Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, afgelopen weekend was het de Dag van de Wetenschappen. Door alle gebeurtenissen is dat helaas een beetje ondergesneeuwd geraakt in de media. De doelstelling is vooral om STEM onder de aandacht te plaatsen. STEM staat voor Science, Technology, Engineering and Mathematics. Onze fractie vindt dit zeer goed.
In het verleden is STEM en alles wat te maken heeft met techniek een beetje ondergesneeuwd geraakt. Afgelopen weekend is er een STEM-charter getekend tussen de verschillende beleidsdomeinen die ermee te maken hebben – minister Muyters vanuit Wetenschappen en u vanuit Onderwijs – om dit samen kracht bij te zetten. Voor Onderwijs is dit cruciaal, maar hoe gaat dit in zijn werk? Als je rondkijkt in Vlaanderen zie je heel wat scholen waar ophangt ‘Hier STEM-opleidingen’ of ‘Hier bieden we STEM aan’. Het is een heel diffuus verhaal van wat al dan niet STEM is. Soms zou je de indruk krijgen dat vanaf er een rekensom in het vak voorkomt, het STEM is.
Minister, u hebt nu een STEM-kader naar voren gebracht. We hebben het daar nog niet over gehad in de commissie, en dat is ook niet op de Vlaamse Regering geweest. Het is een adviserend kader. Hoe spoort dat met de hervorming van het secundair onderwijs waar ook opleidingen worden gescreend en met de hervorming van de eindtermen?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, het STEM-kader is er gekomen door een samenwerking tussen het leerplichtonderwijs en het hoger onderwijs om een handleiding aan te bieden aan scholen die STEM-onderwijs willen inrichten. Voor technisch en beroepssecundair onderwijs is dat vrij evident, want ze zijn onze STEM-ambassadeurs bij uitstek. Voor het aso is dat iets moeilijker. We zien dat een aantal scholen de vrije uren waarover ze beschikken, invullen met STEM. In de ene school studeert men daar een of twee jaar over, in de andere gaat dat iets gemakkelijker. Daar neemt men het aantal uren wiskunde als referentie om te stellen dat ze STEM-onderwijs inrichten.
Op vraag van velen is gewerkt aan een STEM-kader. Dat is geen voorafname op de modernisering van het secundair onderwijs, maar een inhoudelijke leidraad die wordt aangeboden. Het wordt trouwens niet door mij persoonlijk aangeboden, want dat zou te veel eer zijn. Het wordt aangeboden door de werkgroep die zich daar het voorbije jaar over heeft gebogen. Daarin zijn dus het leerplicht- en hoger onderwijs vertegenwoordigd. Het situeert zich ook buiten de evaluatie van de eindtermen of de nieuwe eindtermen. We willen actueel inspelen op waar scholen mee bezig zijn.
Positief is dat de interesse van ouders om hun kinderen STEM-onderwijs te laten volgen, zeer groot is. Ik vind dat een bijzonder goede zaak. Het toont ook aan dat ouders ontvankelijk zijn om hun kinderen techniek, wetenschappen en technologie te laten volgen in het secundair onderwijs.
Minister, het is goed dat u aangeeft dat het geen voorafname is op noch de hervorming van het secundair onderwijs, noch de eindtermen. Dat zou immers het beeld kunnen scheppen bij scholen dat ze onmiddellijk mee op de kar moeten springen om de boot niet te missen. Dit is een leidraad maar geen voorafname op de toekomst.
We pleiten er al jaren voor dat ouders bewuster gaan kiezen voor techniek en wetenschap, voor tso en bso. Eindelijk krijgen wetenschap en techniek een positieve connotatie en wordt het een positieve keuze.
Minister, wanneer we die technische en wetenschappelijke opleiding in het tso en bso positief en actief in de markt willen zetten, dan moeten we ook kijken naar de aanwezige uitrusting. Hoe zult u daaraan werken?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ik heb aandachtig geluisterd naar uw antwoord. Zoals u weet, is mijn fractie een warm pleitbezorger voor meer en beter STEM-onderwijs. Het letterwoord is intussen ook goed bekend, mensen weten waarvoor het staat maar leggen nog te vaak de nadruk op techniek en wiskunde. Er is niets verkeerd met die twee vakken maar ik wil toch herinneren aan het belang van degelijk wetenschapsonderwijs vanaf de lagere school met veel ruimte voor onderzoekend leren omdat dat de nieuwsgierigheid en passie van kinderen kan aanwakkeren. Dat brengt een attitude bij die zo noodzakelijk is in goed wetenschapsonderwijs.
Minister, om daarop verder te bouwen in het secundair onderwijs zou ik graag wat meer leerkrachten met het vereiste diploma voor de klas zien staan en zou ik de Vlaamse Regering willen vragen bijkomende inspanningen te leveren. Kunt u dat doen?
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, u hebt woord gehouden. Op 1 oktober hebt u me in de commissie Onderwijs geantwoord dat de timing er was en dat het uw bedoeling was om het kader tegen midden november aan de scholen te bezorgen. Op 6 mei hebt u in de plenaire vergadering op een actuele vraag van mevrouw Meuleman, mevrouw Krekels en mezelf geantwoord dat het uw bedoeling was om in het eerste en tweede jaar wetenschap en techniek te versterken zodat kinderen van de eerste graad daar praktisch meer kunnen leren werken en omgaan. Mijn grote zorg en ook die van vele scholen blijft wel hoe we ervoor kunnen zorgen dat het beroepsgericht onderwijs, het huidige tso en bso, in dat STEM-verhaal wordt versterkt.
Mevrouw Brusseel, ik dacht dat u zou vragen hoe ik wat meer de focus zou leggen op wetenschappen. Ik raad u aan om naar de handleiding te kijken. Het STEM-kader dat is aangereikt, wil juist vermijden dat de focus eenzijdig op wiskunde ligt, al is wiskunde natuurlijk wel relevant.
Over de vraag hoe we meer leerkrachten met het vereiste diploma voor de klas krijgen, hebben we het al vaker gehad in de commissie. Daarvoor moeten we eerst voldoende leerkrachten hebben die niet alleen voor de wetenschapsopleiding kiezen maar die ook les willen geven. Dat hangt samen met de hervorming van de lerarenopleiding die gepland is. Ik heb al een aantal suggesties gedaan om ervoor te zorgen dat wie de opleiding volgt, meteen ook de leraarsopleiding heeft genoten waardoor men niet nog eens een jaar of halfjaar extra moet studeren.
Mijnheer Daniëls, ik wil STEM niet herleiden tot bso en tso. STEM is wat mij betreft breder, het is het volledige domein van wetenschappen en techniek. Ik zie trouwens in onze technische scholen schitterende zaken gebeuren. Ook in het kader van Scholen van Morgen worden technische campussen opgericht die de deuren heel wijd openzetten en die de aso-scholen uitnodigen om hun technieklokalen en labs te gebruiken. Dat zorgt voor meer kruisbestuiving tussen praktijkgericht en heel theoretisch onderwijs en dat is een heel goede zaak.
Collega De Meyer, ik ben zeer blij dat u vaststelt dat ik woord gehouden heb. Er was wat commotie omdat er verbazing in uw stem klonk, maar het was geen verbazing maar enthousiasme. Daar ben ik heel blij om. Hoe we die technische scholen kunnen versterken, heeft te maken met de gebouwen waar de scholen in gehuisvest zijn maar ook met de positieve keuzes die moeten worden gemaakt. Dat hangt samen met de modernisering van ons secundair onderwijs. Als je zorgt dat kinderen in het eerste en tweede middelbaar niet al onmiddellijk vastzitten maar nog goed gemotiveerde keuzes kunnen maken, en als die potentiële keuze voor technisch onderwijs in het hart van de mensen terechtkomt, wat nu nog veel te weinig het geval is, dan zullen we meer jongeren die technische opleidingen kunnen laten volgen.
Bij veel mensen is er nog altijd de misvatting dat als je technisch onderwijs hebt gevolgd, je niet verder kunt studeren. Dat is helemaal niet juist. Heel veel technische richtingen bieden schitterende opportuniteiten om verder te studeren. We moeten daar hoogdringend duidelijkheid in scheppen en werk maken van de verdere uitvoering van onze modernisering van het secundair onderwijs.
Minister, ik noteer vooral de positieve keuze en ook het basisonderwijs. Collega Brusseel heeft er ook naar verwezen. Daar zit de sleutel om wetenschap en techniek vooruit te helpen. In het basisonderwijs moeten we de kinderen ten volle kennis laten maken met wetenschap en techniek zodat ze voor het secundair een zeer positieve keuze kunnen maken. Om die reden stelden we ook de vraag naar de uitrusting van de bso- en de tso-scholen. Zo kunnen zij zich positief in de markt zetten en krijgen we geen concurrentiestrijd waarbij ons tso en bso nog meer onder druk komen te staan. Mensen kunnen dan een goed geïnformeerde keuze maken op basis van wat ze in het basisonderwijs aan wetenschappelijke geletterdheid hebben kunnen ervaren.
De actuele vraag is afgehandeld.