Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik heb me de laatste dagen wat zorgen over u gemaakt. Toen ik begin deze week bekendmaakte dat er 120 hectare waardevol bos in Limburg is bedreigd, zei u dat er geen dossier was. Minister, er is wel een dossier en ik heb het bij mij. Het is een dossier van april 2014 met een duidelijk politieke keuze waarin heel duidelijk wordt bepaald dat er wordt gestart met de opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) voor de zandontginning in Kaulille. De startbeslissing wordt genomen. Het is duidelijk welke weg men wil opgaan. Uit 2013 zijn er nog andere documenten waaruit blijkt waar men graag zand zou winnen. Het Kaulillerbos staat daar ook bij.
Minister, u hebt dit document getekend. Het is dus vreemd dat u zegt dat er eigenlijk geen dossier is en dat u hierover weinig weet. Minister, welke afweging hebt u gemaakt om deze politieke keuze te maken om de start te nemen voor ontginning in het Kaulillerbos?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega Danen, ik heb heel fors taalgebruik van u gelezen. U kwam tot twee conclusies. De eerste conclusie was: “De minister liegt.” Een andere mogelijkheid was volgens u: “De minister kent haar dossier niet.” Nu bent u een beetje milder in uw taalgebruik, maar misschien bent u nog een derde optie vergeten. Misschien is de derde optie dat u de procedure niet kent die in zulke dossiers wordt gevolgd. Ik zal u dat proberen uit te leggen zodat u goed weet hoe het in elkaar zit.
Eerst over de startbeslissing van 2014 waarmee u daarnet zo mooi stond te zwaaien. Het is bijzonder opmerkelijk dat er in 2014 daarover geen opmerkingen zijn gemaakt en dat u dat nu plots een zeer belangrijk document vindt. Wat is een startbeslissing? Ze gaat terug naar het Oppervlaktedelfstoffendecreet. In dat Oppervlaktedelfstoffendecreet staat dat er een startbeslissing kan worden genomen. In de memorie van toelichting staat dat het geen keuze is voor definitieve locaties en dat er een aantal afwegingen kunnen gebeuren. Collega, zo’n startbeslissing is dus geen definitieve beslissing over een locatie.
Vanuit twee private bedrijven wordt een milieueffectrapportprocedure (MER-procedure) opgestart. Die is nu in openbaar onderzoek. Ik veronderstel dat het feit dat u nu om aandacht schreeuwt, daarmee te maken heeft. In het openbaar onderzoek komen de verschillende alternatieven aan bod die in een MER-rapport kunnen worden onderzocht. Bij de aankondiging van het openbaar onderzoek staat ook heel uitdrukkelijk dat het niet over definitieve keuzes van locaties gaat. Het gaat wel om: “Een uitnodiging aan alle betrokkenen om mee te denken wat er in een milieueffectenrapportage verder uitgewerkt wordt.” Nogmaals staat er: “Het geldt niet als een definitieve keuze van die locatie.”
Dat zijn de feiten, mijnheer Danen. Er is geen planningsbeslissing, er is geen vergunningsbeslissing. Er is geen beslissing over het dossier dat op mijn bureau ligt.
U beweert dat er uitzonderingen gemaakt zouden zijn, dat er achterpoortjes zijn voor ontginners, dat zij niet zouden moeten compenseren wanneer zij een vergunning zouden krijgen. Ik kan u uitdrukkelijk zeggen, als – en ik herhaal – als er een vergunning zou worden verleend, gebeurt dat niet via achterpoortjes. Ontginners moeten wel degelijk compenseren. De regels zijn zelfs verstrengd. We hebben beslist dat de compensatie in natura moet gebeuren als het terrein groter is dan 3 hectare.
Dat zijn de feiten, mijnheer Danen. Ik hoop dat u daar verder mee aan de slag gaat in plaats van om aandacht te schreeuwen voor een dossier waarover nog geen beslissingen genomen zijn.
Minister, ik heb van u echt geen lessen te krijgen. Ik ben me heel goed bewust van de procedure. Ik heb een brochure van De Zandbron, de groep die wil ontginnen samen met het gemeentebestuur, gezien. De procedure wordt daarin haarfijn uitgelegd. Ik heb nooit beweerd dat het bos zeker gekapt zal worden, ik heb gewoon gewaarschuwd dat het bos wel degelijk bedreigd is. Daar gaat het over. Dat is het enige dat ik wil zeggen.
Het is nooit goed. Ofwel komt een dossier te vroeg en zegt u: het is te vroeg, dat is allemaal niet relevant, waar komt u nu mee af? Ofwel zijn we te laat en zegt u: nu is het allemaal achter de rug, waar komt u nu mee af? Dat soort lessen heb ik echt niet te krijgen van u. Ik weet precies hoe de procedures ineenzitten.
Het is trouwens zo dat de beginkeuzes gemaakt zijn zonder inderdaad definitieve keuzes te maken. U zegt dat er geen voorrangsregeling is voor ontginners: dat klopt ook niet. Op 17 juli 2015 is er wel degelijk beslist dat er een uitzondering is voor ontginners. Dat wil dus niet zeggen dat ze niet moeten compenseren, maar ze kunnen ‘in site’ compenseren en het is zo dat ze met één factor één winnen.
Alles wat ik in dit dossier heb beweerd, klopt, en u probeert om de hete brij heen te draaien. Het is heel duidelijk een politieke keuze. U had een andere keuze kunnen maken, om die start niet te nemen, om daar gedeeltelijk natuur van te maken. Dat hebt u niet gedaan, dat is uw goed recht, maar kom er dan voor uit. (Applaus bij Groen)
De heer Tobback heeft het woord.
Ik neem het risico om mij in de Limburgse bossen te begeven. Minister, ik heb op zich geen probleem dat u in ruimte en mogelijkheden voorziet voor ontginning en winning. Daar is in de vorige legislatuur ook al heel duidelijk een keuze voor gemaakt.
U moet aan de andere kant niet verwonderd zijn dat het wantrouwen groot is. In de afgelopen jaren werden we rond ontbossing al heel vaak geconfronteerd met salamibeslissingen. Daarbij werd vóór de beslissing inderdaad gezegd: u bent te snel, er is nog geen beslissing; en achteraf: u bent te laat want er is een beslissing en ik kan nu niets meer zeggen. Het wantrouwen is dus verklaarbaar, zeker als men ook nog eens weet dat 90 procent van alle aanvragen toch wordt goedgekeurd op basis van eerder vage criteria.
Ik zou u een heel concrete – al was het maar om de ongerustheid hier gedeeltelijk weg te nemen – vraag willen stellen. Indien voor deze ontginning een vergunning zou worden gegeven voor ontbossing, mag ik toch aannemen dat de compensatie in natura klaar en duidelijk betekent: onmiddellijke compensatie in natura en niet in nabestemming binnen 20, 25, 30 of 35 jaar? Dat zou een farce zijn. U mag gerust ‘neen’ antwoorden, minister, dan hoor ik het nu graag.
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, het gaat hier om een bos dat deels gelegen is in een industriegebied, wat we een zonevreemd bos noemen. We hebben hier onlangs een wijziging aan een decreet goedgekeurd: artikel 90ter van het Bosdecreet, waarmee we de zonevreemde bossen beter gaan beschermen. We wachten op een kaart waarop die bossen staan, een kaart die in openbaar onderzoek kan gaan zodat de bescherming een feit wordt. Hoever staat het met de kaart en met het openbaar onderzoek dat daarop moet volgen?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Mijnheer Danen, ik heb de indruk dat u voor buikspreker aan het leren bent, een buikspreker die andere mensen wil laten zeggen wat hij ze graag wil laten zeggen. U zou minister Schauvliege hier graag willen laten zeggen: natuur interesseert mij niet. Waarop u zou kunnen zeggen: mij interesseert het wel, ik ben er de grote voorvechter van. Ik kan geen andere reden vinden waarom u hier zo kort door de bocht gaat.
Ik zal de regelgeving niet meer opsommen die de minister al heeft gegeven. Daarvoor ontbreekt mij de tijd. Maar in de toekomst zullen hier vele afwegingen moeten worden gemaakt. 120 hectare waardevol bos, daar zit inderdaad 60 hectare bedrijventerrein bij. Misschien zitten er van die hectaren bij waar u naar verwees in het dossier Essers. Dat weet ik niet. Er zit 44 hectare dennenbos in. Er zal moeten worden afgewogen of er sowieso kan worden ontzand. Er zal moeten worden afgewogen hoe eventuele mobiliteitsproblemen kunnen worden aangepakt. En sowieso moet elke boom die ooit gekapt wordt, gecompenseerd worden, soms zelfs tot drie keer toe.
Wat mij vooral stoort, mijnheer Danen, is dat wij hier bezig zijn over procedures die in dit parlement goedgekeurd zijn: milieu-effectenrapport, ruimtelijk uitvoeringsplan. Die procedures zijn hier in het verleden door verschillende politieke partijen en na goed overleg tot stand gekomen en goedgekeurd, om tot een goede, evenwichtige besluitvorming te komen. Ik hoor u hier vandaag zeggen: gooi die procedures in de vuilnisbak en zeg gewoon dat het vandaag niet kan. Dat is eigenlijk een aanfluiting van deze instelling.
Mevrouw Peeters heeft het woord.
Collega’s, we weten allemaal dat we zand economisch nodig hebben. We hebben het nodig bij infrastructuurwerken, bij woningbouw, de betonnijverheid. Iedereen heeft dat nodig. Daarom moet er een grondig onderzoek gebeuren waar er zandwinning is.
Mijnheer Danen, ik moet in dezen de minister bijtreden: ofwel kent u de procedures niet, ofwel hebt u een probleem met communicatie. De krantenartikelen die ik gelezen heb, spraken toch allemaal voor zich.
Voor alle duidelijkheid wil ik nog even herhalen dat op dit ogenblik niet meer dan de kennisgevingsnota van de plan-MER in openbaar onderzoek is. Dat dient er net toe, mijnheer Danen, om alle milieuaspecten te onderzoeken, om op grond daarvan binnen het plan-MER richtlijnen op te maken of er mogelijk een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan kan worden opgemaakt. In die fase zitten we. We moeten dan ook niet meer zoeken dan wat er op dit ogenblik voorhanden is. Het openbaar onderzoek loopt nog tot het einde van deze maand. En dan zullen we verder zien wat er moet komen.
Als de nabestemming van dat ontginningsproces natuur is, denk ik dat we hier een win-winsituatie hebben voor iedereen. In onze regio is dat zo gebeurd met grindwinning. Ik gun dat ook Noord-Limburg met zandwinning.
Ik stel vast dat bijna iedereen het erover eens is dat in dit dossier nog heel wat stappen moeten worden gezet en dat we de milieu-effectenrapportage alle kansen moeten geven en dat op een goede manier moeten laten verlopen. Dat gebeurt in alle transparantie en openheid. Daarom ook is dit openbaar onderzoek rond de kennisgeving vanuit het private initiatief op dit moment lopende. Er is dus geen sprake van salamibeslissingen of verdoken beslissingen.
Collega Danen, als u dan toch zoveel problemen had met die beslissing in 2014, waarom begint u er nu pas zoveel rumoer rond te maken? U hebt dan toch twee jaar gewacht.
Collega Tobback, die startbeslissing is mee door uw partij genomen in 2014. Ook het dossier Essers is trouwens aangezet toen u mee verantwoordelijkheid droeg. Ik kan dus aannemen dat u ten volle achter die beslissingen staat.
U vraagt mij wat er zal gebeuren áls. Dat is natuurlijk allemaal toekomstmuziek. Daar kunnen wij nu niet op doorgaan. Wij moeten afwachten wat de milieu-effectenrapportage zegt. Pas als er een ruimtelijk uitvoeringsplan zou zijn, kan er eventueel een vergunning verleend worden voor een ontginning. Het zal in die vergunning zijn dat specifiek zal komen hoe er gecompenseerd moet worden. Er is duidelijke regelgeving, die zegt dat wanneer er een perceel groter dan 3 hectare is waar bos gekapt wordt, er gecompenseerd moet worden in natura. Er staat in de regelgeving dat dat gefaseerd kan gebeuren. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat dat pas na vijftig jaar is. Dat zal gespecificeerd moeten worden in de vergunning. Ik kan daar absoluut niet op vooruitlopen. Dat zal afhangen van de resultaten van alle onderzoeken.
Mijnheer Vandaele, in het parlement is er inderdaad beslist om een kaart op te maken met bijzonder waardevolle zonevreemde bossen die ook bedreigd zijn. Die kaart is al een tijdje klaar. Die ligt trouwens voor in een interkabinettenwerkgroep. We hopen dat die heel snel naar de Vlaamse Regering kan, waarna dan inderdaad het openbaar onderzoek kan starten. Het werk is dus echter al een hele tijd af.
U ziet dat we ook verder werk maken van de bescherming van die bijzonder waardevolle zonevreemde bossen, maar natuurlijk moeten we ook respect hebben voor de procedures, voor de diverse stappen die moeten worden gezet. We zorgen ervoor dat er kennis is in dat dossier. Pas dan kunnen er op basis van alle objectieve gegevens definitieve beslissingen worden genomen. Ik vraag inderdaad, ook van de parlementsleden, dat men respect zou hebben voor die procedure, zeker als dat decretaal is bepaald door dit parlement.
Als er een startnota ligt voor de opmaak van een GRUP voor de zandontginning in Kaulille, in het Kaulillerbos, dan lijkt alertheid me wel op haar plaats. Er is niemand die heeft gezegd dat dat bos morgen zal worden gekapt. Dat zou er nog aan ontbreken. Dat heeft niemand gezegd. Het gaat erover dat we alert moeten zijn, dat we moeten oppassen dat niet de fout wordt gemaakt die ook bij Essers is gemaakt, in die zin dat men waardevol bos kapt terwijl er wel alternatieven zijn.
Ik denk dat we er eens goed over moeten nadenken of het zinvol is om waardevolle bossen op te offeren voor zand, dat in ruime mate aanwezig is. Ik kan me niet indenken dat de meeste mensen dat een goed idee vinden. Bossen zijn, in tegenstelling tot sommige geluiden die ik hoor, geen luxeproduct, maar levensnoodzakelijk. Beste collega’s, en in het bijzonder beste Limburgse collega’s, als we aan dit tempo doorgaan, dan kleurt Limburg binnenkort grijs in plaats van bronsgroen, en dat mogen we echt niet laten gebeuren.
Ik stel voor dat we nu het Limburgse volkslied aanheffen. (Gelach)
De actuele vraag is afgehandeld.