief waarvan ze weten dat het hun gemeente niet vooruithelpt, terwijl er alternatieven zijn waarvoor ze de wettelijke instrumenten en de middelen niet hebben. Die had u hun moeten geven en dat hebt u duidelijk niet gedaan. dat is een ongelooflijke gemiste kans.
De heer D’Haese heeft het woord.
Collega’s, als we de klimaatdoelstellingen willen halen, als we meer bos-, natuur- en parkgebied willen, als we het mobiliteitsvraagstuk willen oplossen, moeten we absoluut ons ruimtegebruik beperken. Vandaag betonneren we elke dag het equivalent van vijftien voetbalvelden, en dat kost ons volgens VITO nu al 1,7 miljard euro per jaar. Er moet dus een regeling getroffen worden die één, billijk is en twee, voor de lokale besturen uitvoerbaar. Dat is vandaag jammer genoeg overduidelijk niet het geval.
Als we het hebben over billijkheid, moeten we eerlijk blijven, en de zaak niet op flessen trekken. Dit gaat over kleine én over grote eigenaars, niet alleen de ene en niet alleen de andere. 50 procent van de bouwgronden is in handen van eigenaars met meerdere percelen en van die 50 procent is er nog eens een derde met tien of meer gronden. Tussen die grootgrondbezitters zitten heel wat speculanten, daar moeten we eerlijk over zijn. Voor hen is het opkopen van terreinen een manier om woekerwinsten te maken. Waarom kiezen we niet eerder voor het vergoeden van die gronden aan de geïndexeerde aankoopprijs? Op die manier gaan we de kleine eigenaar geen waarde doen verliezen en de speculanten worden niet beloond voor het speculeren met gronden. Daar is niet voor gekozen; ik vraag me af waarom, minister.
Er is gekozen voor de huidige marktwaarde. Die huidige marktwaarde beloont natuurlijk net die speculanten die die gronden niet kopen om er iets op te zetten maar om ze later aan hogere prijzen te kunnen doorverkopen. Op die manier zal dit decreet ertoe leiden dat er miljarden euro’s aan belastinggeld naar die grootgrondbezitters en speculanten vloeien. Al gaat het natuurlijk in de meeste gevallen niet zo ver komen. Want wie moet al dat geld ophoesten? De lokale besturen. En die hebben dat niet. Het is al gezegd: het gaat over 31 miljard euro in totaal.
Dan kom ik bij punt twee: het moet uitvoerbaar zijn voor de lokale besturen. De lokale besturen worden hier vandaag met een onmogelijke opdracht opgezadeld. De heer Vandaele zegt dat de oppositie zegt dat dit plan onbetaalbaar en onuitvoerbaar is, maar, mijnheer Vandaele, u hebt zich vergist. U hebt niet de oppositie geciteerd, maar wel de VVSG, die jullie voorstel heeft afgebrand als – quote – “onuitvoerbaar en onbetaalbaar”. Dat is hun oordeel, niet dat van ons. Dat zeggen de lokale besturen aan wie jullie vandaag de hete aardappel doorschuiven. CD&V zei hier: ‘We moeten werken aan het draagvlak.’ Maar de CD&V-burgemeesters zeggen dat Vlaanderen met deze regeling lijkt te zeggen: ‘Après nous le déluge’. Open Vld zegt dat we de lokale besturen in de cockpit moeten zetten, en de Open Vld-burgemeesters reageren en denken dat geen enkele gemeente dit kan betalen. De Vlaamse Regering ontloopt hier dus vandaag haar verantwoordelijkheid en neemt een beslissing die er in feite geen is.
Minister Demir heeft het woord.
Op basis van de tussenkomsten denk ik dat iedereen akkoord gaat met de noodzaak: het ruimtebeslag moet naar beneden. Vandaag zitten we aan ongeveer 33 procent ruimtebeslag in Vlaanderen, aan 5 hectare per dag. Dat we die bouwshift moeten realiseren, volledig akkoord! Maar ik denk dat niemand heeft gezegd dat het Instrumentendecreet en de woonreservegebieden waar we nu een bewarend beleid gaan opleggen, samen de bouwshift uitmaken. Dat heb ik van niemand gehoord. Dat heb ik zelf ook niet gezegd. Ik hoor dat hier wel van collega Schauvliege, maar dat is niet juist.
Wat is er beslist? Ik ben alle partijen dankbaar die daar hard aan hebben gewerkt. Dat is ten eerste het Instrumentendecreet werkbaar maken. De complexiteit is daar weg. De verdichting die we willen en waar er drempels in zaten, hebben we ook weggehaald. Ten tweede zullen we ten aanzien van de woonreservegebieden een bewarend beleid opleggen gedurende twintig jaar. De lokale besturen moeten niets doen. Als ze niet herbestemmen, moeten ze ook niet betalen. Maar ze hebben wel twintig jaar de tijd om daarover na te denken. Als elk lokaal bestuur – collega Somers zal daar nog op terugkomen – daar goed over nadenkt de komende twintig jaar, dan ben ik ervan overtuigd dat we dit gaan realiseren. En dan niet zoals in Zelzate, waar ze op dit moment tientallen hectare open ruimte aan het innemen zijn – en dat zijn woonreservegebieden, mijnheer D’Haese, misschien moet u daar eens naar bellen.
Wat moeten we nog doen? Want dit bewarend beleid en ademruimte geven is nog maar een eerste stap. Volgend jaar zullen we beleidskaders maken die de provincies en lokale besturen duidelijkheid moeten geven over de richting die ze moeten uitgaan. Daarnaast gaan we uiteraard afdwingbare regels opstellen. Uiteraard moeten we de bouwshift ook op het terrein realiseren. Dat kan bestaan uit afdwingbare regels voor het maximaal vrijwaren van open ruimte, maar ook uit het komaf maken met beperkende regels als het gaat over verdichting. Die twee zaken staan in het regeerakkoord. Ik ga daar mijn schouders onder zetten, ik ga dat uitvoeren.
Wat doet Vlaanderen ondertussen? Wij moeten zelf ook het voorbeeld geven. Wij bieden deze legislatuur een oplossing voor die 1400 hectare watergevoelige en slechtgelegen grond. We hebben daarvoor centen aan de kant gelegd. Daar zitten ook woonreservegebieden bij. Ook die gaan we neutraliseren. En inderdaad, we gaan de eigenaars correct vergoeden. De Landcommissie zal zich moeten uitspreken over dertien criteria die de waarde van de grond bepalen.
Wat gaan we nog doen? In elk gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) dat we maken, gaan we denken aan circulair ruimtegebruik. Ik verwijs naar het GRUP Demervallei, waar we 30 hectare woonreservegebieden hebben herbestemd tot open ruimte. Denk ook aan de brownfieldconvenanten, waarop we ook inzetten.
En, vooraleer ik het woord aan collega Somers geef, ben ik ervan overtuigd dat als Vlaanderen doet wat het moet doen, en als de lokale besturen hetzelfde doen – dan kijk ik naar iedereen die ook in de lokale besturen aanwezig is –, we dat kunnen realiseren. Ik zie nu al dat verschillende lokale besturen – Brakel, Gavere, Evergem, Maarkedal, noem maar op – op dit moment al woonreservegebieden aan het herbestemmen zijn. Als we dat de komende twintig jaar doen, ook Vlaanderen, die 1400 hectare, en als lokale besturen en provincies dat ook doen, dan ben ik er echt van overtuigd dat we tegen 2040 die 0 hectare moeten kunnen halen. Dat is een doelstelling waar ik 100 procent achter sta. Ik ben ervan overtuigd dat we ze gaan halen. Waarom? Omdat iedereen overtuigd is dat we nood hebben aan die open ruimte. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Somers heeft het woord.
In de 1 minuut en 50 seconden die mij nog resten na het vurig pleidooi van mijn goede collega Zuhal Demir, zou ik mij gewoon willen concentreren op twee of drie zaken. Ten eerste zetten we 12.000 hectare onder een stolp. Dat wil zeggen dat 12.000 hectare open ruimte open ruimte blijft. Er is maar één bestuursniveau dat daar iets aan kan veranderen, en dat zijn de lokale besturen. Die kunnen in principe drie dingen doen. Als dat vandaag door een landbouwer wordt bewerkt, als daar vandaag een bos op staat of dat is vandaag een ruigte, en dat lijkt voor dat lokaal bestuur een perfect situatie, dan blijven ze daarvan af. Als ik mezelf, een van die liberale burgemeesters, als voorbeeld mag nemen, en ik in mijn eigen stad de woonuitbreidingsgebieden zie, dan beantwoorden die een voor een aan dat criterium. We blijven daar twintig jaar lang van af. Het blijft open ruimte, het kost de stad niets.
De tweede mogelijkheid is dat ik het omzet in woongebied, omdat ik denk dat het misschien toch nuttig is om daar sociale woningen op te zetten. Dat kan ik doen, na een democratisch debat in de gemeenteraad, waar de druk van de publieke opinie groter wordt – niet de druk van de projectontwikkelaars, maar de druk van de mensen die terecht eisen dat er open ruimte blijft. Er zijn nog weinig gemeenten in Vlaanderen die woonuitbreidingsgebieden aansnijden, onder de terechte druk van de publieke opinie.
Ten derde kun je het omzetten naar bos, naar natuur. Dan moet ik geld uitgeven, vaak om in de praktijk ongeveer hetzelfde te hebben. Maar dat kan zinvol zijn, dat kan een keuze zijn die men kan maken in de loop van de komende jaren. Maar er is geen druk meer van derden die de arm van een gemeentebestuur kan omdraaien om toch te ontwikkelen. Die druk is er vandaag wel, via het principieel akkoord (priak) of via groepswoningbouw, waar projectontwikkelaars gemeentebesturen onder druk kunnen zetten om het toch te doen. Dat hebben we volledig uitgeschakeld. Alleen de gemeenteraad kan nog beslissen of het aangesneden wordt. Dat is een enorme stap vooruit. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
We zijn uiteraard allemaal voor de bouwshift. Het is meer dan nodig, dat hebben de verschillende sprekers hier al gezegd. Sinds de aankondiging van de bouwstop of de bouwshift is op vier jaar tijd al 37 procent van de oppervlakte die we nog mogen bebouwen tegen 2040, bebouwd. Het gaat met andere woorden heel snel. We moeten dus ook snel bewarende maatregelen nemen, snel een stapje terugnemen zodat we echt die open ruimte behouden. Dat is vanwege de droogteproblematiek, dat hebben we dit voorjaar grondig bestudeerd. Daaruit bleek heel duidelijk dat we vooral moeten zorgen dat onze open ruimte open blijft, zodat dat water in de bodem zou kunnen infiltreren. Dan is de beste oplossing het voorkomen van bebouwing, eerder dan nadien daar allerhande plannen en middelen tegenover te moeten zetten.
Ten tweede is de toestand van onze natuur helemaal niet goed. We gaan daar dus ook ernstige stappen vooruit moeten zetten. Onze natuurgebieden zijn te klein, te versnipperd.
U zegt dat u goed hebt geluisterd, en dat er heel veel draagvlak is. Maar ik heb daar de afgelopen dagen in de kranten en op televisie niet veel van gehoord. Ik heb vorige week in Villa Politica wel gehoord dat de heer Vandaele aankondigt dat de oplossing voor de bouwshift er is. Er is een aangepast Instrumentendecreet en er komt een Woonreservedecreet.
Binnen dat aangepaste Instrumentendecreet zijn twee dingen geschrapt die op de hoorzittingen aan bod kwamen.
Het eerste is een dode mus. Alle experten waren het erover eens dat de verhandelbare ontwikkelingsrechten niets zouden betekenen. Het tweede is de contractbenadering. Dat is een goede zaak.
Al de rest is gewoon behouden gebleven. De grootste kritiek betreft het opdrijven van de factuur, want het wordt onbetaalbaar. De hoofdverantwoordelijkheid om de bouwshift te realiseren, komt bij de lokale besturen te liggen. Dat is niet fair.
De heer Vandaele heeft het woord.
Mevrouw Schauvliege, ik wil eerst iets over die onbetaalbaarheid en het doorschuiven naar de gemeenten zeggen. Ik ben het daar niet mee eens. Ik zal een paar elementen aanhalen.
Als de gemeente blijft stilzitten, betaalt ze tot 2040 niets voor de woonuitbreidingsgebieden. Ook na 2040 betaalt de gemeente niet, want dan zal de Vlaamse overheid het gelag betalen en desgewenst voor de herbestemming zorgen.
Mijnheer Tobback, u hebt gesteld dat voor heel de bouwshift 15 miljoen euro klaarligt. We hebben het Openruimtefonds, dat tegen 2040 2,4 miljard euro zal bevatten. (Opmerkingen van Mieke Schauvliege en de voorzitter)
Deze legislatuur gaat er meer dan 400 miljoen euro naar de gemeenten. U kunt betreuren dat dit niet is geoormerkt, maar ik hoop dat de gemeenten er effectief iets mee zullen doen voor de open ruimte. Het is het Openruimtefonds.
Vlaanderen doet iets. Niet alleen zal Vlaanderen na 2040 de verantwoordelijkheid op zich nemen, maar Vlaanderen neemt nu al de verantwoordelijkheid voor de 1400 hectare watergevoelige openruimtegebieden die de Vlaamse overheid zal herbestemmen en waarvoor Vlaanderen de kosten zal dragen. Vlaanderen kan die grond ook aankopen. Misschien is dat ook een nuttige piste. In plaats van altijd maar schadevergoedingen te betalen, kan de Vlaamse overheid de grond aankopen en dan doen we ermee wat we willen, zoals bebossing of omzetting naar natuur.
Naast die 1400 hectare signaalgebieden die Vlaanderen wil herbestemmen, kunnen de lokale overheden verder gaan. Ze kunnen nog meer herbestemmen en ze krijgen dan van de Vlaamse overheid 60 procent. We praten hier altijd over planschade, maar als er planbaten zijn, gaan die voortaan naar de gemeenten. Die planbaten worden groter. Binnenkort wordt het 25 tot 50 procent. Dat is nu het geval niet.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Mevrouw Schauvliege, ik zou u graag een aantal vragen stellen. De redenen waarom de algemene kentering in de ruimtelijke ordening er moet komen, kennen we allemaal. Ik denk dat kamerbreed wordt aanvaard dat die uitdaging er is. Ik zal die redenen niet allemaal opsommen. Geen enkele partij heeft daar het monopolie op. De vraag is hoe we dit concreet aanpakken. Dan moeten we uit dat theoretische kader komen. Ik heb tot nu toe nog geen alternatief gehoord, behalve grote uitspraken over een moratorium en zo. Dat zijn tegenwoordig populaire uitspraken van sommigen. We hebben met de Boskaart gezien welke reacties en welke onrust dat in Vlaanderen opwekt. De onzekerheid die er over de Boskaart was, willen we nu niet.
Dat is het instrumentarium dat we hier aanbieden. Dit is een eerste stap. De beleidskaders moeten nog komen. Natuurlijk zal de bouwshift met deze twee voorstellen niet worden gerealiseerd, maar ze vormen een belangrijke aanzet. Het is een instrumentarium dat kan werken en dat we het voordeel van de twijfel moeten geven. Er zitten een aantal handvatten in. Ik geloof in het werk van de landcommissies. In de voorstellen zijn dertien factoren opgenomen. De oorspronkelijke verwervingswaarde is een van die dertien factoren.
Het is belangrijk dat dit concrete instrumentarium een draagvlak voor die noodzakelijke bouwshift kan creëren. Niemand wil dat de Vlamingen ermee worden geconfronteerd dat hun concrete bouwplannen in duigen vallen. Als dat gebeurt, is het draagvlak voor de noodzakelijke bouwshift onmiddellijk weg.
Zoals al een paar keer is gezegd, kan een lokaal bestuur dat niet oordeelt dat een terrein niet wordt aangesneden of voor recreatie of open ruimte wordt herbestemd, het status quo behouden en er een stolp over plaatsen. In dat geval wordt de factuur na 2040 naar Vlaanderen doorgeschoven. Ik veronderstel dat de Vlaamse overheid haar verantwoordelijkheid zal opnemen en er dan definitief open ruimte als bestemming aan zal geven.
Het is voor ons dan wel duidelijk dat dat de finale bestemming van de WUG’s is die nog niet zijn aangesneden of zijn herbestemd in 2040.
De heer Tobback heeft het woord.
Het is wel grappig dat men vanuit de meerderheid vragen begint te stellen aan de oppositie over een akkoord dat men zelf heeft gemaakt en dat wij zelfs nog niet eens hebben gezien. Het is op zich wel boeiend. (Opmerkingen)
Collega's, ik heb een zeer concrete vraag. U moet zich niet opjagen. U mag het uitleggen, met veel plezier, u moet zich daar niet boos over maken. Ik heb een zeer concrete vraag: hebt u eigenlijk een raming gemaakt van wat dit compromis gaat kosten? Het is eigenlijk een heel simpele vraag. Er is inderdaad een Openruimtefonds van meer dan 2 miljard euro, tegen het einde van deze legislatuur of zelfs pas tegen 2040, denk ik. Er zijn in de kranten allerlei ramingen van geloofwaardige experten die zeggen dat het over een totale kost van ongeveer 12 miljard euro gaat. Is het meer? Is het minder? Is het 7 miljard euro? Is het 8 miljard euro? Is het 9 miljard euro?
Ik stel de vraag omdat het ten eerste duidelijk is dat deze Vlaamse Regering in ieder geval nog geen fractie van 1 miljard euro in haar begroting heeft staan om dat te doen. En ten tweede omdat men hier grote woorden – ik weet niet meer wie van jullie het heeft gezegd – heeft gebruikt van: ‘We gaan heel Vlaanderen toch niet verarmen?’
Laten we eens klaar en duidelijk zijn: die 12 miljard euro of die 2 miljard euro of die 8 miljard euro die dit gaat kosten, komt van heel Vlaanderen. En die gaat – we hebben het eens uitgerekend in het kader van de hoorzittingen – naar ongeveer 4 of 5 procent van de Vlaamse bevolking die eigenaar is van die gronden. We zijn hier een gigantische transfer aan het organiseren. Als men hier grote woorden wil gebruiken, als u inderdaad naar die paar procenten van uw achterban miljarden euro’s belastinggeld wilt dragen – of het nu van de gemeente, de Vlaamse Regering of van eender wie komt –, mag ik toch hopen dat u het hebt geraamd?
U hebt een jaar gediscussieerd over dit compromis. Het is een keer uit schaamte moeten worden teruggetrokken omdat het al te gortig was. Men heeft er dan nog eens maanden over gepraat. Ik hoop dat u in de tussentijd de rekenmachine eens hebt bovengehaald, zodat u aan de burger, aan de gemeentebesturen, aan de eigenaars van die gronden kunt zeggen wat het gaat kosten en wat het gaat opbrengen. Deze Vlaamse Regering is altijd heel fier over haar cijfers. Leg ze dan gewoon eens op tafel, dan weten we allemaal waar we aan toe zijn.
Nog een simpele vraag. Minister, u zei daarnet dat we eigenaars correct moeten vergoeden. Ik ben daar niet tegen – ik ben niet bij de partij van collega D’Haese – maar er is al dertig jaar een systeem van planbaten. Zijn de eigenaars in die dertig jaar dan niet correct vergoed? U was er allemaal mee voor verantwoordelijk. Waarom moet er nu ineens een surplus komen op het moment dat we het serieus gaan doen? Hebben we dan al jarenlang de mensen bedrogen?
De heer Keulen heeft het woord.
Voor een deel is dit natuurlijk een semantische vraag van collega Tobback, in die zin dat als een stad of een gemeente die grond wil verwerven voor een huisvestingsproject of voor sociale huisvesting of voor een groenzone of voor een speelplein of een parking, ze dan – met alle respect – bepaalde maatschappelijke doelstellingen dient, en dat gebeurt met het fiat van een gemeenteraad. Het heeft een zekere prijs, maar ook een maatschappelijk nut. Dat is hier ook gezegd door de beide ministers.
Ik denk dat op heel veel plaatsen veel woonuitbreidingsgebieden blijven liggen omdat ze aan de rand liggen. Wij praten er heel theoretisch over. Ik merk in tussenkomsten dat sommige collega's – ik kijk geen richting uit – het verschil niet kennen tussen een woonzone en een woonuitbreidingsgebied. In de praktijk liggen die ergens aan de rand, niet aan een uitgeruste weg, zijn ze haast onbereikbaar, staat er inderdaad een paard of een schaap op, staat er maïs of staan er aardappelen op. Dat is de realiteit, en daar gaat een stad of een gemeente niets mee doen. De eigenaars vragen ook niks. Het is inderdaad een lap grond, wit met een rood raster. Het is niet rood gekleurd en dat maakt een wereld van verschil. Voor die mensen blijft het ook gewoon die functie hebben; je doet die mensen op geen enkele manier tekort.
De realiteit is dat je daarmee maatschappelijk een aantal dingen in beweging kunt brengen. Als je de gronden aanspreekt, dan moeten de mensen daarvoor fatsoenlijk worden vergoed. Ze liggen in de praktijk aan de rand en blijven daar ook liggen. Er gebeurt niks mee; het blijft open ruimte. Maar laten we inderdaad de dingen juist omschrijven en ook niet bij het brede publiek bepaalde angsten oproepen.
Ik heb daarover twee vragen gekregen van mensen die een bouwgrond hadden gekocht. In hun ogen was dat reserve. Zij dachten dat die nu niet meer mochten worden bebouwd. Ja, daar gaat het dus niet over.
Nogmaals – en dat is meteen het laatste deel van mijn betoog –: ik zie in mijn eigen gemeente dat er de laatste vijftien jaar nog nauwelijks één woonuitbreidingsgebied werd ontwikkeld, omdat die ook vandaag al aan zware voorwaarden werden gekoppeld. Een woonuitbreidingsgebied kon je maar aansnijden op basis van woonbehoeftigheid, en dan moest er inderdaad een serieuze aanwas zijn van de bevolking, want anders gebeurde dat dus niet. En als het al gebeurde, dan was het door een sociale huisvestingsmaatschappij.
Op de schaal van Vlaanderen zullen een aantal grote promotoren, genre Matexi, hier en daar wel lappen grond woonuitbreidingsgebied hebben, maar daar staan dus duizenden, misschien wel tienduizenden Vlaamse gezinnen tegenover die dat ook hebben in woonuitbreidingsgebied. En opnieuw: dat is geen kwestie van speculatie, van proberen geld te winnen op de kap van de belastingbetaler. Dat is meestal verkregen uit erfenissen. En op z’n Vlaams: men respecteert dat, want dat komt vanuit de familie. En die mensen wachten af wat er kan, maar zij staan echt niet aan de deur van de gemeente te kloppen met de vraag wanneer ze daarop mogen bouwen. Want opnieuw: ze geraken er zelf maar als ze ‘botten’ aanhebben.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, collega Tobback heeft een aantal concrete vragen in onze richting gekatapulteerd. Ik probeer daarop een antwoord te geven, collega. U vraagt: ‘Hebt u een raming gemaakt van hoeveel het zal kosten?’ Ja, ik denk dat we allemaal de hoorzittingen hebben meegemaakt en dat we daar hebben kunnen horen hoe die ramingen van de ‘experten’ – soms zonder, soms met aanhalingstekens – eigenlijk alle kanten uitgingen. Ik denk dat het ook begrijpelijk is waarom dat alle kanten uitgaat. Want het gaat erom hoe je dat allemaal bekijkt. Niet elk stuk grond is 250 of 300 euro per vierkante meter waard. Als je daarvan uitgaat, ja, dan ga je inderdaad ... Hoeveel was het daarnet? De heer D’Haese ging heel erg de hoogte in, hij zat al over de 30 miljard euro, waar we de vorige keer nog aan 15 miljard euro zaten. Het gaat dus echt alle kanten uit. Je kunt dat, in alle ernst, niet correct berekenen. Anders wordt het nattevingerwerk en het is ook geen manier om daarop een beleid te voeren. Het zal afhangen van wat die landcommissies bepalen. Zij krijgen inderdaad een heel concreet kader mee, met dertien criteria. Het zijn niet de politici die dat zullen bepalen, collega Tobback. Niet de politici, maar een ambtelijke landcommissie van experten, vijf commissies in Vlaanderen, zullen dat bepalen. En als zij dat doen volgens die dertien criteria, dan zal dat hopelijk op een correcte manier gebeuren. En als het op een correcte manier gebeurt, dan zal het volgens mij ook op een betaalbare manier gebeuren. Want – en dat was een van de scenario’s van een van de experten op de hoorzittingen – als je natuurlijk over elk onbebouwd kaveltje dat in een lint of in een verkaveling ligt, zegt dat het niet meer mag worden bebouwd, dan zal dat jou inderdaad veel geld kosten, en de ruimtelijke winst zal zeer beperkt zijn.
Voorzitter, het tweede element dat collega Tobback aanhaalde, was dat er nu toch ook een planschade is, dat het al jaren zo werkt en dat we de mensen dus altijd hebben belazerd. Collega, meestal kent u uw dossiers. U weet dus ook dat de planschade, zoals die vandaag bestaat, ter discussie staat en dat het heel vaak leidt tot ellenlange discussies voor rechtbanken enzovoort. Het moet trouwens altijd voor de rechtbank komen om aan die planschade te geraken. Dat kost tijd en werpt hindernissen op voor elk zinvol beleid dat u op een bepaald moment wilt voeren.
Vandaag krijgt die eigenaar als planschade 80 procent van de – geïndexeerde, collega D’Haese – verwervingswaarde. We weten dat het draagvlak daarvoor weg is, als het er al ooit is geweest. We denken dat dit instrument zoals we het nu aanreiken, de passage zoals we die nu in het Instrumentendecreet zetten, een correctere vergoeding is en dat op die manier, zoals collega Van den Heuvel het correct uitdrukte, het draagvlak zal verhogen en de angst bij de mensen zal verkleinen. Want dat hebben we inderdaad gezien met de boskaart. Ik stond er toen ook vrij dichtbij. Die – vaak onterechte – angst is dan zo groot dat heel het beleid op de schop gaat.
Minister Somers heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik wil een aantal elementen aanhalen als antwoord, als reactie. Eerst en vooral op de poging van onder meer de heer Tobback om toch wat aan framing te doen over wie nu eigenaar is van die gronden.
Persoonlijk stoort mij dat enorm. Er zijn in totaal 411.000 percelen die onder die woonuitbreidingsgebieden vallen. Geen 20.000 daarvan zijn in handen van mensen die meer dan 10 percelen hebben. Het gaat dus over mensen die op een zeker moment gezegd hebben: ‘Wij gaan geen buitenverblijfje of appartementje aan de zee kopen, maar we gaan hier een stukje grond kopen voor onze kinderen. We hebben geen spaarboekje voor onze kindjes, maar we gaan zorgen dat ons kleinkind hier ook nog een stukje grond heeft. We zetten daarop in. We kopen een stuk woonuitbreidingsgebied. Wie weet wordt dat ooit ontwikkeld.’ Dat zijn keuzes die mensen gemaakt hebben in volle vrijheid. Eigendomsrecht is in onze samenleving iets heel belangrijks. Ik heb er akte van genomen dat u zich niet tot de PVDA rekent, dus dan denk ik dat u ook nog enig belang hecht aan eigendomsrecht.
Ik denk dat je mensen die zoiets gekregen hebben, op een correcte manier moet vergoeden. Als je weet dat 77 procent van die percelen in handen is van eigenaars die maar één perceeltje hebben, en amper 0,6 procent … (Opmerkingen van Bruno Tobback en Jos D’Haese)
Minister Somers heeft het woord, collega’s.
Ik zal even wachten, want ik begrijp dat het natuurlijk een vervelende boodschap is voor de linkerzijde. Amper 0,6 procent van de percelen is in handen van eigenaars die meer dan tien percelen hebben. En van die 0,6 procent, dames en heren, is twee derde in eigendom van de overheid. (Applaus)
Dus van de 0,6 procent van hen die 10 percelen of meer hebben, is twee derde van de overheid. Sociale huisvestingsmaatschappijen zijn goed voor bijna 1000 van de 12.000 hectare. Het gaat hier dus helemaal niet over de grote projecten. Het gaat hier over de belangen van de gewone man en vrouw in de straat, die op een zeker moment een keuze hebben gemaakt om met hun spaarcentjes iets te doen, en waarvan wij inderdaad terecht vinden dat dat eigendomsrecht gerespecteerd moet worden. Dat is het eerste element.
Tweede element: als we spreken over een vergoeding, gaat het niet over een vergoeding waarbij mensen die in een woonuitbreidingsgebied zitten, ineens de volle waarde krijgen van een bouwgrond, goed uitgerust en gelegen aan een weg. Wij hebben een landcommissie die inschat. Die gaat inschattingen maken. Ten eerste, gaat het niet over bouwgrond, maar gaat het over grond in woonuitbreidingsgebied? Ten tweede, sommige van die gronden liggen niet aan een goed aangelegen weg. Die liggen verder weg.
Er zijn dus heel veel criteria die gaan maken hoeveel waarde die grond gaat krijgen. Trouwens, het is het verschil in waarde dat je moet betalen. Onderschat de stijging in sommige regio's van Vlaanderen niet van bijvoorbeeld landbouwgrond. In mijn eigen regio bijvoorbeeld, die heel centraal ligt in Vlaanderen, stijgt de landbouwgrond zeer snel. Over tien à vijftien jaar zal dat ook een impact hebben op de uiteindelijke factuur en de kostprijs.
Drie: de realiteit. Ik hoor een heel groot verschil – u mag mij dat niet kwalijk nemen – tussen mensen die op een burgemeesterszetel hebben gezeten en mensen die daar erg theoretisch over praten. Als ik kijk naar de realiteit op het terrein, dan zijn dat inderdaad gebieden die al decennia woonuitbreidingsgebied zijn, waar men al lang voor zichzelf heeft uitgemaakt dat men daar nooit op gaat bouwen. Soms heeft men die laten liggen vanwege de complexiteit.
Er was één zwaard van Damocles boven ons hoofd, en dat was als er morgen iemand zou komen die zegt: ‘Wat gaan we doen? Wij, projectontwikkelaars, gaan een groepswoningbouw doen. Of we gaan via een ‘priakske’, in den duik, aan de provincie vragen of we eraan mogen beginnen.’
Nu moet het debat in de gemeenteraad gevoerd worden, voluit, volop. In welke gemeente in Vlaanderen staat men te juichen als er open ruimte wordt aangesneden? Nergens. Dus de realiteit is dat dit een ongelooflijke stop gaat zetten op het verder aansnijden van woonuitbreidingsgebieden.
En in de praktijk gaat er wat gebeuren. De GRUP’s die collega Demir en haar opvolgers zullen maken: wanneer daar een stuk woonuitbreidingsgebied in ligt, zal dat omgezet worden en wordt dat meegenomen. Er zal hier en daar een stad en een gemeente zijn die zegt: ‘Ik zou hier graag echt een prachtig bos bouwen. We gaan daarin investeren. We krijgen herbebossingssubsidies van minister Demir of haar opvolgers en we gaan dat hier aansnijden.’ Ik heb in de krant gelezen dat burgemeesters zeggen: ‘Wij kunnen elke legislatuur zo eens een projectje doen, één omzetting.’
Aan dat ritme ga je zien dat het aantal woonuitbreidingsgebieden spontaan gaat verminderen. De watergevoelige gebieden gaan eruit gehaald worden. Op een termijn van twintig jaar zal dat die tekening totaal anders maken. Maar het zal altijd een tekening zijn die vooruitgang betekent. En vooruitgang betekent hier: behoud van open ruimte en omzetting naar openruimtecriteria.
Het voorstel dat op tafel ligt, is natuurlijk niet perfect. Hier is geen perfecte oplossing. Het is wel een perfect evenwicht tussen eigendomsrecht, behoud van open ruimte en het geloof in de lokale democratie en de kracht van onze lokale besturen. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Demir heeft het woord.
Collega's, ik ben eens gaan kijken naar de verslagen van het actualiteitsdebat dat we in het Vlaams Parlement in 2017 hebben gevoerd. Zowel Groen als sp.a hebben toen gezegd dat eigenaars een volwaardige onteigeningsvergoeding moeten krijgen. U mag het verslag daarop nalezen.
Ik heb hier verschillende bedragen gehoord. Ik hoorde al spreken over 8 miljard euro, 30 miljard, 31 miljard, en in de pers ging het zelfs over 50 miljard euro. Ik hoor allerlei bedragen. Collega Tobback, u vraagt wat het nu precies gaat kosten. Weet u het? Weet u het? Dat kun je niet weten omdat het decreet heel duidelijk zegt dat er dertien objectieve criteria zijn. Het gaat over de oppervlakte, over wanneer het is aangekocht, waar het is gelegen, of het wel of niet 50 meter van de openbare weg ligt, of er bepaalde pachten of erfdienstbaarheden op zijn.
Dat zijn allemaal criteria, dertien in totaal, en daar heeft de landcommissie ervaring mee, want we hebben de landinrichtingsprojecten in Vlaanderen. De landcommissies zullen de woonreservegebieden herbestemmen en de vergoeding bepalen. Ik ben blij dat dat niet meer via de rechtbanken gaat, want dat is al jaren het probleem. Daarom is het goed dat we daar een oplossing voor hebben zodat men geen ellenlange procedures moet voeren voor de rechtbanken. Het zal via de landcommissies gaan volgens die dertien objectieve criteria.
Ik heb natuurlijk ook de voorstellen van resolutie van Groen gelezen. Als men wetgevend werk doet, moet men immers altijd rekening houden met wat er op tafel ligt van collega-parlementsleden. Mevrouw Schauvliege, ik heb ook gekeken naar uw voorstel van resolutie van juli 2020. Daarin staat dat Groen een tijdelijke bouwstop wil voor woonreservegebied. Wij komen niet met een tijdelijke bouwstop van een half jaar of een jaar, neen, wij handelen nu vandaag voor de komende twintig jaar.
In uw voorstel van resolutie staat ook dat Groen een tijdelijk verbod wil op de priaks. Wij gaan verder. Wij schrappen de priaks en de groepswoningbouw, en meer nog, waar u niet aan hebt gedacht, daar denken wij wel aan, namelijk het sociaal wonen, als enige uitzondering daarop. Dat heb ik niet gelezen in uw voorstel van resolutie.
Wat ik er ook niet in heb gelezen, is hoe u die mensen allemaal gaat vergoeden, maar dat zal wellicht een bewuste keuze zijn. (Applaus bij de meerderheid)
Collega Schauvliege, u zult nog even moeten wachten, want collega Tobback is natuurlijk wel een beetje uit zijn kot gelokt, en collega Van Rooy wil ook nog even tussenkomen.
De heer Tobback heeft het woord.
Ik heb nu vier mensen van de meerderheid die het compromis kennen, dit horen uitleggen. Ze hebben allemaal gezegd dat ze eigenlijk niet weten hoeveel het gaat kosten. (Opmerkingen)
Neen, ik kan het niet weten, want we hebben nog niet het genoegen gehad de tekst van uw mooi, bejubeld compromis te zien ondanks het feit dat u er al een week geleden een persconferentie over hebt gegeven. Na uw enthousiaste persconferentie dat het allemaal is opgelost, stellen we alleen maar vast dat niemand van jullie vandaag kan zeggen hoeveel het de Vlaamse belastingbetaler gaat kosten. (Opmerkingen)
Ik heb ondertussen ook wel een beetje begrepen waarom dat daar nul is. Dat is omdat ú het niet gaat betalen, maar een ander wel. Ofwel zal dat een gemeentebestuur zijn, ofwel de regering van over twintig jaar, maar ú in ieder geval niet. Zo kan ik het ook natuurlijk: lasten doorschuiven naar anderen en naar de volgende generaties. Bravo! (Opmerkingen)
Ik wil nog iets positiefs zeggen.
Dat mag u nog doen, mijnheer Tobback, maar kort alstublieft.
Het zou inderdaad een zeer goede zaak zijn mocht het priak ondertussen afgeschaft zijn. Dat stuk zal ik met veel plezier mee goedkeuren.
Minister Somers, ik vind uw opdeling van de bevolkingsklassen een beetje eigenaardig. Iedereen die geen tien stukken bouwgrond heeft, is een simpele, modale burger. Voor alle duidelijkheid: bouwgrond waar hij niet op woont. Misschien heeft hij negen, zeven, acht stukken bouwgrond, ik weet niet hoeveel, uw criterium ligt op tien. Onder ons gezegd en gezwegen, ik wil hier dadelijk eens met u buitengaan, ik wil met u in Mechelen rondlopen, ik wil met u zelfs in de halve provincie Antwerpen rondlopen en kijken hoeveel mensen er negen of acht of zeven stukken bouwgrond hebben, of zelfs maar een huis hebben. In elk geval, elke eurocent vergoeding die u daaraan zult geven, is er een die van de belastingbetaler komt, iemand die in vele gevallen één huis, of geen huis bezit, laat staan een stuk bouwgrond. Dat is een discussie die we toch eens mogen voeren. Ik heb geen enkel probleem met het eigendomsrecht van iemand die hoopt dat hij geld kan verdienen met bouwgrond te bezitten, te kopen of aan te kopen. Van mij mag hij dat doen. Net zoals hij geld of aandelen of oldtimers mag kopen, dat maakt mij allemaal niet uit. Leg mij echter eens uit waarom we hem wanneer hij daar geld op verliest niet schadeloosstellen met het geld van de belastingbetaler, maar wel wanneer hij met grond heeft gespeeld? Die uitleg moet u mij toch eens geven. Het gaat dan niet over eigendomsrecht, maar over de hoop dat je met grond geld kunt verdienen. Als je op iets verliest, dan moet je die rekening betalen, net zoals alle andere beleggers dat moeten doen. (Opmerkingen)
Minister Somers heeft het woord. (Opmerkingen)
Ik begrijp, mijnheer Tobback, dat u een beetje heimwee heeft naar de klassenstrijd. De karikatuur die u maakt van eigenaars van grond in woonuitbreidingsgebieden is hemeltergend en staat ongelooflijk ver weg van de realiteit. Wie heeft er daar grond? Soms is die grond al honderd jaar in een familie, een bescheiden familie van een keuterboertje dat toevallig op de juiste plek grond heeft. Soms werd die grond dertig jaar geleden gekocht door mensen die in één bouwgrondje voor hun kinderen wilden investeren. Het gaat over grond in woonuitbreidingsgebied dat potentieel voor de kinderen was bestemd. Het is totaal fout om dit voor te stellen alsof het over de bovenmodale middenklasse gaat met vele bouwgronden. Dat is totaal fout en ook hoogst onrechtvaardig. Er zijn mensen die helemaal geen bouwgrond hebben gekocht, maar die in aandelen of een tweede verblijf aan de kust hebben geïnvesteerd. De mensen die in een woonuitbreidingsgebied een perceeltje grond hebben, zijn heel vaak heel modale mensen en heel modale gezinnen. En wat dan nog als het bovenmodale gezinnen zouden zijn? U vindt dat u recht hebt om die mensen te onteigenen zonder vergoeding. Daar zijn wij het niet mee eens. (Applaus bij de meerderheid. Opmerkingen van Bruno Tobback)
Mijnheer Tobback, ik kan mij niet herinneren dat ik u het woord heb gegeven, maar u werd natuurlijk wel persoonlijk aangesproken en uit uw kot gelokt. Heel kort, graag!
Voor alle duidelijkheid: men moet toch eens heel serieus en eerlijk beginnen te praten. Een bestemmingswijziging, collega’s, is geen onteigening. De eigendom van die grond blijft bij de eigenaar van die grond. Men moet stoppen met daarover onzin te verkopen. De eigenaar is de eigenaar. Voor de rest zijn wij het enige West-Europese land dat dit soort schadevergoedingen betaalt en zeker dit niveau van schadevergoedingen wanneer een grond van bestemming wijzigt. De toekomstige bestemming van een grond is net zoals de toekomstige waarde van een aandeel, van goud of van eender welke belegging, onzeker. Er is geen enkele reden waarom men in een West-Europees land dat soort beleggingen een overheidsgarantie zou moeten geven op kosten van de belastingbetaler, van 90 procent van de belastingbetalers die geen bouwgrond hebben en misschien zelfs geen enkele belegging hebben. Er is geen enkele reden waarom we die schadeloosstellingen zouden moeten betalen en ze dan ook nog eens zouden moeten optrekken ten opzichte van het verleden.
Heel kort, mijnheer Tobback.
Ik heb nog een concrete vraag. We hebben het hier heel de tijd over woonuitbreidingsgebieden, maar wat gaat u doen met al die stukken slechtgelegen bouwgrond? Er zijn ongeveer 20.000 hectare slechtgelegen bouwgronden, zo blijkt uit studies. Puur uit nieuwsgierigheid: wat gebeurt er daar mee? Blijven we die ook gewoon volbouwen?
De heer Van Rooy heeft het woord.
Dank u, voorzitter.
Als lid van de oppositie zou ik nu ook eens graag een antwoord hebben op de vraag die ik ook heb gesteld: 'show us the money'. Want het kan toch niet zo zijn dat u, met uw dertien objectieve criteria en met die landcommissie die wordt aangesteld, zelfs geen enkele richting kunt aanduiden. Er zijn inderdaad verschillende cijfers genoemd door verschillende partijen, en hoe komt dat? Omdat we – ik ook – voortgaan op wat experten zeggen, professoren van verschillende universiteiten, die doen een berekening. Ik heb daar wat mij betreft de meest realistische uitgehaald, namelijk 12,5 miljard euro. Dat lijkt me voorlopig toch de meest realistische. Op zijn minst wil ik van deze regering horen met welke vork ze werkt. Wat is de bandbreedte van die kostprijs? U kunt toch niet na de mislukte bouwstop/betonstop van 2019 opnieuw dit plan lanceren. Die bouwstop is toen mislukt onder andere door de kostprijs. U kunt dat nu toch niet opnieuw proberen en opnieuw die kostprijs in het ongewisse laten. Dus: 'show us the money'. Zeg ons minimaal zoveel, maximaal zoveel. Dat kan echt niet zo moeilijk zijn.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik zal kort zijn. Dat is de moeilijkheid aan het debat: dat de oorspronkelijke spreker maar heel laat de kans krijgt om opnieuw te repliceren. Daar moeten we in het Bureau nog een keer over nadenken.
U vraagt zelf het woord. (Gelach)
Dan zou u zelf het goede voorbeeld moeten geven.
Voor alle duidelijkheid: ik ben een gehoorzame jongen en ik heb daarvoor ook eerst toestemming gevraagd aan mijn geapprecieerde collega.
U mag dat dan alleen en de rest niet.
Voila. Ik wilde eigenlijk reageren… Ik ben wakker geschoten op het moment dat minister Somers een aantal kritische vragen probeerde te framen als ‘dat is theoretisch gepraat’ en ‘jullie hebben geen voeling met de praktijk’. Minister Somers weet dat ik zelf zeven jaar schepen van Ruimtelijke Ordening ben geweest, tot vorig jaar, en dat we er om ideologische redenen voor kiezen om niet te cumuleren en hier dus niet te zitten als én schepen of burgemeester én parlementslid. Er is me altijd gezegd dat de reden waarom parlementsleden ook burgemeester moeten kunnen zijn, is dat dat een meerwaarde geeft hier in het debat. Ook minister Somers schermt vaak met zijn terechte lokale ervaring. De collega’s schermen ermee: er moeten hier burgemeesters zitten want dan is er meer voeling met de praktijk.
Maar collega’s, ik weet het niet. Aan de collega-burgemeesters die hier zitten: als jullie hier binnenwandelen, vergeten jullie wat er in de buitenwereld gebeurt? De signalen van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) van de afgelopen dagen, horen we die niet meer? Is het niet duidelijk dat er op het terrein gewoon problemen zijn? Dat er acute vragen gesteld worden? Want, collega’s, ja, de factuur zal voor de lokale besturen zijn. En heel scherp gesteld zijn er twee mogelijkheden, grosso modo met allerlei tussenwegen. Ofwel kiezen besturen er massaal voor om echt actief te gaan herbestemmen en moeten ze de factuur betalen. Een factuur – collega Van Rooy wees erop – waarvan we minstens toch al kunnen zeggen dat die 12 tot 13 miljard euro zal bedragen, in het meest voorzichtige scenario. Want als we verder gaan, dan gaan we inderdaad eerder richting 30 miljard euro. Dat is 12,5 miljard euro extra voor de lokale besturen.
Ofwel gaan ze zeggen: neen, we gaan niets herbestemmen – dat is het andere uiterste – en dan zeggen ze eigenlijk, vooral zij die hier wakker liggen van de rechten van eigenaars, tegen al die eigenaars: weet je, wacht nog twintig jaar. Wacht nog twintig jaar op een eventueel terechte vergoeding. 'Wacht nog twintig jaar' lijkt me ook een vreemde manier van omgaan met eigenaars die bepaalde rechten claimen te hebben of waarvan jullie toch zeggen dat het onbespreekbaar is om aan die rechten te tornen.
Minister, ik hoor collega Vandaele daarnet verwijzen: we hebben toch een inspanning voor de open ruimte gedaan van verschillende miljoenen euro’s. Bij een maximale uitrol in 2025 is dat 124 miljoen euro voor heel Vlaanderen. Stel dat we dat nog doortrekken voor de komende twintig jaar, dan komen we op 2,5 miljard euro. Minister van Binnenlands Bestuur, netto legt u hier een factuur van minstens 10 miljard euro extra op de lokale besturen, nog los van het feit dat die middelen voor de open ruimte eigenlijk vorig jaar al bestemd zijn. De facto is dat de kostprijs die u legt. En ik vind het zeer betreurenswaardig dat u blijkbaar een jaar nadat u geen burgemeester meer bent, al vergeten bent wat de nood is voor de lokale besturen.
Collega’s, hier wordt – en dat mag natuurlijk in een debat – nogal veel gebruik gemaakt van persoonlijke feiten. Ook minister Somers is weer persoonlijk aangesproken, wat natuurlijk mag, maar dan krijgt minister Somers wel het woord. Daarna gaan we onmiddellijk terug naar collega Schauvliege.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, ik begrijp waarom er binnen uw partij niet gecumuleerd kan worden, want blijkbaar hebt u al moeite om in één functie goed te luisteren naar wat er gezegd wordt. (Gelach)
Ik heb daarnet heel duidelijk gezegd – en alle andere collega’s hier hebben dat bevestigd, mijnheer Vaneeckhout – dat een gemeentebestuur er perfect voor kan kiezen om de open ruimte die ingekleurd is als woonuitbreidingsgebied, niet aan te snijden. Dan neemt ze dezelfde beslissing als de voorbije vijftig jaar, want het is al vijftig jaar zo. Die gebieden liggen daar al vijftig jaar onaangesneden, als open ruimte.
Wat we wel doen, is de druk weghalen bij projectontwikkelaars om die wél aan te snijden. We maken dat onmogelijk. Wanneer een gemeentebestuur open ruimte als dusdanig laat en dus geen initiatief neemt, dan kost dat die gemeente nul euro. Meer nog, in 2040 zal datgene wat nog niet herbestemd is, door Vlaanderen herbestemd en gefinancierd worden. De gemeentebesturen zijn bevrijd van elke kost, als ze open ruimte open laten.
Wil ze meer doen, dan kan ze er bouwgrond van maken. Dan verdient ze er geld aan. Ofwel kan ze gebieden omzetten in natuur- of landbouwgebied. Daar is dan wel een zekere factuur aan verbonden. Maar gemeenten kunnen dus evengoed blijven zitten waar ze zitten. Heel vele gemeenten hebben de beslissing trouwens allang genomen om de gebieden niet aan te snijden. Ik vind uw verhaal dus niet correct, niet juist. U luistert slecht naar wat hier verteld wordt.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord. U mag repliceren op de tussenkomsten of verdergaan met uw betoog.
Ik ga repliceren op een aantal tussenkomsten. (Opmerkingen van de voorzitter)
In eerste instantie, collega Keulen, wij zijn er uiteraard ook voorstander van dat we de dingen voorstellen zoals ze zijn. Woonuitbreidingsgebied is vaak open ruimte en wordt op dit moment dus vaak niet gebruikt voor een woonfunctie. Daarom is een van onze grote punten van kritiek ook dit: er komt nu een stolp op die 12.500 hectare woonuitbreidingsgebied, goed of slecht gelegen, maar we hebben wel veel meer gebieden die onmiddellijk bebouwbaar zijn – bij woonuitbreidingsgebieden is dat al een beetje moeilijker – maar slecht gelegen zijn en daar doet u op dit moment niets mee. Niets. Dát is natuurlijk het grote probleem. Met die woonuitbreidingsgebieden op zich, daarmee lost u het probleem van de bouwshift helemaal niet op. Er zit bijna niets onder die stolp, amper 12.500 hectare, waarvan een stuk slecht gelegen is, en die gebieden zijn ook niet zo eenvoudig aan te snijden. Het is die andere 40.000 hectare, die slecht gelegen gebieden die nu met onmiddellijke bouw bedreigd worden, waarvoor we een oplossing moeten vinden en waarvoor de factuur met dit voorstel nu wordt opgedreven.
Twee, er wordt mij gevraagd wat het voorstel van Groen is. Wel, dat is heel eenvoudig: eerst en vooral die duidelijke, bindende kaders op tafel leggen en pas daarna kijken of die planschadevergoeding aangepast moet worden. Ik wil daarbij nog vertellen dat het Grondwettelijk Hof heel de planschadevergoeding, zoals die nu op tafel ligt, grondig onderzocht heeft, omdat jullie dachten dat het Hof daar opmerkingen bij zou maken en dat die regeling in strijd zou zijn met de grondwet. Dat is helemaal niet waar. Er is eigenlijk geen enkele inhoudelijke reden waarom we deze planschaderegeling zouden moeten aanpassen. Jullie doen dat omdat die woonuitbreidingsgebieden, die grote clusters, aansnijdbaar zijn door een aantal projectontwikkelaars. Gewone particulieren kunnen dat niet, kunnen daar geen middelen uit genereren. Die ontwikkelaars hebben daar hun middelen in gestoken en jullie willen die nu massaal vergoeden.
De cijfers waar minister Somers naar verwijst, zijn van 2010. Ik heb herhaaldelijk de vraag gesteld naar recente eigendomscijfers. Wie bezit wat? Hoeveel projectontwikkelaars zitten er daar tussen? Ik krijg cijfers van 2010.
Intussen is er een bouwshift aangekondigd, intussen is er een priakregeling (principieel akkoord) in werking. Het gevolg van die twee elementen is dat de grondeigendommen massaal zijn gewisseld van eigenaar, met gevolg dat je met deze regeling vooral mensen met meerdere gronden bedient en niet die ene particulier die een perceeltje liggen heeft aan een goed uitgeruste weg waarvoor hij nu al planschade krijgt en waar er dus geen enkel probleem is. Ja, mijnheer Keulen, wij zijn er helemaal voor om de werkelijkheid juist voor te stellen. Op dit moment is er eigenlijk niet echt een probleem met planschade, maar jullie willen de factuur verhogen om het draagvlak bij grootgrondbezitters en speculanten te gaan verhogen. Dat is niet wat wij willen.
De heer Keulen heeft het woord.
Collega Schauvliege, een centrum dat woonuitbreidingsgebied bevat zul je in Vlaanderen zelfs met een vergrootglas niet vinden. Waar u over spreekt, is eigenlijk verdichting. Daarover zeggen alle planologen, alle ruimtelijke specialisten, dat die grond moet ingenomen worden, precies om het grondbeslag te beperken. De woonuitbreidingsgebieden die aansluiten bij het centrum en waar een verkavelaar of een ontwikkelaar wil beginnen, zijn voor landelijke gemeenten vaak een instrument om aan sociale huisvesting te kunnen doen. Aan de verkavelaar wordt immers de voorwaarde gesteld 20 of 30 procent van de percelen te bestemmen voor sociale woningbouw. Ik hoor je niets zeggen over dergelijke sociale last die een verkavelaar moet dragen. Dat is de universiteit van het leven. Zo bestaat dat vandaag in Vlaanderen in de steden en gemeenten. Bij ontwikkelbaar woonuitbreidingsgebied aansluitend aan het centrum zit ook altijd een sociale last. Als vooral kleinere gemeenten vandaag sociale huisvesting hebben, dan is het omdat ze aan de verkavelaar de sociale plicht opleggen daar sociale woningen en sociale appartementen te bouwen als compensatie voor de opwaardering van dat woonuitbreidingsgebied. Om het te kunnen ontwikkelen moeten zij ook een inspanning doen voor de zwaksten met betaalbare huur- en koopwoningen. Dat is de realiteit. Daar is niks aan gefantaseerd, niets overdreven. Zo gaat dat nu, de jongste twintig jaar, in Vlaanderen, in de steden en gemeenten.
De heer Vandaele heeft het woord.
Ik heb een paar dingen genoteerd van de collega’s daarnet, en ik zie toch wel wat tegenstrijdigheden bij de collega’s van Groen. Voor collega Schauvliege gaat het nu ineens niet over de woonuitbreidingsgebieden, omdat die maar zowat 12.500 hectare beslaan. Maar zij heeft verdorie nog onlangs een eigen voorstel van resolutie ingediend om daar van alles mee te doen van bewarend beleid, wat veel minder ver ging dan wat wij nu doen. Wij schrappen de priak’s; wij schrappen de groepswoningbouw. En nu ineens zou dat niet belangrijk zijn.
Ook collega Vaneeckhout is warm en koud aan het blazen. Eerst vindt hij de eigenaarsvergoeding te hoog. Maar in één adem zegt hij erbij dat de eigenaars tot 2040 in het ongewisse worden gelaten. Wat is het nu eigenlijk? Ik kan alleen maar herhalen wat minister Somers daarnet heeft gezegd, namelijk dat die gebieden al 50 jaar reservegebieden zijn. Zij zullen dat in de toekomst ook blijven. Wat is dus het probleem? Geen.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Ik wou eigenlijk ook zeggen wat collega Vandaele zegt in zijn eerste punt. Ik krijg het toch wel een beetje op mijn heupen dat de stolp op de 12.000 hectare als een klein detail wordt afgedaan, terwijl Groen daar maanden en jaren op heeft gehamerd, met vragen naar een moratorium. Nu dat gebeurt, weigeren zij toe te geven dat het een belangrijke stap voorwaarts is. Het is geen niemendalletje. Het gaat verdorie verder dan uw resolutie, mevrouw Schauvliege, van zes maanden geleden.
Mijn tweede punt gaat over de correcte vergoeding. Dat mogen wij echt niet onderschatten. Ik heb al verwezen naar de boskaart, die ons heeft geleerd dat een draagvlak in Vlaanderen nodig is. Nu geven wij een aantal tools, handvaten, om een duidelijk onderscheid te maken tussen bouwgrond, al dan niet aan een uitgeruste weg enzovoort, zodat de landcommissie op maat een correcte, billijke vergoeding kan formuleren.
Ik denk ook dat die in de tijd, zoals minister Somers zegt, gaat evolueren, die prijzen zijn in beweging. Dat zijn nu de tools die we in dat decreet voorzien. Een correcte vergoeding is heel belangrijk. ik vind het wel spijtig, maar het is een duidelijke consensus binnen de linkse oppositie hier, dat Vlamingen die een bouwgrondje hebben geërfd of bij elkaar hebben gespaard allemaal speculanten zijn; voor ons is dat niet zo.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, u maakt het proces van burgemeesters en schepenen in dit parlement. Als ik hier binnenkom, zet ik misschien wel een andere pet op, maar mijn visie blijft dezelfde.
We moeten in ogenschouw houden wat de status is van woonuitbreidingsgebied op dit moment. Ik ga kijken in mijn eigen gemeente. Wij hebben of hadden drie vrij grote woonuitbreidingsgebieden, waarvan één echt in de kern. Dat is intussen aangesneden. Van de andere gaan we afblijven. Dat is één groot van het gemeenschapsonderwijs. Wat stel ik vast in al die gebieden? Zo lang er geen sprake was van ontwikkeling, heeft er ook nauwelijks grondverhandeling plaatsgevonden, er werden nauwelijks gronden verkocht, en als ze al verkocht werden, was het aan landbouwprijs. Ik begrijp dus niet waar u dit ineens vandaan haalt, dat er een hoop baten betaald gaan moeten worden. De ministers hebben duidelijk gesteld: de keuze is aan de gemeente, en als je het laat liggen, laat je het liggen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik wil kort reageren, want de heren Van den Heuvel, Van Dijck en Vandaele hebben gerepliceerd. Als we de factuur niet aan de lokale besturen overlaten, zal Vlaanderen dat doen op middellange termijn. Ik hoor hier dat men het in 2040 gaat oplossen, dan zal alles opgelost zijn. Ik hoor minister Demir zeggen dat het haar rotsvaste overtuiging is dat er in 2040 geen enkele kavel meer met de verkeerde bestemming ligt, dan gaan we dus niet meer moeten betalen. De factuur zal – voorzichtige raming – tussen 12 en 30 miljoen euro liggen. Op welke manier zal de Vlaamse Regering in de komende vijf jaar – dat wil zeggen dat we al 25 procent van de kavels willen herbestemd hebben tegen 2025 – in 5 miljard euro voorzien om dat waar de maken en de factuur niet bij de lokale besturen te leggen?
Kunt u afronden?
Dit is wel de kern van het debat. De overtuiging van de heer Van Dijck verandert niet, de mijne ook niet, als ik vanavond in mijn gemeente de begroting goedkeur. Ik zie – en u weet dat – dat bij de lokale besturen die marge er niet is om in de komende jaren nog miljarden vrij te maken om dit te realiseren.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Ik wil nog even repliceren.
Daag niemand uit of we zijn weer vertrokken.
Ik wil nog even repliceren op de verwijzing naar mijn voorstel van dit voorjaar. Dat ging over een tijdelijke bouwstop in slecht gelegen woonreservegebieden. Ik deed dat omdat jullie niets deden: geen bouwstop, geen beweging. Ik stelde dat voor naar aanleiding van het feit dat we met droogte kampten, en naar aanleiding van het feit dat we zoveel mogelijk open ruimte behouden om water in de grond te laten sijpelen. Eens men iets bebouwt, is het zeker niet efficiënt om het weer af te breken. Om erger te voorkomen, hebben we dat voorstel op tafel gelegd. Dat is natuurlijk geen definitief voorstel, maar wat was belangrijk? Het ging over een tijdelijke bouwstop of bouwpauze in slecht gelegen woonreserevegebieden. Wat hier op tafel ligt, gaat over een stolp over alle woonreservegebieden. Ik hoorde daarnet, en dat klopt natuurlijk, dat er ook woonreservegebieden gelegen zijn op goede plekken. Wij zijn er helemaal niet tegen dat die worden aangesneden; we vinden dat alle slechtgelegen plekken, zowel woonreservegebieden als woongebieden, onder een stolp moeten, daar mag men niet meer aankomen. Dat is nog een groot probleem, dit is niet het voorstel.
We stellen hier voor dat er 12.500 hectare bevroren wordt, dat er een moratorium kan komen, om de mogelijk beter gelegen zones eruit te halen. Maar wie zegt dat een gemeentebestuur ook niet beslist om daar een slecht gelegen perceel uit te halen? Er bestaat een ontsnappingsroute aan de ene kant, en aan de andere kant laat u al die slecht gelegen andere gebieden vogelvrij met dit voorstel. En dat is meer dan vier vijfde van de totale oppervlakte van de slecht gelegen gebieden. Het is dus met andere woorden een stukje in de goede richting, maar het is absoluut niet de oplossing die ons zal leiden naar het realiseren van de bouwshift, zoals die vorige week is aangekondigd in Villa Politica en in andere media.
Nu hebt u natuurlijk – en dat is uw volste recht – weer een aantal reacties uitgelokt.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Hoe meer reacties mevrouw Schauvliege krijgt, hoe meer ze opschuift richting ‘het was toch allemaal niet zo slecht wat we vorige week verteld hebben’. We gaan nog even blijven proberen. Ik wil haar een klein citaat voorlezen: “Als nationale politici erkennen wij soms nog onvoldoende de kracht van lokale besturen. Daar moet verandering in komen.” Mevrouw Schauvliege, ik ben het vandaag eens met Kristof Calvo. Misschien kunt u dat ook eens zijn, want het is toch essentieel dat wij vandaag burgemeesters en schepenen het vertrouwen geven om de volgende jaren te bepalen wat kan en wat niet kan, het vertrouwen dat zij lokaal kunnen inschatten wat een goed gelegen en wat een slecht gelegen gebied is, waar men wel en waar men niet kan bouwen.
Als u zegt: ‘moratorium, het blok erop’, dan zegt u ook: ‘Sociale woningen mogen niet meer worden gebouwd in woonuitbreidingsgebied.’ Ik neem daar akte van, maar ik heb collega Tobback horen zeggen dat we te weinig inzetten op betaalbaar wonen. En nu gaat u die grond afnemen. Als u zegt ‘weet je wat we doen, we kleuren alles uit, een streep erdoor, alles weg’, dan zeggen we ook: ‘sociale huisvestingsmaatschappijen, trek uw plan met uw grond, ge krijgt dat niet gecompenseerd, ge krijgt dat niet terugbetaald, en zorg maar dat ge uw sociale objectieven haalt’. Dat is onzin! Dat gaat niet! Je moet het lokale bestuur het vertrouwen geven om zelf die inschatting te maken. Want wat is het alternatief, mevrouw Schauvliege? Binnen twintig jaar zeggen wij aan die besturen: ‘Oké, dan komen wij. Als gij het niet doet, als gij niets doet, dan komen wij. Maar in de twintig jaar geven wij u het vertrouwen om daar verstandig mee om te gaan.’ We kunnen het hier ook decreteren. Als u wilt, zeggen wij hier waar men van Bocholt tot Langemark-Poelkapelle een huis mag zetten en waar niet. Dat is toch niet verstandig? Men moet toch de lokale bestuurders met de ‘botten’ in de modder laten zeggen waar het wel en waar het niet kan.
Collega Vaneeckhout, dat u, als voormalig schepen van Ruimtelijke Ordening, geen vertrouwen hebt in schepenen van Ruimtelijke Ordening … (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
Dat wil toch wel zeggen dat u dat vroeger met geweldig veel feeling en flair gedaan heeft. Daar snap ik eerlijk gezegd helemaal niets van. Ik vertrouw mijn bestuurders wel. Ik zeg dat op partijcongressen en ik maak dat hier hard in de praktijk. De kracht ligt bij lokale besturen. (Applaus bij CD&V)
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik nodig collega Coenegrachts uit om af en toe eens langs te komen in de commissie Binnenlands Bestuur. Ik doe, ook hier, niets anders dan het vertrouwen in de lokale besturen bepleiten. Zij weten het best welke zones beter wel of beter niet ontwikkeld worden. Zij gaan het best om met het lokale draagvlak om een aantal dingen al dan niet in te schatten. Maar ik zie hier een minister vooraan zitten die iedere keer opnieuw zegt dat één principe voor haar heilig is naast het vertrouwen in de lokale besturen: het belfortprincipe. Als wij extra opdrachten geven aan het lokale bestuur, moeten daar extra middelen tegenover staan. En wanneer vergeten we dat? Als we de grootste factuur uit decennia voorleggen aan de lokale besturen, dan zijn we het plots vergeten en dan zeggen we dat we in 2040 eens zullen bekijken welke budgetten we tegen dan hebben. Ik verwacht meer van een Vlaamse overheid die de lokale besturen wil ondersteunen. Het is spijtig om vast te stellen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, ik heb toch het gevoel dat collega Vaneeckhout, die ik zeer waardeer, een aantal dingen niet heeft gehoord. De Vlaamse overheid neemt hier wel degelijk haar verantwoordelijkheid, ik heb daarnet opgesomd wat we allemaal doen. We gaan die signaalgebieden, die watergevoelige openruimtegebieden (WORG’s) aanpakken, 1400 hectare, op onze kosten. Na 2040 zal dat ook op onze kosten herbestemd worden. Er zijn de woonuitbreidingsgebieden. Er is dat Openruimtefonds van 2,4 miljard euro richting 2040.
Wat mevrouw Schauvliege brengt, vind ik toch een steeds abstracter verhaal.
Ze heeft wel nog niet veel kunnen zeggen.
Zelfs in die korte tijdspanne is het al bijzonder abstract geworden. Nu zijn die woonuitbreidingsgebieden toch weer belangrijk. Daarnet waren ze het niet meer, nu weer wel. U zegt dat u alleen op de slechtgelegen gebieden een moratorium wilt zetten. Ik zou toch nog eens uw teksten moeten herlezen, want zo had ik het in elk geval niet begrepen. Dan denk ik ook: bepaal maar eens in een decreet wat slecht en wat goed gelegen is. Begin er maar aan.
In elk geval zijn wij ervan overtuigd dat wat voorligt, heel concreet is. U vroeg een moratorium. Maar om een aantal redenen is zo’n moratorium niet haalbaar. U zou dat moeten weten, want we hebben het geprobeerd. Met die boskaart zaten we toen ook in die richting. Voor sommige woonuitbreidingsgebieden willen we geen moratorium. We willen net dat die aangesneden worden. Maar dat gebeurt niet zoals u het zegt: ‘Men gaat wat foefelen, en zelfs als ze slecht gelegen zijn kunnen de gemeenten dat toch doen.’ Neen, dat kunnen ze niet. Ze kunnen dat alleen met een mini-RUP, met een openbaar onderzoek, een beslissing van de gemeenteraad, en met een goede motivering. Ze kunnen dat niet zomaar aansnijden als ze slecht gelegen zijn.
Ook juridisch is zo’n moratorium zeer betwistbaar. Dat hebben we in het verleden geleerd.
U ging het kort houden.
Ik ben mezelf enorm aan het inhouden.
Je kunt een terrein niet bestemmingloos maken. Je moet er iets mee doen. Je kunt niet zeggen dat we er een moratorium van maken, en dan is het niets meer. Je kunt dat ook niet doen zonder milieueffectenrapport, zonder openbaar onderzoek, zonder inspraak van de bevolking. Dat hebben we de voorbije jaren allemaal geleerd. Wij gaan ons vanuit de meerderheid niet maar aan deze steen stoten.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Ik krijg de indruk dat Groen zich meer en meer in bochten moet wringen om niet te zeggen dat het voorstel van decreet over de stolp van het woonuitbreidingsgebied een goed decreet is. Ik denk dat er vanuit links en rechts wordt gespeeld, en het is de uitvoering van wat u de voorbije maanden zelf hebt voorgesteld. Het is een stolp. Enkel de goed aangelegen gebieden zullen door een lokaal bestuur worden aangesneden.
Heb daar vertrouwen in. Want dat is een beetje ontluisterend. Collega Vaneeckhout, breng het vertrouwen dat u hebt in de lokale besturen ook over naar collega Schauvliege. Ik geloof daar sterk in. Hier en daar zal het professionalisme of de expertise bij lokale besturen nog wat moeten worden verbeterd, akkoord. Maar onderschat niet de betrokkenheid van het publiek bij een vrijgavebesluit – het kunnen aansnijden van een woonuitbreidingsgebied. Dat is een debat in de gemeenteraad, maar er is ook de betrokkenheid van het publiek. Er zal dus een publiek debat zijn in die lokale gemeente om dat aan te snijden. Dat zal niet in een achterkamer worden geregeld.
Ik ben ervan overtuigd dat er dankzij dit decreet een publiek debat zal zijn. Het gaat enkel en alleen om de goedgelegen woonuitbreidingsgebieden, dat hebt u zelf daarnet als uitgangspunt genomen, en dat hebt u enkele maanden geleden ook gezegd. Dankzij dit decreet zal dat de volgende jaren werkelijkheid worden.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Heel kort, voorzitter. Het zal u niet verbazen dat de visie van het Vlaams Belang op deze aanzet tot een bouwshift sterk verschilt van die van Groen. Maar wat ik niet neem, en dat gebeurt hier telkens opnieuw, is dat mensen van de oppositie – om collega Vaneeckhout niet te noemen – verdacht worden gemaakt als zijnde geen vertrouwen te hebben in de lokale besturen. Wij van de oppositie zitten hier vandaag om te vertolken wat de bezorgdheden zijn van de lokale besturen. En het zijn niet wij die hebben gezegd dat de lokale besturen uit de lucht komen vallen, dat ze het niet snappen en dat ze met de mond vol tanden staan omdat zij totaal niet betrokken zijn geweest bij dit proces. Het is de VVSG die dat heeft gezegd, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten.
Het is in die optiek dat ik het ongelooflijk vind dat hier een minister van Binnenlands Bestuur zit, Bart Somers, en leden van de meerderheid, die blijven zeggen dat we vertrouwen moeten hebben in de kracht van de lokale besturen. Wel, als u zo gelooft in de kracht van de lokale besturen, waarom hebt u ze dan niet betrokken bij dit hele proces? Waarom komen zij dan uit de lucht gevallen, en waarom staan ze met de mond vol tanden bij de aankondiging van deze bouwshift? (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Tobback heeft het woord.
Aangezien een aantal leden van de meerderheid onder het motto ‘we gaan de lokale besturen verdedigen’ een aantal eigenaardige zaken vertellen, wil ik de leden van de meerderheid, waarvan een aantal ook lokale bestuurders zijn, aan iets herinneren. Als we nu in Vlaanderen tienduizenden hectaren ingekleurde bouwgrond hebben die eigenlijk overbodig en overtollig is en als we nu met spoken als woonuitbreidingsgebieden en woonreservegebieden worden geconfronteerd, is dat omdat de Vlaamse overheid dit in decenniaoude gewestplannen heeft ingetekend. Ik heb er daarstraks al naar verwezen hoe dat in een aantal gevallen is gebeurd. Ik moet daar niet aan herinneren, want sommige Vlaamse volksvertegenwoordigers weten dat maar al te goed.
Als dat vandaag moet worden opgelost, moet dat logischerwijze ook op het niveau van de Vlaamse overheid gebeuren. Anders vertellen we de lokale besturen eigenlijk dat ze de shit van de Vlaamse overheid en de Belgische overheid van dertig of veertig jaar geleden moeten regelen. Wij zullen het dan niet doen. Zij moeten het betalen, want wij zullen dat niet doen. Dat is waar het op neerkomt.
Mijnheer Van Rooy, zij mogen de rommel van de Vlaamse overheid opkuisen. Ik wijs u niet met de vinger, want u bent, net als ik gelukkig, te jong om erbij te zijn geweest. De gebetonneerde gewestplannen die ooit op het niveau van de Vlaamse overheid zijn ontstaan, zijn een probleem dat op het niveau van de Vlaamse overheid moet worden opgelost. In het andere geval zal het gewoon blijven zoals het is.
Minister Somers, volgens u zullen de reservegebieden ook reservegebieden blijven. Is het niet tijd om de gemeentebesturen, de eigenaars en iedereen in functie van de rechtszekerheid te vertellen dat we gebieden waarvan we niet vinden we ze nog nodig hebben, anders zullen inkleuren? We moeten stoppen met die fictie, onduidelijkheid en onzekerheid. U moet niet afkomen met een stolp, maar met een oplossing, in plaats van het weer maar eens op de lange baan en op de rug van een ander te schuiven.
Minister Demir heeft het woord.
Voorzitter, we hebben veel contacten met de lokale besturen. We zijn hier al meer dan een jaar mee bezig. Ik zie dat de lokale besturen er zelfs al langer mee bezig zijn. Zij staan onder druk van hun inwoners, want de mensen willen open ruimte. Ik heb het opgevraagd, en recent hebben vier gemeenten rond Gent, namelijk Evergem, Merelbeke, Nazareth en Gavere 335 hectare aan woonuitbreidingsgebieden in open ruimte omgezet. Hetzelfde gebeurt in Maarkedal, Brakel en Sint-Niklaas. Sint-Niklaas wil een ziekenhuis, maar de woonuitbreidingsgebieden zijn niet goed gelegen. Het stadsbestuur wil dat ziekenhuis plaatsen waar er aansluitingen en voorzieningen zijn en waar de mobiliteit goed zit. We hebben daar een heel gesprek over gehad en we hebben ons akkoord verklaard. In ruil zal Sint-Niklaas 15 hectare aan woonuitbreidingsgebieden neutraliseren. We zien dat heel wat lokale besturen daar nu al mee bezig zijn en dat de komende tien tot twintig jaar ook nog zullen doen.
Wat de Vlaamse overheid betreft, wil ik onderstrepen dat we de GRUP’s zelf maken. Op het moment dat we een GRUP maken, zullen we maximaal herbestemmen waar het kan. Ik zal dat de komende vier jaar blijven doen. We zullen ook bebossen. Er zijn budgetten voor bosbouw, maar we moeten die gronden natuurlijk vinden. We hebben, naast het grotere bedrag, voor de lokale besturen in 16 miljoen euro meer voorzien.
Ik denk dus echt wel dat we de komende twintig jaar de switch moeten maken. Nogmaals, dit is maar een eerste aanzet. Men zal waarschijnlijk ook woonreservegebieden hebben die kernverdichtend zijn, maar ik weet dat niet. Ik kan moeilijk vanuit Vlaanderen in een decreet al gaan bepalen: ‘Dit zit goed. Dat is kernverdichtend, dat mogen ze gebruiken.’ Vandaar ook het principe van het bepalende beleid, waarmee we de druk wegnemen bij lokale besturen, maar ze daarnaast wel de regie in handen hebben. Ze zijn het best geplaatst en ze weten het best welk gebied een reservegebied is en goed gelegen is, met ontsluiting, voorzieningen en scholen enzovoort. Ze kunnen dat dan eventueel gebruiken. Dat is de manier waarop we daarmee moeten omgaan.
Als we vanuit Vlaanderen de komende jaren GRUP’s en priak’s maken, dan hebben de lokale besturen minder druk. Dat is goed. Idem voor de groepswoningbouw. Nogmaals, dit is maar een begin, een eerste aanzet. Er is in het verleden al heel wat voorbereidend werk en er is een mentaliteitswijziging gebeurd, zowel bij de lokale besturen als in Vlaanderen en bij de mensen.
Ik moet nog beleidskaders maken. Er wordt hier verwezen naar allerlei gebieden. Collega Tobback, ik heb ook altijd gezegd dat het op de agenda voor 2021 staat. Ik lees in uw voorstel van resolutie, collega Schauvliege, dat de beleidskaders er in juli 2021 moeten komen. Het is nog niet juli 2021. Geef me alstublieft ook de tijd. Ik weet hoe gevoelig het allemaal is en ik wil het niet verbrodden. De meerderheid wil deze maximale open ruimte realiseren en de beleidskaders komen eraan. Ze zullen ook worden vertaald, zoals ik daarstraks heb gezegd, in bindende regels.
Ik kan helaas op een jaar tijd niet toveren. Ik weet dat u dat misschien verwacht, maar dat gaat nu eenmaal niet. Alles moet goed worden bekeken, want het gaat tenslotte ook wel over mensen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik vind het wel frappant dat u net de gemeenten Nazareth, Gavere en Evergem aanhaalt. Het klopt: het zijn gemeenten die het goed voor hebben en de open ruimte willen beschermen. Ze zijn bezig met het opmaken van RUP’s. Heel wat gemeenten zijn geactiveerd door de dreiging van het Instrumentendecreet en de verhoging van de planschadelast, waardoor ze nu volop bezig zijn om zo snel mogelijk een RUP op te maken.
Nazareth, Gavere en Evergem hebben net in de pers verklaard hoe ontgoocheld ze zijn met deze regeling. Ze nemen het voortouw en proberen het goed te doen. Vlaanderen zou dit ten volle moeten steunen. Maar wat doen jullie? Jullie verhogen de factuur. Dat is wat er gebeurt en dat mogen we niet doen. We hebben alle vertrouwen in de lokale besturen. Het klopt dat zij het best weten welke gronden goed zijn om te ontwikkelen en welke niet. We moeten hun de tools geven, maar we moeten hun ook de middelen geven.
Wat vragen de lokale besturen? Wat vraagt de VVSG? Ze vragen kaders. In de resolutie voor de tijdelijke bouwstop stond net: eerst kaders realiseren, intussen zorgen dat er niet fout wordt bebouwd en dan nagaan of er aan de planschaderegeling moet worden gewerkt. Volgens ons niet, maar kijk daarna eens. U doet het omgekeerd. U verhoogt eerst de factuur. U zet eigenlijk de lokale besturen, die het goed bedoelen, in hun hemd. U laat hen in de steek. U zet hen in de kou. Dat is niet wat we moeten doen. (Applaus)
Mevrouw Schauvliege, bent u klaar? U hebt nog 1 minuut en 41 seconden, maar het hoeft niet, hè.
Ik zal verder gaan.
Minister, ik zei net dat de gemeenten die het goed bedoelen, het deksel op de neus krijgen. Er zijn een aantal gemeenten die eigenlijk al begonnen zijn met een bouwstop of een bouwpauze in te plannen. Andere hebben al een herbestemming gedaan. Ze zijn vooruitgelopen om te voorkomen dat die zware last op hen kwam. Ze worden dus nu in de kou gezet, want ze zien de kostprijs vertienvoudigen. Er wordt hier gezegd dat we niet goed weten wat de impact van de planschaderegeling zal zijn.
We weten het wél: de gemeente Evergem heeft het berekend aan de hand van een aantal modellen. En dat was maal twee, maal tien en in sommige gevallen nog meer. Er zijn dus inderdaad modellen die aangeven hoe hoog die kost is. Met andere woorden: wij vinden eigenlijk dat jullie, in plaats van een ondersteuning te bieden aan de lokale besturen, de beste leerlingen van de klas op de ezelsbank zetten.
En er is nog meer: jullie plaatsen een stolp over die woonreservegebieden. Dat klinkt goed, maar de vraag is: wat zit er onder die stolp? We hebben het al gezegd: die 12.500 hectare omvat zowel goed als minder goed gelegen woonuitbreidingsgebieden. Ook de watergevoelige openruimtegebieden zitten daar voor een groot stuk in. Maar een heel deel van het gebied dat we zouden moeten herbestemmen, is daar niet mee in opgenomen. Eigenlijk gaan we er met die regeling alleen absoluut niet geraken. En wat ons vooral stoort, is dat de ambitie van deze Vlaamse Regering niet verder reikt dan het herbestemmen van die 2400 hectare watergevoelige gebieden.
Goed. Nú is uw tijd wel om.
De heer Vandaele heeft het woord.
Collega's, het Instrumentendecreet staat in het huidige regeerakkoord, dat weet u. De woonreservegebieden niet, maar toch pakken we nu ook dat tweede element aan. Ik vind dat een goede zaak en ik wil de collega's van de meerderheid bedanken omdat we zo ver geraakt zijn.
De klimaatproblematiek is al genoemd, want daarover gaat het natuurlijk: het maximaal bewaren van de open ruimte, het maximaal tegengaan van de verharding, het verdichten en het niet meer bebouwen van slecht gelegen grond. In de eerste plaats denken we dan aan waterzieke gronden met een harde bestemming, de signaalgebieden, en aan woonreservegebieden, woonuitbreidingsgebieden.
De invoering van planbatenheffing bij verdichtingsplannen wordt geschrapt. Dat heb ik daarnet al gezegd. Die planbaten zullen er in de toekomst, zoals vandaag, enkel zijn als er echt een bestemmingswijziging komt via een RUP, maar niet als je op een bepaalde plek hoger kunt bouwen dan je vandaag kunt. Maar wat wél nog altijd kan – en wat nu eigenlijk wordt uitgebreid – is dat gemeenten tijdens een vergunningsproces ook lasten kunnen opleggen aan ontwikkelaars, aan concrete projecten concrete lasten opleggen, ruimer dan vandaag het geval is, óók eventueel een financiële tegemoetkoming, als ontwikkelaars straks meer kunnen dan ze vandaag kunnen. Dat komt in de plaats van die planbaten op verdichting. Wat mij betreft, is dit een even goede of zelfs betere oplossing.
Convenant en contractbenadering gaan eruit. Dat hebben we daarnet ook al gezegd. Dat waren eigenlijk extra mogelijkheden om zonevreemde functies, afwijkingsbepalingen, toe te laten. Dat zou – zo hebben ook experten gezegd – het ruimtelijke beleid hier en daar wel kunnen ondergraven. Dus ook hier denken we niet dat dit een verslechtering is.
Ik denk dat we met z'n allen wel wat verwacht hadden van de onderhandelbare ontwikkelingsrechten. Maar de hoorzittingen hebben ons daarover geleerd dat dit juridisch zeer complex is, onwerkbaar.
En dan, de woonreservegebieden, collega's. Door middel van een decretale ingreep – ik zal het toch nog eens samenvatten – zetten we hier vanuit het Vlaamse niveau een stolp op niet-ontwikkelde woonreservegebieden. Enkel de gemeenteraad kan hier een vrijgavebesluit nemen om daarvan delen vrij te geven en toch te bebouwen. Een gemotiveerde beslissing, en inspraak van de bevolking.
Wat gaat eruit? Die dingen waarover lokale besturen zich eigenlijk al jaren zorgen maken. Priak, het principieel akkoord, waarbij de deputatie zomaar, zonder veel poeha, die woonuitbreidingsgebieden kan laten bebouwen; groepswoningbouw, daarvan kunnen we ook allemaal voorbeelden geven; en ook globale verkaveling. Dat wordt decretaal geschrapt, collega's. Besef toch eens wat een stap dat is! We zitten daarover al tien, vijftien jaar of nog langer te emmeren, en nu wordt dat geschrapt. Collega Tobback, op vijf jaar tijd in Limburg, waar een sp.a-gedeputeerde verantwoordelijk was voor de ruimtelijke ordening, op vijf jaar tijd hebben we in Vlaanderen 900 hectare woonreservegebied via priak vrijgegeven. 900 hectare in Vlaanderen, waarvan 300 hectare in Limburg, onder een sp.a-gedeputeerde, via priak. Dat is de realiteit.
Vandaag zetten wij een heel concrete stap in de juiste richting. We zijn er als meerderheid enorm blij mee dat we zo ver zijn geraakt.
Ik ga besluiten. Wat ik de laatste dagen eigenlijk zit te bedenken, is het volgende. Dit is een werk van lange adem geweest. Jullie weten dat. Het was ook niet gemakkelijk. En ideaal is het nooit, dat heeft minister Somers ook al gezegd. Ideaal bestaat niet in deze wereld. Maar dit is een belangrijke stap. Ik denk persoonlijk dat dit eigenlijk de meest ingrijpende stap is op het gebied van de ruimtelijke ordening van dat kaliber sinds het Duinendecreet. En als dat niet belangrijk is, dan weet ik het niet meer. (Applaus)
Het Duinendecreet, collega Vandaele! (Opmerkingen)
Ik zeg dat gewoon omdat u daar een bijzondere band mee hebt, met het Duinendecreet, vandaar.
Collega Van Rooy, vier minuten.
Dank u, voorzitter. Mevrouw Demir heeft daarnet eigenlijk op een gegeven moment de meest interessante uitspraak gedaan, namelijk: het gaat over mensen. Inderdaad, de Nederlandse demograaf Jan Latten stelt dat de overheid over van alles en nog wat nadenkt, maar niet over de bevolkingsgroei. Wij van het Vlaams Belang denken daar natuurlijk wel over na, en ik heb voor u dan ook een heel veelzeggende grafiek bij. Op de grijze balkjes ziet u hoe de bebouwde oppervlakte in Vlaanderen toeneemt tussen het jaar 2000 en 2020. En de rode lijn toont de toename van het aantal migranten, mensen met een migratie-achtergrond uit een niet-EU-land. U ziet: dat gaat gelijk op. Er is een groot verband tussen bevolkingsgroei, massa-immigratie en de toename van de bebouwde oppervlakte, en dus de afname van de open ruimte. Want de oppervlakte in Vlaanderen blijft natuurlijk wat ze is. (Opmerkingen)
Collega’s, collega Van Rooy heeft het woord.
Ik weet dat het een lastige waarheid is in dit politiek correcte halfrond, beste collega’s, ambtgenoten, maar de oppervlakte in Vlaanderen neemt niet toe. Die blijft wat ze is: 13.600 vierkante kilometer, om precies te zijn. En toch nam de bevolking in Vlaanderen tussen 1970 en 2020 toe met maar liefst 1,2 miljoen mensen. Dat is een stijging met meer dan 20 procent. En dat is natuurlijk het gevolg van de massale immigratiestromen naar onze Vlaamse steden. Door die massa-immigratie in dit land komt er – houd u vast – elke tien jaar een stad bij ter grootte van Antwerpen.
Die ongecontroleerde massa-immigratie leidt dus ontegensprekelijk tot meer beton en asfalt en dus minder open ruimte. Want al die mensen moeten natuurlijk ergens wonen, die moeten naar school gaan, hopelijk ergens werken, die gebruiken zorgdiensten en die verplaatsen zich ook. Aan dit migratietempo, zo is berekend, zou het aantal benodigde nieuwe woningen tegen 2050 kunnen oplopen tot maar liefst 1 miljoen. En dus stel ik u de vraag: wanneer is het eindelijk genoeg? Wanneer wordt Vlaanderen eindelijk als vol beschouwd? (Opmerkingen)
Collega’s!
Als hier straks 10 miljoen mensen zijn en er geen autochtonen meer zijn, is dan Vlaanderen vol genoeg? Hoeveel van onze open ruimte wordt er overigens verpest door al die gigantische windmolens? Nog iets waar we het een uur over zouden kunnen hebben. De hypocrisie hier, die ik tot hiertoe heb gehoord, is werkelijk niet te harden. Als ik een partij als Groen aan de alarmbel hoor trekken over het verdwijnen van onze open ruimte, dan denk ik aan al hun jaren van tussenkomsten en van voorstellen om de massa-immigratiestromen te faciliteren. En vervolgens zijn het dan diezelfde partijen die pleiten voor meer scholen, meer ziekenhuizen, meer sociale woningen, en dus voor meer beton, om dan opnieuw te komen klagen dat we een tekort hebben aan open ruimte. Het is ook geen toeval dat de vastgoedprijzen bijvoorbeeld de pan uit swingen en dat de Vlaming vandaag zoveel meer moet betalen per vierkante meter dan enkele decennia geleden. En dan durven partijen hier te zeggen dat de Vlamingen eigenlijk kleiner, hoger en dichter bij elkaar moeten gaan wonen.
Wel, dat is een Vlaanderen, laat dat hier heel duidelijk gezegd zijn vandaag, waar wij voor passen. Wij passen voor een Vlaanderen met steden waarin mensen steeds dichter en op kleinere oppervlaktes moeten gaan wonen. Wij passen voor Vlaamse steden die er steeds meer zullen gaan uitzien als miljoenensteden in Azië, met steeds hogere gebouwen en straks misschien ook wolkenkrabbers, waar mensen als in een sardienenblik op elkaar gepakt wonen en de leefbaarheid dus ver te zoeken zal zijn.
Vlaanderen zit vol. En zolang de regeringen in dit land geen serieus beleid voeren, zoals demograaf Jan Latten zegt, om de bevolkingsgroei en dus de massa-immigratie structureel terug te dringen, zal er inderdaad open ruimte blijven verdwijnen en zal de leefbaarheid van Vlaanderen blijven achteruitgaan, en dus ook onze levenskwaliteit. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega's, ik wil even terugblikken op het moment van het ontstaan van deze discussie, zijnde het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV), waar in de vorige legislatuur heel ambitieuze doelstellingen werden vastgelegd. Ik ben al blij dat we het eens zijn over die doelstellingen, dat we die samen willen bereiken, en dat we daar een bouwshift voor nodig hebben.
In dat kader lopen er verschillende processen. Eén daarvan is het Instrumentendecreet, waarover we hoorzittingen hebben gehad waarop vele afwegingen en discussies zijn gekomen. Daar is ook de discussie over de woonreservegebieden bijgekomen.
Ik wil drie elementen meegeven die heel belangrijk zijn voor de wijzigingen in de teksten zoals die nu voorliggen. De gemeenten zijn heel duidelijk aan het beleidsstuur gezet van de ruimtelijke ordening. Dat is geen nieuw principe, het is een principe dat al heel lang bestaat in het Vlaams Parlement. Ik ben dan ook verbaasd dat sommigen hier nu toch pleiten om veel meer van bovenuit te zeggen wat er met de percelen zou moeten gebeuren en op welke manier ze moeten worden ingekleurd, want dat gaat lijnrecht in tegen het principe dat we de gemeenten, die dicht bij de burger staan, het vertrouwen willen geven omdat zij de ruimtelijke ordening op de beste manier kunnen doen. Dat principe is ook heel duidelijk meegenomen voor de woonreservegebieden. Het woonreservegebied of het perceel in het woonreservegebied bestaat niet. Er moet een afweging gebeuren en die afweging kan het best gebeuren door de gemeente.
Het tweede element is dat we ons als overheid als een betrouwbare partner willen opstellen ten aanzien van gedupeerde eigenaars. Betrouwbaarheid betekent dat als ze gedupeerd zijn, ze moeten terugvallen op een correcte, marktconforme schaderegeling. Ik heb de indruk, hoewel er nog heel wat besluiten moeten worden genomen door gemeenten en de prijsbepaling – die afhankelijk is van heel veel factoren, zoals de ligging van het perceel – nog moet gebeuren, dat we nu eerst de rekening willen bepalen en dan misschien bekijken hoe we met de besluitvorming omgaan. Dat is de omgekeerde besluitvorming. We hebben principes ingebouwd om een correcte, eerlijke en betrouwbare partner te zijn als overheid om tot een correcte schaderegeling te komen voor gedupeerden, en niet omgekeerd.
Het derde element is dat er een aantal juridisch onvoldoende robuuste instrumenten waren, onder andere de contractconvenant waarmee er meer ruimte werd gegeven om meer functies toe te laten in openruimtegebied, waardoor er nog extra spanning kwam op dat gebied. Die elementen zijn geschrapt.
Dit zijn drie heel belangrijke elementen en grote stappen voorwaarts in de ruimtelijke ordening. De twee voorstellen van decreet die we bespreken zijn belangrijk, maar niet het enige, ultieme instrument om de bouwshift te realiseren. Ik heb nochtans het gevoel dat sommigen misschien bewust die perceptie proberen te creëren en dat is niet correct.
Als we kijken op het terrein, kunnen we niet zeggen dat er niks gebeurt. De lokale besturen zijn vandaag bezig met oefeningen om na te gaan hoe ze best moeten omgaan met hun ruimtelijke ordening. Twee derde van de nieuwe woningen worden vandaag al gerealiseerd in bestaand ruimtebeslag, en niet in nieuw aangesneden ruimtebeslag. Een woongelegenheid wordt vandaag vervangen door gemiddeld 2,2 wooneenheden. Met andere woorden, de verdichting wordt vandaag op het terrein ingezet.
Minister, het decreet is niet het enige ultieme middel. We kijken eveneens uit naar de beleidskaders die we nog kunnen bespreken. Misschien komen daar ook nog flankerende elementen uit die we moeten meenemen in het beleid. Over de signaalgebieden zijn al heel wat beslissingen genomen en we zien graag dat die verder worden uitgerold op het terrein.
Ik wil ook nog even verwijzen naar de onthardingsprojecten.
Heel kort dan, mevrouw Rombouts.
Er zijn heel wat proeftuinen geweest rond de onthardingsprojecten, maar ook op dat vlak is het moment gekomen om over te stappen van proeftuinbeleid naar structureel ondersteunend beleid. Ook daar zetten we graag verder mee op in.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Wat vandaag voorligt, is een ernstige stap in de goede richting om het aansnijden van de open ruimte te minderen en te stoppen. Het is misschien geen tovermiddel, maar het is wel een zeer ernstige stap.
Dat zal gebeuren met een draagvlak bij de bevolking. Daarom hebben we expliciet gekozen voor de vergoedingsregel aan 100 procent van de marktwaarde. De bevolking verzet zich vaak tegen onteigeningen via lange gerechtelijke procedures. Daar bouwen we toch meer draagvlak op dan in het verleden het geval was.
Als ik sommige leden van de oppositie hoor, dan denk ik dat het tijd wordt dat ze een nieuwe vakbond oprichten in hun midden, namelijk de vakbond van de advocaten, want dat zijn de enigen die beter worden van hun oplossingen, van hun procedures. Het uitlokken van die procedures, het weghalen van dat draagvlak, dat is enkel goed voor advocaten. Het is wat atypisch voor mij, maar daar ga ik niet in mee, en ik ben zeer verwonderd over hun atypische reactie, over het feit dat zij daar wel op blijven aansturen.
Die vergoedingen aan de eigenaren zijn eerlijk, omdat, wanneer een overheid schade berokkent of een economische minwaarde creëert op een eigendom, die overheid dat ook vergoedt. Collega’s, dat is een vrij logische redenering, en dat gaat niet over de grote speculanten. Mensen hebben er niet op gespeculeerd dat iets misschien ooit bouwgrond wordt. Mensen wisten dat het woonuitbreidingsgebied is, want dat staat zo op die kaart ingekleurd al sinds de gewestplannen realiteit zijn. Mijnheer Tobback, we zijn het oneens over de vraag of die overheid groot of klein moet zijn, maar we zijn het er allebei over eens dat ze betrouwbaar moet zijn. Als die overheid heeft bepaald dat iets woonuitbreidingsgebied is, dan hangt daar een economische waarde aan vast. Wij hebben dat gegarandeerd, en als we dat afnemen, dan garanderen we ook die correcte marktwaardevergoeding. Dat lijkt mij absoluut een ijzeren logica te zijn.
Verder ben ik zeer verrast over de commotie die ontstaat over het feit dat we gemeenten in de cockpit zetten, dat we die aan het roer laten staan. U zegt wel dat u daar ook alle respect voor hebt en er alle vertrouwen in hebt, maar dan zegt u ‘maar’, en mij hebben ze altijd geleerd dat alles voor de ‘maar’ niet waar is. Ik geloof daar dus zeer, zeer weinig van. Ik ben hier ook zeer verwonderd over. Ik zou niet weten wie we anders in die cockpit moeten zetten.
Collega Coenegrachts, collega Vaneeckhout zou u graag willen onderbreken. U hebt hem echt uitgedaagd.
Ja, dat is wel waar. Ik snapte al niet dat het zo lang duurde. (Gelach)
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, ik vind het altijd fijn om te debatteren met collega Coenegrachts, en ik apprecieer hem wel.
En met de anderen niet?
Met de anderen zeker ook. Met alle leden van dit halfrond, voor alle duidelijkheid. Ik ben ook blij dat we morgen samen weer de nacht kunnen ingaan.
Ik ook. Ik kijk er ontzettend naar uit. (Gelach)
Voilà. Ik hoop dat het even boeiende debatten kunnen worden, maar terug naar de zaak. Ik wou gewoon reageren omdat ik daarnet het verwijt kreeg dat we niet luisteren naar wat men zegt. Collega Coenegrachts, ik heb nu echter wel exact hetzelfde gevoel. Ik denk dat wij al zestien keer hier, ook de voorbije maanden, constant hebben onderstreept welke rol lokale besturen volgens ons moeten spelen. Voor ons is daarbij maar één principe belangrijk. Het is niet zo dat wij geen vertrouwen zullen hebben in de lokale besturen. Integendeel zelfs, wij vinden dat de verantwoordelijkheid voor de middelen daar ook bij zou mogen horen, en dat het dus ook aan de Vlaamse overheid is om er bij dergelijke beslissingen voor te zorgen dat die lokale overheden die bevoegdheid ten volle kunnen uitoefenen en dus ook de middelen daarvoor krijgen. Dat is het zogenaamde belfortprincipe, een van die lessen die een van mijn grote inspiraties in dit parlement, Bart Somers, mij heeft geleerd.
Na deze lovende woorden over de minister heeft de heer Coenegrachts het woord.
Voorzitter, ik ben er wat stil van geworden. Ik ben nu wat de kluts kwijt. (Gelach. Opmerkingen van minister Bart Somers)
Minister Somers vraagt dat ik ermee ophoud. (Opmerkingen. Gelach)
Collega Vaneeckhout, u hebt gelijk. U zegt heel vaak dat u vertrouwen hebt in lokale besturen. Wij doen het.
Ik heb nog een laatste overweging. Als ik het goed begrijp, zouden eigenlijk alle reservegebieden moeten worden geschrapt. Dan zijn we het nog oneens over de betaalbaarheid daarvan, over de prijs om dat te schrappen. Maar dat zou moeten worden geschrapt, er zou niks meer mogen worden aangesneden. Er moet echter ook worden gezorgd voor betaalbare woningen. Als het hier volgende week zou gaan over socialehuisvestingsmaatschappijen of betaalbaar wonen, of we zouden in de commissie Wonen terechtkomen, dan zou ik collega Veys vooral horen zeggen dat er meer overheidsinterventie nodig is om betaalbaar wonen mogelijk te maken. Ik weet heel goed dat hij dat zegt, want als ik dat hoor, doet dat me altijd de haren ten berge rijzen. Het valt me dan wel op dat die twee niet in overeenstemming zijn: je kunt niet alle woonreservegebieden gewoon schrappen en denken dat dat geen druk zet op de beschikbaarheid van gronden, op de beschikbaarheid van woongebieden, op de beschikbaarheid van woningen.
Die druk op de prijzen zal toch tot prijsstijgingen voor de bevolking leiden en zal wonen dus ook duurder maken. Waar zit daar het evenwicht in? Waar zit daar de logica in? Dat heb ik vandaag niet goed begrepen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Coenegrachts, wij hebben ons nog nooit uitgesproken tegen de ontwikkeling van woonuitbreidingsgebied voor sociale woningen op goedgelegen plekken. Dat is de essentie van ons betoog in dit verhaal. Die woonuitbreidingsgebieden en woongebieden mogen wat ons betreft ontwikkeld worden als ze goedgelegen zijn en als ze knooppuntwaarde hebben. Zo veel te beter als die gronden voor sociale woningen kunnen gebruikt worden, maar het gaat over die slechtgelegen woonuitbreidingsgebieden en woongebieden. U gooit dat allemaal op een hoopje.
De heer Tobback heeft het woord.
Mijnheer Coenegrachts, er wordt hier vaak gezegd dat men eens naar de realiteit moet kijken, maar misschien moet u dat ook eens doen. Al veertig jaar probeert men overal nogal slordig tot heel slordig grond ter beschikking te stellen. Men probeert al veertig jaar om wonen goedkoop en betaalbaar te houden. Ik nodig u uit om eens naar de tarieven te kijken en naar de jonge gezinnen die op zoek zijn naar een huis, te luisteren. Vraag hen of ze denken dat dat systeem vandaag nog werkt. De waarheid is dat dat helemaal niet werkt. Tenzij we – en ik begrijp dat uw haren daar van overeind komen en dat u daartegen bent – sociale huurwoningen als oplossing bouwen. Ik ben daar voorstander van. Ik vind dat de overheid daar veel meer werk van zou moeten maken, maar wat we tot nu toe met die woonuitbreidingsgebieden en woonreservegebieden hebben gedaan en met het ‘smossen’ met bouwgrond, is niet meer betaalbaar. Het werkt niet en het zal nooit werken. Het is hoe dan ook eindig. Hebt u niet door dat in Vlaanderen op een bepaald moment de grond op is, en dat op een moment dat we door de coronacrisis aan het aanschuiven zijn aan de laatste vierkante meter bos die we nog hebben, waar we een nummertje moeten trekken om er in rond te wandelen? Het is op. U moet wat harder, creatiever en origineler nadenken in plaats van te blijven hangen – en u bent jonger dan ik – in systemen van veertig jaar geleden. U bent te jong om zo conservatief te zijn en u bent te slim om zo kortzichtig te zijn. (Applaus bij sp.a)
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Als je complimenten krijgt van de oppositie, moet je opletten, voorzitter.
Ik heb het toch zo begrepen.
Mijnheer Tobback, ik weet niet waar u gaat wandelen, maar bij mij staat er toch geen ticketingsysteem. Voor alle duidelijkheid: natuurlijk vragen wij niet dat er in de slechtgelegen gebieden wordt gebouwd, maar wie snijdt er vandaag nog slechtgelegen gebieden aan? Wie doet dat? Welk gemeentebestuur snijdt slechtgelegen gebieden aan? Welke eigenaar komt dat vragen? De eigenaar die een grond in de open ruimte bewerkt, zijn eigen landbouwgrond? Die vraagt niet om daar huizen op te zetten, die vraagt dat hij daar zijn mais kan op blijven planten en bewerken. Er is geen enkel gemeentebestuur nu bezig met het aansnijden van slechtgelegen grond. Dat is omdat de publieke opinie daar inderdaad gevoelig voor is. Omdat de lokale democratie werkt en omdat wij daar vertrouwen in hebben, durven wij dat aan de lokale besturen overlaten.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, ik heb het gevoel dat de koepel vandaag een roze stolp is geworden.
Als u ooit olifanten begint te zien, kunt u het best even naar buiten gaan.
Ik ben hier echt bezorgd over. Ik zou de collega’s toch echt willen uitnodigen, of toch al zeker de heer Coenegrachts, om af en toe uit deze bubbel te komen. Ik zie dagelijks aanvragen binnenkomen voor verkavelingen en voor groepswoningbouw in woonuitbreidingsgebieden die niet goedgelegen zijn. Ook morgen zullen diezelfde aanvragen worden ingediend. Het is alleen maar dankzij de publieke opinie dat die de voorbije jaren niet allemaal zijn goedgekeurd. De politieke overtuiging om daar tegen in te gaan, ontbreekt echter soms. Het is voor ons van essentieel belang dat het argument financiën wordt opgelost, dat lokale besturen de middelen krijgen om die eigenaars een stuk te vergoeden en dat die factuur niet bij de lokale besturen terechtkomt. Mijnheer Coenegrachts, ontken de waarheid niet. Er worden vandaag nog wel degelijk zulke projecten ingediend en die zullen door dit initiatief niet worden tegengehouden.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega, we hebben daarstraks nog eens heel duidelijk discussie gehad over gemeenten. U hebt daarnet tegen collega Coenegrachts gezegd dat u wel degelijk vertrouwen hebt in die gemeenten. En u komt nu zeggen dat u dagdagelijks projecten ziet binnenkomen waar er ontwikkelingen gebeuren in woonuitbreidingsgebieden, in slecht gelegen gebieden. Sorry, dat valt voor mij totaal niet te rijmen. U zegt enerzijds dat er vertrouwen in de gemeenten is en anderzijds dat u dagdagelijks projecten ziet binnenkomen in slecht gelegen gebieden. Als het gaat over woonuitbreidingsgebieden en als dat al zo zou zijn, dan wil het zeggen dat het vanaf morgen niet meer zou kunnen, als u dit decreet tenminste mee goedkeurt. Want er staat een stop op woonuitbreidingsgebieden in. Dat wil zeggen dat er sowieso al een maatschappelijk debat moet gebeuren voor er daadwerkelijk een verdere ontwikkeling kan gebeuren.
En een tweede vraag, ik zou heel graag een vraag terug stellen. Wat verstaat u onder die slecht gelegen gebieden die Vlaanderen zogezegd vandaag zou moeten omzetten? Hier zit u al de hele namiddag op aan te sturen: dat de slechtgelegen gebieden door Vlaanderen moeten worden omgezet. Dat rijmt niet met het gemeentelijke vertrouwen. Maar eveneens stel ik me de vraag over welke slecht gelegen gebieden u het hebt.
De heer Vandaele heeft het woord.
Collega Vaneeckhout, nog eens, aansluitend op wat collega Rombouts zegt, als je inderdaad elke dag slecht gelegen woonuitbreidingsgebied aangesneden ziet, des te meer reden om de stop die we er nu opzetten, daarop te zetten, want dan zal dat niet meer kunnen. En dan kan die gemeente alleen nog aansnijden door een motivering of een mini-RUP, een vrijgavebesluit, een openbaar onderzoek, beslissing van de gemeenteraad, inspraak. Reden temeer inderdaad om ons voorstel goed te keuren. Dank u wel.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Eerst, voorzitter, een feitelijke correctie – en ik denk dat minister Somers het gemerkt had in mijn discours: ik heb niet gesproken over goedgekeurde vergunningen die ik iedere dag zie binnenkomen, maar wel over aanvragen. En collega’s, dan kom ik bij mijn finale punt. Collega Vandaele, u stelt opnieuw de vraag. Uiteraard moeten lokale besturen dat zelf inschatten en afwegen om dat te doen, maar met wat er vandaag voorligt, legt u twintig jaar druk op die lokale besturen van aanvragen die de gemeenteraad afwijst en die keer op keer opnieuw op de agenda zullen komen omdat er geen fundamentele oplossing is. En dat is – en het is jammer dat we dat na drie uur debat nog altijd moeten vaststellen – onze fundamentele kritiek op wat hier voorligt: het is een tijdelijk afschuiven van verantwoordelijkheid van Vlaanderen richting de lokale besturen. Het is geen fundamenteel antwoord voor de eigenaars. Het creëert rechtsonzekerheid, want die eigenaars weten niet wat de garanties binnen twintig jaar zijn. En twintig jaar lang gaan een aantal eigenaars de vraag stellen aan de lokale besturen: wil je alstublieft meegaan in een ontwikkeling daarvan?
De heer Vandaele heeft het woord.
De garantie die de eigenaar heeft, collega Vaneeckhout, is precies dezelfde garantie als die die hij vandaag heeft en is precies dezelfde garantie als die die hij vijftig jaar geleden had. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Het is zelfs nog straffer. Ik ga collega Vaneeckhout antwoorden. Voor de goedkeuring van dit decreet – hopelijk binnenkort – heeft de eigenaar perspectief op duidelijkheid wanneer? In de eeuwigheid plus drie dagen. Je krijgt nooit duidelijkheid. Je hoeft geen duidelijkheid te krijgen. Je krijgt nu al vijftig jaar geen duidelijkheid. En we doen er nog eens twintig jaar bij. Dat is waar, nog eens twintig jaar. Maar wel twintig jaar. Je weet nu wel wanneer: je weet nu wel dat het 2040 is. Dat was vroeger nooit het geval en dat is nog nooit eerder gebeurd. En die duidelijkheid creëren we hier vandaag, enfin binnen een paar maanden, hopelijk, wel.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Het wordt hier te gek voor woorden. Het lijkt nu alsof we de verdedigers van het beleid van de afgelopen twintig jaar op het vlak van de woonuitbreidingsgebieden zouden zijn. We pleiten voor rechtszekerheid, maar ook op korte termijn voor eigenaars. We denken dat de betonstop of de bouwshift – hoe je het beest ook wil noemen – geen uitstel van twintig jaar kan verdragen. De urgentie en de druk op de openbare ruimte zijn duidelijk.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
U hebt nog dertig seconden om uw pleidooi af te maken.
Ik ga u het plezier doen om u die dertig seconden te schenken, voorzitter, voor de efficiëntie van de vergadering.
Dat is zeer goed van u.
De heer Tobback heeft het woord. Hij zal met dezelfde efficiëntie te werk gaan.
Te beginnen met die dertig seconden, natuurlijk. (Gelach)
Uw tijd loopt.
Ik wil constructief beginnen, in mijn laatste tussenkomst. Ik heb een paar goede dingen gehoord. Collega Vandaele, u weet zo goed als ik dat die priaks een absolute aberratie zijn. Ik vond het een schande hoe daar gebruik van is gemaakt, door wie dan ook. Het maakt mij niet uit wie dat gedaan heeft. Als die echt geschrapt zouden worden – ik moet de tekst nog zien –, dan zal ik voor dat stuk applaudisseren en ik zal er zelfs voor stemmen. Dat artikel krijgt dus mijn goedkeuring. Voilà, dat is één.
Maar u hebt het daar niet voor gedaan, neem ik aan. Voor de rest kan ik alleen maar vaststellen dat dit hypothetische voorstel bestaat uit zaken waar de meeste slechte compromissen uit bestaan. Het is niet structureel. Jullie zijn nu zeker dat jullie binnen twintig jaar onzeker zullen zijn, als ik het goed begrepen heb, maar hoe dan ook, het feit dat er aan de bestemming van gronden waarvan u nu zegt niet te willen dat ze ontwikkeld worden, niets verandert, dat blijft zo. Dus in plaats van nu iets grondig en structureel bij te sturen en die bestemmingen aan te passen, hebt u het gewoon vooruitgeschoven. Het is niet structureel.
Twee, het is niet gefinancierd. U hebt zelfs niet berekend hoeveel het gaat kosten. Ik heb het genoeg gevraagd, maar u weet het niet. U weet niet hoeveel het u gaat kosten, u weet niet hoeveel het de gemeenten gaat kosten. U weet het gewoon niet. En dus kunt u nergens in voorzien, kunt u niets ondersteunen en kunt u niets garanderen. U zegt dat u de gemeenten in de cockpit zet – ik denk dat ik collega Coenegrachts mag citeren –, maar als ze willen vliegen, moeten ze wel zelf de kerosine betalen. Er is in geen cent voorzien om te helpen met de financiering van de moeilijke beslissing die ze moeten nemen. En een van de beslissingen die u genomen hebt, is dat de rechten van de eigenaars van grond die niet bebouwd is en ook niet bedoeld is om te bebouwen, het draagvlak van die eigenaars en de hypothetische waarde van die grond belangrijker zijn dan heel de rest van Vlaanderen.
Het draagvlak in heel Vlaanderen voor gezondere, slimmere, groenere, duurzamere en verstandigere ruimtelijke ordening is heel breed. Dat is 90 procent van de bevolking. De enigen die er echt schrik voor hebben, dat zijn zij die geld proberen te verdienen met grond.
Het draagvlak voor dat bosplan was trouwens ook ongeveer 90 procent van de bevolking. Bijna 90 procent van de bevolking wil het liefst meer bossen zien. Het zijn die paar procenten over wier centen het gaat die in deze Vlaamse meerderheid keer op keer een groot, breed, oersterk en stevig draagvlak vinden, want noch van een bouwshift, noch van bosbescherming, laat staan van structurele bosuitbreiding is in deze legislatuur of in de vorige legislatuur veel gekomen. U negeert het draagvlak bij de overgrote meerderheid van de Vlaamse bevolking ter verdediging van een paar individuele belangen.
En u probeert daardoor ook de hele tijd het feit dat u speculatie in grond als een soort publieke verantwoordelijkheid opneemt, te verkopen als eigendomsrecht. Ook bij een wijziging van de grond wordt niemand onteigend, net zomin als je onteigend wordt als je obligaties hebt in een bedrijf dat failliet gaat; ze zijn gewoon niets meer waard. Als je onder de matras van bompa obligaties van Marie Thumas vindt, dan zijn die vandaag niets meer waard, maar dat is niet omdat de overheid jou onteigend heeft, dat is gewoon slecht gegokt. Hetzelfde geldt voor grond.
Uw tijd is om, maar collega Vandaele en collega Coenegrachts willen u nog een vraag stellen, mijnheer Tobback.
De heer Vandaele heeft het woord.
Collega Tobback, over dit aspect, het eigendomsrecht en alles wat daarbij komt kijken, kunnen we natuurlijk heel lang en bijna semifilosofisch debatteren. Het klopt ook dat andere landen anders omgaan met bestemmingen van gronden. Dat heb ik ook in vrije tribunes gelezen. De overheid heeft daar meestal wat meer armslag dan wij en moet dan misschien wat minder klinkende munt op tafel leggen bij herbestemmingen.
Maar dit is Vlaanderen en dit is natuurlijk een realiteit, collega. U bent politicus zoals wij allemaal politicus zijn. Dit is Vlaanderen, en Vlamingen hebben een overtuiging die diep is ingebakken, die baksteen in de maag, dat eigendomsrecht dat als absoluut wordt ervaren. U kunt voor of tegen zijn, ik kan voor of tegen zijn, maar dat helpt ons geen millimeter vooruit. Als we beleid willen voeren, als we een aantal dingen willen veranderen op ruimtelijk gebied, dan moeten we daar rekening mee houden. Ik herhaal: volgens mij is het decennia geleden, van het Duinendecreet, dat er nog eens een ruimtelijke ingreep is gebeurd van dit formaat.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Mijnheer Tobback, u blijft maar zeggen dat het hier gaat om grootgrondbezitters. Ik wil tot uit den treure herhalen dat het aantal eigenaars met slechts één perceel 77 procent uitmaakt van de mensen waarover het hier gaat. De categorie eigenaars met meer dan tien percelen is slechts 0,6 procent, waarvan 65 procent eigendom is van de overheid. De grootste grootgrondbezitter van Vlaanderen is de overheid: kerkfabrieken, OCMW’s, sociale huisvestingsmaatschappijen, lokale besturen. U blijft maar zeggen dat het om grootgrondbezitters gaat, en daarmee doet u al de individuele eigenaars, goede huisvaders met ergens te velde een stukje grond, onrecht aan.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik wil er alleen aan toevoegen dat die 77 procent geen klein groepje is. Het gaat om bijna 240.000 burgers. Het gaat niet om een of andere elite maar om burgers die heel spaarzaam hebben geleefd om een perceeltje te verwerven. En zoals collega Coenegrachts aangeeft, zitten de grotere eigenaars vooral bij de overheid.
De heer Tobback heeft het woord.
Het verwondert mij dat u de kerkfabrieken rekent bij de overheid. Ik noteer dan ook dat er bij bestemmingswijziging geen vergoeding gaat naar de kerkfabrieken. Als wij het daarover eens zijn, dan is het voor mij in orde. Maar in het andere geval bent u nog maar eens aan het proberen een soort larmoyant verhaal te verkopen en een hoop mist te spuien.
Het klopt allemaal niet. 50 procent van de oppervlakte van de onbebouwde grond is in handen van groepen. Ik neem aan dat de waarde van de grond mee wordt bepaald door de oppervlakte. 50 procent daarvan zit wel degelijk bij grote groepen speculanten. Van de rest zijn er nog altijd heel wat die, zoals minister Somers het daarnet zei, meerdere percelen bouwgrond, minder dan tien percelen weliswaar, bezitten. Nogmaals: ik vind niet dat je die mensen moet onteigenen. Ik vind alleen niet dat we de waarde van hun belegging moeten garanderen, zoals we ook andere waarden van beleggingen niet garanderen. If you win, you win; if you lose, you lose.
Er is geen enkele reden waarom de belastingbetaler dat zou moeten doen. Vooral niet als wij elke dag, uw regering op kop, de andere 5,75 miljoen belasting betalende Vlamingen laten opdraaien voor de astronomische vergoeding die u wilt toekennen. Zij zijn diegenen die liever dat geld besteed zouden zien aan betaalbare huisvesting voor hun kinderen, waarvoor ze wellicht geen stuk grond hebben liggen. Zij zouden dat geld graag besteed zien worden aan goede verplaatsingsmiddelen, aan verantwoorde inbreidingsprojecten, aan een serieuze ontharding, aan garanties voor betere milieukwaliteit. Iedere euro die u hieraan besteedt, kunt u niet aan de zorgen van de 5,75 miljoen – pak maar 6 miljoen – Vlamingen besteden. Daarom is dat zo’n schande.
Het is duidelijk waar uw prioriteiten liggen als het gaat over draagvlak. Voor betere en verstandige ruimtelijke ordening, bosbescherming, meer natuurgebied en noem maar op is er een gigantisch draagvlak in Vlaanderen. Het is uw keuze om dat te negeren en die mensen te laten opdraaien voor deze zeer kleine groep. Dat is uw keuze, maar ik wil wel dat ze duidelijk is, en dat u er in dit parlement ook de verantwoordelijkheid voor draagt. Dat is nu wat u eigenlijk niet doet. U weigert om te berekenen wat het juist gaat kosten. U weet het niet, en erger nog: u schuift de kosten door naar anderen, de lokale besturen. Dat is het extra schandalige.
Als u de lokale besturen toch zo vertrouwt, als u er toch zoveel van verwacht, als u hen toch zo krachtig wilt maken, waarom hebt u er dan niet mee gesproken voor u dit compromis hebt gemaakt? Als ik vandaag de vertegenwoordigers van de lokale besturen – natuurlijk niet die die mee in het compromis zitten, maar die in de VVSG en andere organisaties zitten – hoor zeggen dat ze één, hier niets van weten, twee, niets kunnen doen met wat ze wel weten, en drie, nogal geschandaliseerd zijn omdat alle last op hun schouders wordt gelegd, dan heb ik de indruk dat een heleboel van wat u aan het verkondigen bent, holle praat is eigenlijk.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Collega Tobback, u hebt het deze middag al gezegd. Het gaat over 2 procent van de Vlamingen. Ik weet niet of dat cijfer klopt, eerlijk gezegd. Eigendomsrecht is een absoluut recht. Het maakt niet uit dat het ‘maar’ 2 procent is. We zullen dat altijd afdwingen, ook als het maar 2 procent is. Dit gaat over de inborst van de Vlaming. Eigendom is de verborgen rijkdom van de Vlaming. Het gaat vaak om de erfenis voor de kinderen. Daar is geen speculatie mee gemoeid. Dat zijn arbeiders, bedienden, kleine zelfstandigen, landbouwers heel vaak. Respect voor de gewone man is respect voor zijn eigendom en voor de waarde ervan. Wij blijven bij het standpunt: het moet een volledige vergoeding voor de waarde zijn.
De heer Tobback heeft het woord.
Voor de goede orde, onder juristen: er wordt aan niemand zijn eigendom geraakt. Eigendom mag men altijd behouden. Dus stop met die foute voorstelling van de feiten. (Opmerkingen)
Neen, de bestemming heeft niets te maken met de eigendom. Als de bestemming van uw grond verandert, is hij nog altijd van u. Uw eigendomsakte, de notariële akte die het eigendom van uw grond bewijst, is er nog altijd, net zoals het aandeel in een bedrijf van u blijft, als u het eigendom kunt bewijzen, als het op uw naam staat. De waarde ervan staat daar los van. Het is iedereen zijn recht, een grote rijkaard of een kleine zelfstandige, om te investeren, om eigendom te verwerven, en te hopen dat het meer geld waard wordt. Ik heb daar geen bezwaar tegen. Ik ben voor een winstbelasting daarop, maar dat is nog iets anders. Ik heb er geen bezwaar tegen dat men speculeert, of dat nu met grond is of met aandelen, met goud of met tulpenbollen, ‘I don’t care’.
Het staat totaal los van het eigendomsrecht. Dat is trouwens gebaseerd op de wetten van Napoleon indertijd, en die gelden ook in Frankrijk, Nederland en Duitsland. Daar bestaat dit soort rugdekking voor speculatie met grond niet. Daar draait de belastingbetaler niet op voor de winst die men hoopt te maken met een stuk grond. Als men die maakt, even goede vrienden, als men die niet maakt, is dat uw eigen probleem, net zoals wanneer uw aandelen in waarde verliezen, of wanneer het bedrijf waarvan u obligaties hebt, failliet gaat. Het is allemaal net hetzelfde.
Het grote verschil is dat u aan alle andere belastingbetalers een soort waarborgregeling oplegt om uit hun geld voor die speculatie – voor een heel groot deel is het wel degelijk speculatie, en dat zijn niet degenen die dat klein stukje grond hebben geërfd, voor 50 procent van de grond in Vlaanderen die nog bebouwbaar is, is het wel degelijk speculatie – een overheidsgarantie te bieden. Ik zeg u dat dat geld beter, serieuzer en nuttiger besteed kan worden. Het is uw keuze om dat niet te doen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Het is boeiend om over dergelijke thema’s van gedachten te wisselen, om dan het meest billijke der argumenten te zien bovendrijven. Dat zou een democratie moeten zijn.
Mijnheer Tobback, u doet nu toch heel hard uw best om de zaken foutief voor te stellen. De parallel tussen speculatie en grondbezit: die kan er zijn. Die kan er zijn als mensen met heel veel geld beginnen te loeren naar interessante koopjes en die speculeren op de prijs van grond. Hier heeft de overheid een verwachting gecreëerd, door een eigen daad. Mensen hebben een grond gekocht of niet verkocht, gebaseerd op die daad. Als wij vandaag met een pennentrek die bestemming wijzigen, schaden we dat vertrouwen. Dat is een schending van het vertrouwensbeginsel. Wij, mijnheer Tobback, willen een overheid voorstaan die haar gedane woord nakomt en niet zomaar eenzijdig afspraken wijzigt. U zegt dat het eigendom hetzelfde blijft. Dat is waar, maar een eigendom met een bepaalde waarde, mogelijkheid of kans, een eigendom die dat ontzegd is, is niet dezelfde eigendom.
De parallel tussen speculatie, zoals met aandelen, en grondbezit gaat niet op, want het is de overheid, en alleen de overheid, die invloed en impact heeft op die bestemming. Het is noch de economie, noch de prijs van wat dan ook, noch de conjunctuur, noch de bedrijfsbeslissing van welke private persoon ook. Het is: wij allemaal, de collectiviteit. En dus moeten wij ook de verantwoordelijkheid dragen om dat vertrouwen gestand te doen. (Applaus bij Open Vld)
Minister Somers heeft het woord.
Misschien nog iets verder bouwend op de correcte redenering van collega Schiltz: wat wij vragen en gaan doen, is de werkelijke waarde betalen van de grond. Wanneer iemand aandelen heeft en die aandelen kelderen en hij verkoopt ze, dan krijgt hij de werkelijke waarde van dat aandeel. Hier zitten we met exact dezelfde redenering voor het woonuitbreidingsgebied.
Twee, en niet onbelangrijk: u zegt altijd dat 50 procent van de oppervlakte in handen is van eigenaars met meer dan tien percelen, maar u vergeet er altijd bij te zeggen dat twee derde daarvan overheidsgrond is. We voeren hier al tweeënhalf uur een debat waarin we hebben geprobeerd naar argumenten te luisteren en waarin, in alle eerlijkheid, een aantal kernelementen telkens op de andere manier terugkomen, en waarin ik er akte van heb genomen dat u zegt – en dat siert u – dat dit toch een heel belangrijke doorbraak is met priak. Ik wil u daarvoor bedanken. Ik heb in dat debat op een zeker moment de collega’s van Groen horen zeggen dat er nog veel andere problemen van ruimtelijke ordening zijn, die misschien nog belangrijker zijn vanuit het perspectief van de benadering van Groen, maar dat dit hier misschien een stap vooruit is. Ik waardeer dat ook. Dat zijn toch twee oppositiepartijen die genuanceerder worden in de loop van het debat.
Maar als u helemaal op het einde opnieuw een heel zwart-witte, karikaturale voorstelling brengt van mensen die speculeren met grond, en dat die eigenlijk zouden moeten gesanctioneerd worden omdat dat een oneerlijke manier van geld verdienen is, dat het een schande is als we daar geld aan geven: ik vind dat een zeer gevaarlijke redenering, want dat kun je dat morgen ook zeggen over woningeigendom. Je zou morgen kunnen zeggen aan mensen die een woning hebben en die woning verkopen: ‘Wij gaan die regels eens veranderen want wij gaan bepalen aan welke prijs u dat kunt verkopen.’ Ik vind dat een zeer gevaarlijke redenering. Ik vind het idee dat men de werkelijke waarde kan krijgen voor zijn eigendom, fundamenteel in de vertrouwensrelatie tussen burger en overheid.
Nogmaals, dat zal niet vergoed worden aan de waarde van de bouwgrond. Want het ligt in woonuitbreidingsgebied. En sommige stukken liggen in slecht woonuitbreidingsgebied. Sommige stukken zullen worden omgezet in landbouwgrond, en binnen twintig jaar zal die landbouwgrond waarschijnlijk nog duurder zijn dan vandaag, waardoor de schade die zal geleden worden, relatief kleiner is. Dus, ik denk dat de heer Tobback na twee, drie uur discussiëren zou moeten proberen wat collega Schiltz heeft gezegd: we moeten niet tot eensgezindheid komen, daarvoor dient het parlement niet, maar we zouden toch moeten ophouden met karikaturen te maken van elkaars voorstellen. Ik heb net geprobeerd om aan te geven waar u positieve stappen hebt gezet. Ik zou van u verwachten dat u ook probeert daarin redelijk te blijven.
De heer Tobback heeft het woord.
U heeft net geprobeerd om een karikatuur te maken van wat ik heb gezegd. Ik heb vaak genoeg gezegd dat ik geen probleem heb met het feit dat iemand speculeert. Ik heb dat niet gebruikt als een soort van vloek, ik heb dat niet gebruikt als een soort van verwijt. Op zekere manier doen we het allemaal. Maar speculeren op de evolutie van de beurzen, speculeren op de winst van een individueel bedrijf voor de toekomst, of speculeren op het toekomstige gedrag en het verlenen van vergunningen door overheden is eigenlijk net hetzelfde. Ik spreek hier geen Chinees, ik verkondig hier geen theorieën van Mao. Ik leg gewoon uit wat in alle andere Europese landen die volgens hetzelfde Europese Verdrag van de Rechten van de Mens het eigendomsrecht beschermen, van toepassing is. Dat maakt het, precies daarom, mogelijk dat zij wel een redelijk en verstandig beleid van ruimtelijke ordening hebben kunnen voeren in het verleden. En dat zij niet in het miserabele moeras van lintbebouwing en gigantische kosten en verschrikkelijke verkeerssituaties en doorgedreven verharding zijn terechtgekomen zoals wij dat hebben in Vlaanderen, precies omdat men daar op een meer nuchtere en rationelere manier is omgegaan met het eigendomsrecht. Niet op basis van verwijten en schandalen, maar wel op basis van het principe dat de overheid en de samenleving en de belastingbetaler niet uw beleggingen moeten garanderen. Of die belegging nu in grond is – en nog eens, daarvoor evenveel sympathie als wanneer het in iets anders is – of in goudstukken, het maakt niet uit, maar de belastingbetaler moet u daar geen garanties voor geven. In geen enkel ander West-Europees land is dat zo. Het is waarschijnlijk niet toevallig dat in al die West-Europese landen de ruimtelijke ordening er een stuk beter en nuchterder en rationeler en goedkoper uitziet dan in Vlaanderen, en dat wonen op de buiten daar trouwens ook een heel pak goedkoper is.
En op dit moment zijn we aan het discussiëren, zoals collega Vandaele, over hoe grondig men het aan het bijsturen is. Maar als u het fundamentele probleem niet bijstuurt, collega Vandaele, ook door het feit dat er in het verleden is geprutst met het inkleuren van uitbreidingsgebieden maar ook van woongebieden, dan zult u het probleem structureel en fundamenteel nooit oplossen. En dan blijft u verplicht om het voor u uit te schuiven en door te schuiven naar anderen, en dwaze constructies met stolpen te bedenken, in plaats van het ten goede op te lossen. En dat doet u niet.
De heer Keulen heeft het woord.
Als u de vergelijking maakt met de buurlanden, met Nederland en Duitsland, dan is er een fundamenteel verschil met ons land, met name dat Nederland en Duitsland bij uitstek huurlanden zijn. Dat is geen ideologisch cliché, dat zijn feiten. De verborgen rijkdom van dit land en van Vlaanderen is dat wij een volk zijn van eigenaars. Ik woon zelf in een gemeente waar 6800 Nederlands wonen. Als zij dan zeggen om met een bepaald stuk grond dit of dat te doen, dan begrijpen zij nooit dat die grond niet van ons of van de gemeente is, maar van privépersonen. Zij kennen dat niet. In Nederland of Duitsland is grond altijd de eigendom van overheden of aan overheid gerelateerde instanties, zoals woningcorporaties. Zij kennen dat niet zoals dat bij ons bestaat.
Dat betekent ook dat het gemakkelijker is om een ruimtelijke ordening op poten te zetten als de grond eigendom is van de overheid dan als die grond historisch eigendom is van eigenaars, want dan moet je ook met dat eigendomsprincipe rekening houden. Maar net dat is inderdaad de grote verborgen rijkdom van Vlaanderen, en bij uitbreiding van België, en misschien zelfs de Latijns wereld, ten opzichte van Nederland en Duitsland. We hebben niet alleen veel grotere spaartegoeden, de erfenis van de kinderen is vaak de gezinswoning van de ouders. Dat moeten we net cultiveren, want dat is iets wat ook een waarborg is voor toekomstige welvaart en groeikansen voor een volk.
De heer D’Haese heeft het woord.
Ik ga het kort proberen te houden na bijna drie uur debat, waarin veel gezegd is en waarin veel werd bijgeleerd. Er waren ook enkele speciale zaken; na de ‘minder meer’ hebben we nu ook de ‘zekerheid-onzekerheid’. Dat vind ik een mooie. De scheiding tussen kerk en staat wordt hier in vraag gesteld, maar ik ga het niet op flessen trekken.
Ik wil rond twee punten tussenkomen, en het eerste punt is het belangrijkste. Iedereen van de meerderheid herhaalt hier heel graag dat we vertrouwen moeten hebben in de lokale besturen. We moeten respect hebben voor de lokale besturen, en de oppositie heeft dat niet. Dat is hier vandaag verschillende keren herhaald. Collega Coenegrachts zei het nog: ‘Ik heb vertrouwen in de lokale besturen, maar alles voor de maar is niet waar.’
Het punt is dat die lokale besturen redelijk vernietigend geweest zijn over wat jullie hier vandaag voorleggen. En alles voor de maar is niet waar? Dan moet je die mensen ook antwoorden geven, of hebben die het dan ook allemaal niet goed begrepen? Ik haal er alleen maar een aantal burgemeesters uit van de meerderheidspartijen. Frank Smeets van CD&V, burgemeester van Pelt, zegt: “Die regeling is een lege doos.” Dat is niet de oppositie, dames en heren. Dat is een burgemeester, waar jullie zoveel vertrouwen en respect voor hebben, uit de meerderheid. Raf Terwingen van CD&V, uit Maasmechelen, zegt: “Zonder compensaties van Vlaanderen verarmt een gemeente.”
Minister Demir, u had het daarnet over gemeentes die vandaag al ambitie tonen, en die zijn er zeker. U sprak over Nazareth, Gavere, Evergem. Wat zegt Danny Claeys van CD&V, burgemeester van Nazareth? “Deze bouwshift zou het failliet betekenen van de gemeenten als we onze plannen uitvoeren. Dat gaat er niet van komen, dus het gevolg zal twintig jaar stilstand zijn.” Dat komt dan uit een van de gemeentes die u hebt aangehaald.
Denis Dierick van Open Vld, burgemeester van Gavere, zegt: “Wij wilden 60 tot 70 hectare herbekijken, maar dat plan zal nu tot 2040 in de koelkast moeten belanden.” Dat is een van die gemeenten waarvan u zegt dat ze vandaag goed bezig zijn. Joeri De Maertelaere van N-VA, burgemeester van Evergem, hoopt dat zijn plannen om een gebied van 150 hectare te vrijwaren, gerealiseerd zullen worden voor dit decreet ingaat, want anders kunnen zij die factuur niet betalen. En dan heb je nog de VVSG, die al die lokale besturen overkoepelt. Die noemt dit onuitvoerbaar en onbetaalbaar.
Tot op dit moment – we zijn nu twee uur en drie kwartier verder – is er niemand in de meerderheid, noch op de parlementsbanken, noch bij de ministers vooraan in de zaal, die op de zorgen van een van die mensen heeft geantwoord. Men spitst zich heel veel toe op de woonreservegebieden, maar dat is natuurlijk niet alles.
Vandaag staat een actualiteitsdebat over het realiseren van een bouwshift in Vlaanderen en geen actualiteitsdebat over het Instrumentendecreet op de agenda. Het gaat om het geheel, wat nog niet helemaal rond is. Die mensen zijn erg bezorgd dat wat nu in het Instrumentendecreet wordt vastgelegd, een zeer grote impact zal hebben op de kaders die later zullen worden gecreëerd.
Ik vind het problematisch dat iedereen hier de mond vol heeft over het vertrouwen en het respect voor de lokale besturen, maar de grootste kritiek op deze plannen komt niet van de oppositie in het Vlaams Parlement, maar van die lokale besturen. Ik heb nog een vraag voor de meerderheid. Hebben ze het ook niet begrepen? Kan de meerderheid het hun uitleggen of hun een serieus antwoord geven?
Mijnheer Van Rooy, mijn tweede punt is minder belangrijk en betreft uw creatieve statistiek. U hebt wetenschappen gestudeerd en u weet dat u niet op die manier aan statistiek moet doen. Ik kan, bijvoorbeeld, uw jaarlijks stijgende leeftijd naast het uitgebreid ruimtebeslag leggen. Dan krijg ik exact dezelfde grafiek als u net hebt getoond. Dat is redelijk waardeloze statistiek waar we weinig mee kunnen doen, maar ik denk niet dat ik u daarvan zal overtuigen.
Collega Van Rooy, u voelt zich aangesproken?
Ja natuurlijk, omdat het toch wel frappant en triest is, zou ik dat durven te noemen, dat mensen in dit parlement de logica niet begrijpen die de gewone man en vrouw in de straat wel begrijpt. Ik heb dat in mijn toespraak duidelijk uitgelegd en ik zal het, speciaal voor u, mijnheer D'Haese, nog eens herhalen.
Steeds meer mensen op dezelfde oppervlakte leiden tot steeds meer bebouwing en steeds meer woningen, tenzij, heb ik eraan toegevoegd, u van het principe bent dat we steeds kleiner en steeds hoger moeten wonen. Daar passen wij voor. Dat heb ik heel duidelijk gezegd. Ik geef om levenskwaliteit en om de open ruimte. Ik dacht dat we het er allemaal over eens waren dat we de open ruimte moeten bewaren. Indien u de levenskwaliteit wilt behouden van de mensen die in Vlaanderen wonen en indien u vindt dat zij een ruime oppervlakte voor hun appartement of hun huis moeten hebben, kunt u niet anders dan concluderen dat een ongebreidelde, aanhoudende bevolkingsgroei tot meer asfalt en meer beton leidt. Dat is gewoon een logica die elke man en vrouw in de straat snapt maar u blijkbaar niet, en dat snap ik dan weer niet van u.
Wat ik wel van u snap, is hypocrisie om de grenzen wagenwijd open te laten staan. U moet zo niet reageren. U bepleit dit. Uw partij is, samen met Groen, sp.a en eigenlijk heel het Vlaams Parlement, de partij van de ongebreidelde massa-immigratie. Dat is al decennia zo, en wij bestrijden dat om die reden al decennia.
Ik zal u nog iets zeggen, en daar sluit ik mee af, mevrouw Homans. Indien de bevolkingsgroei in dit land niet ten gevolge van massa-immigratie, maar ten gevolge van de geboorten aan hetzelfde tempo zou gaan, zou ik daar evenzeer kritiek op hebben. Dit zou ook tot een steeds voller land en steeds vollere steden leiden, en dat gaat, nogmaals, ten koste van de levenskwaliteit.
De heer D’Haese heeft het woord.
Ik ben verbaasd dat er geen antwoord komt op mijn vragen en opmerkingen over de lokale besturen. Ik neem daar akte van. (Applaus van Jeremie Vaneeckhout)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen?
– Het Vlaams Belang kondigt aan een motie te zullen indienen.
De motie moet uiterlijk om 17.20 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het debat is gesloten.