Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, we zien opnieuw een stijging van het aantal jongeren die de schoolbanken van het secundair onderwijs verlaten zonder een diploma secundair onderwijs op zak. Dat blijkt uit de laatste versie van het rapport ‘Vroegtijdig schoolverlaten in het Vlaams secundair onderwijs’, van maart 2019. Het gaat concreet over 7524 jongeren in het schooljaar 2016-2017. Dat is 11 procent. In de twee vorige schooljaren ging het respectievelijk om 10,3 procent en 9,6 procent vroegtijdige schoolverlaters.
De vroegtijdige schoolverlater is een jongere tussen 18 en 25, die het secundair onderwijs verlaat zonder een diploma te behalen. Zij komen in een zeer kwetsbare positie op de arbeidsmarkt terecht. Want onze economie doet het goed, en dat is soms een stimulans voor jongeren om toch zonder diploma hun kans te wagen op de arbeidsmarkt. Maar die kans levert niet altijd een job op.
Het is belangrijk dat jongeren hierbij de nodige begeleiding krijgen, ofwel richting een job, ofwel opnieuw richting het onderwijs. Minister, hoe wilt u het aantal vroegtijdige schoolverlaters terugdringen?
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor uw vraag. Het klopt; u stelt terecht dat het aantal vroegtijdige schoolverlaters nu voor het tweede jaar op rij is gestegen. Die stijging doet zich niet voor bij de meisjes: dat aantal blijft stabiel op 8 procent. De stijging doet zich dus uitsluitend voor bij de jongens.
Als we dan kijken naar de studierichtingen die men volgt, dan zien we dat vooral ons deeltijds beroepssecundair onderwijs voor een gevoelige toename zorgt van het aantal jongeren dat zonder een diploma de school verlaat.
De aantrekkende arbeidsmarkt is een heel belangrijke factor. Dat kan eigenlijk objectief worden berekend via de cijfers die we van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) krijgen. We zien dat jongeren echt wel worden verleid, ook door de vele jobs en jobaanbiedingen.
Wat kunnen we daaraan doen? Het is ten eerste belangrijk dat het duaal leren de komende jaren voluit kan worden uitgerold als een sterke leerweg in het beroepssecundair onderwijs – zeker in tijden waarin er zoveel werk is. Ook jongeren die deeltijds beroepssecundair onderwijs volgen moeten daar voor een stuk in kunnen meestappen, of erop worden voorbereid. Zo hebben de jongeren een perspectief.
Het is ten tweede van belang dat we proberen om goede afspraken te maken met de werkgevers, zodat jongeren die toch die keuze maken, alsnog de weg kunnen vinden naar een secundair diploma – bijvoorbeeld door gebruik te maken van de reeds bestaande verlofsystemen.
We zien nu dat een derde van de vroegtijdige schoolverlaters toch nog, binnen het jaar waarin ze uit de school stappen, terug de weg vindt naar avondonderwijs, een centrum voor volwassenonderwijs (CVO) of de examencommissie. En dat is nu echt van belang: als jongeren toch de sprong maken, dan moeten de werkgevers wat tegengewicht kunnen bieden. Zij kunnen de jongeren aanmoedigen om toch terug de weg te volgen naar een diploma secundair onderwijs. Het is nu misschien gemakkelijk om werk te vinden, maar als de werkgelegenheid wat krapper is, zijn de jongeren zonder diploma secundair onderwijs vaak een vogel voor de kat.
We zien tot slot ook hele positieve resultaten op lokaal niveau. Er zijn steden die echt tegen de trend ingaan, zoals Roeselare of Mechelen. Daar zie je dat een goed lokaal beleid jongeren echt kan activeren om toch dat traject richting diploma te blijven volgen. Ook lokale instrumenten en lokale samenwerkingsverbanden kunnen hier dus een grote rol spelen.
Inderdaad, jongeren zonder diploma vinden in de huidige economie sneller werk. Maar als we kijken naar het aantal mensen dat na een jaar werken terug werkloos wordt, dan vormen jongeren zonder diploma dikwijls de grootste groep. Een deel daarvan vindt gelukkig de weg terug naar het onderwijs.
Maar ik denk dat het net daarom zo belangrijk is dat we preventief blijven handelen, en dat we jongeren en hun ouders wijzen op het belang van een diploma. We moeten aangeven wat de voordelen zijn van een diploma, een goede kennis van het Nederlands en kwalitatief hoogstaand onderwijs. Zo leid je jongeren naar een diploma, en dus naar die arbeidsmarkt. Hoe denkt u de reële waarde van een diploma bij de ouders en jongeren in hun motivatiepad ingang te doen vinden?
De heer De Ro heeft het woord.
In tijden van economische hausse wordt de lonkende arbeidsmarkt meestal als verklaring gegeven voor de stijging van het aantal vroegtijdige schoolverlaters. Ik denk dat we de jongeren die die keuze actief willen maken, moeten waarschuwen – over de partijgrenzen heen.
VDAB zegt daarover dat een op drie jongeren die zonder diploma het secundair onderwijs verlaten, een jaar na het verlaten van het onderwijs zonder baan zit.
We hebben in Vlaanderen meer dan 50.000 neet-jongeren (not in education, employment or training), jongeren die niet in onderwijs, tewerkstelling of opleiding zitten. Het blijft een zeer sterk adagium dat je zonder kwalificatie, zonder diploma inderdaad een vogel voor de kat bent.
Ik huiver wat als dat meegegeven wordt als verklaring, want het zou bijna een aanmoediging lijken. Nergens vind ik terug dat werkgevers actief niet-geschoolde jongeren aan het ronselen zouden zijn.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik ben het helemaal eens met het betoog van collega De Ro. We moeten er echt op aandringen dat elke jongere de schoolbanken verlaat met een diploma, op basis van zijn eigen talenten en interesses.
En daarom lijkt het mij belangrijk dat we vooral inzetten op een goede studiekeuze, een goede oriëntatie in het secundair onderwijs, zodat jongeren ook de goesting hebben om te blijven leren – nog iets waarover ik het eens ben met collega De Ro. Maar dan was een meer ambitieuze hervorming van het secundair onderwijs uiteraard beter op zijn plaats geweest om die doelstelling te realiseren.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik heb nog een bijkomende vraag. Ik ben bijzonder bezorgd om de groep jongeren die de school verlaat zonder diploma. Er moesten daarvoor een aantal zaken gebeuren, zoals het versterken van het beroepssecundair onderwijs en het technisch secundair onderwijs. We zullen nog moeten zien of dat voldoende is in deze hervorming. Ik twijfel daar heel sterk aan.
Maar ook duaal leren, minister, was een van de zaken die een oplossing had moeten bieden voor die groep jongeren. Ik heb vernomen dat de uitval bij dat duaal leren 42 procent bedraagt. Klopt dat, minister? Bent u daarvan op de hoogte? Want als ook duaal leren geen oplossing is en er daar ook zo'n grote uitval is, moet dat ons enorme zorgen baren.
Collega's, ik verwijs naar het betoog van collega De Ro in verband met het lonken van de arbeidsmarkt. Ik neem de stad Genk als voorbeeld, omdat ik zag dat er daarover uitspraken waren van bepaalde parlementsleden uit de federale gremia. De groep jongeren die daar werkloos was, is fel gedaald. De arbeidsmarkt trekt aan. En waar vroeger bijvoorbeeld 40 procent van de jongeren geen werk vond, is dat nu nog 23 of 24 procent. Er is dus effectief een groep jongeren die de sprong maakt naar de arbeidsmarkt.
Maar dat neemt niet weg – en dat was de voorgaande jaren ook zo – dat er een groep jongeren is die stopt op school, collega Meuleman – misschien totaal gedemotiveerd, collega Gennez – en toch ook niet gaat werken, maar daar ergens tussen blijft hangen. We hebben de databanken van VDAB en onderwijs gekoppeld, om die jongeren te kunnen vatten en ook daar een activeringsbeleid te kunnen voeren, om hun te duiden hoe belangrijk het is toch te kiezen voor een opleiding.
Collega's, positief is – en dat zien we nu voor het eerst – dat een op de drie van de jongeren die uitvalt, binnen het jaar toch terugkeert naar het onderwijs, maar een andere manier zoekt om het diploma te behalen, hetzij via de examencommissie, hetzij via het centrum voor volwassenenonderwijs.
De hervorming van het secundair onderwijs start op 1 september van dit jaar. We hebben echt ingezet op een goede screening van richtingen, een goede voorbereiding op hetzij de arbeidsmarkt in de laatste jaren, hetzij het verder studeren. Er is eveneens een heel gevoelige versterking voorzien voor jongeren in de B-stroom: een meer algemene vorming en eindelijk eigen eindtermen, want die bestonden niet of nauwelijks. Dus ja, er zitten instrumenten in om jongeren beter te begeleiden.
Vergeet niet dat het decreet op de leerlingenbegeleiding ook is gewijzigd, ook in het secundair onderwijs. Leerlingenbegeleiding is nu een erkenningsvoorwaarde. Dat betekent dat er sowieso meer aandacht moet zijn voor de oriëntering.
En als ik de link mag maken – wat straks nog eens zal gebeuren – met het rapport van de inspectie: de feedback naar leerlingen over hoe ze presteren in de klas en op school, moet de komende jaren beter. Ook dat kan jongeren over de brug helpen om de motivatie intact te houden.
Dus ja, we kunnen nog heel wat doen. Maar de puzzelstukken liggen wat dat betreft op tafel. En ik herhaal het nog eens: onderschat de impact van lokale initiatieven niet. Je kunt, met de manier waarop je onderwijs en de arbeidsmarkt in je gemeente laat samenwerken over de bruggen heen, jongeren aan boord houden in het onderwijs.
Collega Meuleman, wat de uitvalcijfers in duaal leren betreft, er zijn sowieso geen algemene uitvalcijfers. Er zijn wel uitvalcijfers inzake het deeltijds bso, en die zijn zeer, zeer hoog, vooral bij de jongens. Die gaan tot 56 procent. Dat zijn enorm hoge cijfers. Wat de resultaten van de proeftuinen zijn, kan ik nu niet uit het hoofd zeggen. Ik moet bekijken of daar uitval is, en zo ja, in welke richting die dan bestaat, maar als dat zo is, dan wordt daar bijgestuurd.
Minister, dank u. Er gebeuren inderdaad al heel wat handelingen, maar superbelangrijk is inderdaad dat goed worden georiënteerd, zowel in hun studieloopbaan als in hun betrokkenheid. Ik denk ook dat voor jongeren die schoolmoe maar niet leermoe zijn, het duaal leren, dat u samen met minister Muyters vanaf september helemaal definitief uitrolt, een oplossing kan zijn. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.