Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van decreet van Manuela Van Werde, Sabine de Bethune, Jean-Jacques De Gucht, Karim Van Overmeire, An Christiaens en Jan Van Esbroeck houdende wijziging van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, wat het archeologisch onderzoek bij vergunningsplichtige ingrepen in de bodem betreft.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Caron heeft het woord.
We hebben in de commissie over dit decreet, dat een aantal kleinere aspecten van de archeologische zorg bijstelt, al uitgebreid gediscussieerd. We zijn op veel punten tot een consensus gekomen. Het is goed dat we de procedures voor archeologie, voor de archeologienota, enzovoort, verlichten. Ik dank de meerderheid voor het initiatief in dat verband.
Ik heb zelf twee amendementen ingediend in de commissie, waarvan een betrekking heeft op de zogenaamde lijninfrastructuur. Dat zijn grote openbare werken aan wegen, waterlopen, enzovoort, van de Vlaamse overheid zelf, bijvoorbeeld door Aquafin, het Agentschap Wegen en Verkeer, Waterwegen en Zeekanaal NV. Er was een zekere versoepeling van de normen en een zekere inconsequentie bij de Vlaamse overheid tussen de oppervlaktenormen die ze voor zichzelf en voor de privésector oplegde. Dat hebben we gelijk getrokken. Ik dank de meerderheid voor de constructieve bereidwilligheid om mijn amendement op dat punt te steunen.
Sinds het verslag heb ik een amendement ingediend om een ander amendement, of om een andere tekst, ongedaan te maken. De sector van de archeologen had met betrekking tot die tekst over het afgraven van akkers en weiden een opmerking gemaakt. Een vrijstelling kon worden verleend voor een reliëfwijziging van landbouwgronden waarbij de teelaarde wordt teruggebracht. De sector van de archeologen merkt op dat een diepte van veertig centimeter toch wel zeer merkwaardige vondsten kan opleveren. Vlaanderen is helaas in de loop van de geschiedenis een strijdperk geweest van vele oorlogen en dus bevat onze bodem heel wat waardevolle restanten van die gebeurtenissen. Ik heb voorgesteld om die bepaling weg te halen.
Ik heb vernomen dat de meerderheid vandaag zelf een amendement heeft ingediend op haar eigen tekst waarbij die regel wat stringenter wordt, namelijk dat de vrijstelling alleen kan gelden buiten archeologische zones, buiten al dan niet beschermde archeologische sites, of buiten sites die in een proces van bescherming zitten. Ik ben blij dat de meerderheid tegemoetkomt aan die gedachte en dus blijkbaar ook oog heeft voor de archeologen in Vlaanderen. Ik trek mijn amendement in en ik zal het amendement van de meerderheid steunen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Na het commentaar op de inleiding is het toch wel interessant om de inleiding zelf te horen.
Collega’s, vorige maand is de gemeente Oudenburg opnieuw overspoeld door Romeinse soldaten ter gelegenheid van het Romeinse weekend. Ook in andere steden en gemeenten worden jaarlijks historische evenementen georganiseerd die veel volk lokken. Er is dus blijkbaar een heel grote belangstelling voor onze geschiedenis.
Dat we zoveel weten over onze geschiedenis, hebben we te danken aan geschriften en overleveringen, maar ook aan de wetenschappelijke kennis die we halen uit ons archeologisch erfgoed. Onze bodem is heel rijk, heel gevarieerd en uiteraard nauwelijks zichtbaar, maar onze bodem maakt wel inherent deel uit van ons gemeenschappelijk erfgoed. In elke gemeente vormt de bodem een deel van ons collectief geheugen. De zorg voor het bodemarchief is opgenomen in het Onroerenderfgoeddecreet in uitvoering van het verdrag van Valletta, dat dit jaar 25 jaar oud is.
Het archeologieluik, hoofdstuk 5 van het Onroerenderfgoeddecreet, is in werking getreden op 1 juni 2016. Archeologie is altijd een dilemma tussen bewaren in de grond of opgraven en dus eigenlijk vernietigen. Dat is het principe van het verdrag van Valletta. Als geen behoud in situ, dus in de grond zelf, mogelijk is, moeten we er steeds voor zorgen dat het archeologisch materiaal dat zich in de bodem bevindt, niet wordt vernietigd of definitief verstoord. Dus we leggen de bodem enkel open als het echt nodig is.
Daarom is er een duidelijke koppeling met ruimtelijke ordening en het vergunningentraject. Een aanvrager van een vergunning moet in bepaalde gevallen eerst een archeologisch vooronderzoek laten uitvoeren door een erkend archeoloog. Dit leidt tot een archeologienota, die wordt bekrachtigd door het agentschap. Dat agentschap heeft hiervoor 21 dagen tijd. Daarna kan de vergunning worden aangevraagd.
Het decreet regelt in welke gevallen een archeologienota verplicht is en regelt ook de vrijstellingen. Er is bijvoorbeeld geen archeologienota vereist als de bodemingreep kleiner is dan 1000 vierkante meter of kleiner dan 100 vierkante meter binnen archeologische zones.
Uit de praktijk bleek dat de verplichte archeologienota soms tot bijkomende kosten, lasten en vertraging leidde. In de maanden april tot augustus 2016 waren er meer weigeringen dan bekrachtigde archeologienota's. Na augustus is dat verbeterd. Maar toch zijn er nog altijd 23 procent weigeringen. Dat probleem hebben we meermaals besproken in de commissie.
De minister-president heeft vastgesteld dat de raming van de kosten voor de archeologienota zonder onderzoek van 250 euro die de administratie had gegeven, absoluut niet klopt. In de realiteit gaat het van 2500 euro tot, in zeer extreme gevallen, 7500 euro. Dat is natuurlijk onaanvaardbaar, ook voor de minister-president.
Daarom zijn er in het najaar van 2016 al enkele aanpassingen doorgevoerd op het niveau van het uitvoeringsbesluit en de code van goede praktijk. De aanpassing van de code van goede praktijk is gebeurd na overleg met de sector en die geeft de mogelijkheid voor een archeologienota light, een archeologienota met beperkte samenstelling, als kan worden aangetoond dat er geen archeologisch erfgoed aanwezig is, dat de bodemingrepen geen negatieve impact hebben op het archeologisch erfgoed of dat de opgraving niet tot nuttige kenniswinst leidt. Er zal ook een snellere update komen voor de kaart met gebieden waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt zodat die gebieden sneller vrijgesteld zijn van een archeologienota. Die wijzigingen zijn van kracht sinds 1 januari 2017.
In afwachting van de aangekondigde evaluatie van het Onroerenderfgoeddecreet worden met dit voorstel van decreet enkele aanpassingen en verfijningen aangebracht aan het regelgevend kader. De basisprincipes van het Onroerenderfgoeddecreet blijven echter ongewijzigd.
Het voorstel van decreet bevat vier wijzigingen. Tot op vandaag kan men pas na de goedkeuring van de archeologienota een bouwaanvraag indienen. Wij bepalen dat het mogelijk wordt om reeds een vergunningsaanvraag in te dienen bij de vergunningverlenende overheid, gelijktijdig met het indienen van de archeologienota ter bekrachtiging. Dit leidt dan tot een vereenvoudiging en versnelling van de procedure en kan een tijdswinst opleveren van 21 dagen. Belangrijk is wel te noteren dat het college geen vergunning kan geven als die bekrachtigde nota niet tijdig wordt bezorgd voor het verstrijken van de vergunningstermijnen.
Het is dus een risico dat ligt bij de aanvrager.
We maken het mogelijk en duidelijk dat een archeologienota ook kan worden opgesteld voor grotere gebieden, voorafgaand aan het individuele vergunningstraject. Het principe was al geregeld bij verkaveling, maar ook bij grotere ontwikkeling van terreinen – de haven, industrie, stadsprojecten, bodemsanering – kan dit beter zijn voor het erfgoed én voor de bedrijven zelf.
Archeologen in dienst van een gemeente of een erkende intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst worden van rechtswege erkend als ze voldoen aan de erkenningsvoorwaarden zoals bepaald door de Vlaamse Regering.
De bestaande vrijstellingen voor de opmaak van een archeologienota worden op een aantal punten aangepast en verduidelijkt. Een aanpassing aan de vrijstelling voor werken aan bestaande lijninfrastructuur moet toelaten dat men bijvoorbeeld ook een voetpad kan aanleggen naast de weg, zonder nota. Dat werd, na een terecht amendement van collega Caron, in beperkte mate aangepast. We stellen ook expliciet in het voorstel van decreet dat er géén archeologienota vereist is in geval van verbouwingen, herbouw- en regularisatieaanvragen. En bij verkavelingsaanvragen verduidelijken we hoe de oppervlakte van de verkaveling moet worden berekend.
We schrijven expliciet dat bij verkavelingswijzigingen waarbij alleen de voorschriften worden gewijzigd, geen archeologienota hoeft worden opgemaakt.
Een laatste wijziging – en daarover heeft collega Caron het al gehad – is het punt 7 inzake beperkte reliëfwijzigingen in landbouwgebied. Hier wordt een beperkte vrijstelling gegeven in het kader van een verbeterd bodembeheer. De teelaardelaag wordt maximum 40 centimeter afgegraven en, nadat het terrein dan is opgehoogd, wordt die teelaardelaag teruggeplaatst.
Binnen onze fractie hebben we de plussen en de minnen van die vrijstelling afgewogen. Wij wensen die dan ook te behouden, maar we stellen wel een kleine aanpassing voor aan de tekst.
Die aanpassing vindt u in amendement nr. 6, dat intussen is rondgedeeld op de banken. We beperken de vrijstelling tot gebieden die niet gelegen zijn in een archeologische zone of in een voorlopig of definitief beschermde archeologische site. Die toevoeging moet ervoor zorgen dat die ingrepen geen onomkeerbare schade toebrengen aan het archeologisch erfgoed in de meest kwetsbare zones.
Ten slotte worden ook in het Omgevingsvergunningsdecreet de noodzakelijke aanpassingen doorgevoerd om te komen tot een sluitende afstemming inzake het archeologisch voortraject bij vergunningsplichtige ingrepen in de bodem.
Tot slot wil ik de collega’s van CD&V en Open Vld bedanken voor hun constructieve medewerking aan het tot stand komen van het voorstel van decreet. (Applaus)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2016-17, nr. 1167/5)
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Amendement nr. 5, van Bart Caron, op artikel 3, wordt ingetrokken.
Er is een amendement nr. 6 op artikel 3. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2016-17, nr. 1167/7)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– De artikelen 4 tot en met 11 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.