Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, ik vind het heel erg jammer dat ik hier vandaag moet staan. Vorige week zijn we heel erg duidelijk geweest. Toen hebben we gediscussieerd over het amendement dat ons zou helpen om te duiden hoe we de ondersteuning zien voor onze leerkrachten en leerlingen in het kader van het inclusief onderwijs, van het M-decreet.
De basisprincipes zijn heel eenvoudig: we vertrekken vanuit bestaande samenwerkingen, al dan niet netoverschrijdend. Als de bestaande samenwerkingen niet netoverschrijdend zijn, dan hoeft het niet; zijn ze wel netoverschrijdend, dan moet dat kunnen blijven. We hebben heel duidelijk gezegd dat de focus ligt op de leerling en de leerkracht.
Minister, ik dacht dat we heel duidelijk zijn geweest en dat het nu zou komen. De onderwijsverstrekkers hebben ons begrepen, ze gaan de telefoon nemen, ze gaan elkaar opbellen en ze gaan zeggen: hoe zit dat hier bij ons in de regio? Wie heeft waar welke scholen? Hoe zijn die georganiseerd? Wie wenst er bij ons aan te sluiten? Hoe kunnen we met ons vieren ervoor zorgen dat iedere school in onze regio kan blijven samenwerken met de scholen waar ze mee samenwerkt, en dat iedere school gegarandeerd de ondersteuning kan krijgen die ze nodig heeft voor haar leerlingen en leerkrachten?
Minister, daar ben ik van uitgegaan. Maar dat is naïef, want iedereen plooit zich terug op zijn eigen net. Iedereen zegt: we gaan vertrekken vanuit onszelf en dan zullen we zien welke verbanden mogelijk zijn. Dat is niet juist. Scholen moeten keuzes maken. Sommige werken met twee scholen uit verschillende netten samen. Moeten we nu bij de ene of bij de andere? We verliezen. Andere moeten helemaal, bijvoorbeeld vanuit Schilde, met Beerse of Mol samenwerken, omdat de school in een naburige gemeente waar ze nu mee samenwerken, van een ander net is. Dit is ongehoord. Dit draait om middelen en macht, en dit legt niet de focus op de leerling en de leerkracht.
Minister, hoe gaat u de onderwijsverstrekkers alle vier doen inzien dat ze hun verantwoordelijkheid moeten nemen om zich functioneel en effectief te organiseren in functie van de leerling en de leerkracht?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Krekels, ik heb u zelden zo geëngageerd zien spreken op dit spreekgestoelte. Waar het hart van vol is, loopt de mond van over. Dat is waar, maar het is ook belangrijk dat deze actuele vraag vandaag wordt gesteld.
We zitten natuurlijk in cruciale weken wat de vorming van de netwerken betreft. Ook hier wil ik starten vanuit het regeerakkoord. We hebben gezegd dat we vertrouwen en autonomie geven aan de scholen. Bovendien investeren we vanaf 1 september 104 miljoen euro in de ondersteuning van kinderen die ondersteuning nodig hebben. Dat zijn pakken meer middelen dan een paar jaar geleden. Toen zaten we ongeveer aan 63 miljoen euro. Jaar na jaar stijgen de budgetten. Vanaf het volgende schooljaar kunnen we dus heel veel kinderen bereiken.
Bovendien scheppen we ook mogelijkheden om die ondersteuning te maken op maat van het kind. We gaan weg uit de ivoren toren dat het voor iedereen gelijk is, twee uurtjes per week gedurende twee jaar. We geven de kans aan de netwerken zoals ze worden gevormd, om na te gaan hoe ze de middelen die ze hebben, gaan inzetten bij die kinderen en bij die leerkrachten die ze het meeste nodig hebben.
Inderdaad, scholen moeten nu kiezen. Met wie ga ik samenwerken? Met welke school buitengewoon onderwijs als regisseur? Het zijn zaken die we hier vorige week na een goede en grondige discussie hebben goedgekeurd in dit parlement.
Als minister zal ik nog eens mijn statement duidelijk maken. Elke school in Vlaanderen is vrij om te kiezen met welke andere school of met welk netwerk ze vanaf 1 september 2017 gaat samenwerken. We hebben zelfs decretaal vastgeklikt dat we uitgaan van de bestaande netwerken. Het is dus helemaal niet nodig dat scholen nu plots andere samenwerkingsverbanden gaan kiezen. Ik verzet mij ook totaal tegen machtsgrepen die zouden gebeuren op een andere manier. Scholen zijn wel vrij. Ze mogen dus de keuzes maken die ze willen.
Voor het schooljaar erna hebben we ook nog een aantal nieuwe regels gepland. Het is nuttig om vanaf 1 september te kijken hoe die netwerken zijn gevormd, hoe ze spontaan met elkaar samenwerken. Maken scholen of netwerken ook van de mogelijkheid gebruik om in het belang van kinderen, tussen de samenwerkingsverbanden die ze maken, middelen uit te wisselen, die ervoor kunnen zorgen dat scholen dichterbij de hulp krijgen die ze nodig hebben?
Collega Krekels, ik deel uw bezorgdheid. Onze boodschappen aan het veld zijn bijzonder duidelijk dat elke school vrij mag kiezen. Gisteren is er nog eens een brief gestuurd aan alle scholen om te melden dat de keuze vrij is.
Deze week is de week van de waarheid. We zullen zien hoe men samenwerkt. Laat ons dit nu eventjes afwachten, en daarna evalueren hoe de netwerken zich hebben gevormd. Ik ben ervan overtuigd dat op het terrein, ondanks de stemmen die we horen van een aantal scholen, heel veel scholen, over de netten heen, echt wel de handen in elkaar aan het slaan zijn.
Minister, dank u voor uw heel duidelijke antwoord. Ik ben er heel erg blij mee en ik zal ook zeggen waarom. Vanmorgen las ik in de krant opnieuw een verhaal van een mama die niet weet wat er met de ondersteuning van haar kind gaat gebeuren. Ik vind dat erg. Wij zijn hier gewoon naast de kwestie bezig. Netoverschrijding is niet het belangrijkste. Het belangrijkste is dat een kind morgen weet welke ondersteuning het kan genieten. Als ik dan lees in de krant dat een mama van een kindje met een motorische beperking – we hebben het daar nog specifiek over gehad – niet weet of de leerkracht die vandaag ondersteuning geeft dit volgend jaar ook zal doen, dan denk ik dat dit niet klopt. Als dat bestaande netwerk voortgaat, kan die vrouw en kan de gon-begeleiding van nu binnen de werking van het netwerk wél de ondersteuning bieden aan dat kind. En dan zijn we daar vandaag wél al zeker van. Als de school en het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) zeggen dat ze niet weten hoe het georganiseerd is, dan denk ik: neen, we weten het wel want we hebben zelfs speciaal voor die kinderen van het type 4, speciaal voor die kinderen met een motorische beperking, ervoor gezorgd dat het rugzakprincipe gehanteerd blijft en dat zij wél de garantie hebben van individuele ondersteuning. Ik vind dat zo belangrijk.
Laat ons nu terug focussen op die leerkracht en die leerling, en laat ons op basis van wat er is beslist, duidelijk maken dat er voor volgend jaar wel duidelijkheid is en dat iedereen de ondersteuning zal krijgen die hij nodig heeft. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, vorige week hebben wij hier een zeer uitvoerige bespreking gehad. Toen ik de vraag van mevrouw Krekels vandaag zag, heb ik alles er nog eens op nagelezen. Ik denk dat wij zeer duidelijk zijn geweest.
Minister, ik heb u vorige week gevraagd om de keuze van scholen zeer goed op te volgen. Niet enkel moet worden opgevolgd welke keuze ze maken, maar ik heb vorige week ook gezegd dat het interessant is om aan de scholen te vragen waarom ze bepaalde keuzes wel of niet hebben gemaakt. Mijn fractie heeft vorige week zeer duidelijk gesteld dat het kind centraal staat en dat de expertise die vandaag aanwezig is, in het belang van het kind ook in de toekomst op de beste manier moet worden ingezet. Dat blijft ons standpunt. Ik herhaal ook mijn vraag, die ik vorige week heb gesteld, over het waarom van bepaalde keuzes.
De heer De Ro heeft het woord.
Collega’s, minister, het zijn inderdaad de weken of de dagen van de waarheid. Ik hoop dat de uitgestoken hand van heel wat collega’s op het terrein en – ik heb daar vandaag in een opiniestuk naar verwezen – van lokale schepenen van Onderwijs, die niet alleen rond dit thema maar rond heel wat maatschappelijke thema’s alle scholen op het grondgebied van hun gemeente trachten bijeen te brengen, de komende dagen effectief wordt aanvaard. Dan zullen we zien, als het stof is opgetrokken en er geen oekazes of veto’s zijn gesteld vanuit een van de hoofdkwartieren van een van de netten of koepels, of er inderdaad steden of regio’s zijn waar de vier grote onderwijsinrichters samenwerken in het belang van kinderen en niet in het belang van de macht.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Collega’s, ik ben heel blij met de bezorgdheid van mevrouw Krekels en van andere collega’s uit de meerderheid, dat er zorg op maat moet worden gegarandeerd. Maar vorige week hebben we ervoor gewaarschuwd – en we zien het nu – dat dit niet zo evident loopt in de vorming van die ondersteuningsnetwerken.
Minister, u zegt dat 2017-2018 een overgangsjaar zal zijn. U zegt dat we hebben beslist dat de gon-middelen blijven toekomen en dat bijvoorbeeld een gemeenteschool en de kinderen van die gemeenteschool zullen worden bediend door een netwerk waarvan ook het vrij onderwijs een initiatiefnemer is. Maar zal dat op de lange termijn ook nog kunnen? Dat is de bezorgdheid die leeft, want we moeten kinderen zorg op maat geven. Die is, wat mij en mijn partij betreft, niet gebonden aan het net waar het kind schoolloopt maar wel aan zijn eigen noden. ‘I told you so’: zovelen hebben gewaarschuwd, en vandaag is er inderdaad al een gebrek aan duidelijkheid, een gebrek aan visie en een gebrek aan zorg.
Sorry, mijnheer Rzoska, ik dacht, omdat mevrouw Meuleman hier niet is, dat Groen niet zou spreken.
De heer Rzoska heeft het woord.
U moet me wel het woord geven, voorzitter, want ik heb beloofd dat ik hier zou interveniëren. Als ik dat niet toe krijg ik volgende week op de fractievergadering onder mijn voeten. Mevrouw Meuleman is ziek, ik neem het van haar over.
We hebben inderdaad vorige week een stevig debat gehad. Op verschillende punten hadden we natuurlijk een andere visie, maar ik ben het wel eens met uw pleidooi en uw verontwaardiging, mevrouw Krekels. Ik kan me ook wel gedeeltelijk vinden in het antwoord van de minister. Het kan niet zijn, dat één, kinderen die zorg nodig hebben, vandaag niet weten wat er volgend jaar gaat gebeuren. Die onduidelijkheid moet zo snel mogelijk weg. Het kan, in mijn ogen en in de ogen van mijn fractie, nog veel minder zijn dat men op de kap van die kinderen die eigenlijk steun nodig hebben, een machtsstrijd gaat voeren.
Ik denk dat we dit kamerbreed moeten veroordelen. Ik roep u op, minister, – u hebt dat al gedaan – om dit toch te bewaken. Het is niet in het belang van de kinderen die de steun nodig hebben, dat we – zoals een eminente collega vandaag in de krant schreef –een schoolstrijd krijgen.
U doet dat goed, mijnheer Rzoska, als u zo over onderwijs intervenieert. Ik heb ook dat artikel in de krant gelezen.
Alle scholen in Vlaanderen hebben bericht gekregen dat ze volgend schooljaar 100 procent van hun GON-uren terugkrijgen. Er is geen enkel argument waarom scholen nu op dit ogenblik aan ouders zouden zeggen dat ze het niet weten, dat het niet zal gaan, dat ze in onduidelijkheid leven. Ze hebben alle info.
Verder – en dat wil ik toch ook zeggen –: de wijze waarop het netwerk georganiseerd is, hetzij netgebonden, hetzij netoverstijgend, kan nooit een argument zijn om kinderen dichtbij de zorg te ontzeggen. De parlementsleden hebben expliciet via een amendement een clausule ingelast zodat over de netten heen de samenwerkingverbanden de handen in elkaar kunnen slaan om de kinderen dichtbij zorg te geven. Zelfs als we volgende week met een schema zouden komen en vaststellen dat iedereen redelijk sterk naar zijn eigen net heeft gekeken, dan zal dat nooit een argument kunnen zijn om te zeggen ‘wij moeten hier 50 kilometer ver rijden omdat we toevallig in zo’n netwerk zitten. De kans, de mogelijkheid bestaat, en wat mij betreft, als men het niet OK doet, moeten we kijken of we er een plicht van kunnen maken. Maar alle hefbomen zijn aanwezig om ervoor te zorgen dat ook netgebonden verbanden de handen in elkaar zullen slaan.
De commotie van de afgelopen dagen, mijnheer De Ro, – u hebt ze ook zien ontstaan – gaat over een clausule voor 2018. Daarin staat dat het publieke net sowieso, collega’s, in het bijzonder collega Gennez, moet samenwerken. Maar ook dat is een logische bepaling, want toen ik net minister was, hebben een aantal collega’s, waaronder mevrouw Meuleman maar ook mevrouw Gennez, gezegd dat ik werk moest maken van die samenwerking met het publieke net. Dat is nu ingeschreven. Dat kan nooit een argument zijn om in 2018 te gaan zeggen: ‘Ah, we mogen niet meer samenwerken met een school van – bijvoorbeeld – het katholieke net’. We hebben expliciet in onze decretale tekst de mogelijkheid ingeschreven om samen te werken, en zelfs om middelen in dat verband uit te wisselen.
Ik zal er samen met jullie, als minister, zeker over waken dat de extra middelen waarin we nu voorzien, en de volledige 104 of 107 miljoen euro worden aangewend in het belang van het kind en voor de versterking van onze leerkrachten, van de eerste tot de laatste euro.
Dank u wel, collega’s, voor de tussenkomsten. Dank u wel, minister, voor uw duidelijk antwoord.
We zijn hier wel bezig over ons onderwijs. Ons onderwijs is eigenlijk een grote rijkdom in Vlaanderen. Wij moeten ervoor zorgen dat ieder kind, het hoogbegaafde kind, het gewone gemiddeld verstandige kind, het kind met specifieke behoeften, daar een plaats in krijgt. We moeten ervoor zorgen dat er ondersteuning is waar nodig. We willen niet tekort doen aan het hoogbegaafde kind, niet aan het gewone gemiddeld verstandige kind en niet aan het kind met specifieke onderwijsbehoeften. Als we de kracht van ons onderwijs willen behouden, als we het niveau willen behouden, zullen we in die ondersteuning moeten voorzien voor al degenen die het nodig hebben.
De actuele vraag is afgehandeld.