Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Bogovic heeft het woord.
Minister, het vermoeden bestond al een tijdje en het is nu bevestigd: studenten met een migratieachtergrond hebben het niet gemakkelijk aan onze universiteiten. Waarom is dat belangrijk? Ongeveer 20 procent van de Vlamingen heeft een migratieachtergrond, ikzelf inclusief. Niet gemakkelijk is nog licht uitgedrukt.
Studenten met een migratieachtergrond hebben het een stuk moeilijker dan hun medestudenten zonder migratieachtergrond aan onze Vlaamse universiteiten. Uit een rondvraag van De Morgen blijkt dat de cijfers en de verschillen frappant zijn. Qua prestaties schuift de Universiteit Antwerpen naar voren dat studenten met een migratieachtergrond het 20 procent moeilijker hebben dan studenten zonder migratieachtergrond, zelfs 25 procent in het geval van een andere thuistaal. De studieduur is ook langer.
Daarnaast is er een serieus probleem inzake instroom. 30 procent van de 18-jarigen in Limburg heeft een migratieachtergrond, en maar 12 procent van de eerstejaars aan de Universiteit Hasselt heeft dat ook.
Om een van de rectoren te quoten: “We zitten met een serieus sociaal-economisch probleem dat verankerd zit in onze samenleving.”
Minister, er moet worden gewerkt aan dat probleem. Er is een kloof. Wat kunt u doen om de initiatieven die er al zijn, verder te versterken en beter op elkaar af te stemmen? Wat kunt u nog extra doen om ervoor te zorgen dat die kloof wordt gedicht?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Bogovic, ik ben bijzonder blij met uw vraag omdat ik bij het aantreden van de nieuwe rectoren – er waren rectorverkiezingen aan een aantal universiteiten – op de eerste vergadering heb gevraagd of ze werk zouden maken van een actieplan diversiteit.
– Wilfried Vandaele, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Elk van de rectoren heeft toen gezegd dat dit de uitdaging was waarvoor ze staan. U hebt een paar cijfers aangehaald. Ik denk alleen al aan de stad Antwerpen. Kijk naar de jeugd, kijk naar hun achtergrond en kijk naar wie er studeert aan de universiteit. U ziet in die weerspiegeling dat de Universiteit Antwerpen helemaal niet ‘de universiteit van ’t stad’ is.
Er moet zeker actie worden ondernomen. De vraag is of dit moet gebeuren via eenheidsworst. Moeten er vanuit Vlaanderen allerhande maatregelen worden opgelegd of moeten we kijken op welke manier we elke hogeronderwijsinstelling kunnen steunen? We hebben gekozen voor de tweede optie. Er zijn een aantal nieuwe initiatieven opgestart. Ik geef enkele voorbeelden.
Er is een charter ondertekend – mevrouw Soens heeft me daar een tijdje geleden ook over ondervraagd en is eigenlijk een van de initiatiefnemers – om een register bij te houden van studenten die een kwetsbare achtergrond hebben. Dat kunnen bijvoorbeeld studenten zijn met functiebeperkingen of met niet-Nederlandssprekende ouders. Het is de bedoeling om dat bij te houden en om te kijken welke zaken er werken en welke niet voor jongeren die zich aanmelden. Dit moet op een gelijke wijze gebeuren tussen de hogescholen en universiteiten om zo te kunnen leren van elkaars ervaringen. Dat charter is getekend en het staat in de steigers.
Tweede initiatief is na te gaan hoe we tutoringprojecten verder kunnen ondersteunen. Vroeger hadden we daar 115.000 euro voor. Ik heb dat bedrag opgetrokken naar 230.000 euro om studenten die in het secundair onderwijs keuzes moeten maken te laten begeleiden door studenten aan de universiteit en om hen zo te overtuigen naar de universiteit te gaan.
Derde initiatief heeft betrekking op de studentenvoorzieningen met elk jaar 50 miljoen euro, waar ook instelling per instelling wordt gekeken op welke manier ze meer aandacht zullen besteden aan diversiteit.
Ten vierde is er de hervorming van het secundair onderwijs die volgend jaar van start gaat. We willen leerlingen beter oriënteren en sterker voorbereiden op de hogeschool of universiteit.
Het is geen eenheidsworst, maar we proberen dit wel te versterken. Ik vind het al bijzonder positief dat elk van onze universiteiten daar een speerpunt van maakt. U moet eens de rectorale redes lezen van bij de start van het academiejaar. Ze gingen zonder uitzondering over de manier waarop jongeren met een diverse achtergrond kansen kunnen krijgen aan de universiteit, niet door het niveau te verlagen maar door hen sterker te maken.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
We zijn het erover eens dat we met een probleem zitten dat opgelost moet worden en we zijn het erover eens dat het een serieus probleem is. Sta mij toe om een interpretatie te geven van wat dat sociaaleconomisch probleem betekent. Voor mij is het heel simpel, namelijk een ‘mindset’. In Vlaanderen zijn we te vaak bezig met waar iemand vandaan komt. We beginnen nu pas in te zetten op waar iemand staat, waar iemand naartoe kan gaan en hoe die zijn talenten kan ontwikkelen. Ik ben dus blij met uw antwoord.
Sta mij ook toe om u op te roepen om verder en nog meer in te zetten op drie zaken. Blijf er in het kleuteronderwijs alstublieft voor zorgen dat kleuters meteen aan boord worden gehesen. De heer De Croo is meer dan dertig jaar geleden bijna uit de regering gestapt om dat te realiseren. Blijf in het secundair onderwijs alstublieft focussen op het ontdekken van het talent van jongeren door de brede school, door brede leervormen en door initiatieven zoals A’REA 2020 in Antwerpen.
Voor het hoger onderwijs gaf u al een aantal aanzetten. Blijf zorgen voor die adequate begeleiding en blijf incentiveren om te zorgen dat onze studenten slagen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ook van mijn kant een gezond en vooral een ambitieus 2019.
Als het over diversiteit gaat, en de heer Bogovic zegt het juist, laat ons dan stoppen met te kijken naar de achtergrond. Laten we wel kijken naar waar we naartoe willen. Dat is een heel cruciaal gegeven. Heel vaak wordt er gezegd dat men niet meer gaat kijken naar het kleuter-, lager en secundair onderwijs. Men gaat het in het hoger onderwijs oplossen. Collega’s, dan zijn we te laat. De sterkste democratisering van ons onderwijs die we kunnen realiseren, is door sterk en ambitieus onderwijs te geven en op die manier studenten en leerlingen boven zichzelf uit te tillen. Daarom dus de oproep om het Nederlands te versterken, maar niet alleen in het hoger onderwijs. Zorg voor ambitieus kleuter-, lager en secundair onderwijs en zorg ervoor dat men in het kader van de democratisering sterk voorbereid aankomt in het hoger onderwijs, naast alle maatregelen in het hoger onderwijs om álle studenten te laten slagen.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Ons hoger onderwijs moet een afspiegeling zijn van de diversiteit die we in onze samenleving kennen. Dan gaat het niet alleen over jongeren met een migratieachtergrond, maar ook over studenten met bijvoorbeeld een handicap of studenten die uit een moeilijkere thuissituatie komen. De vraag is niet alleen hoe we die jongeren uit kansengroepen in ons hoger onderwijs kunnen krijgen, maar ook hoe we hen zo goed mogelijk naar een diploma kunnen begeleiden. Volgens mij hebben studentenverenigingen daarin een belangrijke rol te spelen wanneer die studenten eenmaal op de universiteit of de hogeschool zitten.
Bent u van plan om extra initiatieven te nemen rond studentenverenigingen en de ondersteuning die zij kunnen bieden om er zo voor te zorgen dat ook zij die belangrijke rol kunnen spelen?
De heer Annouri heeft het woord.
Dit is jammer genoeg geen nieuw probleem. Het goede is dat we al jaren bezig zijn over de diversifiëring van ons hoger onderwijs. Het minder goede is dat we al jaren dezelfde problemen zien en dat er weinig stappen vooruit worden gezet.
Voor ik in het parlement zat, had ik de eer om vijf jaar aan de universiteit van Leuven te werken rond exact dat waarover we het nu hebben: de instroom van etnisch-culturele minderheden in het hoger onderwijs. Daarbij zag je inderdaad dat het hoger onderwijs moet roeien met de riemen die het heeft, namelijk de instroom die er vanuit ons onderwijs komt. Je merkt dat de problemen al beginnen in het kleuter-, het lager en het secundair onderwijs. Dat klopt. Jongeren die heel graag willen verder studeren, worden doorverwezen naar het beroepssecundair onderwijs (bso). Ze hebben de capaciteiten om verder te studeren, maar ze krijgen misschien niet voldoende competenties aangereikt.
Tegelijkertijd zijn er ook dingen die op het niveau van het hoger onderwijs moeten gebeuren: het curriculum diversifiëren, voor diversificatie in het personeelsbeleid zorgen, zorgen dat de maatregelen die worden genomen niet projectmatig zijn en dat men niet elk jaar opnieuw met een kleine subsidiepot wat in de marge moet rommelen, maar dat het structurele maatregelen zijn. Op die manier kunnen die ervoor zorgen dat als de heer Bogovic over een paar jaar dezelfde vraag stelt, we effectief stappen vooruit hebben gezet voor de jongeren die nu in het middelbaar zitten en binnenkort naar het hoger onderwijs zullen gaan.
Ik zal starten met een algemene opmerking. Er stond een paar dagen geleden een zeer interessant opiniestuk in een van onze kranten. Onderwijs zou nogal eens vaak de schuld doorschuiven naar een ander niveau. Ik vond dat daarin wel iets waars zat.
Ik ga absoluut akkoord, mijnheer Bogovic, als men zegt dat we in het kleuteronderwijs moeten starten. Als de heer Daniëls zegt dat we meer moeten inzetten op het Nederlands, ga ik zeker akkoord. Maar als ik dan kijk naar de maatregelen die we nemen, zie ik daarvan ook wel de effecten.
Wie heeft ervoor gezorgd dat er bij de nieuwe kinderbijslag een maatregel zit om ouders die hun kind naar de kleuterschool sturen, een bonus in het groeipakket te geven? Wij. Deze Vlaamse Regering, waarvan uw partij ook deel uitmaakt.
Wie heeft ervoor gezorgd dat er voor de basisgeletterdheid eindtermen zijn rond onder andere het Nederlands en zelfs uitbreidingsdoelen Nederlands? Ja, deze Vlaamse Regering. Natuurlijk zullen we het effect van deze maatregelen pas over een paar jaar zien, maar ze zijn genomen.
Niets belet, en de heer Annouri heeft het correct gezegd, dat ook het onderwijs zijn verantwoordelijkheid neemt. Daar zie ik ook wel een evolutie.
Langs de ene kant vind ik dat als men klaagt dat het Nederlands aan de universiteit onvoldoende gekend is, de universiteit bij het afnemen van examens – en ik heb dat al eens gezegd naar aanleiding van een vraag van de heer Daniëls – ook mag quoteren op taal. ‘Als je je examen aflegt, moet dat in fatsoenlijk Nederlands zijn.’
Ik heb daar geen probleem mee, maar men moet het dan ook wel doen en niet zeggen dat het de schuld is van het secundair onderwijs. En in het secundair onderwijs zeggen ze dan dat het lager onderwijs hen niet goed voorbereidt. En in het lader onderwijs wordt dan gezegd dat het kleuteronderwijs hen niet goed voorbereidt. Zo zullen we er nooit geraken, iedereen moet op zijn echelon de noodzakelijke maatregelen nemen.
Mijnheer Annouri, als we dan kijken naar het hoger onderwijs, dan wil ik u er toch op wijzen dat het geen projectjes zijn, maar dat het gaat over 50 miljoen euro aan structurele ondersteuning voor studentenvoorzieningen die, mevrouw Soens, vragen naar autonomie. Zij willen zelf een vinger in de pap hebben om te kijken hoe ze met hun studenten omgaan en waar ze prioriteren. Ik heb daar geen probleem mee. Het gaat over 92 miljoen euro aan studietoelagen die we geven met prioriteit voor de meeste kwetsbare studenten, waar vaak studenten tussen zitten met een diverse achtergrond. Dat is echter niet voldoende, dat is het materiële aspect, daarnaast moeten we ook inzetten op initiatieven zoals tutoring. Het gaat over projecten die ik wel structureel zou willen maken, voor mij maakt het niet uit of ik in dat geld voorzie voor jaar x of elk jaar opnieuw. Men zoekt vandaag echter nog altijd die toegang naar die verschillende ouders die er soms van uitgaan dat verder studeren niets voor hun kind is. We moeten hen voor een stuk overtuigen en cultuurwerk verrichten. Dat is nodig naast de kwaliteit van ons onderwijs en naast de logistieke en andere ondersteuning. Ook op dat vlak is er nog wat werk.
Ik wil echter eindigen met een positieve noot. Toen ik vijf jaar geleden minister van Onderwijs werd en ik hoorde de eerste speeches aan het begin van het academiejaar, dan had niemand of nagenoeg niemand het over diversiteit. Dit jaar had iedereen het over diversiteit. Dat betekent dat dit echt aan het doordringen is in de instellingen.
Mijnheer Bogovic, ik ben het honderd procent met u eens dat ons intellectueel kapitaal bij onze jeugd zit en dat dit kapitaal veelkleurig en divers is. We moeten er dan ook voor zorgen dat iedereen open kansen heeft om het hoger onderwijs met succes te doorlopen. Dat betekent niet dat de kwaliteit vermindert maar dat vanaf de kinderjaren moet worden geïnvesteerd opdat iedereen niet alleen intellectueel de bagage zou hebben maar ook de houding en de ambitieuze mindset om het hoger onderwijs met succes te doorlopen. Ik maak daar zeker werk van en ik engageer me daar zeker toe.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik sluit af met wat ik net ook heb gezegd. We leven vandaag in een samenleving waar 20 procent van de Vlamingen een migratieachtergrond heeft, bij de jongeren ligt dat percentage nog hoger. We leven dus in een diverse samenleving waarin het niet meer zo belangrijk is waar iemand vandaan komt. Ja, we mogen trots zijn op ‘heritage’ en afkomst, maar waar iemand vandaan komt, kan niet meer bepalend zijn voor waar die persoon naartoe gaat. En daar moet het over gaan. We moeten het hebben over waar mensen nu staan, waar ze naartoe kunnen gaan en over hoe iedereen gelijke kansen moet hebben om zijn of haar talenten te ontwikkelen.
– Jan Peumans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
En dus moeten we allemaal samen aan de kar trekken, wij hier in het parlement, u als minister en het onderwijs, om ervoor te zorgen dat wij erin slagen om onze toekomst veilig te stellen.
De actuele vraag is afgehandeld.