Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Bogovic heeft het woord.
Voorzitter, ik ben blij dat ik vandaag een actuele vraag kan stellen over een ontzettend positief initiatief, namelijk een Vlaamse start-up die meteen met een pilootproject aan de KU Leuven kan starten. Hierbij krijgen 350 ingenieursstudenten de kans om met behulp van interactieve webapplicaties aan de slag te gaan. Via deze applicaties kunnen studenten op een interactieve manier studeren, met klasgenoten interageren en docenten helpen door leermateriaal te verbeteren.
Minister, er is een perceptie dat Vlaanderen op dat vlak een beetje achterop lijkt te lopen. Ik denk niet dat het dan gaat om de vraag of in de klaslokalen en aan de universiteiten computers en tablets aanwezig zijn. Ik weet niet of u recent nog een gastcollege hebt gegeven. Ik heb er een maand geleden nog eentje gegeven en het geluid van getik op laptops was oorverdovend. Dat was voor mij een compleet nieuwe ervaring. Neen, de aanwezigheid van laptops/tablets, daar ligt het niet echt aan.
Het gaat om de meerwaarde van interactieve tools. Om te begrijpen waar ze hun idee hebben gehaald en hoe ze dit hebben ontwikkeld, heb ik vandaag eens met de mensen achter die start-up gebeld. Ze hebben me gezegd wat ze uit bevragingen van hun medestudenten te weten zijn gekomen. Namelijk dat de perceptie bij ongeveer drie vierde van de studenten met een Erasmuservaring is dat de universiteit in het gastland verder staat met digitale leerervaringen dan de thuisuniversiteit. Als ze dit specificeren op Angelsaksische landen, ligt dat aandeel nog hoger, namelijk rond 95 procent. Ze kwamen ook te weten dat 80 procent van de leerlingen en studenten aangeeft het leuk te vinden op zo'n digitale/interactieve manier te leren.
Minister, hoe kunt u faciliteren dat dit soort initiatieven sneller en verder wordt uitgerold?
Minister Crevits heeft het woord
Collega, ik kan uw uitgangspunt bevestigen. We hebben inderdaad een achterstand in te lopen als het gaat over het introduceren van innovatieve technologie in ons onderwijs. Het is voor mij onmogelijk om iets op te leggen in het kader van het Vlaams onderwijs, omdat de methodieken die worden gebruikt, natuurlijk vrij zijn. Sinds kort werken wij heel intensief samen met imec en een innovatieve groep rond professor Piet Desmet van Smart Education, die een aantal pilootprojecten heeft opgestart om digitale technologie in het onderwijs binnen te brengen.
Hoe werken we? Minister Muyters en ikzelf hebben een budget vrijgemaakt om elk jaar zes projecten te selecteren, waarbij leerkrachten zelf met de onderzoekers uitzoeken wat er ontbreekt op de klasvloer. We hebben de eerste zes projecten nu bekeken, en die gaan van kleuter- tot hoger onderwijs. In het kleuteronderwijs bijvoorbeeld is er een digitale tool ontwikkeld om kleuters toe te laten gevarieerde activiteiten te doen, en meteen ook een opvolgingssysteem van de vorderingen van de kleuters.
Ook voor het basis- en het secundair onderwijs worden projecten ontwikkeld. Het is de bedoeling dat we in de komende jaren elk jaar een aantal van die projecten goedkeuren, die dan door start-ups kunnen worden ontwikkeld en die ter beschikking komen van alle scholen in Vlaanderen via ons digitaal platform binnen Onderwijs.
Mijnheer Bogovic, uw opmerking is terecht. We zijn innovatiemiddelen aan het inzetten om daarmee een doorbraak te helpen realiseren omdat we zeer goed beseffen dat we in Vlaanderen een inhaaloperatie te doen hebben.
De heer Bogovic heeft het woord
Minister, dank u om dit te bevestigen. Een meer specifiek luik ligt in het secundair onderwijs. We hadden het al over het hoger onderwijs, maar in het secundair onderwijs zijn er verschillende studies, gespreid over de voorbije jaren, die spreken over de innovatieve leerkracht. Er blijken ook drempels te zijn die worden gepercipieerd door die leerkrachten. In sommige gevallen is er een bepaald geloof, bijvoorbeeld dat notities nemen of leren met tablets en computers minder efficiënt zou zijn dan met pen en papier. Evenzeer gaat het om de tijd die eraan kan worden gespendeerd, om hoe men dat aanpakt, dus kennis en expertise enzovoort.
Minister, is daar geen rol weggelegd …
Ja, ik heb het net uitgelegd.
… voor de overheid om te zorgen dat onderwijskoepels sommige zaken in gang kunnen zetten?
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, ik ben heel blij dat u zelf al hebt verwezen naar het basis- en het secundair onderwijs. De actuele vraag van de heer Bogovic gaat initieel over het hoger onderwijs, maar het basis- en secundair onderwijs moeten zeker volgen. De mogelijkheid tot digitaal leren is de toekomst, dat staat buiten discussie.
Vanuit de eindtermen maar bijvoorbeeld ook vanuit het platform KlasCement wordt er al zeer goed ingezet om de juiste tools aan te reiken en ermee om te gaan. De ICT-monitor geeft ook aan dat er zeker stappen in de goede richting zijn gezet, maar er worden ook nog vragen gesteld over het verouderde materiaal en de competenties van de leerkrachten. Zeker voor het basis- en het secundair onderwijs blijft dat een bepaald zeer dat moet worden meegenomen.
Alles staat natuurlijk in het teken van leren, maar soms is de intentie om het leuk te maken en om spelletjes te spelen ook een issue om mee te nemen. Maar we moeten echt wel gaan in de richting van het leren.
Minister, hebt u een idee hoe u met het verouderd materiaal en de competenties van de leerkrachten verder aan de slag kunt gaan?
Mevrouw Celis, uw vraag is een beetje van een andere orde dan die van de vraagsteller.
Mijnheer Bogovic, ook in het secundair onderwijs zijn we op dit ogenblik aan het zoeken hoe de digitale revolutie leerkrachten kan ondersteunen: bij opvolgsystemen en bij tal van zaken. Er zijn mogelijkheden. Dat zit ook in de projecten die wij via Innovatie ondersteunen en die vervolgens ter beschikking worden gesteld.
De scholen kunnen vrij kiezen om er al dan niet gebruik van te maken. Er bestaan al heel veel leerling-volgsystemen, die met wisselend succes worden gebruikt. Ik kan als minister niet zeggen wat ze moeten doen. Het parlement kan dat ook niet. Wat ik wel probeer, samen met collega-minister Philippe Muyters, is de innovatie stimuleren. Wij zorgen ervoor dat er steeds meer ondersteuningsmechanismen digitaal ontwikkeld worden, die dan ter beschikking kunnen worden gesteld van onze scholen.
Mevrouw Celis, uw opmerking over het materieel is gedeeltelijk correct. Ik ben het ten dele met u eens. Ik zie in het bijzonder in veel basisscholen de digitale evoluties heel intens binnenkomen. Het materieel is soms wel verouderd. Het veroudert ook heel snel. Dat is ook de reden waarom wij hebben gevraagd om in het kader van de arbeidsdeal bedrijven toe te laten met een fiscaal voordeel technologische investeringen te doen in scholen, om ervoor te zorgen dat ze bijblijven en niet met verouderd materieel blijven zitten. Wij subsidiëren natuurlijk, maar we kunnen niet permanent de nieuwste snufjes ondersteunen.
Wat betreft uw opmerking over spelletjes, zie ik wel dat educatieve games steeds vaker in de leercontext worden gebruikt. Maar we moeten er natuurlijk wel over waken dat leren de prioriteit is en dat ook de games een ondersteuning bieden bij het leren. Ik heb daar zelfs bij mijn kinderen heel positieve ervaringen mee gehad. Het leren werd gestimuleerd door de manier waarop ze het op de computer konden oefenen. Ik denk dat de meeste leerkrachten daar op een pedagogisch correcte manier mee bezig zijn. Maar ook hier is bijscholing uiteraard aan de orde. We leven in zeer sterk veranderende tijden, waarin jongeren vaak beter geschoold zijn dan ouderen. Het zal met de nieuwe eindtermen, waarin ook programmeren een plaats krijgt, nog sneller gaan in de toekomst. We staan daar voor een heel grote uitdaging.
De heer Bogovic heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoorden. Dat was zeer duidelijk, en u hebt de juiste insteek. Ik herhaal de woorden die ik bij mijn vorige actuele vraag heb uitgesproken: Vlaanderen mag de digitale trein niet missen. Dit soort van initiatieven zijn exact de initiatieven die wij nodig hebben in het onderwijs. Daarenboven is het daarbij betrekken van private spelers daarin de beste aanpak. Zij zitten immers veel dichter bij de marktnoden, zodat zij daar beter op kunnen inspelen. Zij hebben expertise. Zij komen ook vaak met de financiën over de brug. De ingeslagen weg is dus zeker de juiste.
De actuele vraag is afgehandeld.