Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het ultimatum van de vakbonden aan de Vlaamse Regering in de onderhandelingen betreffende het lerarenloopbaanpact
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, ik denk dat we dezelfde bekommernissen delen. We staan met z’n allen voor gigantische uitdagingen in ons onderwijs. We hebben 60.000 extra leerkrachten nodig tegen 2030. Tegelijkertijd zien we heel veel zorgen in de klas. We zien dat leerkrachten aangeven dat de werkdruk de laatste jaren ontzettend is gestegen en zelfs acuut problematisch wordt, wegens de besparingen die nogal intensief zijn en wegen op de klas en het belang van onze leraren.
We horen dat u onderhandelt met de koepels en met de vakorganisaties. Dat lijkt me evident, om dat lerarenloopbaanpact te kunnen afronden. Maar we zien ook dat u hun een aantal maatregelen in de maag splitst, die heel zwaar vallen. We zagen gisteren zelfs dat het gemeenschappelijk vakbondsfront aangeeft: minister, hoe kunnen we in godsnaam ons beroep aantrekkelijker maken als u alleen maar bespaart en geen extra euro uittrekt om er effectief voor te zorgen dat jonge leerkrachten instromen in het beroep en in het beroep blijven, en dat de werkdruk toch wat draaglijker wordt, zodat ook oudere leerkrachten effectief de ambitie kunnen hebben om langer, kwaliteitsvol en met overtuiging hun job uit te voeren?
Minister, sp.a vraagt met heel veel aandrang en steunt u in uw zoektocht naar middelen om een lerarenloopbaanpact te sluiten. Hoe gaat u dat realiseren?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, u kent mijn bezorgdheid. Het gaat over het mooiste beroep ter wereld, en toch zijn er te weinig mensen die het willen gaan doen. Dat lerarentekort is vandaag al redelijk nijpend op bepaalde plaatsen en voor bepaalde vakken, zoals Frans, wiskunde, wetenschappen en techniek – dat zijn er toch al heel wat. We hebben vandaag ook iets te weinig studenten in de lerarenopleiding om de lacunes die er zijn, op te vullen. De instroom in die lerarenopleiding is ook wat zwak. Dat is ook een probleem. Dat is ook een uitdaging, als ik dat mag zeggen.
Er zijn inderdaad wat maatregelen te nemen. Er is een lerarenloopbaanpact, dat ervoor moet zorgen dat die leerkrachten eigenlijk kunnen werken zoals het een onderwijssysteem van de 21e eeuw betaamt. Ze moeten namelijk een permanente vorming kunnen krijgen op het vlak van digitalisering. Ze moeten bijgeschoold kunnen worden op het vlak van de nieuwe uitdagingen, zoals de diversiteit in de klas, de talige diversiteit. We moeten daarin kunnen investeren.
Er zijn dus een aantal uitdagingen. We hebben het daar al een tijdje over gehad. Nu denk ik dat het belangrijk is om daar een open debat over te voeren en om ruimte te maken, ook budgettair, voor de zaken die nodig zijn, zoals die permanente bijscholing, zoals de aanvang van de starters, want heel wat leerkrachten verlaten het beroep in de eerste vijf jaar. We hebben die maatregelen eigenlijk zo goed als klaar. Wat zegt de vakbond? Ze geven u een ultimatum, in plaats van mee te gaan nadenken over de omvorming van de schoolorganisatie, waardoor middelen kunnen vrijkomen. Want laten we wel wezen, collega’s: we hebben zowat het duurste secundair onderwijs van de OESO-landen. Meer is dus mogelijk. Hoe gaat u om met dat ultimatum, minister?
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor de vragen, collega’s. Misschien eerst een punctuele rechtzetting ten opzichte van collega Gennez: deze Vlaamse Regering heeft in de voorbije twee jaar 500 miljoen euro extra geïnvesteerd in ons Vlaamse onderwijs. We zitten nu aan historisch hoge bedragen. 11,3 miljard euro wordt er geïnvesteerd. Het stijgende aantal leerlingen zet zich elk jaar om in een stijgend aantal leerkrachten, die ook de kans krijgen om les te geven.
Maar dat is natuurlijk niet de kern van de zaak. Als de vraag is of er grote noden zijn in het onderwijs en of er nood is aan een loopbaanpact, collega’s, dan is het antwoord op die vraag voor mij zeer nadrukkelijk ‘ja’. We hebben trouwens in het regeerakkoord geschreven dat we aan zo’n pact willen werken. Maar een pact, collega’s, vraagt natuurlijk dat je akkoord gaat met drie partijen: werkgevers, werknemers en de Vlaamse overheid. Ik heb in de voorbije maanden zeer intense gesprekken gevoerd, eerst bilateraal en dan twee plenaire vergaderingen lang, rond mogelijke contouren van maatregelen.
En collega Gennez, ik splits niemand iets in de maag. Want als je iemand iets in de maag splitst, kun je geen pact maken. Een pact is een overeenkomst tussen drie partijen. Maar op een bepaald moment, als je voldoende bilateraal gesproken hebt, moet je wel de kaarten op tafel leggen en zeggen: uit de gesprekken die wij gevoerd hebben, zie ik die mogelijke contouren om over te praten. En dan is het antwoord dat de mensen moeten geven, een tijdje later, voor mij een open vraag. Maar ze kunnen dat doen.
Gisteren zijn zowel de werkgevers- als de werknemersorganisaties bij mij op het kabinet geweest en gedurende bijna twee uur is er punctueel ingegaan op alle contouren die wij geschetst hebben rond een mogelijk kader voor onderhandelingen rond de loopbaan.
Collega’s, ik vond het goed. Het is de eerste keer dat iedereen zijn kaarten op tafel heeft gelegd en dat er met een zeker respect gesproken is over maatregelen die we moeten nemen. De collega’s hebben er een aantal geschetst. Voor mij is prioritair de zorg om zowel de loopbaanvastheid als de begeleiding van startende leerkrachten. Daar knelt het schoentje absoluut. Zorg voor begeleiding van leraars op oudere leeftijd om goed en werkbaar het einde van de carrière te kunnen maken. Er was ook veel discussie en er waren veel zorgen omtrent de opdracht van de leraar: wat is dat precies? Wat zijn kerntaken en wat niet?
Ik heb twee grote zorgen na het gesprek van gisteren. De eerste grote zorg is: er zijn inhoudelijk heel zware discussies tussen werkgevers en werknemers. Ik geef een voorbeeld. In de voorstellen die ik heb gedaan, na de vele gesprekken, heb ik gezegd dat toezicht op de speelplaats voor mij geen kerntaak van een leraar is. Als je de kerntaken beschrijft, zit dat er niet in. Bepaalde werkgeversorganisaties hebben gisteren gezegd dat dat voor hen het wezen is, dat het wel de kerntaak van de leraar is. Zij willen dat erin. Zo zijn er een heel aantal inhoudelijke knelpunten waarover we de komende weken naar een consensus moeten zoeken. Ik geef een tweede voorbeeld. Werkgevers zeggen: ‘We wensen maximale flexibiliteit voor de leraren. Geef ons de middelen en laat ons de leraren inzetten zoals wij vinden dat het goed is.’ Vakbonden vragen zeer terecht: ‘Zorg ervoor, met alle middelen die er zijn, dat je de leraar zijn kerntaak laat doen, namelijk lesgeven.’ Er zijn dus inhoudelijk heel wat discussies.
Een tweede discussiepunt is het budget. Ik vind het niet zo raar dat de vakbonden extra middelen vragen, maar ik laat me niet chanteren door een deadline die wordt gesteld, en ook niet door de vraag naar een blanco cheque. We moeten natuurlijk blijven discussiëren over de inhoud. Een pact betekent overheid, dat kan meerderheid en oppositie zijn, dat betekent werkgevers-werknemers, maar laat ons alstublieft de komende weken verder werk maken van de zo noodzakelijke inhoudelijke gesprekken, zonder taboes. Als we dingen willen wijzigen, of als we veranderingen willen doorvoeren, moeten we ook bereid zijn om te kijken naar het systeem zoals het nu werkt, en kijken of er bijsturingen kunnen gebeuren.
Ik wil hier ook een oproep aan de sociale partners doen: blijf inhoudelijk spreken. Ik ben zeker bereid om binnen de budgettaire mogelijkheden van deze Vlaamse Regering te kijken of er middelen kunnen zijn, maar een ultimatum stellen – we willen eerst zoveel middelen en dan gaan we over de inhoud spreken – was niet wat ik gisteren uit de vergadering heb onthouden. Ik hoop echt dat iedereen bereid is om verder de inhoudelijke discussie te voeren. Ons onderwijs en onze leraars verdienen dat. Dat is ook een teken van respect.
Minister, uw eigen jaarverslag van Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) geeft zwart op wit aan dat u 3 procent hebt bespaard in het secundair onderwijs. Dat keer op keer hier komen ontkennen, is onkies, ook ten opzichte van de leerkrachten, bijvoorbeeld degenen die in het Sint-Carolus-Instituut in Sint-Niklaas vorige week vrijdag twee uren het werk hebben neergelegd omdat de voorstellen die de Vlaamse Regering op tafel legt zeventien leerkrachten in die school hun job zou kosten, en aan andere leerkrachten vraagt om twee uren langer te werken voor hetzelfde loon. Dat zou men in de privésector nog niet eens overwegen. Als u echt denkt dat u op die manier de job aantrekkelijker maakt voor jonge leerkrachten en voor leerkrachten die al langer in het beroep zijn, dan hebt u toch wel niets begrepen van wat er leeft op de gemiddelde Vlaamse school.
Mevrouw Gennez, ik kan het niet laten even te repliceren op wat u zegt. Als u de omvang ziet van de uitdagingen voor ons onderwijs, op het vlak van de noden van de leerkrachten, zowel inhoudelijk als de nood aan het aantal leerkrachten, dan gaat het niet alleen over wie komend schooljaar een aantal uren meer of minder zou lesgeven. Het gaat om de omvorming van een beroep, een beroep dat klaar moet zijn voor de toekomst, dat het vandaag niet is, dat nog altijd geschoeid is op het model van een eeuw geleden. Dan moet men fundamentele ingrepen doen.
Dat mis ik momenteel in de discussie. Dat mis ik in de voorstellen van zowel de koepels als van de vakbonden. Waar men voor de hervorming van het secundair onderwijs de revolutie predikte, mag er nu enkel iets bijkomen, en dan nog met een grote zak geld erbij. Wel, dat is niet voldoende. Als men de uitdagingen echt moet aanpakken, moeten er fundamentele hervormingen komen. Ik denk ook, en niet het minst, aan een van de zaken waar we niet zo goed op scoren, namelijk dat de leerlingen met de hoogste noden in de Vlaamse scholen het minst beroep kunnen doen op de meest ervaren leerkrachten. Die zaken moeten we aanpakken, en daarvoor reken ik op u.
De heer De Meyer heeft het woord.
Het loopbaandebat mag zeker niet herleid worden tot een discussie over de noemers 20, 21 of 22. Dit doet alle leerkrachten onrecht aan. Ook uit onderzoek blijkt dat de meeste onder hen meer dan 38 uur per week werken. Bij sociale onderhandelingen, maar zeker bij een loopbaandebat, is er veel luisterbereidheid, empathie en de vereiste tijd nodig van alle partners. Het meest fundamentele op dit moment is dat alle verantwoordelijke partners aan tafel blijven. Ik onthoud dat er grote eensgezindheid over is dat er enerzijds maatregelen genomen moeten worden voor startende leerkrachten op vlak van begeleiding en stabiliteit en anderzijds voor oudere leerkrachten. Terloops wil ik opmerken dat als het gaat over middelen voor het loopbaandebat, dit niet alleen een verantwoordelijkheid is van de minister van Onderwijs, maar van de hele Vlaamse Regering.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, we zijn het er allemaal over eens dat leerkrachten een stevig pakket maatregelen verdienen om hun job aantrekkelijk te maken. Dat wordt hier al zeer lang gezegd in dit parlement, maar het lijkt er niet op dat er vooruitgang wordt geboekt. De gesprekken zijn inderdaad niet onder een goed gesternte gestart, precies omdat het eerste wat was voorgesteld, het optrekken van het aantal uren was dat leerkrachten zouden moeten werken. Het is een rare en niet verstandige communicatie te zeggen: ‘We gaan uw loopbaan versterken, maar eerst vragen we u om voor hetzelfde loon twee uur meer les te geven.’ In de feiten betekent dat vier of vijf uur meer werken. Dat is nooit gezien, en dat zou men nergens aanvaarden.
Minister, bent u bereid om daarvan af te stappen, om het debat open te trekken en op een andere manier de gesprekken te starten? Volgens mij is die vraag terecht, want zo gaan we er niet uit geraken en zit het debat vast.
De heer Daniëls heeft het woord.
Het lerarenloopbaanpact bespreken binnen het beperkte tijdsbestek van deze plenaire vergadering is moeilijk. Daarvoor is een ruimer debat nodig. Ik denk daarbij aan wat mevrouw Celis en andere collega’s van onze commissie daarover te zeggen hebben. Wat ik wel belangrijk vind en namens onze fractie wil meegeven, is dat de kerntaak van de leerkracht is om les te geven. Die werklastmeting van wat de leerkracht nu werkelijk doet, is een belangrijk gegeven. We moeten goed kijken naar de tijdsbesteding en naar wat ze doen en niet doen, en we moeten ervoor zorgen dat zaken die administratief belastend zijn, weggenomen worden.
Wat ik mis, is zijinstroom, opleiding van directies, evaluatie van leerkrachten, nascholing en zo meer.
Tot slot verwijs ik naar een bericht van de OESO van vorige vrijdag, en waardoor de ogen van de wereld op ons gericht zijn: er zijn bij ons 9 leerlingen per leerkracht. Misschien moeten we wel eens uitzoeken waar alle middelen, zowel qua personeel als financieel, die blijkbaar niet in de school en in de klas zitten, dan wel naartoe gaan.
Mevrouw Gennez, we hebben al vaak over cijfers gesproken. Als u vraagt of er besparingen gebeurd zijn op de werkingsmiddelen, dan is mijn antwoord: ja. U moet dan ook intellectueel eerlijk zijn, en als we kijken naar de harde cijfers die in Onderwijs geïnvesteerd worden, zult u met mij moeten vaststellen dat de budgetten 500 miljoen euro gestegen zijn. De middelen zijn wat ze zijn, en we zitten op 11,3 miljard euro.
Als u daar van neen op blijft schudden, begrijp ik het niet meer. Ik wou dat u mij zou laten uitspreken, want u krijgt straks nog het laatste woord.
Mevrouw Gennez, we investeren 11,3 miljard euro in ons Vlaams onderwijs. Dat zijn welbestede middelen. Wat mij betreft, is geen euro die we in onderwijs investeren te weinig. Maar ik aanvaard niet dat er geen enkele discussie en geen enkel gesprek zou kunnen zijn over de manier waarop we vandaag onderwijs aan onze leerlingen verstrekken. Ik vind dat iedereen de methode waarin hij werkt, in vraag moet durven te stellen. We moeten echter durven te kijken of we die bulk middelen optimaal besteden of dat we dat op een andere wijze kunnen doen.
U hebt verwezen naar een school in Sint-Niklaas. Ik was vrijdag toevallig in een school in Ternat waar het hoofd van de inrichtende macht mij kwam zeggen dat ze klaar zijn voor een 38 urenweek. Ook de vakbonden zijn daar klaar voor. Ik hoor dus op het terrein heel veel variërende verhalen, en ik hoor ook heel veel creatieve verhalen, maar ik vind het van belang dat we de discussie in alle openheid willen voeren. U zult mij nooit in een schema krijgen waarin – en ik verwijs even naar de woorden van de heer Daniëls – de kerntaak van de leraar plots niet meer zou zijn: lesgeven. We moeten er toch van uitgaan dat als iemand een lerarenopleiding volgt, het toch is om les te geven.
Mevrouw Meuleman, ik heb op geen enkele wijze mijn voet in de ‘plat’ gezet van de noemers. We hebben dit debat al gevoerd in de commissie. Ik heb een totaalpakket voorgesteld. Als je nu kijkt naar het aantal uren dat leerkrachten voor de klas moeten staan, varieert dat nu van 20 tot 29 uur: praktijkleraars 29 uur en masters in de derde graad 20 uur. Ik heb die spanning inderdaad wat kleiner gemaakt en tussen de 27 en 22 uur gebracht. Ik heb tegelijkertijd gezegd dat ik wil dat een aantal taken die leraren moeten doen of waarvan men het normaal vindt – denk aan de onvergoede plage-uren – geminimaliseerd worden. Ik wil dat daar taakverlichting is. Maar die tweede kant van het verhaal hoort blijkbaar niemand. Ik stel nu vast dat ook de vakbonden dat blijkbaar niet meer horen. Ik vind dat spijtig. Ik had liever gehad dat men ook had gezegd dat de maatregelen voor die starters goed zitten, en dat men dat en dat en dat goed vindt. Dat heeft men in die vergadering wel gedaan. Op die basis zijn de gesprekken voortgezet. Dan kunnen we kijken welke middelen we nu al dan niet te kort hebben. Maar nu een ultimatum stellen en zeggen: eerst een zak geld en dan is alles in orde, dat is gewoon oneerlijk! De inhoudelijke discussies die er nog zijn, zijn best wel aardig en best wel omvangrijk.
Collega’s, laat ons alstublieft in het belang en met een grote respect voor ons Vlaams onderwijs de inhoudelijke debatten goed voortzetten en de budgettaire kaartjes die eraan hangen ook in alle transparantie op tafel leggen. Ik wil graag naar de Vlaamse Regering gaan met de boodschap dat we extra budgetten nodig hebben, maar dan graag met een inhoudelijk, goed onderhandeld plan waarin zowel werkgevers, werknemers maar ook wij als Vlaamse Regering achter staan. Die gesprekken moeten we nu heel snel kunnen voortzetten. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, ik begrijp dat u wat onzeker wordt wat die extra zak geld betreft. Wij steunen u daar natuurlijk wel in. U moet dat bij uw collega’s ook eens vragen en op tafel kloppen. Maar de Vlaamse Regering heeft eerst heel veel afgeroomd in het onderwijs. Daardoor stijgt het risico op burn-out en staan er heel veel leerkrachten effectief onder druk.
Minister, hervormen vraagt moed, visie en middelen. Die moed hebt u tot op vandaag inderdaad onvoldoende getoond, omdat wij denken dat een debat over de schoolopdracht moet gaan en dat leerkrachten net zoals andere werknemers niet meer dan 38 uur per week moeten werken. Wij steunen u daarin om dat ook te bewerkstelligen. Maar vandaag zijn er leerkrachten die tot 54 uur werken. U zou dat moeten bestuderen.
Mijnheer Daniëls, u zegt dat er een studie op komst is over de werkbelasting in het beroep. Wel, minister, in een normale onderhandeling studeert u eerst en gaat u dan op basis van concrete feiten het gesprek aan met de vertegenwoordigers van de werknemers en de werkgevers. Dan zegt u niet eerst: u moet d’office twee uur meer werken. U spant met andere woorden de kar voor het paard, en dat is slecht aangekomen in het Vlaamse onderwijs. (Applaus bij sp.a en van Elisabeth Meuleman)
De werklastmeting is inderdaad heel belangrijk en hoogst noodzakelijk. Men moet eerst de werklastmeting doen vooraleer conclusies te trekken. Maar, vrienden van sp.a, die werklastmeting heb ik in de vorige legislatuur al gevraagd toen Pascal Smet met een eerste versie, een draft, van een loopbaanpact op de proppen kwam. Helaas is die werklastmeting toen ook niet in de steigers gezet. Wat de werklastmeting betreft, is de 38 urenwerkweek voor ons essentieel om een flexibel en eerlijk personeelsbeleid te kunnen voeren. Daarvoor zijn bepaalde zaken essentieel. De rechtspositieregeling moet meer flexibiliteit toelaten en de directies moeten worden versterkt. Dat is essentieel.
Ik zou willen afronden met een citaat van de heer Schleicher, een onderwijsexpert van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), die we vorige week in Parijs hebben kunnen horen. Volgens hem is een van de grote problemen in OESO-landen dat de leerlingen zich op het vlak van het leren in de 21e eeuw bevinden, maar dat veel leerkrachten nog in de 20e eeuw zitten en dat het systeem uit de 19e eeuw dateert. Minister, als onze vakbonden in de 19e eeuw willen blijven, doen ze dat maar. Het zal niet met de steun van onze partij zijn. Wij willen immers, samen met u, een ambitieus lerarenloopbaanpact realiseren. (Applaus bij Open Vld en de N-VA)
De actuele vragen zijn afgehandeld.