Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden en Internationale Samenwerking
Vergadering van 07/05/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Ann Brusseel tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over het uitblijven van een regeling tussen de federale overheid en de deelstaten over de financiering van studiebeurzen in het kader van ontwikkelingssamenwerking
- 1453 (2012-2013)
Vraag om uitleg van de heer Jan Roegiers tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de onzekerheid met betrekking tot de universitaire ontwikkelingssamenwerking
- 1545 (2012-2013)
Vraag om uitleg van mevrouw Fientje Moerman tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het uitblijven van de middelen voor internationale hulpprogrammas
- 1562 (2012-2013)
De voorzitter : Het antwoord wordt gegeven door minister-president Peeters.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Voorzitter, minister-president, collegas, al geruime tijd al vier maanden en meer wachten de universiteiten op hun centen voor beursprojecten die binnen Ontwikkelingssamenwerking vallen en waarvoor de bevoegdheid van de federale overheid zou overgaan naar de deelstaten. De universitaire wereld, gesteund door de hogescholen en de veldwerkers, stuurde al brieven om haar ongerustheid en ongenoegen te uiten aan verschillende overheden. Zo meldden verschillende kranten tijdens de maand april.
Minister-president, vorig jaar hebben we min of meer dezelfde discussies gehad. De universiteiten moesten maanden wachten op de budgetten. Ook de Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand (VVOB) was ongerust voor deze vorm van ontwikkelingssamenwerking, die zou overgaan naar de gemeenschap, of met andere woorden: de usurperende bevoegdheden. Helaas stellen wij vast dat een akkoord uitblijft, en daarom moeten de universiteiten overgaan tot prefinanciering van hun lopende projecten.
Mijn vraag werd ingediend op 26 april. De daarin beschreven timing is ondertussen al een beetje verlopen. Er is overleg geweest tussen de Federale Regering en de deelstaten, en ik heb vernomen dat er toch min of meer een oplossing in de maak is. De Federale Regering zou twee derde van de uitgaven verder financieren zolang er geen akkoord is met de gemeenschappen.
Ook vorig jaar kwamen de centen laat, pas in april. Maar ik neem aan dat het nu duidelijk moet worden voor de Vlaamse Regering, voor de Federale Regering en zeker voor de mensen die betrokken zijn, waar de uitgaven voor de ontwikkelingssamenwerking verder vandaan zullen komen. Minister-president, hebt u daar dus al enigszins zicht op? Dit is niet alleen van belang voor de universiteiten, maar ondertussen ook voor de VVOB, want zij stellen zich ook vragen.
Vlaanderen concentreert zich in ontwikkelingssamenwerking op drie landen: Mozambique, Malawi en Zuid-Afrika. De projecten van de universiteiten gaan geografisch natuurlijk een pak ruimer.
Minister-president, waarom is het tot nu toe nog niet mogelijk geweest om een oplossing te vinden voor dit probleem, dat ook vorig jaar al bijzonder nijpend was? Hoe ziet u de toekomst op langere termijn van deze specifieke vorm van ontwikkelingssamenwerking: de samenwerking tussen onze universiteiten en het Zuiden? Kunt u waarborgen dat deze samenwerking zal worden voortgezet, ook in de landen waar Vlaanderen op dit moment niet actief is met initiatieven inzake ontwikkelingssamenwerking? Wat kunnen de universiteiten en organisaties zoals de VVOB verwachten?
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Minister-president, ik denk dat collega Brusseel een korte toelichting heeft gegeven bij het dossier, dat we uiteraard allemaal kennen omdat het al een tijdje aansleept.
Minister-president, soms zegt een beeld meer dan duizend woorden. Toen collega Brusseel daarstraks het woord ursurperende uitsprak, fronste u onbewust de wenkbrauwen. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
Neen, inderdaad, maar het gehele dossier van de usurperende bevoegdheden zorgt inderdaad wel voor enig wenkbrauwengefrons, ook bij u.
Mijn vraag die ik had ingediend, is ondertussen ook een beetje gedateerd, maar toch kan ik nog wel wat aanvullen bij wat al gezegd is.
Naar aanleiding van de vergadering op 24 april noteerde Belga toch een behoorlijk objectief nieuwsorgaan dat de Vlaamse minister-president zijn buik vol heeft van het getouwtrek met de Federale Regering over de usurperende bevoegdheden: Men meent dat bepaalde bevoegdheden regionaal zijn? Dat men die dan schrapt, foeterde hij voor aanvang van het overleg met de andere regeringen. Eerst moet het federale duidelijkheid scheppen, dan zullen wij nadien wel bekijken wat we eventueel zullen doen.
U vervolgde: Ik krijg het op mijn heupen van die discussie. We moeten het debat zo snel mogelijk sluiten. Dat hoeft volgens u ook niet moeilijk te zijn. De Federale Regering mag volgens u die 300 miljoen euro schrappen: wij zullen nadien wel bekijken wat we eventueel zullen doen.
Minister-president, dat is natuurlijk het gehele dossier van de usurperende bevoegdheden. Maar er is een niet onbelangrijk deel al dan niet een usurperende bevoegdheid, dat laat ik even in het midden , namelijk dat van de universitaire ontwikkelingssamenwerking, waar de mensen na meer dan een jaar getouwtrek het niet alleen op hun heupen krijgen, maar ook wel enige ongerustheid tonen. En dan druk ik mij nog zeer voorzichtig uit.
Ondertussen hebben we vrijdag vernomen dat de Federale Regering twee derde van het bedrag heeft gereserveerd. Er is een oplossing gevonden voor de periode tot nu, maar het is in elk geval geen definitieve oplossing, want er is nog altijd een pak geld nodig.
Ik koppel dan het probleem van het resterende derde met wat u aan Belga hebt gezegd, wat mij toch wel nieuwsgierig maakt naar uw antwoord op mijn vragen.
Kunt u toelichting geven bij de stand van zaken met betrekking tot de universitaire ontwikkelingssamenwerking? Wat is het actuele standpunt van de Vlaamse Regering, en is die bereid effectief te zoeken naar een oplossing voor de sluitende financiering van de universitaire ontwikkelingssamenwerking? Wat zou die oplossing kunnen zijn? Kunt u bij dit alles een timing vooropstellen?
De voorzitter : Mevrouw Moerman heeft het woord.
Mevrouw Fientje Moerman : Voorzitter, minister-president, mijn vraag was gericht aan minister van Onderwijs Pascal Smet. Ik zal mijn vragen dus enigszins moeten aanpassen.
Het is inderdaad een lang aanslepend probleem, en als bij wonder heeft de federale ministerraad vrijdag beslist om 67 procent of 43 miljoen euro vrij te maken, wat volgens Belga overeenstemt met het bedrag dat de Federale Regering dit jaar bereid is in te zetten, in het licht van de discussie over de usurperende bevoegdheden in de Interministeriële Conferentie Begroting en Financiën.
Zijn het usurperende bevoegdheden of niet? U zult ons dat nu toelichten.
Het bedrag dat de Federale Regering bereid is dit jaar in te zetten, is allicht juist, maar ik sluit mij aan bij mijn collega Roegiers wat met de overige 33 procent, waarin niet is voorzien? Wie gaat dat financieren?
Voor de projecten van 2013 zou er bij de hypothese van niet-financiering een gevaar zijn voor 700 studenten die hier verblijven en voortijdig naar huis zouden moeten, en aan de KU Leuven zouden er 12 voltijdse jobs verdwijnen. Als de Federale Regering nu toch twee derde uit de kast haalt, welke invloed heeft dit dan op deze cijfers? Zullen er dan toch nog mensen moeten verdwijnen? Is Vlaanderen bereid om het ene derde bij te leggen? Of wil Vlaanderen op een andere manier in dit dossier stappen ondernemen?
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : Voorzitter, ik sluit me graag bij deze vragen om uitleg aan. De projecten van de Vlaamse Interuniversitaire Raad-Universitaire Ontwikkelingssamenwerking (VLIR-UOS) en van de VVOB worden hier ook besproken. Volgens mij gaat het om een kwalitatieve manier van ontwikkelingssamenwerking. Bovendien wil ik een bedenking maken over de budgetten. In totaal gaat het voor de VLIR-UOS om 35 miljoen euro en voor de VVOB om 10 miljoen euro. Dat is een veelvoud van het Vlaams budget voor Ontwikkelingssamenwerking. We moeten hier rekening mee houden.
Vorig jaar, ongeveer rond deze tijd van het jaar, hebben we spijtig genoeg al een soortgelijke discussie in deze commissie gevoerd. Als ik me niet vergis, is toen geconcludeerd dat het om parallelle bevoegdheden gaat. Dit is natuurlijk een semantische discussie. Er zijn argumenten voor beide standpunten. We zijn toen vertrokken vanuit de idee dat elk overheidsniveau zich moreel verplicht moet voelen aan ontwikkelingssamenwerking te doen. Vanuit die invalshoek gaat het om bevoegdheden die naast elkaar bestaan.
Indien ik het goed begrijp, beschikt de VLIR-UOS sinds vrijdag over een oplossing en over een juridische basis om op korte termijn voort te werken. De VLIR-UOS is, net als de VVOB, in sterke mate vragende partij om op langere termijn, in dit geval vanaf volgend jaar, duidelijkheid over de eigen toekomst te krijgen. Ik zou hierover een paar vragen willen stellen. Is er binnen de Vlaamse Regering al overleg met minister Smet of met minister Lieten geweest? Hebben verdere gesprekken al plaatsgevonden? Ik bereid momenteel een vraag om uitleg aan minister Smet voor. Misschien kunnen we nu al vernemen hoe het zit.
Indien de Vlaamse overheid dit zou moeten betalen, zou het geld allicht uit het budget voor Onderwijs of voor Wetenschapsbeleid komen. We hebben echter vastgesteld dat minister Smet het ontwikkelingsbeleid binnen het onderwijsbudget heeft afgebouwd. Hij investeert meer in Brazilië en in de opkomende groeilanden. Dat is een bewuste keuze. Ik vind dat heel vreemd voor een socialistisch minister. De vraag is of er nog ruimte is om er iets anders bij te nemen.
We moeten tijdens het debat rekening houden met de vaststelling dat het hier aangehaalde pakket niet zo coherent is. Bepaalde onderdelen van het onderwijsbeleid vallen nog steeds onder de federale bevoegdheden en staan niet op het lijstje. Een voorbeeld is het Instituut voor Tropische Geneeskunde, dat deels door de Vlaamse overheid wordt gefinancierd en deels onder het federale budget valt. De onderwijsprojecten van het Belgisch Ontwikkelingsagentschap (BTC) zijn niet opgenomen in de lijst met federale bevoegdheden. Het is niet zo coherent als het lijkt.
Mij lijkt het interessant op lange termijn na te denken. We moeten nagaan op welke wijze we ons eigen ontwikkelingsbeleid binnen deze context kunnen versterken. Wordt dit momenteel al door de Vlaamse Regering voorbereid? Kan de Vlaamse Regering al een antwoord op de langetermijnvragen van de VLIR-UOS en van de VVOB geven?
De voorzitter : De heer Hendrickx heeft het woord.
De heer Marc Hendrickx : Voorzitter, ik wil me natuurlijk graag bij de net gestelde vragen aansluiten. Ook voor ons is duidelijkheid in verband met deze materie aangewezen. We zijn uiteraard bekommerd om de Vlaamse universitaire ontwikkelingssamenwerking.
We bekijken dit echter toch ook vanuit een andere invalshoek. Wie betaalt, bepaalt. Voor ons kan het niet dat we de engagementen die de federale overheid met betrekking tot een aantal projecten is aangegaan, zomaar overnemen. Dat staat los van de vraag of nu om parallelle dan wel usurperende bevoegdheden gaat. Dat kan, zoals we vorig jaar hebben gemerkt, tot een semantische discussie leiden.
Ik wil niet in herhaling vallen. De deelvragen zijn duidelijk. Ik hoop dat we daar een duidelijk antwoord op zullen krijgen.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, verwijzend naar persbericht van Belga heeft de heer Roegiers juist geciteerd dat ik het, om verschillende redenen, van heel dit debat op mijn heupen krijg. Ik begrijp dat de geviseerde mensen nog ongeruster dan ik zijn. Het gaat tenslotte om hun job. De universiteiten zouden ook graag weten waar ze aan toe zijn. Als bepaalde zaken mij al zenuwachtig maken, kan ik me goed inbeelden dat dit slechts een klein element vormt. We moeten ook kijken naar de mensen die misschien het slachtoffer van heel dit debat kunnen worden.
De vraag is waarom ik het op mijn heupen krijg. Dat is zeer uitzonderlijk en ik gebruik dergelijke bewoordingen niet vaak. Dit debat duurt echter al veel te lang. Tijdens het debat worden de usurperende bevoegdheden gebruikt op momenten dat ze niet moeten worden gebruikt. Dat is hier zeker het geval. Ik verwijs naar de bijzondere wet van 13 juli 2001. De federale overheid blijft ten volle bevoegd voor de ontwikkelingssamenwerking. Ik heb in mijn antwoord op de schriftelijke vraag nummer 1212 van oktober 2012 duidelijk gesteld dat de projecten van de VLIR-UOS en van de VVOB moeilijk als usurperend kunnen worden beschouwd.
Dat neemt niet weg dat het om een interessant debat gaat. Ik wil dit graag bespreken. Er is enige onduidelijkheid. De Federale Regering heeft beslist 76 procent van de kredieten vast te leggen. Dat is op zich positief. De Federale Regering heeft daarbij naar de verdere bespreking van de usurperende of geüsurpeerde bevoegdheden verwezen. Ik vind dit een eigenaardige invalshoek. Dat is hierop immers niet van toepassing. Dat houdt niet in dat ik daar niet over wil spreken. Ik vind het in dit licht niet onbelangrijk dat de bevoegde federale minister met betrekking tot deze al een tijdje bestaande problematiek heeft verklaard dat hij ook initiatieven wil nemen.
Ik moet straks nog een vraag om uitleg van de heer Van Mechelen over dit onderwerp beantwoorden. Dit geldt immers ook voor de responsabiliseringsbijdragen voor ambtenaren. De bevoegde federale minister weet dat de Vlaamse overheid het geld heeft geprovisioneerd en wil betalen. Ik moet echter minstens over een rekeningnummer beschikken. Er moet een wettelijk kader zijn.
De federale overheid heeft veel zorgen. Ik vraag me echter af hoe het zit. We willen daar allemaal over spreken. Er wordt echter geen enkel initiatief genomen. Er zijn alleen toeters en bellen te horen. Het gaat steeds over de geüsurpeerde bevoegdheden.
We kunnen het ook in een nog ruimer kader plaatsen. Welke begrotingen in dit land zijn in evenwicht? Moeten die begrotingen in evenwicht zijn? Wanneer moeten ze in evenwicht zijn? Als we dit debat voeren en het onderwerp van de usurperende bevoegdheden wordt toegevoegd, mogen we natuurlijk niet vergeten dat het allemaal ook geld zal kosten. Dat plaatst de zaken in een ander perspectief.
Om die reden vind ik dat we de koe bij de horens moeten vatten. We moeten stoppen met zwartepieten door te spelen. Het gaat om mensen, om niet onbelangrijke bedragen en om activiteiten. Afgelopen vrijdag heeft de Federale Regering een beslissing genomen. De geüsurpeerde bevoegdheden zijn niet zorgvuldig geformuleerd. Het is mogelijk dat de Federale Regering daar een andere definitie aan geeft.
Op 19 april 2013 heb ik daarover met de premier en met de ministers-presidenten van de andere gewesten vergaderd. Dergelijke gesprekken zijn vrij hallucinant. Ik krijg dan te horen wat volgens hen allemaal usurperende bevoegdheden zijn. Het gaat dan onder meer om de Stichting Biermans-Lapôtre, om de kinderrechtencoalities, om de syndicale premies en om de bijdragen tot financiering van de EU.
Ik heb tijdens dergelijke vergaderingen de gewoonte eerst het woord aan minister-president Demotte en aan voormalig minister-president Picqué te verlenen. Zij hebben aangedrongen op duidelijkheid over het arrest-Breitsohl. Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest worden de gevolgen op 12,972 miljoen euro geschat. Ik wil me graag bij dergelijke debatten aansluiten. Voor Vlaanderen gaat het om 42 miljoen euro. De trekkingsrechten op het gedeelte van de verkeersbelasting inzake lpg betekent voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest 70 miljoen euro. Het debat gaat dan al snel in de richting van een bepaalde conclusie. Als we niet opletten, moet de federale overheid veel meer dan 300 miljoen euro ter beschikking stellen. Dat is een andere reden waarom ik me afvraag waar we eigenlijk mee bezig zijn. We moeten daar zo snel mogelijk mee stoppen.
Ik heb voorgesteld heel het debat een plaats in de relanceproblematiek te geven. We hebben een volgende vergadering gepland. Vanwege de agendaproblemen van de premier is die vergadering echter weer afgeblazen.
Ik heb op 19 april 2013 over de usurperende bevoegdheden gesproken. Als we naar de bijzondere wet verwijzen, gaat het niet om usurperende bevoegdheden. Het gaat om de overname van engagementen.
Een bijkomend element is dat we in Vlaanderen een duidelijk decreet met duidelijke accenten hebben. Het kaderdecreet bepaalt dat er een duidelijke concentratie is. We hebben hierover in het verleden al besprekingen gevoerd. Ik zou kunnen stellen dat alles mag overkomen, maar dat is niet zo evident. Ik moet over een wettelijke basis beschikken om alles voort te zetten.
Ik wil niet rond de pot draaien. Het moet mogelijk zijn dit verder uit te werken. Dat betekent dat heel het gedeelte over ontwikkeling moet worden herbekeken. We moeten daar dan de nodige afspraken over maken.
Daar komt nog bij dat de federale overheid dit in 2012 stilzwijgend heeft verlengd. De heer Roegiers heeft hierover nog actuele vragen gesteld. Dat is stilzwijgend verlengd. Het is nu 67 procent geworden omdat het vorig jaar ook 67 procent was. De Federale Regering heeft dan verklaard tijdens de begrotingscontrole te zullen zien of het gat van 33 procent ook kon worden dichtgereden. Indien dat zou gebeuren, zou het op dat bestuursniveau in orde komen. Ik heb trouwens de indruk dat bepaalde leden van de Federale Regering liever zouden hebben dat het allemaal daar blijft. Dat aspect hoort er ook nog bij.
Volgens mij zijn we met betrekking tot dit debat weer in een grote onduidelijkheid terechtgekomen. Het gaat dan niet om de goedgekeurde 67 procent, maar om de resterende 33 procent. Het is niet nodig naar usurperende bevoegdheden te verwijzen. Het is niet correct het debat daarover te voeren. We zijn bezorgd om de activiteiten van de verschillende betrokken instellingen en ook om de mensen die zich hiermee bezighouden. Er moet dan ook duidelijkheid worden verschaft.
Ik tracht hier het volledig plaatje te schetsen. Ik zal dat straks met de heer Van Mechelen nog eens overdoen. Er is een verschil in bereidheid tussen de verschillende deelstaten wat de overnames betreft. Ook op dat vlak moet er met betrekking tot de positie van Wallonië en van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest duidelijkheid komen.
Ik probeer het probleem op een positieve wijze te benaderen. Een aantal pertinente elementen moeten verder worden uitgeklaard. Ik heb dit met de universiteiten besproken. Mevrouw Poleyn heeft om een visie op langere termijn gevraagd. We houden hier rekening mee. We voeren hierover in Vlaanderen politieke gesprekken. Het is niet de bedoeling voor een enkel jaar dat gat van 33 procent dicht te rijden. De vraag is hoe we dit verder willen ontwikkelen en hoe het ontwikkelingsbeleid in Vlaanderen er verder zal uitzien. Zullen we met betrekking tot de drie prioritaire landen een dynamiek in een andere richting ontwikkelen? Zal dit bij het beleidsdomein Onderwijs horen of gaat het hier om Ontwikkelingssamenwerking? Er moet nog veel worden besproken. Een aantal punten moeten nog verder worden verduidelijkt. Indien me hierom zou worden gevraagd, zal ik me bereid tonen om overleg met de federale overheid en met de andere gewesten te organiseren. We hebben de langetermijnvisie al met de universiteiten besproken. Dit punt zou tijdens dat overleg dan ook aan bod komen.
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Minister-president, ik dank u voor uw uitgebreid, boeiend en beschouwend antwoord. Ik heb het gevoel dat de oplossing nog niet in zicht is. Ik heb ook het vreemde gevoel gekregen dat ik op een aantal vragen geen echt antwoord heb gekregen.
Minister-president Kris Peeters : Dat is juist.
Mevrouw Ann Brusseel : Dat vind ik spijtig. Tijdens commissievergaderingen kunnen leden van het Vlaams Parlement de Vlaamse Regering vragen wat ze wil doen. Ik heb vandaag geen antwoord gekregen.
Minister-president Kris Peeters : Mevrouw Brusseel, ik heb u alle elementen van het dossier gegeven.
Mevrouw Ann Brusseel : Ik heb niet vernomen wat ik graag wil weten. Ik ben niet zo gulzig. Ik hoef niet alle elementen te krijgen. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
Ik ben zeer pragmatisch. Het gaat om de mensen die op hun beurs wachten, om de universiteiten die zich afvragen of ze hun projecten kunnen voortzetten en om de twaalf mensen die met betrekking tot het voortbestaan van hun job in het ongewisse blijven. Voor die mensen maakt het net iets minder uit of u het met de federale collegas eens geraakt over de begrippen usurperend, geüsurpeerd of helemaal niet usurperend. Het maakt voor hen ook niet uit of de Franse Gemeenschap die zaken wel opneemt. Zij worden enkel het slachtoffer van die politieke discussie. U kijkt wat Wallonië en Brussel doen. Als de Franse Gemeenschap er al of niet voor kiest om die vorm van ontwikkelingssamenwerking verder uit te werken, is dat haar keuze. Ik ben bekommerd over wat we aan de Vlaamse universiteiten verder kunnen doen. Ik zou daarom graag binnen afzienbare tijd weten het is voor de universiteiten nog dringender dan voor mij wat de Vlaamse Regering ermee gaat doen.
U stelt ook een andere boeiende vraag: hoe zal het beleid er verder uit zien? Toevallig had ik u die vraag ook gesteld. Ik hoop dat het aan de Vlaamse Regering is om dat te beslissen. Ik wil er vanuit deze commissie verder over nadenken met u. Zoals mevrouw Moerman zegt, is het inderdaad ook een vraag voor de minister van Onderwijs. Wordt die internationale samenwerking, ook met het Zuiden, eerder beschouwd als een specifieke beleidslijn binnen het hoger onderwijs of gaan we dat onder de poot ontwikkelingssamenwerking brengen? Ik vind het fijn dat u de vraag stelt, maar ik zou een antwoord nog leuker vinden. Als het niet vandaag kan, dan toch graag binnenkort.
We hebben gediscussieerd over het kaderdecreet. Dat was interessant. Ik hoor hier heel vaak dat Vlaanderen internationaal een prominente rol kan en moet spelen. Wel, u hebt de kans, neem ze. Leg die 33 procent daar en ga vooruit. Stel uw universiteiten gerust en geef hun de dynamiek en de motivatie om verder te gaan met de internationale samenwerking.
De heer Jan Roegiers : Minister-president, ik wil u bedanken voor uw antwoord. U hebt een uitgebreid antwoord gegeven. Ik heb begrip voor uw antwoord en voor de wijze waarop u de commissie hier elementen hebt gegeven om tot een oplossing te komen. Het doet me ook plezier en dat hebt u heel duidelijk gezegd, los van het feit dat u het op uw heupen krijgt dat u vindt dat de koe bij de horens moet worden gevat. Het gaat effectief om die mensen. Met zn allen, over de partijgrenzen heen, zijn we bezorgd en willen we echt wel zekerheid geven aan de mensen die vrezen voor hun job en die uitkijken naar waar die 33 procent vandaan moet komen.
Ik begrijp dat u er nu geen antwoord op kunt geven. Uw partij en de mijne zitten voor een stuk in hetzelfde schuitje: we maken allebei deel uit van de Federale Regering en de Vlaamse Regering. Als we effectief een doorbraak willen forceren en dat willen we , moet het mogelijk zijn binnen de kanalen die we kennen. Dat moeten we eerlijk durven te zeggen. De minister van Financiën is u niet onbekend. We moeten niet altijd stellen dat er maar een initiatief moet komen. In dit geval is het minister Labille die al stappen voorwaarts heeft gezet. Laat ons daar correct in zijn. Laat ons de stappen, waarvan we allemaal vinden dat ze moeten worden genomen, ook zetten.
U zegt dat u graag bereid bent tot overleg met de Federale Regering. Ik vind niet dat we altijd op een uitnodiging moeten wachten. We kunnen ook zelf initiatieven nemen en proberen een oplossing te vinden. Dat moet de conclusie van dit zoveelste debat zijn, namelijk dat we samen met de Federale Regering, liever vandaag dan morgen, het gesprek aangaan om een oplossing te vinden, zodat we hier volgend jaar in april, wellicht net voor het reces, niet nog eens dezelfde discussie moeten voeren, als we weer vaststellen dat twee derde van het bedrag is uitgetrokken en dat het laatste derde nog moet worden gevonden. Ik hoop samen met u en ik heb alle begrip voor het antwoord dat u hebt gegeven dat we stappen kunnen zetten naar een oplossing.
Mevrouw Fientje Moerman : Minister Labille heeft 67 procent of 43 miljoen euro op tafel gelegd, er rest 33 procent. Wat daar gebeurt met de financiering op dit moment, is niet duidelijk. Er zijn twee mogelijkheden. Een, u komt binnen afzienbare tijd met uw deelstaatcollegas en de Federale Regering tot een akkoord. In dat geval is de zaak opgelost. Uit uw antwoord meen ik echter te mogen begrijpen dat we eerder zitten bij hypothese twee, dat het niet binnen afzienbare tijd wordt opgelost.
Dan zijn er weer twee mogelijkheden. Een, de Vlaamse Regering is bereid om het saldo, vertaald naar de Vlaamse verhouding, voor haar rekening te nemen. In dat geval moet u dat ook met zoveel woorden zeggen. Twee, de Vlaamse Regering is niet bereid om dat te doen. Dan moet u dat ook zeggen. Ik denk dat u het aan die mensen en studenten verschuldigd bent om althans op dat punt duidelijkheid te geven.
Minister-president Kris Peeters : In eerste instantie de Federale Regering.
Mevrouw Fientje Moerman : Als dat er niet komt, moet u ook zeggen of u bereid bent om dat al dan niet te doen. Daar hoor ik momenteel niets over. Zoals mevrouw Brusseel zegt, net als de heer Roegiers, gaat het over de mensen, de studenten die er zitten met een beurs en de twaalf voltijdse mensen bij de KU Leuven. Zij willen graag een antwoord.
Ik zou u een rechtsfiguur aan de hand willen doen, die van onder het Romeinse stof kan worden opgedolven, en die we met de vorige regering hebben gebruikt. Minister-president, het gaat om de bonus pater familias: de goede huisvader kan daden van bewaring stellen als die dringend zijn. We hebben dat namelijk gedaan in het dossier van de beruchte Plantentuin van Meise. Nu recent is er een oplossing gekomen, maar onder de vorige regering, na jarenlange stilstand, stonden de serres op instorten, werkte de verwarmingsketel niet meer en ga maar door. De Regie der Gebouwen wou niets doen, omdat het niet duidelijk was, omdat het vastzat in onderhandeling. Het zat vast voor lange tijd, getuige het feit dat het nu pas is opgelost. Toen hebben we beslist om de rechtsfiguur van de bonus pater familias te gebruiken, om als Vlaamse Regering hoewel we geen eigenaar waren van de Plantentuin van Meise toch de broodnodige investeringen te doen. Daarna zouden we wel zien hoe we het onderling zouden uitvechten, omdat die plantjes nu eenmaal de vrieskou niet konden overleven en het om onschatbare wetenschappelijke collecties ging.(Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
De vergelijking gaat niet helemaal op. Misschien kunt u met de ongetwijfeld eminente en zeer goede juristen die onze diensten bevolken eens kijken of er niet creatief over kan worden nagedacht.
Mevrouw Sabine Poleyn : Minister-president, ik wil u danken voor uw grondig en open antwoord. Ik heb heel goed begrepen dat u bevestigt dat het gaat over parallelle bevoegdheden, wat ineens de vergelijking met de Plantentuin moeilijk maakt. Het federale niveau blijft het ontwikkelingsbeleid hebben. Het gaat er niet eens over dat het luik onderwijs zou worden overgedragen of zo.
Ik ben heel blij dat u het op een positieve manier wilt benaderen. In eerste instantie moet de Federale Regering een antwoord bieden, maar u wilt verder overleggen met alle actoren en de deelstaatregeringen. Budgettair is het moeilijk, zeker ook voor de andere deelstaten. Maar ook voor ons is het moeilijk om dat volledig uit ons budget te betalen. Dat moeten we durven te zeggen, en we moeten er eerlijk in zijn.
De Federale Regering, of misschien het overleg, zou eigenlijk gedurende een aantal jaren zekerheid moeten kunnen geven aan de VLIR-UOS en de VVOB, zodat de kwaliteit die er nu is en die aan mensen vasthangt, niet verdwijnt. Als de mensen weglopen omdat ze in een onzekere situatie zitten, gaat die expertise verloren.
Tegelijk is het misschien niet slecht om er eens over na te denken, vooral bekeken vanuit het onderwijsbeleid en het internationale luik dan. We hebben een internationaal luik. Elke minister kan zijn eigen ontwikkelingsbeleid voeren. Vandaag is dat steeds minder klassieke ontwikkelingssamenwerking en steeds meer internationale samenwerking. Daarin deel ik het standpunt van minister Smet.
De VVOB is nu een expert, die we allemaal heel goed kennen, in het bilateraal ondersteunen van het onderwijsbeleid in landen in het Zuiden en in andere landen. Er wordt onvoldoende ten gronde gekeken hoe dat een versterking zou kunnen zijn van het Vlaamse internationale beleid. Misschien liggen daar kansen, maar er moet tijd worden genomen om daarover na te denken. Ik hoop dat de openheid er is om daarover na te denken, maar we weten dat dat tijd zal kosten. Dat zal niet op korte termijn een oplossing bieden voor de betrokken actoren.
Ik hoop dat u in het overleg mee bewaakt dat ontwikkelingssamenwerking niet zomaar in het grote debat over de usurperende bevoegdheden verdwijnt, wordt behandeld tussen de soep en de patatten en eindigt ergens op een A4tje. Ik hoop niet dat er een beslissing wordt genomen waaraan weinig aandacht wordt geschonken. Natuurlijk is ontwikkelingssamenwerking voor weinig mensen het meest belangrijke dossier. We willen allemaal, denk ik, de boodschap meegeven om het toch grondig te bekijken. Laat ons bij nieuwe voorstellen ook naar de inhoud en de kwaliteit van de initiatieven kijken, voor er wordt beslist.
Minister-president Kris Peeters : Bedankt voor alle opmerkingen en suggesties, we zullen die meenemen.
Ik wil toch nog eens duidelijk stellen: de Federale Regering is engagementen aangegaan, in eerste instantie tegenover de universiteiten en die mensen. Op een bepaald moment heeft men gesteld dat dit behoort tot het pakket waarover men met de deelstaten wil spreken, tot de usurperende bevoegdheden, wat juridisch-technisch niet juist is. U moet het debat niet op zijn kop zetten! In eerste instantie is het aan de Federale Regering, wie er ook in zit en wij zitten er ook in , om de engagementen die men heeft genomen tegenover de universiteiten en de mensen ook na te komen. Het gaat niet op om te zeggen dat zij maar 67 procent kunnen vastleggen en om de rest door de deelstaten te laten oplossen. Dit engagement is aangegaan door de Federale Regering en men moet daar zeer zorgvuldig mee omspringen.
In alle openheid wil ik zeggen, als wijze staatsman ik heb daarvoor minstens het grijze haar, de rest valt mogelijk te betwijfelen , dat we daarover willen spreken. Ik vraag aan de premier samen met de minister-president in de eerste vergadering op 19 april 2013 om de week daarop op vrijdag opnieuw samen te komen. Ik maak mijn agenda vrij. Wij krijgen het bericht dat dat niet kan. Ik heb veel respect voor de agenda van de premier enzovoort, maar het gaat niet door. De week daarop ook niet.
Wij zijn bereid om daarover te spreken, mijnheer Roegiers, en niet enkel over dat aspect. Ik wil ook met minister Labille en minister De Croo over de pensioenbijdrage spreken, maar het is misschien goed om in eerste instantie met de premier te spreken. Dat wordt sine die uitgesteld. U moet wel begrijpen dat wij graag over een en ander spreken, maar u probeert het een tweede keer op zijn kop te zetten. Wij moeten niet elke ochtend aan de Lambermont of ergens anders staan om te kijken wanneer we kunnen samenkomen.
Ik begrijp de ernst van de situatie en ik antwoord iets opener, zodat u goed weet hoe het in elkaar zit. Hier zit u in de oppositie, maar niet op het federale niveau, mevrouw Brusseel. Er zijn nog andere elementen. Ik heb ook niet ergens 10 of 20 miljoen euro liggen, om zomaar uit mijn mouw te schudden. Ik wil dat serieus bekijken met alle elementen, maar zet het alstublieft niet op zijn kop. Enfin, de oppositie kan doen wat ze wil, maar het is niet correct tegenover die mensen en ook niet tegenover ons.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.