Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden en Internationale Samenwerking
Vergadering van 11/10/2011
Vraag om uitleg van de heer Jean-Jacques De Gucht tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over het kantoor van Flanders Investment & Trade (F.I.T.) in Tripoli, Libië
- 2755 (2010-2011)
De voorzitter : De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Jean-Jacques De Gucht : Voorzitter, ons Vlaams economisch-diplomatiek netwerk telt wereldwijd ongeveer zeventig kantoren. Een van die kantoren is of was in de Libische hoofdstad Tripoli gevestigd. Tijdens de woelige periode in Libië stond op de website van het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen (F.I.T.) te lezen dat onze handelsattaché tijdelijk op de Belgische ambassade in Tunis adres hield. Nu het regime van kolonel Khaddafi definitief voorbij is, kan opnieuw werk worden gemaakt van het aanknopen van handelscontacten.
Minister-president, is onze Vlaamse handelsattaché, die tevens ook de vertegenwoordiger van het Agence Wallonne à L'Exportation et aux Investissements Etrangers (AWEX) en van Brussel Invest & Export is, ondertussen terug op post in Tripoli? Indien dit nog niet het geval zou zijn, wanneer wordt zijn eventuele terugkomst dan voorzien?
Gedurende welke periode heeft de handelsattaché vanuit Tunis gewerkt? Heeft dit, buiten de moeilijkheden die met de woelige politieke situatie verband hielden, bepaalde problemen met zich meegebracht betreffende het onderhouden en onderhandelen over eventuele handelscontacten en -contracten?
Hoeveel Vlaamse bedrijven onderhielden handelscontacten met Libië? Wat is de stand van zaken in dit verband? Ondervinden deze bedrijven moeilijkheden tijdens het transitieproces? Hoe wil F.I.T. hieraan tegemoetkomen?
Nu in Libië een overgangsbewind is geïnstalleerd, welke strategie zal F.I.T. volgen? Om welke wijzigingen gaat het concreet? Wat betekent dit voor de huidige en de toekomstige contacten en contracten? Heeft F.I.T. uit de overgangssituaties in Egypte en in Tunesië betekenisvolle lessen kunnen trekken die F.I.T. nu ook in Libië kan gebruiken?
De voorzitter : De heer Van Overmeire heeft het woord.
De heer Karim Van Overmeire : Voorzitter, ik wil me bij deze interessante vraag om uitleg aansluiten. Ik had zelf trouwens ook een soortgelijke vraag om uitleg voorbereid. Libië is immers een land met enorme opportuniteiten en met een zeer merkwaardige politieke situatie.
Voor landen als Groot-Brittannië, Frankrijk en Italië spelen, naast de commerciële mogelijkheden, ook politieke en militaire elementen een rol. Die elementen zijn allemaal wat in elkaar verweven. Een land als België blijft op dit vlak enigszins achter. Er lijkt me niet direct een afstemming te zijn tussen wat België op politiek-militair vlak doet en wat de gewesten, wat ook hun bevoegdheid is, op het commerciële vlak doen.
Minister-president, kunt u hier wat toelichting bij geven? Moeten we misschien vaststellen dat we in dergelijke situaties noodgedwongen altijd wat achterop blijven hinken?
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Voorzitter, de vraag om uitleg van de heer De Gucht lijkt me heel interessant. Dit geldt immers niet enkel voor Libië: we moeten dit veel breder bekijken. Wat het standpunt van België en van Vlaanderen betreft, verwijs ik ook naar de vraag om uitleg die de heer Hendrickx nog zal stellen. We moeten beide vragen om uitleg in feite aan elkaar koppelen.
Vlaanderen kan economisch investeren. Het gaat echter om meer. We kunnen ook politieke standpunten over de democratisering van de Arabische landen innemen dit natuurlijk gedeeltelijk afhankelijk van de mate waarin we ginds een aantal werkingen kunnen uitbouwen. Een economische werking maakt hier deel van uit.
Naar aanleiding van deze vraag om uitleg kan hierover tijdens de interministeriële conferentie Buitenlands Beleid misschien eens een breder debat worden gevoerd. De vraag is wat we op federaal vlak nog te zeggen hebben. Indien we dergelijke belangen moeten verdedigen, moet dit op het niveau van de Belgische overheid gebeuren. We moeten echter eerst ons standpunt tijdens een gezamenlijke bijeenkomst kunnen doorgeven. We moeten dit in elk geval breder zien dan enkel een vraag om uitleg over de situatie in Libië.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, ik moet eerst opmerken dat ik om 17.00 uur op de Heizel moet zijn. Ik moet de prijs voor Ondernemer van het Jaar uitreiken. Het zou spijtig zijn indien de premier, die daar nu allicht al is, deze prijs zou moeten uitreiken. (Gelach)
Aangezien de heer De Gucht hier al een hele tijd aanwezig is, zal ik uit respect tekst en uitleg geven. Ik wil hier gerust volgende week op terugkomen en de zaak dan wat ruimer schetsen. Ik zal nu in elk geval al zijn vragen beantwoorden.
Tussen 26 april 2011 en 4 oktober 2011 verbleef de handelssecretaris in Tunis. Sinds 4 oktober 2011 is hij opnieuw in Tripoli. De Belgische ambassade, waar ook het kantoor van F.I.T. is gevestigd, opent pas midden oktober 2011 opnieuw de deuren. Om die reden werkt de handelssecretaris voorlopig thuis.
Zodra zijn telefoon, internetverbinding en gsm niet meer werkten, heeft de handelssecretaris verzocht zijn werkzaamheden vanuit Tunis verder te zetten. Tussen 26 april 2011 en 4 oktober 2011 heeft de handelssecretaris vanuit Tunis contact met onze bedrijven gehouden. Hij is op elk moment bereikbaar geweest. Hij is de vragen van bedrijven permanent blijven beantwoorden. Ik heb vernomen dat de handelssecretaris al zijn taken heeft kunnen uitvoeren.
Ongeveer 350 Vlaamse bedrijven exporteren naar Libië. Rechtstreekse contacten tussen Vlaamse bedrijven en hun Libische handelspartners waren tijdens de revolutie onmogelijk. Eind september 2011 zijn in Brussel de zogenaamde contactdagen Libië georganiseerd. Tijdens die dagen konden Vlaamse ondernemingen hun exportplannen ten aanzien van de Libische markt met de handelssecretaris bespreken. Hij heeft toen vastgesteld dat de meeste bedrijven hun exportactiviteiten zo snel mogelijk opnieuw willen starten. Aangezien de bedrijven hierbij natuurlijk rekening met de veiligheidssituatie moeten houden, is het momenteel nog onduidelijk in welke mate dit haalbaar is.
In eerste instantie zal de handelssecretaris zijn officieel en privaat netwerk opnieuw moeten uitbouwen. Hij is hiervoor grotendeels afhankelijk van de benoeming van een nieuwe regering door het overgangsregime. Het valt op voorhand moeilijk in te schatten hoe lang dit zal duren. De handelssecretaris schat dat dit een drietal maanden in beslag zal nemen.
Om de contacten tussen bedrijven opnieuw te verzekeren, wordt overwogen samen met de andere gewesten in de eerste helft van 2012 een zakenreis naar Libië te organiseren. Tijdens de contactdagen is alvast gebleken dat hiervoor bij de bedrijven zeer veel belangstelling bestaat.
De situatie in Libië valt niet met de situatie in Tunesië of in Egypte te vergelijken. Daardoor kunnen we hier weinig bruikbare lessen uit trekken. De ervaring die F.I.T. in Egypte, Tunesië en Libië heeft opgedaan, wordt wel gebruikt om een plan op te stellen dat de continuïteit van de dienstverlening van F.I.T. in het buitenland moet garanderen. Een belangrijk element van dit business continuity management (BCM) houdt in dat de Vlaamse overheid er op elk moment voor moet zorgen dat het personeel en het gezin waartoe dat personeel behoort op een veilige plaats worden ondergebracht en dat de personeelsleden in de best mogelijke omstandigheden verder moeten kunnen werken. Dit moet in overleg met onze ambassade gebeuren. Bovendien moeten goede contacten met de bedrijven gewaarborgd blijven.
Voorzitter, ik weet dat ik me tot een kort antwoord beperk. Indien u me dat toestaat, ben ik bereid volgende week het breder verband te schetsen. Nu moet ik trachten op tien minuten de Heizel te bereiken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.