Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 04/10/2012
Vraag om uitleg van de heer Sas van Rouveroij tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over het overleg met de bankensector
- 2231 (2011-2012)
Vraag om uitleg van de heer Filip Watteeuw tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de afspraken met de banken over het Vlaamse investeringsbeleid
- 2243 (2011-2012)
Interpellatie van de heer Lode Vereeck tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over het bankenplan van de Vlaamse Regering
- 164 (2011-2012)
Vraag om uitleg van de heer Matthias Diependaele tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over het bankenplan en mogelijkheden voor een versterkte bijdrage van de banken aan de Vlaamse economie
- 2277 (2011-2012)
De voorzitter : De heer van Rouveroij heeft het woord.
De heer Sas van Rouveroij : Voorzitter, minister-president, collegas, ik was op 4 september aanwezig op De Rentree, een event van Voka, Trends en Knack, niet alleen omdat ik dat een belangrijk event vind maar ook omdat u, minister-president, daar het woord zou nemen en ik graag uit eerste hand wilde vernemen wat u daar te zeggen zou hebben.
Zo kwam het dat ik de dag erna een vraag indiende, die ons nu samen brengt. Want wat hoorde ik u daar zeggen? Wij hebben de banken geholpen toen ze het nodig hadden. Nu is het aan de banken om resoluut mee te werken en de heropleving van de economie ten volle te ondersteunen. ( ) Daarom zal ik de banken uitnodigen voor overleg. Ik wil samen met hen bekijken hoe de spaaroverschotten op een gepaste manier kunnen omgezet worden in slimme project- en exportfinanciering voor onze bedrijven. U zult uw woorden daar wel in herkennen.
Niet alleen ikzelf maar ook de 450 aanwezige bedrijfsleiders en journalisten kregen toen de indruk dat u de banken zou uitnodigen voor een gesprek. Als ik sommige journalisten mag geloven, hadden zij zelfs de indruk dat u de banken op het matje zou roepen. Dat laat ik voor hen. U zei alleszins, en daar houd ik mij nu aan: ik heb ze uitgenodigd voor een gesprek.
De dag erop bleek dan plotseling via een communicatie van Febelfin dat het andersom was gelopen, namelijk dat de banken het gesprek hadden gevraagd, dat u uiteraard op die vraag was ingegaan en dat de agenda ook door hen was bepaald, althans dat er door uw kabinet geen agendapunten waren toegevoegd.
Op zich zou dit allemaal in de rand zijn en niet echt wezenlijk. Toch interesseert het me om te weten wat er nu van aan is. Ik wil dit weten ten eerste om u de kans te geven om dit recht te zetten, want u wordt hier toch wel beticht van het feit dat u hier een hoge borst opzet, en dat u zegt dat u ze eens zult uitnodigen en bij u op het matje roepen, terwijl het volgens Febelfin andersom zou zijn gegaan. Het interesseert me ook om eens de uitleg te krijgen van u omdat ik af en toe wel de indruk krijg dat de regering-Peeters II ik heb het niet alleen over de minister-president, maar over de hele regering zich soms verliest in retoriek en te weinig daadkracht betoont. Ik geef u het voordeel van de twijfel, maar dan zou dit symptomatisch kunnen zijn. U zegt dat u ze uitnodigt, maar uiteindelijk was die uitnodiging niet nodig want ze stonden al bij u op de vloer. Graag wat uitleg hierover. Hoe zat het nu juist?
Door het feit dat ik deze vraag vrij snel heb ingediend, namelijk op 6 september, heb ik vragen gesteld die ondertussen deels zijn beantwoord. De vraag wat het gesprek concreet heeft opgeleverd, blijft nog altijd een relevante vraag en de minister-president zal daar allicht welwillend op antwoorden. Zeker de derde vraag is voor een groot stuk beantwoord, namelijk hoe u denkt de banken te kunnen aanzetten te doen wat hoort te gebeuren. We hebben van het bankenplan gehoord via De Standaard van 14 september.
Sta me dan ook toe om daar even op door te gaan. De eerste vraag die ik me altijd stel bij dergelijke aangelegenheden, is of Vlaanderen hierin voldoende bevoegdheden heeft en of Vlaanderen binnen zijn perimeter werkzaam is. Het antwoord daarop is positief. Het bevorderen van de financiering van ondernemingen is inderdaad in hoofdzaak een gewestelijke bevoegdheid. Zodra je dat kunt vaststellen, hebben we niet alleen een opdracht, maar moeten wij als oppositie ook de wijze waarop die opdracht wordt uitgevoerd, beoordelen alsook of de daadkracht er is. Het gaat over subsidies verlenen, over waarborgen verstrekken, over fiscale stimulering van risicokapitaal voor ondernemingen, ARKimedes, de Winwinlening. De voorzitter van de commissie kan daar nog heel wat aan toevoegen en heeft daar heel wat voor gedaan in het verleden.
Er komen nog bevoegdheden over in 2014, namelijk wanneer het federale Participatiefonds in het kader van de zesde staatshervorming naar Vlaanderen komt. Dan worden de bevoegdheden inzake financiering van ondernemingen nog omstandiger.
Is dit nu een goed voorstel? Minister-president, ik denk dat er een kredietprobleem is wanneer we het hebben over perceptie. Het is onmiskenbaar zo dat de perceptie is dat er een kredietprobleem is. De vraag is nu: is het perceptie of is het realiteit? Ik kan daar niet direct een antwoord op geven vanuit de positie waarin ik me bevind.
Aan de ene kant heb ik immers de neiging om samen met u de klachten die we daarrond horen vanuit de kmo-sector, UNIZO en Voka, bij te treden en te zeggen dat hier toch wel iets fout gaat. De kredietverstrekking wordt niet voldoende en vlot genoeg verleend. Als liberalen hebben wij daarbij de neiging om u daarin absoluut te volgen.
Aan de andere kant zijn er ook belangrijke actoren die zeggen dat het niet zo ernstig is en dat het meer een perceptie is. Ook sommige banken zeggen dat. Ze presenteren de cijfers en zeggen dat ze doen wat ze moeten doen om de crisis te bestrijden, samen met de overheid.
Ik had graag uw positie nog eens goed gekend. Onze positie als Open Vld is dat we de neiging hebben om aan de kant van de ondernemers te gaan staan en te zeggen dat de problemen die zij signaleren reëel zijn. Graag hoor ik uw repliek op de opmerking van sommige banken dat dit een perceptie is.
Wij zeggen ook dat het ondernemingsrisico het best niet wordt afgewenteld op de belastingbetaler. Zo kom ik op uw bankenplan, namelijk het voorstel om via waarborgverlening de kredietverlening naar bedrijven te vergemakkelijken. Waarborgen verstrekken houdt in: het verleggen van risico van de ene naar de andere partij. Hier gaat het van de bank naar de overheid. Dat lijkt me niet echt zo verstandig. Het gaat ons misschien ooit zuur opbreken. U kunt misschien de meest recente cijfers geven van Gigarant. Dat had vorig jaar, dacht ik, al een verlies van 4,2 miljoen euro.
In het kader van de algemene waarborgregeling heb ik begrepen dat ook hier op jaarbasis een 20 miljoen euro wordt uitgewonnen. Is dat veel? Daar zal allicht de Vlaamse Gemeenschap niet aan ten onder gaan, maar het zijn toch bedragen om in het oog te houden. De kredietverlening met de risicos ervan hoort in de eerste plaats thuis in de bankensector en pas in tweede orde bij de overheid. Als ze al bij de overheid moet worden gelegd, dan enkel bij grote en zeer innovatieve projecten. De banken moeten dus eerst hun rol vervullen, pas in de tweede orde moet de overheid daarin een rol spelen.
Uw eerste opdracht lijkt ons te zijn om de algemene vertrouwenscrisis aan te pakken. U getuigt daarvan in uw Septemberverklaring. U deed dat ook al vorig jaar. Maar dat vergt meer dan woorden, het vergt vooral daadkracht en structuurhervormingen. Al die negatieve parameters en die indicatoren die op rood staan, creëren angst. Die angst moet worden geblust en dat kan enkel wanneer we allemaal, u aan uw kant en wij aan de onze, zoeken naar structurele oplossingen die duurzaam de problemen aanpakken.
Dan hebben we het hoofdzakelijk over investeringen. U bent in 2009 gestart, ik herinner mij dat nog, met het leitmotiv van deze regering: Wij willen een investeringsregering zijn. Toen was ik nog geen fractievoorzitter, maar vanuit een andere hoedanigheid heb ik u toen gezegd en ik heb het later nog eens herhaald als fractievoorzitter, dat wij u daarin voor 100 procent steunen. Dat moet u zijn: een investeringsregering.
Maar kijk naar de laatste indicatoren. De uitvoergroei was afgerond 6 procent. Die wordt nu voor 2013 geraamd op 1,5 procent. Dat is bijna gevierendeeld. Dat is geen goed nieuws. U weet, maar wij weten ook, dat de overheidsinvesteringen voor 50 procent worden hardgemaakt of opgehoest door de lokale besturen. Omdat 2013 een jaar is na de verkiezingen, geeft dat een dip bij de lokale besturen inzake investeringen. De indicator voor volgend jaar voor overheidsinvesteringen staat ook op rood, want min 8 procent. Wat doet u om die dip te vermijden? Denkt u dat het plan dat u daarvoor tot stand hebt gebracht zal volstaan?
In feite wilt u, maar verbeter mij als ik het verkeerd omschrijf, een soort obligatieleningen van bedrijven waarborgen. Is het niet verstandiger om als Vlaamse Regering in te zetten op risicokapitaal en vooral dat eigen vermogen van de bedrijven te ondersteunen? We delen de analyse, maar duidelijk niet de oplossing, dat de overschotten in onze samenleving te gemakkelijk worden gedraineerd naar spaarboekjes en obligaties, de minst risicovolle vormen van beleggen, laat ons zeggen. In feite zouden we onze burgers moeten kunnen helpen om ook een deel van dat vermogen risicovol te beleggen wat heet risicovol? en dus in het eigen vermogen van bedrijven. Onze vraag vanuit Open Vld is: is het zo verstandig om fiscaal die vlucht naar spaargeld en obligaties een stuk te begunstigen? Door het te waarborgen met overheidsgeld, ga je belastinggeld investeren om die vlucht te ondersteunen.
Conclusie is dat wij niet radicaal neen zeggen. Dit bankenplan verdient onze aandacht en is zeker hier en daar bij te sturen, maar we zeggen niet per definitie neen. Op Vlaams niveau kiezen wij voor een investeringsregering, die gaat voor het begunstigen van het investeringsklimaat, meer dan voor het overnemen van risicos die in feite thuishoren bij de bankensector. Laten we er vooral voor zorgen dat burgers hun vermogen in de mate van het mogelijke investeren in risicovermogen. In die zin denken wij nog altijd met veel heimwee terug aan het oude KB, wat is het?
Minister-president Kris Peeters : Cooreman-De Clercq.
De heer Sas van Rouveroij : U kent het. Het zou fantastisch zijn, mochten we dat samen in de Federale Regering alsnog tot stand kunnen brengen.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Voorzitter, minister-president, de heer van Rouveroij heeft zijn vraag vrij breed opengetrokken, ik zal het iets eenvoudiger houden. Ik koppel twee zaken aan elkaar.
Ten eerste is er het feit dat u met de top van de bankenfederatie Febelfin bent gaan praten in functie van het aanzwengelen van de Vlaamse economie. De vraag aan Febelfin was eigenlijk hoe de banken daarbij een grotere rol kunnen spelen. Het zou vooral gegaan zijn over exportfinanciering en overheidsgaranties die Vlaanderen kan bieden. Ik meen dat dit een heel terecht initiatief is. Ook uit de gegevens van de Nationale Bank blijkt dat de banken minder geneigd zijn om kredieten te verstrekken. Als we zeggen dat de overheid moet helpen om de economische crisis te overwinnen, dan wordt dat daardoor moeilijker gemaakt. Het is helemaal terecht dat u met de banken bent gaan praten. Het is eigenlijk bijzonder cynisch dat na de inspanningen die de overheid heeft geleverd om de banken te redden, de banken nu de overheid niet zouden helpen.
Ten tweede hebt u zich op een bepaald moment als leider van de Vlaamse Regering opgeworpen als verdediger van de banken en hebt u de voorstellen om de sector te hervormen radicaal van de hand gewezen. U sprak zich uitdrukkelijk uit tegen een opsplitsing in zakenbanken en spaarbanken. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
Ik vind dat wel vreemd, want de bankencommissie in het federale parlement, de fractie van CD&V inbegrepen, heeft zich in 2009 heel duidelijk uitgesproken voor een splitsing van de spaarbanken en de zakenbanken. Het is ook iets dat wordt onderschreven door vooraanstaande economen en Nobelprijswinnaars. U hebt ongetwijfeld het opiniestuk van Paul De Grauwe in De Morgen van 6 september gelezen waarin hij brandhout maakt van de bezwaren van de banken en van u tegen een opsplitsing. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
Ik vermoed dat u dit straks in uw antwoord uitvoerig zult toelichten.
Minister-president, u sprak zich ook uit tegen nieuwe instrumenten zoals volksleningen en ik neem aan dat u ook het voorstel van groene spaarboekjes met een gewaarborgd rendement afwijst. In die zin probeert u de banken maximaal te beschermen.
Voor iemand die te kwader trouw zou zijn, zou het wel eens vreemd kunnen overkomen dat u enerzijds de banken vraagt om over de brug te komen, maar hen anderzijds ook beschermt en verdedigt tegen de verregaande hervormingsvoorstellen. De bankencrisis dateert van nog niet zo heel lang geleden en heeft toch heel zware negatieve economische gevolgen gehad, vandaar mijn vragen.
Hebt u als minister-president met uw uitspraken het standpunt van de volledige Vlaamse Regering vertolkt? Dat zou me verbazen, want een coalitiepartner van u heeft toch heel andere geluiden laten horen.
Wat is het resultaat van de besprekingen met Febelfin? Zijn er concrete afspraken in verband met exportfinanciering of met de financiering van pps-projecten?
We hebben uw bankenplan gezien, ik heb ook al aangegeven in het debat over de Septemberverklaring dat het op zich vrij vaag blijft. Ik meen dat er nog hard moet worden gewerkt om het verder uit te werken. Bovendien zitten er een aantal instrumenten tussen die op zijn minst twijfelachtig mogen worden genoemd, zoals de covered bonds. Ze waren een van de vele oorzaken van de bankencrisis, ze hebben de crisis versterkt. Het is dus vreemd dat ze vermeld worden.
De voorzitter : De heer Vereeck heeft het woord.
De heer Lode Vereeck : Voorzitter, minister-president, mijn interpellatie is er niet naar aanleiding van een toespraak gekomen, maar wel van een artikel in De Standaard van 14 september waarin u het bankenplan aankondigde.
In die krant staat dat het plan gebaseerd is op twee grote principes. U wilt enerzijds de risicos bij de banken wegnemen zodat ze opnieuw ruimte krijgen om kredieten te verschaffen en anderzijds het Vlaamse spaargeld mobiliseren, want we weten allemaal dat er op dit moment ongeveer 230 miljard euro op spaarrekeningen staat of ligt te slapen.
Op uw bankenplan werd onmiddellijk al wat kritiek geuit door een aantal oppositiepartijen, ook door mij. Wij vrezen dat door de maatregel die het meeste aandacht kreeg in de pers, de waarborgvolumes, dus de gewaarborgde schuld van Vlaanderen, zal verhogen. U hebt dat tegengesproken en u hebt ons uitgenodigd om in het Vlaams Parlement een insteek te doen: et voilà, hier zitten we, we zijn er.
Mijn eerste vraag luidt dan ook of u het bankenplan wat nader kunt toelichten. We hebben op mijn vraag in deze commissie de tekst gekregen, het plan is niet echt uitgeschreven, het is niet erg gedetailleerd, het bevat vooral een overzicht van de bestaande maatregelen en een aantal insteken. Misschien kunt u nog wat meer verduidelijking geven.
Ik heb aan de voorzitter gevraagd om mijn interpellatie uit te stellen om de eenvoudige reden dat het mij nuttiger leek om nog eens terug bij elkaar te komen nadat u Febelfin hebt ontmoet op 15 oktober. Dat was oorspronkelijk een van mijn vragen in mijn interpellatie: wanneer die bespreking zou plaatsvinden. Dat weten we dus, het is 15 oktober. Ik heb nog een aantal vragen. Misschien kunt u ze niet beantwoorden maar er zijn toch al vragen, meer bepaald over de regeling, zoals de heer van Rouveroij daarnet zei, om een aantal obligatieleningen, de bedrijfsobligaties, te waarborgen.
De techniek van de bedrijfsobligaties wordt in andere landen meer toegepast dan in ons land. Hier heb je ofwel de aandelen van bedrijven, ofwel de staatsobligaties. Maar er is nog een tussenweg: de bedrijfsobligaties, en die zou u gaan waarborgen. Concreet zou dat verlopen via Gigarant. Minister-president, als we de methodiek van Gigarant zouden overnemen, betekent dat dat 80 procent van het kapitaal gewaarborgd is. Zou dat volstaan voor een kleine spaarder om in te tekenen op een bedrijfsobligatie of op een beleggingsfonds dat kan geclusterd worden , wetende dat hij 20 procent van zijn spaargeld kan kwijtspelen?
Er zijn op dit moment minima bij Gigarant en maxima bij de Groene Waarborg. Hoe ziet u dat nieuwe systeem in werking treden? Bij de Groene Waarborg is maar 75 procent van die investering gegarandeerd. Bij Gigarant beloopt de maximale looptijd acht jaar. Denkt u aan diezelfde termijn in verband met de bedrijfsobligaties? De premie die men aan de overheid moet betalen, bedraagt op dit ogenblik 2,5 procent. Redeneert u in dezelfde vork? Zon waarborglening is goed voor de bedrijven en misschien ook voor de beleggers, maar natuurlijk ook voor de overheid. U doet dat natuurlijk niet gratis. Ik moet de vraag herhalen waarom u oorspronkelijk dacht dat er geen impact was op de gewaarborgde schuld. De heer van Rouveroij en ikzelf hebben in een eerste reactie gesteld dat u daarmee de gewaarborgde schuld verder de hoogte in zult jagen. En hij stijgt al zo snel door toedoen van een andere reden, de gewaarborgde pps-financiering. We zitten nu op 11,2 miljard euro gewaarborgde schuld. Zonder deze maatregel gaan we naar 13,3 miljard euro. Die stijging van de gewaarborgde schuld in Vlaanderen houdt al rekening met een daling van de engagementen van Gigarant. De evolutie van Gigarant toont dat we op dit moment aan 313 miljoen euro zitten. Voor 2014 verwacht men dat dat nog maar 175 miljoen euro zou zijn.
Ik geef die cijfers omdat dit goed aangeeft en dat is dan mijn specifieke insteek dat, wat ons en ik denk ook wat u betreft, Gigarant een tijdelijke maatregel is. Is dat bankenplan voor u een tijdelijke maatregel? Mijn fractie vraagt of de overheid dat bedrijfsrisico moet afdekken. Behoren die risicos niet essentieel toe aan de ondernemer en de investeerder? Waarom heeft LDD dan niet al eerder die kritiek naar voren geschoven toen u in 2008 en 2009 begon met Gigarant? De eenvoudige reden is dat er toen, naar onze appreciatie, een geweldige credit crunch was, een echt groot tekort. Nu herhalen we de vraag: hoe zit dat op dit moment? We krijgen van Febelfin en van kmo-organisaties zoals UNIZO tegengestelde signalen. Zij zeggen dat het wel moeilijk is om aan kredieten te geraken, terwijl anderzijds wordt gesteld dat de volumes niet zijn gedaald. Wij zouden van u graag willen weten wat volgens u die marktfaling is. Wat is volgens u het probleem op de markt, dat er volgens ons in 2008-2009 ontegensprekelijk was, een markt die zich nu, in 2012, plots herstelt?
Ik heb nog een kleine vraag, die ik in de plenaire vergadering al heb gesteld maar die u toen niet hebt beantwoord. Waarom komen de opbrengsten van Gigarant in de algemene middelen terecht en niet in een soort pot ter delging van de uitwinning van die waarborgen? We kunnen natuurlijk niet meer zeggen dat Gigarant helemaal risicoloos is. U kent dat wel: de banken gingen ons geld opbrengen en Gigarant ging ons geld opbrengen. Gigarant gaat ons op dit moment al heel wat kosten, waarschijnlijk wegens van de uitwinning van de waarborgen rond Alfacam, goed voor 58 miljoen euro.
Minister-president, u hebt ook gezegd dat deze maatregelen, waarvan de opvallendste het gebruik van Gigarant is voor de waarborg van bedrijfsobligaties, moeten passen in de bestaande maatregelen, zoals de Winwinlening, ARKimedes, enzovoort. U sprak toen over een versterking van de Winwinlening. Ik vind dat niet terug in het document. Kunt u toelichten wat u daar precies mee bedoelt?
U spreekt ook over het creëren van beleggingsfondsen. Het gaat dus niet om één bedrijfsobligatie van een specifiek bedrijf, maar om beleggingsfondsen. Tot nu toe zijn de investeringsritmes die we zien bij dergelijke investeringsfondsen ik denk aan het Transformatie, Innovatie en Acceleratiefonds (TINA-Fonds) en het Vlaams Innovatiefonds (Vinnof), die weliswaar zeer specifiek zijn niet om van achterover te vallen. Wat is nu volgens u de argumentatie om ook met beleggingsfondsen te werken?
Hebt u ook andere alternatieven overwogen dan de alternatieven die we in het op dit moment nog summiere document terugvinden? Zo ja, kunt u de alternatieven waaraan u gedacht hebt, maar die niet opgenomen zijn in uw bankenplan, verduidelijken?
Mijn fractie en ik staan in ieder geval zelf achter het idee van project bonds. Ik herinner mij dat wijlen mijn moeder een obligatie had van het Wegenfonds, waarbij heel duidelijk de link wordt gelegd tussen de investering die de burger doet en de infrastructuur. Dat creëert een soort betrokkenheid, een soort stakeholdership. Op het moment dat die obligaties worden afbetaald door de volgende generaties want het waren obligaties op twintig, soms dertig jaar kunnen die volgende generaties zich soms afvragen waarom ze die centen betalen. Het antwoord luidt dan: er ligt een brug, een weg, waar u ook gebruik van maakt. Vanuit de insteek dat het belang aan de betaler wordt gekoppeld, kunnen we daar wel mee leven.
Daarenboven weet u ook dat de publiek-private samenwerking (pps) niet van de grond komt wegens begrotingstechnische redenen. Dat wil zeggen dat, door het feit dat de Vlaamse overheid die private financiering te veel waarborgt, wij het risico lopen dat die hele pps-schuld alsnog in onze begroting terechtkomt. Dat heeft te maken met de hele ESR-boekhouding en ESR-voorwaarden die er zijn.
Minister-president, hoe ziet u die project bonds, vooral begrotingsmatig dan? Hoe gebeurt dat dan? Kunnen burgers inschrijven op een fonds, op een obligatie bijvoorbeeld door een school, een scholengroep of een bepaalde inrichtende macht? U hebt zeer specifiek verwezen naar deze techniek om de scholenbouw een duwtje in de rug te geven.
In de repliek op de Septemberverklaring zei u dat u daarachter staat, maar dat het moet worden uitgeklaard. Ik weet niet of het ondertussen we zijn een week verder al wat meer is uitgeklaard of dat u daar de gesprekken met de banken voor afwacht.
Tot slot, minister-president, is er op 15 oktober een gesprek gepland met de banken, maar vond er op 14 september ook al een gesprek plaats met Agoria, Voka, Confederatie Bouw en UNIZO. Kunt u daar al wat nadere toelichtingen over geven?
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : Minister-president, het grootste deel van de analyse werd al gegeven door de collegas. Ik zal dus mijn best doen om niet te veel in herhaling te vallen.
Ik zal proberen er de belangrijkste nieuwe punten uit te halen. Eerst en vooral: wie wie gevraagd heeft, maakt mij eigenlijk geen zier uit. Het is op zich een goede zaak dat u gaan praten bent met de banken. Ook de intentie was absoluut goed. We moeten overleggen hoe we die economie weer aan de praat krijgen. Overleg met de banken is dus maar logisch.
Dan kom ik uit bij wat de heer Vereeck al heeft aangehaald, namelijk de tegenstrijdige cijfers over de kredietverlening. Als je gaat praten met Febelfin, zullen die aantonen dat de kredietverlening de laatste jaren enkel gestegen is, zelfs groter dan de economische groei. Als je gaat praten met UNIZO, zullen zij het tegendeel beweren. Ook de laatste cijfers van de Nationale Bank tonen aan dat er eerder sprake is van een daling. We willen wel eens weten hoe het nu precies zit, wie er gelijk heeft en waaraan het ligt. Aan de rente kan het moeilijk liggen, omdat die momenteel behoorlijk laag staat. Wat zijn dan de voorwaarden die door de banken worden ingesteld die de kredietverlening tegengaan?
Twee jaar geleden hebben we het al verschillende keren gehad over de waarborginstrumenten. Zijn alle instrumenten die de Vlaamse overheid ter beschikking stelt van de kmos, voldoende gekend door die kmos? In de Nationale Bank is daar al eens een debat over gevoerd. Minister-president, u was daar ook, dus misschien herinnert u zich het wel. Er was een boekhouder die zei dat hij die instrumenten zelf niet eens allemaal kende, terwijl het natuurlijk net zijn taak is die wel te kennen. Is daar nog een probleem? Werd daar iets aan gedaan? Toen werd er toch gezegd dat er iets aan zou worden gedaan.
In november 2009 werden er afspraken gemaakt met de banksector over de toegang tot kredietverstrekking door bedrijven. Zijn die afspraken ook opgevolgd? Er is sindsdien natuurlijk heel wat gebeurd. Misschien zijn die afspraken niet meer up-to-date? Maar in welke mate werden die afspraken opgevolgd?
Wat de waarborgen betreft, begrijp ik het standpunt van de heer Vereeck wel dat we ervoor moeten opletten dat de overheid voor bepaalde taken te veel in de plaats treedt van de banken en de bedrijven. Het kan niet zijn dat de overheid al het risico overneemt. In welke zin zult u dat vermijden door de waarborgen al te veel uit te breiden?
De opsplitsing tussen deposito- en zakenbanken is meer en meer een populistisch debat aan het worden. Als je dat wat nader bekijkt, merk je dat er heel wat gevaren in schuilen. Als je de splitsing volledig doortrekt, zoals de heer Watteeuw bepleit, krijg je het fenomeen dat we hier in België gigantisch veel spaargeld hebben, maar dat dat niet meer ter beschikking staat van onze kmos en dergelijke. Dat is niet wat we willen.
Ik ben het volledig met u eens dat, als we zoiets doorvoeren, dat op Europees niveau moet gebeuren. Niemand kan dat tegenspreken. De expertengroep die werd aangesteld door de Europese Commissie, heeft twee dagen geleden duidelijk gezegd dat we daar inderdaad verder over kunnen nadenken op Europees niveau, maar dat er dan voldoende flexibiliteit moet zijn om ervoor te zorgen dat dat spaargeld ter beschikking blijft van de kmos, van onze economie. Dat geldt zeker in Vlaanderen en België, waar er enorm veel spaargeld is. Ik wil het populistisch debat dat de opsplitsing de oplossing is voor alle problemen, wat breken. Dat is wel een deel van de oplossing, maar we mogen dat niet zomaar doortrekken.
De voorzitter : De heer Deckmyn heeft het woord.
De heer Johan Deckmyn : Voorzitter, minister-president, collegas, dit is een moeilijk debat, maar het is belangrijk om onze ondernemers, zeker in crisistijden, maximaal te ondersteunen. Het enige waar ik wat bevreesd voor ben, is dat de overheid opdraait voor mislukkingen. Of beter gezegd: dat de kosten van de mislukking afgewenteld worden op de belastingbetaler.
Bedrijven en kmos raken zeer moeilijk aan het nodige startkapitaal voor hun onderneming, en dat is nadelig voor het bedrijfsleven. Aan de andere kant moet Vlaanderen wel opletten met de waarborgen. Er bestaan op Vlaams niveau wel al bepaalde waarborgsystemen, zoals de Winwinlening. Misschien kan de minister-president eerst die eens evalueren, en dan kijken waar de mogelijkheden liggen. Daar is sprake van, maar er is nog geen volledige duidelijkheid over.
De heer Diependaele vroeg zich daarnet terecht af of alle huidige instrumenten wel al voldoende gekend zijn door onze bedrijven. Ook dat is een vraag die wij ons mogen stellen.
We mogen niet vergeten dat bedrijven het hier niet onder de markt hebben, onder andere door de concurrentie met lageloonlanden en de hoge loonlasten. Steun kunnen ze dus zeker gebruiken, maar of dat dan onder de vorm van extra waarborgen moet zijn, is nog een andere vraag.
Ik vraag me dan ook af of de demarche van de minister-president gesteund wordt door alle coalitiepartners. Ik ben namelijk niet zeker of de meerderheid in dit debat wel op één lijn zit. Ik had daaromtrent graag enige verduidelijking gekregen.
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Voorzitter, minister-president, collegas, dit is een discussie van kapitaal belang. Het was heel goed dat de minister-president enkele weken terug dat signaal heeft gegeven. We zitten daar immers met een contradictie. Enerzijds zeggen cijfers van Febelfin dat er weinig problemen zijn en dat alles niet zo slecht is, anderzijds ontmoet je geregeld ondernemers die stellen dat een krediet krijgen bij een bank momenteel heel wat moeilijker is dan enkele jaren geleden. Het is dus terecht dat erover wordt gediscussieerd en dat de minister-president een initiatief heeft genomen.
Het debat moet natuurlijk helder gevoerd kunnen worden. We zijn het gewend dat de heer Watteeuw af en toe wat zand in de machine wil storten en alles op een hoopje gooit. Dit is een belangrijk debat over de splitsing van de banken en we moeten het blijven voeren, los van het populisme. De minister-president heeft terecht gezegd dat dit op Europees niveau moet gebeuren. Er is enkele dagen geleden een rapport uitgebracht. Welnu, wat de minister-president heeft gezegd, ligt in de lijn van wat dit rapport voorstelt. Het gaat niet over een strenge splitsing van de banken.
We moeten er ten eerste voor zorgen dat dat spaargeld op een goede manier in de economie kan worden gepompt. Ten tweede moeten we ook zien dat we een pak dienstverlening, zoals muntindekkingen en exportkredieten, niet weggooien maar blijven garanderen aan onze bedrijven. We moeten dus uitkijken voor enig populisme, mijnheer Watteeuw. Dat was ook de waarschuwing die de minister-president enkele weken geleden heeft gegeven, namelijk om het kind niet met het badwater weg te gooien. Meer was dat ook niet. Er moeten strengere ratios komen, risicovolle activiteiten moeten duidelijk gedefinieerd en in het oog gehouden worden, maar men handhaaft daar ook heel duidelijk de kern van de zaak.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, collegas, ik wil beginnen met een aantal bedenkingen. De vraag van de heer Vereeck om dit debat uit te stellen tot na 15 oktober had wel enige grond, omdat wij dan verder zouden zitten in de uitvoering van dit bankenplan. Maar goed, men heeft gemeend dit debat nu toch te kunnen en moeten voeren, wat iedereen meerderheid en oppositie de gelegenheid geeft om insteken en suggesties te doen die het bankenplan nog kunnen verbeteren. Als de oppositie voorstellen heeft die kunnen worden meegenomen, ben ik bereid om dat ook te doen.
Er zijn twee zaken die niet rechtstreeks met de ontwikkeling van dit bankenplan te maken hebben. Ten eerste is er de opmerking van de heer Watteeuw. Ook zijn Groen-collega Meyrem Almaci heeft vrije tribunes en zo meer geschreven, waarin ze probeert mij als verdediger van de banken neer te zetten. De heer Watteeuw probeert dat nu nog eens te doen. Dat is natuurlijk volstrekt naast de kwestie en niet gegrond.
Alle experten met enige naam en faam hebben onderschreven dat als wij de banken reorganiseren, dat op Europees niveau moet gebeuren. Als wij alleen hier in België stappen zouden zetten, los van het Europese niveau, zou dat een zeer gevaarlijk manoeuvre zijn. Dat zou niet alleen voor banken slecht kunnen zijn, maar voor iedereen en voor onze economie. Wie er dus, zoals de heer Watteeuw, voor pleit om los van het Europese niveau hier een aantal splitsingen door te voeren, speelt niet alleen met de toekomst van de banken, maar ook met de toekomst van de economie en met het geld van de mensen. Ik betreur dat het op die manier wordt neergezet.
Een laatste algemene opmerking, mijnheer van Rouveroij, als reactie op uw interesse over wie nu wie heeft uitgenodigd. Om uw nieuwsgierigheid te bevredigen wil ik daar wel op antwoorden, maar het is niet relevant voor deze discussie.
Ik heb begrepen dat Febelfin een aantal mensen heeft opgezocht om tekst en uitleg te geven over de situatie van de banksector in al zijn facetten. Dat was een ruime benadering, men heeft zelfs een consultancybureau onder de arm genomen. Men heeft gevraagd of men mij daarover mocht spreken, en ik heb dit toegestaan. Er is één element waar ik verder wens over te spreken, want overleg daarover is essentieel voor de Vlaamse economie. Ik heb in mijn toespraak gezegd dat ik de banken zal uitnodigen. Over dit punt wil ik verder praten, niet over zaken die niet tot mijn bevoegdheden behoren.
De volgende vijf elementen zal ik overlopen omdat de hier gestelde vragen hiermee te maken hebben. Nogmaals, ik hoop dat na deze bespreking voorstellen komen om dit bankenplan te verbeteren. Wat is de aanleiding voor een bankenplan? Wat zijn de krachtlijnen van dit plan? Wat is de huidige benutting van de Vlaamse waarborginstrumenten en wat zijn de risicos? Wat is het resultaat van het overleg dat al plaatsvond? Wat is het verdere proces?
Deze vijf punten behandelen alle vragen die aan bod zijn gekomen. Wat jullie gekregen hebben, is een ontwerp een eerste stap , dat al met de banken besproken is. Dit wordt concreet gemaakt op de volgende vergaderingen, te beginnen op 15 oktober. Ik heb van heel wat organisaties en zelfs van burgers voorstellen gekregen. Mocht ik u nog moeten aanmoedigen om dat voorbeeld te volgen, is dat bij dezen de laatste keer.
Ten eerste, wat is de aanleiding voor het bankenplan? Daar is in het verleden al over gesproken tijdens de behandeling van vragen van mevrouw Turan en de heer Diependaele. Het uitstaande kredietvolume in België kent nog steeds een toename. Volgens cijfers van Febelfin bedroeg dat in juni 130 miljard 781 miljoen euro. Dit komt neer op een stijging van 4 miljard euro of 3,06 procent op één jaar. Er wordt dus nog steeds meer financiering verstrekt. Maar sinds deze zomer is er volgens de Centrale voor kredieten aan ondernemingen (CKO) opnieuw sprake van een verstrakking door de banken van niet-rentekredietvoorwaarden voor ondernemingen. Dit slaat in het bijzonder op kmos. Deze tendens is ondermeer ook door UNIZO vastgesteld, en de vooruitzichten zijn voor de komende maanden een verdere verstrenging op het vlak van de waarborgen, kosten en looptijd.
Met dit bankenplan wil ik anticiperen op de mogelijke effecten van de verstrakking van de kredietverlening, vooral door de verslechterende economische omstandigheden, waar de oppositie regelmatig naar verwijst. Op korte termijn is het immers veeleer de groeivertraging die zorgt voor kredietverstrakking dan omgekeerd. Meer kredieten mogelijk maken door waarborgen, zo doorbreken we dus een dreigende negatieve spiraal en zwengelen we investeringen en groei aan.
Daarstraks werd ook verwezen naar de rondetafel die in 2009 werd opgestart met de banksector en de bedrijfswereld over de bedrijfsfinanciering in Vlaanderen. Er zijn toen terecht afspraken gemaakt over de monitoring, kredietvoorziening en het inzetten van overheidsinstrumenten.
Het lijkt mij dus niet onlogisch om, naar aanleiding van de vaststelling dat bedrijven een verstrakking van de kredietverlening ervaren, te evalueren in welke mate de afspraken worden nagekomen en zo nodig bij te sturen. Op de vergadering van 15 oktober staat de gedragscode geagendeerd. Deze vergadering wordt niet alleen bijgewoond door Febelfin, maar ook door de grote bankiers en de organisaties UNIZO, Voka, Agoria, de Vlaamse Confederatie Bouw en andere die ook de gedragscode hebben ondertekend.
De doelstellingen van het bankenplan reiken echter nog verder. Niemand heeft ernaar verwezen mogelijk vindt u dat niet nodig, ofwel weet u het niet maar de nieuwe vereisten van Basel III voor de banken vanaf 2013, zijn wel een heel belangrijk element, zeker voor de langetermijnfinanciering van de economie. Banken zullen dus minder langetermijnfinanciering kunnen aanbieden tenzij ze belangrijke kapitaalverhogingen doorvoeren. De bottleneck is dus niet de hoeveelheid aangetrokken spaargeld, maar het eigen vermogen van de bank dat bepalend is voor de risicos van financiering die men mag nemen.
Sommigen zeggen dat ik het opneem voor de banken. Dat is larie, mijnheer Watteeuw. Het is Basel III dat zegt dat een genomen risico gedekt moet worden door kapitaal en dat men, als de risicos bepaalde volumes overstijgen, zijn kapitaal moet optrekken. Onze banken moeten Basel III ook toepassen en hebben niet echt veel bewegingsmarge. De duurtijd van het engagement van de bank is daarbij een bepalende factor, waardoor klassieke projectfinanciering zowel voor bedrijven als voor non-profitorganisaties moeilijker te verkrijgen zal zijn of nu al is.
De inschrijving van herfinancieringsclausules kan een oplossing bieden. Dit verschuift het risico van de herfinanciering echter naar de projecteigenaar. Een projecteigenaar kan zich met swaps tegen renterisicos indekken. Hij moet echter binnen zeven of acht jaar een herfinanciering verkrijgen. Dat risico is in de huidige markt haast onverzekerbaar.
Door middel van een bankenplan wil ik een oplossing voor toekomstgerichte investeringen op lange termijn vinden. We willen het beschikbare spaargeld mobiliseren en de financiële instellingen in staat stellen hun rol ten volle te blijven spelen. Ze moeten financiering voor de bedrijven verstrekken.
Het Basel III-akkoord is een belangrijk element dat iedereen de komende dagen en weken in zijn stellingen zou moeten opnemen. Daarnaast blijft de vraag wat de krachtlijnen van een bankenplan kunnen zijn.
Dit plan is in mijn ogen vooral bedoeld om andere horizonten voor de langetermijnfinanciering te zoeken. De vraag is of we daarvoor bijkomende instrumenten kunnen inzetten. Er zijn al een aantal denksporen naar voren geschoven. Al die denksporen maken het voorwerp uit van verder overleg en van beleidsvoorbereidend onderzoek. De heer Vereeck heeft hierover een aantal pertinente vragen gesteld. We zullen al die punten verder bekijken en met de banken negotiëren. We gaan niet over een nacht ijs.
Het bankenplan moet ook aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd. Ik vind de vraag of dit een initiatief van de minister-president of van de hele Vlaamse Regering is, eigenlijk naast de kwestie. Ik ben bevoegd voor het economisch beleid. Ik moet daar zorg voor dragen. Minister Lieten en minister Bourgeois hebben hierover overigens publieke uitspraken gedaan. Zodra het bankenplan is gefinaliseerd, zal ik naar de Vlaamse Regering stappen en zal het plan daar worden goedgekeurd. Ik kan geen voorstel van ontwerp laten goedkeuren en het dan uitvoeren en verder aanvullen. Die vragen zijn in mijn ogen zonder voorwerp. Verschillende leden van de oppositie trachten het op die manier te spelen. Dit heeft geen enkele zin. Ze kunnen dit blijven doen, maar het is naast de kwestie.
Ik overloop even de denksporen die ik naar voren heb geschoven en die nu verder worden onderzocht.
Ten eerste, de verzekeraars en de pensioenfondsen zijn als institutionele beleggers bij uitstek geschikt om langetermijnengagementen aan te gaan. Niemand heeft hier trouwens al opgemerkt dat het niet enkel om de banken gaat. Het gaat ook om de verzekeraars en om de pensioenfondsen. Zij werken per definitie op lange termijn. Bovendien beschikken ze over niet-onaardige fondsen.
Wellicht kunnen de banken ook andere institutionele investeerders en het grote publiek interesseren om de behoefte aan langetermijnkredieten door middel van de uitgifte van projectobligaties in te vullen.
Ten tweede, er zijn ook andere manieren om de financieringskloof te dichten. Een van die mogelijkheden bestaat erin de herfinancieringsmomenten van halvetermijnfinancieringen te waarborgen.
Ten derde, coöperatieve vennootschappen kunnen tegelijkertijd kapitaal aantrekken en de betrokkenheid organiseren bij maatschappelijk belangrijke projecten, zoals de bouw van ziekenhuizen, windmolenparken, scholen en dergelijke. Ik hoop dat ik ieders intelligentie met deze voorstellen prikkel. We werken dit alleszins verder uit.
Ten vierde, met het concept van de Winwinlening biedt het Vlaamse Gewest reeds een interessante vorm van achtergestelde financiering aan. Organisaties als Voka, UNIZO, de Vlaamse Confederatie Bouw en Agoria zijn in elk geval vragende partij om dit te versterken.
Ten vijfde, een kmo-fonds zou een oplossing kunnen bieden voor de financiering van kmos die elk op zich te klein zijn door middel van de uitgifte van bedrijfsobligaties voor financiering te zorgen. De grote bedrijven kunnen dit al. De kmos kunnen dit niet. Indien we ze in een dergelijk fonds bundelen, wordt dit wel mogelijk.
Al deze creatieve mogelijkheden moeten aan een aandachtspunt worden getoetst. De langetermijnfinanciering wordt steeds duurder en laat, bijvoorbeeld met betrekking tot de vervroegde terugbetalingsmogelijkheden, minder flexibiliteit toe.
Het is bij elke vorm van projectfinanciering belangrijk dat het publiek correct wordt voorgelicht. Ik wil benadrukken dat iedereen zich ervan bewust moet zijn dat hij het risico inzake het welslagen van het project deelt. Hier moet de nodige communicatie en aandacht aan worden besteed. De vraag is steeds hoe groot het risico is. Is dat risico voldoende klein of te groot om het project succesvol op de markt te brengen?
Met de overheidswaarborgen beschikken we duidelijk over een belangrijke hefboom om de net aangehaalde denksporen mogelijk te maken. We onderzoeken welke aanpassingen aan het regelgevend kader voor de verstrekking van waarborgen van het Vlaamse Gewest wenselijk zijn om de nv Gigarant toe te laten op dit vlak een grotere faciliterende rol te spelen.
Deze aanpassingen zullen allicht in twee fasen verlopen. De eerste fase vereist geen Europese aanmelding. Het is een goede zaak dat we niet ook nog eens naar de Europese Commissie moeten stappen voor we dat kunnen concretiseren. De tweede fase zal een voorafgaande aanmelding bij de Europese Commissie vergen. Het is in elk geval niet zo dat we zonder meer aanpassingen kunnen voorstellen. De Europese Commissie speelt op dit vlak een rol.
Er zijn in alle stilte al initiatieven in bepaalde richtingen genomen. Zo heeft de Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV) vorig jaar een infrastructuurfonds opgericht. Institutionele beleggers kunnen middelen samenbrengen om in langetermijninvesteringsprojecten te investeren. Samen met collega Vandeurzen bekijken we in welke mate de VIPA-regeling (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden) ten aanzien van de zorgsector nuttig kan worden bijgesteld.
Om in te gaan op de vraag van de heer Vereeck over de wenselijkheid om overheidswaarborgen in te zetten, wil ik een aantal elementen verduidelijken. De steun van een overheid aan ondernemingen kan verschillende vormen aannemen. U hebt er een paar genoemd: rechtstreekse subsidies, zoals opleidingssteun, maar ook onrechtstreekse steun zoals het verstrekken van waarborgen.
Zoals u weet, is er voor het verstrekken van grote waarborgen via Gigarant een Europees kader vastgesteld waarin de omvang van de verschillende waarborgpremies in functie van de rating van het bedrijf is bepaald. Dergelijke waarborgen zijn dus geen gift maar een vorm van verzekering. Europa moet dat toelaten. Europa heeft ook toegelaten wat wij allemaal aan waarborgen geven. Dat wil ook zeggen dat ook andere landen dat doen.
Hier zijn een aantal opmerkingen gemaakt die gaan in de richting dat we heiliger moeten zijn dan de paus en we onze bedrijven niet dezelfde instrumenten zouden aanbieden als in andere landen wordt aangeboden. Ik kan u verzekeren, zeker als u buitenlandse investeerders wilt aantrekken, zeker als u bedrijven hier wilt houden, dat het heel belangrijk is dat er een level playing field komt. Tegenover wat in Europa wordt aangeboden, moeten wij niet heiliger zijn dan de paus en zeggen dat we een paar mensen in de commissie hebben zitten die vinden dat waarborgen niet het juiste instrument zijn en we dat dus niet kunnen aanbieden.
Dat wil niet zeggen dat we die waarborgen zomaar moeten geven zonder daar zeer nauwlettend mee om te gaan. Trouwens, als dan de uitwinning gebeurt, het worst case scenario, en de waarborgen worden opgevraagd, dan wordt het bedrijf in extremis failliet verklaard. Op een bepaald moment zal dan worden gekeken naar wat er nog wordt toegekend aan wie gewaarborgd heeft.
Trouwens, mijnheer Vereeck, het cijfer van Alfacam dat u hebt genoemd, is niet juist. Ik zou toch een beetje opletten nu iedereen dit hier via de cameras kan volgen. Het is een beursgenoteerde onderneming. Het bedrag dat u genoemd hebt, is geen juist bedrag denk ik, maar het is uw verantwoordelijkheid om daar dingen over te zeggen. Ik wil u er alleen maar op attent maken dat Vlaanderen trots is op dit bedrijf. Het heeft de Olympische Spelen in beeld gebracht. Ik hoop dat we de continuïteit kunnen verzekeren, terwijl iedereen er alles aan doet om dat bedrijf verder uit te bouwen. Maar dit terzijde.
Met betrekking tot de exportondersteuning bestaan er in alle landen specifieke exportverzekeraars. Dat is nog een bijkomend voorbeeld waarbij we moeten opletten dat we aan onze eigen ondernemingen niet zouden wensen te geven wat die in andere landen wel krijgen. Deze exportverzekeraars functioneren op de grens van bedrijfsmatige activiteit en overheidssteun. Zoals u weet, is dat in België de Nationale Delcrederedienst. We werken vanuit Vlaanderen overigens goed samen met deze instelling. Vlaanderen beschikt er immers over drie bestuurders, waaronder de administrateur-generaal van F.I.T. Met deze waarborgen willen wij ook de doelstellingen inzake exportfinanciering verder vorm geven.
Ik ben ervan overtuigd dat instrumenten zoals waarborgbeheer en Gigarant goedkopere en efficiëntere ondersteuningsvormen zijn dan louter subsidies aangezien ze een belangrijke hefboom in werking zetten. Mijnheer van Rouveroij, het fiscale instrument is ons nog niet helemaal gegeven, en dan druk ik me voorzichtig uit. Subsidies zijn ons wel gegeven. In dit kader moet de vraag worden gesteld of het niet interessanter is om te werken via waarborgen dan met subsidies omdat waarborgen, nogmaals, goedkoper en efficiënter zijn als ondersteuningsvorm dan subsidies. Ik geef het maar even mee. Dat kan u mogelijk in een volgende interpellatie helpen.
Wat is de huidige benutting van het Vlaamse waarborginstrument en hoe staat het met de risicos? De heer Vereeck heeft al een aantal waarborginstrumenten opgesomd. De heer Diependaele vraagt er expliciet naar. In de eerste plaats is er de generieke waarborgregeling voor waarborgen tot 1,5 miljoen euro. De faciliterende kracht van het instrument is mede dankzij de doorgevoerde versoepeling en verruiming van het toepassingsgebied naar aanleiding van de financiële crisis van 2009, volop tot uiting gekomen. Ik geef enkele cijfers: sinds 2009 is ten opzichte van 2008 het jaarlijks toegekend waarborgbedrag verdubbeld tot ongeveer 210 miljoen euro. Dit werd doorgetrokken in 2010-2011. Eind 2011 was er een totaal verbruikt waarborgbedrag van 870 miljoen euro voor 7155 gewaarborgde verbintenissen.
De waarborgregeling heeft een grote hefboomwerking. Het is belangrijk dat men zeer goed beseft hoe efficiënt waarborgen kunnen zijn. Voor elke euro waarborg wordt gemiddeld tot 2,33 euro aan investeringen gerealiseerd. In het eerste semester van 2012 bleef de waarborgproductie op ongeveer hetzelfde niveau. Verwacht wordt dat de productie de komende jaren op een gelijkaardig niveau zal blijven bij ongewijzigd beleid.
In de periode 1 januari 2010 tot 30 juni 2011 werden ook waarborgen op overbruggingskredieten mogelijk gemaakt, onder andere voor de verlening van waarborgen en de hersamenstelling van bedrijfskapitaal voor het aflossen van schulden. Deze verruiling zorgde voor de aanmelding van 209 verbintenissen voor een totaal waarborgbedrag van 62 miljoen euro. Ondertussen heeft de Vlaamse Regering op mijn voorstel op 20 juli 2012 een aanpassing doorgevoerd aan de regeling van de generieke waarborg. Hierdoor zouden er sneller crisiswaarborgen voor bepaalde overbruggingskredieten kunnen worden ingevoerd.
In het kader van de voorziene rondetafel zullen we ook bespreken of de crisisomstandigheden de onmiddellijke invoering van bepaalde vormen van waarborgen voor overbruggingsfinanciering noodzakelijk maken. We zullen dat zeker op 15 oktober aan bod brengen.
Gigarant is er voor kmos of grote ondernemingen die behoefte hebben aan kredietwaarborgen boven 1,5 miljoen euro. De waarborg kan oplopen, daarin hebt u gelijk, mijnheer Vereeck, tot 80 procent van het onderliggende krediet. De maximale looptijd bedraagt vandaag slechts acht jaar, terwijl de noden eerder voor de langetermijnkredieten aanwezig zijn. Het fonds beschikt over een totale garantiecapaciteit van 1,5 miljard euro, wat trouwens in dit parlement is goedgekeurd.
Sinds de start in 2009 verleende Gigarant aan zestien bedrijven voor 441 miljoen euro aan waarborgen, goed voor 755 miljoen euro aan kredieten. Rekening houdend met het afbouwschema van betrokken kredieten, bedroeg de portefeuille van uitstaande waarborgen op 30 juni 2012 nog 306,8 miljoen euro. Gigarant leed nog geen waarborgverliezen. De gerapporteerde boekhoudkundige verliezen waarnaar u verwees, mijnheer van Rouveroij, zijn louter boekhoudkundig als gevolg van de provisies die kunnen worden aangelegd op de lopende engagementen in functie van de gehanteerde waarborgregels.
Ten slotte wil ik ook verwijzen naar de Groene Waarborg. Dat systeem hebben we ingevoerd ook op vraag van de ondernemingswereld. Onder dit systeem kunnen ondernemers een waarborg tot 1,5 miljoen euro krijgen voor een lening of een leasing waarmee men energiebesparende investeringen met een terugverdientijd van maximaal tien jaar doet. Ik vind het eigenaardig dat u daar niets over zegt, mijnheer Watteeuw.
De heer Filip Watteeuw : Minister-president, ik vind het zeer interessant wat u zegt, maar we hebben op vraag van de heer Vereeck het bankenplan gekregen en wat u nu allemaal voorleest staat in bijlage 1. Ik wist dat dus al.
Minister-president Kris Peeters : Die Groene Waarborg is een interessant instrument, maar het blijkt dat er tot nog toe geen dossiers zijn ingediend. De vraag is dus wat het probleem is met de Groene Waarborg.
Bepaalde collegas vragen naar het waarborgbudget en de risicos. Ik heb al gezegd dat het Vlaams Parlement de maximumbedragen tot dewelke er waarborgen kunnen worden verstrekt, heeft bepaald. Voor de generieke waarborgen en de Groene Waarborg samen is dat 350 miljoen euro per jaar en voor Gigarant 1,5 miljard euro. In het verleden heeft dat nooit aanleiding gegeven tot discussie, trouwens. Bij mijn weten is er nooit gevraagd, ook niet door de oppositie, of we niet in de problemen komen als we dat volledig uitputten.
Gelet op de grote spreiding van de gewaarborgde verbintenissen bij Waarborgbeheer nv volstaan de in de begroting ingeschreven kredieten voor de uitbetaling van de waarborgen. Waarborgbeheer kan ook genieten van zijn aandeel in de recuperaties door de banken, waarnaar ik daarstraks heb verwezen. We stellen vast dat deze recuperaties aanzienlijk zijn, zodat het nettoverlies nog altijd zeer beperkt is. Vorig jaar moest Waarborgbeheer voor 19,8 miljoen euro aan betalingen doen, maar er waren ook voor ongeveer 13 miljoen euro inkomsten uit premies en recuperaties. Het nettoverlies is dus beperkt tot 7 miljoen euro. Ik verwijs even opnieuw naar het hefboomeffect van die waarborgen. Voor elke euro waarborg is er 2,33 euro investering.
Bij Gigarant kan de impact, gelet op de omvang van de gewaarborgde bedragen, van één schadegeval potentieel veel groter zijn. Daarom heeft het Vlaamse Gewest een cashbuffer gemaakt ten belope van 20 procent van het toegestane waarborgbedrag, dus 300 miljoen euro kapitaal. Bovendien legt de vennootschap Gigarant provisies aan voor eventuele schadegevallen. De impact op de kredietwaardigheid van Vlaanderen van de huidige instrumenten is dan ook vrij marginaal.
Wat de benutting betreft, is er voor de Groene Waarborg en vooral voor Gigarant nog veel ruimte. Dit parlement heeft mij toegestaan om die ruimte te gebruiken, op een verstandige wijze natuurlijk. Voor Gigarant gaat het immers over een vrij waarborgbudget van bijna 1,2 miljard euro. De aanpassingen die we beogen, zullen op korte termijn dan ook geen verhoging vragen van het beschikbare waarborgbudget.
Wat is het resultaat van het overleg dat al plaatsvond? De heren Watteeuw, Diependaele en Vereeck hebben daarnaar gevraagd. Op 14 september 2012 is er overleg gepleegd met Voka, UNIZO, Agoria en de Vlaamse Confederatie Bouw. Enkele organisaties hadden ook zelf gevraagd om door mij ontvangen te worden op het kabinet. Die vraag is dus gehonoreerd. Eind augustus en op 17 september was er ook overleg met de bankenfederatie Febelfin. Op deze bijeenkomsten waren alle partijen positief over dit initiatief. Zij erkennen de noodzaak, zeker in de huidige economische omstandigheden. Ondertussen hebben ook de sociale partners in het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC) hun steun uitgesproken. Ik weet dat u regelmatig naar SERV-adviezen verwijst. Ook daar is men zeer enthousiast over dit bankenplan.
Met de federale overheid wordt ook samengewerkt, in het licht van het inzetten van Delcredere specifiek voor exportfinanciering. De federale overheid biedt de financiële instellingen ook meer ruimte om aangepaste structuren op te zetten door de invoering in ons land van covered bonds. Dat is een nieuwe mogelijkheid die federaal is gecreëerd. In het kader van de federale relancestrategie heeft federaal minister Laruelle nieuwe initiatieven aangekondigd. Als er nieuwe mogelijkheden zijn, is het ook heel wijs om dat verder te onderzoeken.
Wat is het verdere proces? Op 15 oktober 2012 hebben we opnieuw een rondetafel of een vergadering, hoe u het ook wilt noemen. Daar zal de gedragscode aan bod komen. We zijn nu volop bezig met het verder uitwerken van al die voorstellen, technisch, legistiek en financieel-technisch. We hebben contacten met experts om ook het succes van bepaalde instrumenten verder te duiden. We zullen ook met de Europese Commissie moeten blijven samenwerken om te bekijken of een aantal bijkomende initiatieven de conformiteit met de staatssteunregels op Europees niveau kunnen doorstaan.
Voorzitter, ik denk dat ik op alle vragen heb geantwoord. Ik wil nog eens onderstrepen dat door het feit dat u hebt geoordeeld dat deze vragen en interpellatie vandaag konden worden gesteld, ik tekst en uitleg heb gegeven in grote transparantie. Ook de teksten werden bezorgd. Er wordt verder aan gewerkt en ik ga ervan uit dat er op het einde van deze maand en in november nog meer tekst en uitleg over kan worden gegeven.
De voorzitter : De heer van Rouveroij heeft het woord.
De heer Sas van Rouveroij : Minister-president, ik dank u voor dit omstandige antwoord. Ik heb een paar bemerkingen en nog wat vragen.
Wat betreft de perceptie, wijzen de cijfers tot 30 juni uit dat er in feite geen probleem is in verband met kredietverstrekking, dat er nog groei op zit, maar dat de indicatoren voor de tweede jaarhelft negatief zijn en dat u in feite proactief wilt werken. Daar komt het samengevat op neer. Het is goed dat u proactief werkt. Laten we de discussie over de perceptie dan maar aan de kant parkeren, laten we vooral het onverwachte, en desgevallend ook het verwachte, verwachten.
Ik heb een vraag uit interesse. Is de houding van de Vlaamse Regering anders naargelang de bank waarmee u praat of onderhandelt? Ik verklaar me nader. De verhouding tussen de Vlaamse Regering en Dexia verschilt van de verhouding tussen de Vlaamse Regering en KBC, en die verschilt dan weer van de verhouding tussen de Vlaamse Regering en BNP Paribas Fortis. Heeft dat enige invloed? En zo ja, in welke mate?
Uw redenering in verband met Basel III is uiteraard juist, dat is evident, wij hebben daar niet naar verwezen, de collegas niet en ik niet. Basel III is ondertussen een vaststaand gegeven waar alle banken mee worstelen. Wat ik echter niet begrijp, is dat u zei dat Basel III de duurtijd als bepalende factor hanteert, vooral langer dan zeven jaar, en uiteraard het risicoprofiel van de betrokken lening. In functie daarvan moet de bank bijkomend kapitaliseren. Dat is de redenering. Is de waarborgverstrekking die hier soepeler zou worden toegepast of makkelijker zou worden verkregen, dan wel afdoende? Is die dan zo doorslaggevend in dat proces?
Uw verwijzing naar het level playing field is interessant en ik meen ook wel terecht, maar ik kreeg graag wat meer informatie. Als u zegt dat wanneer onze bedrijven in een geglobaliseerde economie moeten concurreren met de bedrijven die gevestigd zijn in de ons omringende landen en ook hier actief zijn, er gezorgd moet worden voor een level playing field, dan zijn we het daar voor 100 procent mee eens. Maar uw uitleg gaf mij de indruk dat in de direct concurrerende landen dat zijn in feite Nederland, Frankrijk en Duitsland al waarborgregelingen zouden bestaan. Als dat zo is, als ik die indruk terecht heb opgedaan, dan lijkt het mij niet onverstandig om juist met het oog op het level playing field eens gedetailleerd kennis te nemen van die waarborgmogelijkheden in de ons omringende landen en om ons plan daarmee te synchroniseren.
Ik kreeg hier graag even een reactie op. Heb ik goed begrepen dat u ervan uitgaat dat er in de ons omringende landen dergelijke waarborgregelingen zijn? Als dat niet het geval is, dan lijkt het level playing field niet acuut bedreigd te zijn. Als dat wel het geval is, dan vraag ik u om welke landen het gaat en of u de details ervan kent. Als u die details kent, is het dan niet verstandig om ze ook eens aan ons voor te leggen in een poging om constructief, over de partijgrenzen heen, samen deze crisis te bestrijden en na te gaan hoe we ons plan kunnen synchroniseren met bijvoorbeeld het Duitse waarborgsysteem als het daar al bestaat of het Nederlandse?
U verwees, met een knipoog in de richting van Open Vld, naar het feit dat subsidies misschien niet de meest efficiënte manier van werken zijn in vergelijking met waarborgregelingen. Die knipoog aanvaard ik graag en ik stuur er u een terug, want ik gaf alleen maar een overzichtje. Ik heb geen waardeoordeel geveld over de verschillende instrumenten waarover u beschikt, ik heb alleen maar de instrumenten opgesomd. Natuurlijk zijn wij ook niet laaiend enthousiast wanneer het over subsidies gaat. Wij zijn er maar een koele minnaar van: als het moet, ja, maar liever niet. In de verhouding tussen een waarborgregeling en subsidies kiezen ook wij eerder voor een waarborgregeling.
Ik denk dat we elkaar niet goed hebben begrepen toen ik u zei dat er een dipje zal ontstaan inzake overheidsinvesteringen in 2013. Dat dipje wordt veroorzaakt door de steden en gemeenten die in het eerste jaar na de gemeenteraadsverkiezingen hun investeringen wat terugschroeven. Door het feit dat ze instaan voor 50 procent van alle overheidsinvesteringen, merken we dat ook. De indicator daar staat op rood, ik meen op min 8 procent. Maar ik dacht dat de waarborgregeling daar geen enkele impact op heeft, of vergis ik me nu? U gaat toch geen waarborgen verstrekken aan steden en gemeenten? Alleen heel onrechtstreeks zou er een invloed kunnen zijn, maar zo verdund dat die invloed bijna niet becijferbaar is.
Als u een investeringsregering wilt zijn, en 2013 wordt een moeilijk jaar, zoals het zich globaal aankondigt, en u weet dat de steden en gemeenten volgend jaar sowieso al wat minder gaan investeren hoe gaat u dat opvangen? Ik geef u een suggestie. U zou het kunnen opvangen door uw investeringsdossiers te versnellen. Stel u voor dat u nu al voor Oosterweel een spade in de grond zou kunnen steken en wat beton zou kunnen gieten, dat zou al een pak arbeiders en bedienden in de aannemerij ten goede komen. Daar zijn we het over eens. Probeer dat alsnog, maar ik maak mij weinig illusies. Mochten we die al jarenlang lopende grote Vlaamse investeringsdossiers in 2013 kunnen starten, zou dat fantastisch zijn voor de economie. Dat zou ook voor groene kiezers goed zijn. (Opmerkingen van de heer Filip Watteeuw)
Groene kiezers hebben ook nood aan economie.
Met de redenering in verband met de waarborgleningen en de uitvoerdip ben ik het wel eens. Wij zijn kampioenen in het uitvoeren, laat ons hopen dat we dat kunnen blijven. Spijtig genoeg zijn de cijfers niet gunstig. Ik ben het er wel mee eens dat deze waarborglening de hoop kan doen koesteren dat de uitvoerdip in 2013 toch niet plaatsvindt.
Ik wil één bedenking nog eens herhalen, maar dan misschien in wat scherpere bewoordingen. Dat bankenplan draagt onze interesse weg. Wij zijn bereid om daar mee over na te denken. Maar, minister-president, het mag geen camouflagedoek worden voor het onderliggende probleem: deze regering moet in de aller-, aller-, allereerste plaats geen waarborgverstrekker zijn maar een investeringsregering. Wij moeten koste wat het kost die investeringen ondersteunen en aanzwengelen.
Ik heb het dan ook over het vergunningenbeleid en het versnellen van de vergunningen. Hoe staat het met de permis unique, die in juli 2011 werd aangekondigd? Is hij nu eindelijk al operationeel? Ik denk het niet. U moet daar potverdorie de zweep op leggen. Er zijn ook de overheidsinvesteringen, zoals de Oosterweel, en de innovatie. Voorzitter, u wijst daar ook telkens op: deze Vlaamse Regering slaagt er, ondanks de goede bedoelingen, niet in om de 1 procent van het regionale bbp, die inzake innovatie nodig is, te bereiken. Zal het nu worden bereikt tegen 2020? (Opmerkingen van mevrouw Patricia Ceysens)
Zelfs dat niet. Minister-president, de inspanningen die u levert, zijn lovenswaardig maar onvoldoende. Laat alstublieft het bankenplan geen camouflagedoek zijn.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Minister-president, dank u voor uw omstandige antwoord.
Voorzitter, ik stel voor dat wij nu al bekijken wanneer wij dit na 15 oktober opnieuw kunnen agenderen. Minister-president, het is zinvol om te wachten op de resultaten van het overleg, zoals u suggereert. U hebt ook de oppositie opgeroepen om daarin ook zelf insteken te geven. Dan kan dat ook na 15 oktober.
Er zijn een aantal specifieke elementen waarover ik toch wat meer uitleg zou willen hebben, bijvoorbeeld de Groene Waarborg. U zegt dat de ondernemers er weinig interesse voor hebben. Dat is opvallend. Het systeem bestaat natuurlijk nog maar pas. Ik las in de bankenplannota dat er op 15 oktober een stuurgroep is met alle betrokkenen. Ook de resultaten van die stuurgroep kunnen hier dan worden meegedeeld. Het zal gemakkelijker zijn om te discussiëren met de correcte gegevens en het bijna volledige plaatje.
Ik kom nog even terug op de splitsing van de spaar- en zakenbanken. U zegt dat het bijna roekeloos is om het zelf te doen in België als het niet gebeurt op Europees niveau. Redelijk wat mensen zijn het daarmee niet eens. U weet zeer goed dat die splitsing er vroeger zeer lang is geweest. In een recent verleden heeft Canada die splitsing doorgevoerd, terwijl in de Verenigde Staten juist het omgekeerde gebeurde. Canada werd gevrijwaard van de bankencrisis.
Minister-president Kris Peeters : U kunt Canada vergelijken met Europa, mijnheer Watteeuw?
De heer Filip Watteeuw : Toen de splitsing er was, hadden we een grotere economische groei dan nu. Dit was in ieder geval voldoende voor professor De Grauwe om brandhout te maken van uw stelling. Ook Koen Schoors ging in die richting. U doet mijn vraag af alsof ik voor mijn plezier vraag of dit een standpunt is van de Vlaamse Regering. Ik las dat op 21 september Bruno Tobback stelde dat wij zo snel mogelijk die splitsing moeten doorvoeren en dat wij niet moeten wachten op het Europese niveau. Het regeerakkoord op het federale niveau voorziet daarin. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
Bruno Tobback, voorzitter van uw coalitiepartner, zegt dat hij voorstander is van een onmiddellijke splitsing. Daarom is mijn vraag terecht: zijn uw uitspraken gedaan als minister-president, en staat de volledige Vlaamse Regering daarachter?
De voorzitter : De heer Vereeck heeft het woord.
De heer Lode Vereeck : Minister-president, ik wil u een suggestie doen die u, wanneer u op 15 oktober naar die banken trekt, kunt meenemen, zoals u nu al drie keer hebt aangeboden.
Minister-president, ik vat even samen: er is op de kredietmarkt 130 miljard euro beschikbaar voor die financiering. Dat is nog 4 miljard euro extra. Er is dus blijkbaar een groei. Verder wordt er voor elke euro waarborg 2,33 euro geïnvesteerd. We hebben die waarborgen nodig om een level playing field te organiseren. Met andere woorden: er is op dit moment niet zozeer een zwaar marktfalen, maar het is eerder om met gelijke wapens te kunnen strijden. Misschien moeten we inderdaad ook aan de andere landen vragen om een aantal van die instrumenten terug te trekken, want blijkbaar is het alleen maar nodig om in de internationale concurrentie tussen landen overeind te blijven.
Ik blijf herhalen dat we moeten oppassen met de stijging van de gewaarborgde schuld. Die komt er sowieso. Ik wil u dus opnieuw op het hart drukken deze regeling als een tijdelijke regeling te beschouwen. Dat was ook zo bij de start van Gigarant en het toont volgens mij ook duidelijk de dalende volumes vanaf de start tot in 2014 aan. In 2014 stond voor Gigarant nog maar 175 miljoen euro ingeschreven. Men was dat dus eigenlijk heel concreet aan het afbouwen. Het was een antwoord op een tijdelijke credit crunch.
In mijn eerste betoog heb ik inderdaad niet verwezen naar Basel III, omdat ik dat in mijn repliek ging doen. U zegt dat we er op twee manieren voor kunnen zorgen dat die banken meer leningen op lange termijn zullen uitkeren. Eén techniek is inderdaad dat u zich borg stelt, waardoor het voor die banken inderdaad makkelijker zal zijn om bepaalde kredieten te verstrekken. Een andere manier is natuurlijk ervoor te zorgen dat de banken zich herkapitaliseren. Dat valt onder Basel III. Als u op 15 oktober inderdaad naar de banken waarvan een toch wel een typisch Vlaamse bank is, met name de KBC trekt, zou u daar de vraag kunnen neerleggen om zich te herkapitaliseren.
Ik heb uit uw reacties, ook bijvoorbeeld in het Dexia-dossier, begrepen dat de Vlaamse Regering er niet aan denkt om opnieuw voor extra vers kapitaal te zorgen voor de banken. Als ik dus spreek over een herkapitalisatie, bedoel ik natuurlijk een herkapitalisatie via de private markt. Dat betekent dat die banken dat geld ophalen in de private markt, via nieuwe aandelen, wat waarschijnlijk zal leiden tot een daling van de waarde van het aandeel en waarschijnlijk ook een verwatering van de waarde van het aandeel van de bestaande aandeelhouders.
Nu zult u waarschijnlijk zeggen dat die bestaande aandeelhouders dat niet graag zullen horen. Dan wil ik graag verwijzen naar een artikel van Thomas Leysen van KBC in Trends van precies twee weken geleden. Daarin staat namelijk letterlijk dat hij daarvoor openstaat. Ik begrijp natuurlijk wel dat de historische en de huidige aandeelhouders van KBC terecht bekommerd zijn om de waarde van hun ingelegd kapitaal. Ik geef u toch maar mee dat ze publiekelijk ik kan u het artikel uit Trends voorleggen zeggen dat ze daar niet weigerachtig tegenover staan, ook al leidt dit tot een verwatering van hun aandeel.
Minister-president, ik zou graag willen dat u die vraag overmaakt aan de banken die daartoe bereid zijn en die dat ook kunnen. Het is natuurlijk de meest correcte, liberale en marktconforme manier om te zorgen voor meer kredieten voor de kmo-sector, zonder dat dat ons, als overheid en belastingsbetaler, bindt, niet rechtstreeks, via een kapitaalinjectie, maar ook niet indirect, via een verhoging van de waarborg.
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : Dit debat komt eigenlijk te vroeg, omdat we pas op 15 oktober meer zullen weten over de precieze inhoud en de verdere uitwerking van dat bankenplan. We zullen het debat dan nog eens herhalen.
De collegas hebben het meeste al gezegd. In verband met die rondetafel herinner ik mij nog dat die gedragscode van 2009 aan bod kwam. Blijkbaar stond in artikel 7 dat die jaarlijks zou worden geëvalueerd. Dat is niet uw taak, maar die van de ondertekenende partijen, dus de bankensector enerzijds en de ondernemingen anderzijds. Is dat uiteindelijk gebeurd? Ook de gedragscode die voor die van 2009 kwam, is nooit geëvalueerd. Men heeft nooit samen gezeten om te kijken of die wel gevolgd werd. Dat is ook aan bod gekomen tijdens dat debat in de Nationale Bank.
Er wordt verwezen naar Basel III. Ik had dat ook geschreven in mijn schriftelijke vraag. Het gaat over de verhoging van de kapitaalsbasis, maar het gaat natuurlijk nog veel verder dan dat. Ik wil absoluut niet het verwijt krijgen dat ik de bankensector zou verdedigen. Wat die de laatste jaren hebben uitgestoken, is onverantwoord. In de commissie Gemeentelijke Holding hebben we het daar al over gehad. Het is duidelijk dat we dat allemaal veroordelen. We zitten nu echter eenmaal in een situatie waarbij we die banken nodig hebben. We hebben ze moeten redden en we hebben ze in de toekomst nog nodig.
Er worden op dit moment echter allerlei vragen gesteld aan de banken. Zo moeten ze de kapitaalsbasis verhogen en moeten ze hogere rentes uitkeren, want de rentes op het spaarboekje zijn nu zelfs lager dan de inflatie, dus verliest men erop. Ze hebben nog zware terugbetalingen te doen, wat trouwens zeer terecht is, dat moeten we niet in twijfel trekken. Ze moeten ook meer kredieten geven. Die banken zijn natuurlijk beperkt in wat ze kunnen doen. Je kunt geen kei het vel afstropen. Desalniettemin moeten we wel gaan kijken hoe ze meer geactiveerd kunnen worden om dat geld in de economie te pompen. Dat is het plan waar wij volledig achter staan.
Mijnheer Vereeck, ik weet niet of ik uw punt over verwatering helemaal begrepen heb. De kapitaalsbasis wordt afgemeten tegen een paar andere parameters, het risico en zo meer. Dat wordt sowieso eerst afgebouwd, wat de kapitaalsbasis al verhoogt. Men gaat zijn eigen winst binnen houden en niet uitkeren aan de aandeelhouders, wat de kapitaalsbasis ook weer verhoogt. Het is mij niet helemaal duidelijk wat uw punt dan is.
De heer Lode Vereeck : De elementen die u nu naar voren schuift, mijnheer Diependaele, dienen eigenlijk al gewoon om tegemoet te komen aan de strengere eisen die we aan banken stellen. U noemt de elementen terecht op, maar uiteindelijk is er toch een einde aan de rek die op de banken zit. Ze moeten aan al die nieuwe vereisten voldoen, en wij komen nu nog eens met een bijkomende vraag naar meer kredietverschaffing.
De elementen die u aanhaalt, zijn volgens mij nog maar net voldoende om aan de hogere normen te voldoen. Als wij daarbovenop de vraag leggen om de kmos extra te stimuleren, kan dat maar op één manier, namelijk de minister-president heeft ernaar verwezen als ze nog meer hun eigen vermogen aansterken. Dat kan via de waarborgregeling, wat nu in het bankenplan zit. Ik stel echter nog een alternatief voor, namelijk om toch te proberen om ondanks de precaire economische situatie de kapitaalsbasis verder uit te bouwen. Op basis daarvan kan men dan meer langetermijnkredieten verstrekken.
De heer Matthias Diependaele : Dank u voor de verduidelijking.
Ik wil nog twee punten aanhalen. De heer Watteeuw verwees naar de uitspraken van Bruno Tobback. Ten eerste is dat in dit debat al niet erg relevant. En ten tweede moet de heer Tobback dan maar eens zijn regeerakkoord nalezen. Er is namelijk afgesproken dat zal bestudeerd worden of het opportuun en praktisch en financieel haalbaar is om een onderscheid tussen deposito- en zakenbanken en/of de invoering van een retail ring-fence te maken. Deze studie zal analyseren wat er in de eurozone en de andere Europese landen gedaan is en zal eveneens een globale analyse van de impact op de Belgische financiële sector en de Belgische economie omvatten. Ik bemoei mij allerminst met het federale regeerakkoord. Wat zij afspreken en al dan niet uitvoeren, daar hebben wij wel grotere bedenkingen bij.
Er is tot slot ook gesproken over de coöperaties. Daar bestaat een zeer mooi voorbeeld van in Engeland, namelijk de National Trust. Men wordt lid van een vereniging waar al het onroerend erfgoed in zit. Als lid ben je medeaandeelhouder van die coöperatie, en met dat geld wordt het erfgoed ook in stand gehouden. Dat systeem draait heel goed. Mensen voelen zich er heel hard bij betrokken, natuurlijk nog meer omdat het erfgoed is. Ik wou dat maar meegeven als voorbeeld.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Mijnheer van Rouveroij, wij spreken met Febelfin en met alle grootbanken. Maar iedereen is welkom, ik sluit niemand uit. Ik neem geen andere houding aan ten opzichte van de ene of de andere bank in het kader van dit bankenplan. Bij KBC hebben wij natuurlijk wel nog bestuurders. We hebben daar ook afspraken gemaakt over de opvolging van de kredietverlenging, die we niet hebben met andere banken.
Mijnheer Vereeck, ik ben voorzichtig met uitspraken over bepaalde dossiers, kapitaalsverhoging enzovoort, ook al zou de voorzitter van KBC daar uitspraken over hebben gedaan. Het is principieel-theoretisch juist dat een andere oplossing erin bestaat dat banken hun kapitaal verhogen. Dan kunnen zij meer risicos nemen, omdat die verhouding dan op een ander niveau wordt getild. Maar tenzij wij zelf aan die kapitaalsverhogingen zouden deelnemen, is dat iets waar de banken in alle wijsheid over moeten oordelen. Het kan altijd interessant zijn om je kapitaal te verstevigen, maar er zijn vermoedelijk nog andere overwegingen die bij de banken meespelen.
Met andere woorden: ik heb daar geen hefboom om te zeggen dat men zijn kapitaal moet verhogen. De toezichthouder kan dat, de Nationale Bank volgt die zaken van zeer nabij op, maar dat ligt buiten mijn bevoegdheden. Ik heb ook niet de intentie om daar zwaar op te gaan wegen, omdat ik weet dat ik daar geen hefboom heb.
Ik wil nog even terugkomen op de splitsing van de banken. Wat mij betreft, is dat debat volledig achterhaald. Premier Elio Di Rupo heeft begin deze week gezegd dat hij zeer verheugd is over de initiatieven die op Europees niveau worden genomen in het kader van de reorganisatie van de banken. De premier schrijft zich ook volledig in in de Europese benadering. In dit bankenplan komt een splitsing van de banken niet voor, omdat ik daar ook niet de bevoegdheid over heb.
Ik heb in mijn toespraak, waar de heer van Rouveroij bij aanwezig was, gezegd dat ik het niet wijs vind dit enkel op Belgisch niveau te doen. Ik had ook het federale regeerakkoord daar uitdrukkelijk onder de aandacht kunnen brengen. Ook EU-voorzitter Herman Van Rompuy heeft dat gezegd. En nu dus ook Elio Di Rupo. Ik ga er dus van uit dat iedereen nu op diezelfde verstandige lijn zit om dat in Europees verband te doen. Hopelijk is dit debat bij dezen dus gesloten.
Groene en rode spaarboekjes zijn mijns inziens geen wijze voorstellen, omdat dat een effect heeft op de rente, die voor iedereen nadelig is. Dat is een debat waar ik graag verder op wil ingaan. Ik ben daarvoor niet bevoegd. Indien ik de vraag zou krijgen, wat tot nu toe niet is gebeurd, zou ik me bereid tonen me hier verder over te buigen.
De tweede vraag heeft betrekking op de Basel III-akkoorden. De heer Vereeck heeft er al naar verwezen. Het is in feite vrij eenvoudig. In het licht van wat we tijdens de financiële crisis allemaal met de banken hebben meegemaakt, willen we er zeker van zijn dat de door de banken genomen risicos door kapitaal worden gedekt. Die risicos situeren zich op vele vlakken. Het gaat onder meer om de langetermijnfinanciering. De banken stellen dat risicos voor een langere periode dan zeven jaar met de in de Basel III-akkoorden opgenomen technieken worden ingeschat. De conclusie kan zijn dat er meer kapitaal moet worden aangetrokken of dat het risico niet wordt genomen. Om die reden is het momenteel al moeilijk om op de financiële markt een financiering voor meer dan zeven jaar te vinden.
Indien we het instrument van de waarborgen gebruiken om verder een bankenplan te ontwikkelen, zullen we nog verder met dit probleem worden geconfronteerd. De bankensector heeft me laten weten dat banken niet langer afzonderlijk langetermijnfinancieringen zullen aangaan. Dit geldt ook voor interessante overheidsfinancieringen.
De waarborgtechniek komt erop neer dat het door de bank genomen risico door middel van een waarborg wordt verminderd. Hierdoor kan de bank sneller kredieten verlenen. Dat is eenvoudig om uit te leggen.
Ik ben bereid om dieper op de Basel III-akkoorden in te gaan. Dat is een vrij complexe materie. Ik heb in mijn vorig leven de Basel II-akkoorden opgevolgd. Toen was er ook een discussie over een credit crunch. Ik ben een klein beetje een ervaringsdeskundige. Het is een zeer technisch gegeven.
De derde vraag heeft betrekking op het level playing field. Er is in de eerste plaats een Europese regelgeving. We hebben het daar in de loop van vorig zittingsjaar in deze commissie al eens over gehad. Ik vind dat Vlaanderen over dat kader moet beschikken. Een maximale invulling van het Europees kader is toen trouwens ook goedgekeurd.
Niemand kan ons verwijten dat we strenger zijn dan de Europese Commissie. Ik zou dat ook niet goed vinden. De Europese Commissie geeft ons een kader. We moeten dat kader in Vlaanderen overnemen. De vraag is of we al dan niet strenger dan dat Europees kader moeten optreden. Daar ging de discussie in de commissie toen over. Ik vind in elk geval dat we dit kader moeten hebben.
Ik wil er trouwens op wijzen dat de nv Gigarant en de andere Europese waarborgverstrekkers regelmatig vergaderen. Ze wisselen informatie over situaties uit. Er is een Europees netwerk. Ze informeren elkaar over de mogelijkheden.
Ik beschik momenteel niet over een benchmarkstudie met betrekking tot de waarborgen. Volgens mij zijn we niet strenger dan de andere lidstaten. Ik zal het eens navragen. Mijn voornaamste zorg is dat we over het Europees kader moeten beschikken. Niemand kan binnen de EU verder dan het Europees kader gaan. Ik heb geen informatie waaruit zou blijken dat de net aangehaalde landen, Duitsland en Nederland, strenger dan wij zijn. Ik zal dit verder bekijken.
Ik heb veertien dagen geleden een vergadering gehad met een Amerikaans bedrijf dat zich in Antwerpen wil vestigen. We hebben met een waarborg gewerkt. De nv Gigarant heeft een ondersteuning verstrekt. Het bedrijf had blijkbaar de keuze tussen Zwitserland, dat geen deel van de EU uitmaakt, en Antwerpen. Wegens de waarborgen die hier kunnen worden aangeboden, is voor Antwerpen gekozen. Het systeem werkt.
Ik zal me infomeren. Ik beschik niet over een benchmarkstudie.
De heer Sas van Rouveroij : Minister-president, ik dring hierop aan omdat u dit als een argument voor uw bankenplan gebruikt. Dit argument kan hout snijden. U moet het dan echter wel kunnen aantonen. Een benchmark zou moeten uitwijzen of het level playing field voor onze bedrijven wordt aangetast of bedreigd. Open Vld staat achter maatregelen om te voorkomen dat onze bedrijven geen beroep kunnen doen op dezelfde waarborgen als bedrijven in Duitsland of in Nederland. Ik zou dan ook graag zo snel mogelijk die benchmark zien.
Minister-president Kris Peeters : Mijnheer van Rouveroij, u bent zelf zeer gevoelig voor studies. Indien ik deze studie moet laten uitvoeren, zijn we weer een jaar verder. Indien er informatie is, zal ik die graag verstrekken. Volgens mij is het onze reflex het Europees kader maximaal te gebruiken. Die reflex is ook in Duitsland, Frankrijk en de andere lidstaten aanwezig. Het enige wat hen zou kunnen afremmen, is geldgebrek.
Als ik over een studie beschik, zal ik de resultaten zeker bezorgen. Ik hoop dat u me niet vraagt eerst die studie te bestellen voor ik met het bankenplan verder ga. Dan zou het wel eens 2014 of nog later kunnen worden.
De heer Sas van Rouveroij : We beschikken over een studiedienst. Die bevraging kan toch zo moeilijk niet zijn.
Minister-president Kris Peeters : Mijnheer van Rouveroij, ik zal het vragen. Als het om een serieuze studie gaat, zal ik de resultaten morgen niet kunnen verstrekken. Ik ga er echter van uit dat dit het ultieme argument is om u over de streep te trekken. (Gelach)
Als ik het goed heb begrepen, is er voor u met betrekking tot subsidies en waarborgregelingen een pikorde. Eerst komen de fiscale instrumenten. Dan volgen de waarborgen. Tot slot komen de subsidies. Ik bevind me nu op het tweede niveau. Dat is al een niveau hoger dan de subsidies.
De heer Sas van Rouveroij : Minister-president, dat hebt u goed begrepen.
Minister-president Kris Peeters : Wat de steden en de gemeenten betreft, is hier al opgemerkt dat de Vlaamse Regering een investeringsregering is. We zijn een investeringsregering, dus hebben we een aantal beslissingen genomen inzake ESR-8. Vorige week hadden we het erover, 750 miljoen euro voor Via-Invest en we hebben ook andere belangrijke bedragen vrijgemaakt. In crisis moet een overheid zeker twee dingen doen: innovatie en overheidsinvesteringen. In de mate van het mogelijke doen we dat ook, omdat ik ervan overtuigd ben dat dit essentiële zaken zijn die een overheid moet doen in moeilijke tijden.
Een nieuw fiscaal pact van 700 miljoen euro voor steden en gemeenten op ons nemen, kan niet. Steden en gemeenten moeten na 14 oktober, en zeker na 1 januari 2013, wanneer de nieuwe ploegen aantreden, een begroting in evenwicht hebben en nagaan hoe ze de tering naar de nering kunnen en moeten zetten, zonder, zoals wij hebben gedaan, bijkomende belastingen op de bedrijven en de kmos.
In 2013 zijn er extra beslissingen genomen. Ik verwijs ook naar Domus Flandria enzovoort, maar ik ga nu de begroting 2013 niet toelichten. Met al die elementen ben ik overtuigd dat we in 2013 een investeringsregering zullen blijven tot 2014, het einde van deze legislatuur.
Dit bankenplan heeft ambities, maar we moeten dat juist plaatsen. Het bankenplan gaat niet alles oplossen. Het is een proactief antwoord op een aantal zaken. Ik hoop dat u toejuicht dat we niet wachten. Sommigen wachten tot bepaalde zaken zijn gebeurd. Wij hebben de koe bij de horens gevat en gaan hiermee verder. Er wordt hard gewerkt om de omgevingsvergunning klaar te krijgen. Ministers Muyters en Schauvliege zijn er intensief mee bezig omdat dat administratief een en ander moet reorganiseren. Ik ben de eerste om te zeggen: als het vandaag kan, moet het niet wachten tot morgen, zeker voor dit dossier. Het heeft lang genoeg geduurd. Daar moet u mij niet van overtuigen. Het moet alleen worden gerealiseerd op het terrein.
Mijnheer Watteeuw, over de Groene Waarborg zullen we spreken met de banken. Hij is al weg, dan is het ook niet meer nodig om te antwoorden.
De heer Sas van Rouveroij : Hij moest dringend zijn trein halen. Als ik hem zie in Gent, wil ik hem het antwoord wel overmaken.
Minister-president Kris Peeters : Die Groene Waarborg is opgezet op vraag van het bedrijfsleven. Het werkt niet. Zijn het de banken die het niet promoten, zijn de voorwaarden te streng, is er geen behoefte aan groene investeringen? Ik had gedacht dat de heer Watteeuw elke dag, zeker nu hij deur aan deur gaat, aan de mensen vraagt of ze al een Groene Waarborg hebben aangevraagd. Het zal worden onderzocht. Als het niet werkt, moeten we het opdoeken. Zo eenvoudig is dat.
Mijnheer Vereeck, sommige zaken zijn misschien tijdelijk. Gigarant is in 2010 van een tijdelijk naar een permanent orgaan omgeschakeld. We moeten op een bepaald moment alles tegen het licht houden. We moeten geen instrumenten behouden die niet meer nodig zijn. Vanuit die benadering is alles tijdelijk, maar een evaluatie op het juiste moment van alle instrumenten is op zijn plaats. Als de Groene Waarborg niet werkt of niet is aangewezen of er zijn betere instrumenten, dan moeten we daarmee stoppen. Overbruggingskredieten zijn een goed voorbeeld van dat tijdelijke. Andere zijn permanent, maar ook daar kan de vraag zijn of we dat moeten aanhouden, dan wel of we dat op een andere manier moeten doen.
Over de herkapitalisatie heb ik het al gehad. Op 15 oktober is er die vergadering. We werken hard, we hebben ook nog andere dossiers dan dit bankenplan. Hoe sneller dat gefinaliseerd is, hoe beter. Het is misschien wijs om mij na 15 oktober nog enige tijd te geven om een en ander concreet te maken, tenzij u zegt dat alle parlementsleden hier na 15 oktober in staat zijn om concrete suggesties te doen. Het zou jammer zijn, mocht u concrete suggesties hebben, dat die te laat komen.
De voorzitter : We hebben een uitvoerig debat gehad. Onmiddellijk na 15 oktober zullen we eerst de begroting moeten behandelen. Er zal dus nog wat tijd over gaan eer we dit opnieuw opnemen.
Moties
De voorzitter : Door de heer van Rouveroij en door de heer Deckmyn werden tot besluit van deze interpellatie moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering uitspreken.
De interpellatie en de vragen om uitleg zijn afgehandeld.