Subcommissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid Vergadering van 27/05/2008
Interpellatie van de heer Stefaan Sintobin tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over Vlaamse ondersteuning ter bevordering van de omschakeling naar milieuvriendelijk vissen
De voorzitter: De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, het is misschien wat ongelukkig uitgedrukt, maar de timing van deze interpellatie is nagenoeg perfect. Mijn interpellatieverzoek was gebaseerd op een interview met een bekende reder. Dat ging voornamelijk over de omschakeling van onze vloot op milieuvriendelijk en duurzaam vissen. Vorige week vrijdag was er dan de massale protestactie van de vissers in Zeebrugge en Oostende. We moeten ons, met deze actie in gedachten, de vraag durven stellen of de Vlaamse visserij nog wel een toekomst heeft. Is de Vlaamse overheid bereid om voldoende te investeren om die toekomst te garanderen? Moeten we meer de richting van afbouw en reconversie uitgaan? De actie van vorige week vrijdag heeft duidelijk gemaakt dat het heel erg gesteld is met de sector, dramatisch zelfs. Als zelfs reders, vissers en visveilingen twijfelen aan de toekomst van hun sector, dan is het geen vijf voor twaalf maar vijf over twaalf.
Ik blijf ervan overtuigd dat de sector nog wel degelijk een toekomst heeft. Ik houd dit al vier jaar vol en zal het blijven volhouden. Ik wil wie daaraan twijfelt eraan herinneren dat het stilleggen van de Zeebrugse visveiling rechtsreeks inkomensverlies zou betekenen voor 1000 personen. Wanneer de hele Vlaamse vissersvloot zou stilliggen, zouden 5000 gezinnen zonder inkomen vallen. Dat alleen al maakt het de moeite waard om in de sector te investeren.
We hebben in het verleden al verschillende malen gedebatteerd over de redenen van de malaise. Ze zijn dan ook genoegzaam gekend. Zo zijn er de torenhoge brandstofprijzen, de visquota, de beperking van het aantal visdagen enzovoort. Sinds enkele maanden komt daar de fenomenale ineenstorting van de prijzen bij en de massale invoer van vis uit verre landen. Ik wil de daling van de prijzen wel een beetje nuanceren. De vishandelaars spreken dit tegen en zeggen dat de sector overreageert. De handelaars zijn het beu om steeds de zwartepiet doorgeschoven te krijgen.
In het verleden hebben we zowel in de plenaire als commissievergaderingen ruime aandacht besteed aan deze problematiek. Ook in de beleidsnota 2004-2009 en in de diverse beleidsbrieven werden beleidsvisies en opties naar voren geschoven om mogelijke oplossingen te bieden en ondersteuningsmaatregelen te verschaffen aan de sector. Onze fractie betreurt dat we binnen een strikt Europees kader moeten werken, waardoor rechtstreeks ingrijpen in de brandstofprijzen niet mogelijk is. We betreuren dit, maar het is nu eenmaal zo. We kunnen ons wel vragen stellen bij de effectieve toepassing van de door de overheid aangeboden beleidsopties en het vertalen van de geboden steunmaatregelen op het terrein.
Enkele weken geleden werd mijn aandacht getrokken op een interview in een krant met de bekende reder Willy Versluys. Hij is een beetje de spreekbuis van de sector. U hebt het interview misschien ook gelezen. Hij uit forse kritiek op het beleid en spreekt krasse taal. Ik citeer:?Volgens Versluys moet de overheid niet klagen dat de visserij teloorgaat. De overheid moet ons steunen in de omschakeling naar milieuvriendelijk vissen. Nu krijgen we alleen een slooppremie. Tussenkomsten in de brandstofprijzen mogen niet van Europa. Andere tussenkomsten kunnen wel, maar we moeten eerst alles voorfinancieren en hopen dat het dossier wordt goedgekeurd. De Nederlanders zijn, met steun van de overheid, sinds vorig jaar aan hoog tempo bezig met het omschakelen naar milieuvriendelijker en minder energievretende vistechnieken. Waarom kan zoiets niet bij ons? Ja, een slooppremie kunnen we nog krijgen. Onze overheid doet of haar neus bloedt.? Dat is forse taal. Dat is in tegenspraak met wat in de beleidsnota en de verschillende beleidsbrieven staat.
Ik kan alleen maar vaststellen dat er volgens de reders - of volgens de heer Versluys, want uit uw antwoord zal blijken of de heer Versluys namens de hele sector spreekt - door de Vlaamse overheid helemaal geen ondersteuning wordt geboden voor de omschakeling van onze visserijvloot. Tussen de regels door laat men zelfs uitschijnen dat de overheid enkel nog oog heeft voor de afbouw van de vloot en onze visserijsector de facto heeft opgegeven.
Ik kan alleen maar concluderen dat ofwel het beleid van uzelf en dat van uw voorganger faalt, ofwel de communicatie en het overleg tussen de sector en de overheid faalt. Als ik een slecht karakter zou hebben, dan zou ik zeggen dat een van de twee liegt, maar daar durf ik zelfs niet aan te denken.
Mijnheer de minister-president, wat is uw reactie op dit interview? Kunt u zeggen hoe de aangekondigde initiatieven ter bevordering van een duurzame en milieuvriendelijke visserij de afgelopen jaren effectief werden vertaald op het terrein? Kunt u dit staven met concrete cijfers en feiten? De hamvraag blijft voor mij en ook voor de sector: blijft u als minister-president resoluut ijveren voor het voortbestaan van onze visserijsector of legt u zich - zoals men toch durft te suggereren - inderdaad neer bij de verdere afbouw van onze vloot?
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: Mijnheer de minister-president, mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, het is nog erger dan hier wordt voorgesteld. Vorige week hebben we gezien hoe de vissers, als teken van actie, hun vis zelfs gratis uitdeelden aan de consument.
Het zou ook heel spijtig zijn als onze visserij aan de kust zou verdwijnen. Denk maar aan de werkgelegenheid, waarover de heer Sintobin al heeft gesproken, maar ook aan het toerisme en de veilingen die zouden verdwijnen. Het zou ook erg zijn voor de consument, die er sterk onder zou ´kunnen´ lijden, vooral als de prijs onder druk van enkele grote rederijen omhoog zou worden gejaagd, wat we nu meemaken met de olie.
Mijnheer de minister-president, meent u in de toekomst meer te moeten doen aan het opkrikken van het imago van de visserijsector? Het imago heeft de laatste jaren en maanden een serieuze dreun gekregen, met als gevolg dat zelfs de visserijscholen leeglopen en er problemen zijn om voldoende personeel te vinden. Wat gaat u doen om het imago van de sector op te krikken? We hebben het tien jaar geleden meegemaakt in de landbouw. De landbouw had een slecht imago, de boeren stopten, er waren enkel nog negatieve geluiden te horen over de landbouw. Onder impuls van uzelf en uw voorganger, is het imago van de landbouw verbeterd. Misschien kunnen we voor de visserij dezelfde lijn volgen.
De voorzitter: Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Mevrouw Els Robeyns: Mijnheer de minister-president, mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, het is misschien raar dat ik me als Limburgse wil aansluiten bij een vraag over de visserij, maar ook onze fractie is zeer bekommerd om de visserij en om de steun van de Vlaamse overheid aan deze sector. Ik verwijs naar de interpellatie van de heer André Van Nieuwkerke van enige tijd geleden.
We moeten blijven ijveren voor het voortbestaan van de visserijsector. Uit de verschillende interpellaties en vragen van de voorbije maanden, blijkt dat de Vlaamse overheid wel degelijk opteert voor een duurzame visserij en de overschakeling op alternatieve visserijtechnieken.
Ik wil ook onderstrepen dat, jammer genoeg, nog niet alle reders overtuigd zijn van het belang van duurzame technieken of ze zeker nog niet toepassen in de praktijk. De malaise waarnaar de heer Sintobin heeft verwezen, zal zeker een belangrijke rol spelen. Het is misschien ook niet zo evident om nu te investeren in nieuwe technieken.
Het is een belangrijke taak van de overheid om de sector te overtuigen van het belang van de omschakeling naar nieuwe technieken. Ik weet niet of alle reders op dezelfde golflengte zitten.
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, het is niet de eerste keer dat er over de problemen en de crisis in de zeevisserijsector vragen worden gesteld. De heer Sintobin en de andere collega´s onderschrijven terecht de ernst van de situatie.
Naar aanleiding van een vorige vraag, heb ik een delegatie van de Rederscentrale op mijn kabinet uitgenodigd. De heer Versluys is, als ik me niet vergis, lid van de Rederscentrale, maar hij kon er niet bij zijn. Ik heb wel in alle duidelijkheid onderstreept dat ik alles zal doen om de toekomst van de Vlaamse zeevisserij veilig te stellen en op een duurzame wijze een toekomst te geven. Ik moet binnen de Europese kaders blijven, maar ik zal alles doen om de toekomst veilig te stellen, hoe moeilijk de situatie ook is. Het is spijtig dat de heer Versluys niet aanwezig was, want dan had hij misschien een ander interview gegeven. Ik begrijp dat, als het water tot aan de lippen of hoger komt, men dingen zegt die misschien wat overtrokken zijn.
Ik wil onderstrepen dat wij niet het enige land zijn - u verwijst terecht naar Frankrijk, dat een regeling voor energiekosten heeft uitgewerkt die zwaar is aangevochten door Europa - met problemen in de visserij. De sterk gestegen energieprijzen zorgen voor bijkomende kosten. Ik heb ook de actie van vorige week gezien. Ik heb op de radio gehoord dat men met verlies werkt of dat men de kosten niet meer kan imputeren op de winstmarges die men met de gevangen vis kan realiseren.
De toestand is dus ernstig. We hebben er alle belang bij om een maximale inspanning te doen om de toekomst veilig te stellen en in een structurele aanpak - die mijn voorganger Yves Leterme samen met deze subcommissie heeft opgezet - te voorzien.
Ik zal de structurele aanpak, die zich op drie fronten situeert, nog eens op een rijtje zetten. U verwijst naar het interview waarin wordt gezegd dat we alleen maar gaan voor de afbouw. Wat het vlootbeleid betreft, hebben we, op basis van een aantal studies, maatregelen genomen en een aantal stappen gezet. Reeds in 2004 werden een viertal vaartuigen gesloopt. De aldus gerealiseerde totale capaciteitsreductie omvat 10 percent, zowel in motorvermogen als in tonnage. Bedoeling van de sloop was het beschikbare quotum te kunnen verdelen over minder vaartuigen en dus de rentabiliteit van de overblijvende vaartuigen te verhogen.
De studie van het studiebureau Policy Research, over de maatregelen genomen door de Vlaamse overheid, geeft aan dat de sloopactie een directe, vrij fundamentele en positieve invloed heeft gehad op de rentabiliteit van de vaartuigen. Via het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 werd de regelgeving inzake visvergunningen aangepast. De mogelijkheid om motorvermogens samen te voegen tot 1200 kilowatt werd hierin voorzien. Hetzelfde besluit van de Vlaamse Regering benadrukt de socio-economische band met de kuststreek en legde de basis voor de opstart van een kustvisserijsegment. Dit is dus het eerste deel van de structurele aanpak, maar niet het enige.
Het tweede deel omvat het quotabeleid. Op de laatste Europese Raad heb ik er, samen met de Rederscentrale, voor gezorgd dat er een haalbare en realistische quotaverdeling is. Daarnaast werd het quotabeleid onder de loep genomen, om een efficiëntere benutting te realiseren. Naast een verfijning van het collectieve benuttingssysteem, werd in 2006 en 2007 een proefproject ´individuele quota´ op vrijwillige basis aangeboden. Op basis van historische rechten kon de reder over individuele quota beschikken en deze vangstmogelijkheden naar eigen goeddunken, gespreid in de loop van het jaar, valoriseren. Hiervoor was vrijwel geen interesse. Anderzijds werd de mogelijkheid aangeboden om vangstmogelijkheden te verkrijgen tegen inruil van vaartdagen. Dit kan leiden tot een efficiëntere opname en hiervan werd ruim gebruik gemaakt.
Om de administratieve ondersteuning dichter bij de sector te brengen, werd de cel van het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) en van het Financieringsinstrument voor de Vlaamse visserij- en aquicultuursector (FIVA) van Brussel naar Oostende overgeheveld, wat zeker drempelverlagend werkt.
Uit het interview zou blijken dat we niets doen voor het onderzoek naar energiezuiniger en milieuvriendelijker vistechnieken. Het tegendeel is waar. Ik heb een volledig overzicht, dat ik u zal bezorgen. Ik haal er nu het belangrijkste uit omdat we, volgens mij, zeer baanbrekend werk verrichten.
Momenteel beschikt de wetenschap over voldoende kennis ter zake om de introductie in de sector van alternatieve visserijtechnieken te ondersteunen. De sector heeft er om een of andere reden in het nabije verleden onvoldoende op ingespeeld. Nu is er een andere situatie en heel wat reders blijken momenteel niet meer over voldoende liquide middelen te beschikken om investeringen te doen. Ze zijn er te laat opgesprongen en hebben nu financiële problemen.
Het is een eigenaardige situatie want er zijn financiële middelen beschikbaar om investeringen te helpen financieren. De regels en ook de beperkingen op dat vlak zijn binnen de Europese Unie overal gelijk, dus ook in Nederland. We hebben dus financiële middelen die we zo snel mogelijk ter beschikking willen stellen, maar ik kan natuurlijk niet buiten de Europese regels treden. Beweren dat in Nederland meer kan dan bij ons is dus niet terecht, tenzij ik iets over het hoofd heb gezien. Ook wij geven de maximale tussenkomst die de Europese Unie ons toelaat. Als men kan aantonen dat ik strenger zou zijn of dat Nederland iets heeft gevonden dat ik niet weet, dan wil ik dat onmiddellijk onderzoeken.
De heer Sintobin heeft verwezen naar de Franse overheid die tussenkomt met een stookoliefonds. Frankrijk heeft wel een fikse boete gekregen. Als je buiten het Europese kader gaat, dan krijg je het als een boemerang terug. De heer Wymeersch zegt altijd dat we in de Europese Unie een beetje aan de boom moeten schudden en dat Europa niet God de Vader is. Het Europese beleid is niet de alfa en de omega en moet kritisch tegen het licht worden gehouden. Dat zal zo ook gebeuren. U weet dat er in Slovenië een informele landbouwraad doorgaat. Minister Laruelle is ernaartoe. Het Europese kader is wat het is, maar soms is het niet het juiste kader voor de juiste antwoorden, zeker niet in een crisissituatie.
De Vlaamse cofinanciering die noodzakelijk is, is ook in voldoende mate beschikbaar. Voor de sloopactie heeft de Vlaamse Regering extra middelen ter beschikking gesteld. Zo geeft het overzicht van de uitbetaalde subsidies van 1999 tot 2006 aan dat er 32 miljoen euro overheidsmiddelen werden uitgekeerd, 18 miljoen Vlaamse middelen en 14 miljoen Europese middelen. Toch is er uit het voorbije FIOV-programma einde 2007 maar 76 percent van de voor ons land vrijgemaakte FIOV-middelen vastgelegd en 58 percent effectief uitbetaald. Hoewel dit de laatste jaren globaal verbetert, wordt er door de sector onvoldoende en onvoldoend snel ingespeeld op de geboden mogelijkheden. Men zegt dat men middelen nodig heeft, maar ze zijn er. De sector speelt er onvoldoende snel op in. Nogmaals, ik kan wel niet buiten het Europese kader treden.
We moeten de promotiecampagnes voor binnenlandse vis blijven voeren met het oog op een betere prijsvorming. De consument moet weten dat hij een kwalitatief hoogstaand en vers product koopt. Bovendien blijven wij permanent aandacht besteden aan de kwaliteit van onze visserijproducten: dat is niet alleen op praktijk- maar ook op onderzoeksniveau vereist.
We kunnen aantonen dat we de beleidsnota 2004-2009 nauwgezet uitvoeren. De omstandigheden zijn natuurlijk erg verslechterd. Er heerst een crisissituatie. Gezien de dwingende externe factoren en vanuit de vaststelling dat de bestaande knowhow over de noodzakelijke omschakeling onvoldoende benut wordt of door omstandigheden benut kan worden, is er nog een aantal bijkomende initiatieven genomen.
Ten eerste, op korte termijn zullen medewerkers van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) ingezet worden om de reders die wensen om te schakelen, individuele technische begeleiding te geven op maat van hun vaartuig. Op die manier wordt concrete bijstand verleend om de positieve ervaringen met nieuwe technieken sneller te implementeren op de vaartuigen. Deze begeleiding zal voor alle duidelijkheid gratis gebeuren. Niets is uiteraard gratis, maar we zijn nu in een situatie beland waarbij we de kosten op ons moeten nemen. De investeringen zelf zullen maximaal betoelaagd worden binnen het Europese kader. Daarvoor is in de noodzakelijke FIVA-middelen voorzien. Ten tweede, hoewel dit nog formeel bevestigd moet worden, is het de bedoeling dat de Stichting Duurzame Visserijonderzoek voor de vaartuigen waarvoor concrete technische begeleiding voor reconversie gevraagd wordt, de mogelijkheid zal aanbieden om een businessplan op te maken. Beide maatregelen moeten erin resulteren dat de noodzakelijke financiers worden gevonden. Ten derde, gezien de precaire toestand in de sector, en kaderend in onze ruimere structurele aanpak, zal ik er bij de EU voor pleiten dat voor investeringen met betrekking tot reconversie, het minimale aandeel in het investeringsbedrag gebracht wordt op 40 percent in plaats van 60 percent. Hiertoe is een aanpassing van de raadsverordening noodzakelijk, maar er zijn contacten met buurlanden om een gezamenlijke vraag in die zin aan te brengen op de volgende EU-raad van visserijministers. Ik zal daar zeker aanwezig zijn.
Ook in deze commissie is het geloof in onze visserijsector voldoende groot. Ik onderschrijf dat. De brandstofproblematiek weegt zeer zwaar door. Binnen mijn mogelijkheden en binnen het Europese kader wil ik zowel qua regelgeving als financieel de reders maximaal ondersteunen. Het is altijd een beetje jammer dat er negatief wordt gereageerd. Dat is te verklaren door de situatie waarin die mensen zich bevinden. Ik heb contact met de Rederscentrale en zal dat blijven houden. Het is duidelijk dat het zware tijden zijn, maar het beleid doet er alles aan om deze moeilijke periode te overbruggen.
De voorzitter: De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin: Mijnheer de minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Ik noteer met plezier dat u gelooft in een toekomst voor de Vlaamse visserijsector. Ik vind het heel positief dat er naast de bestaande structurele maatregelen nog extra maatregelen worden genomen. Ik denk bijvoorbeeld aan het inzetten van ILVO-medewerkers om reders te begeleiden in de omschakeling op duurzame visserijtechnieken.
Ik heb uit het interview geciteerd. U hebt er zelf naar verwezen. Enkele maanden geleden heb ik u een vraag gesteld over het Belfishlabel. Uit dit alles krijg ik de indruk dat mensen uit de sector niet goed weten wat hun aangeboden wordt. Het klopt dat wie in een dramatische situatie zit, uitspraken doet die achteraf genuanceerd en gerelativeerd moeten worden. Het is nu echter de tweede keer op rij dat twee belangrijke mensen uit de sector beweren dat de overheid niets doet. Ofwel weten ze het niet, ofwel is er slechte communicatie. Er moet iets verkeerd lopen. Iemand die zijn hele leven in de sector actief is, zoals de heer Versluys, en de sector kent, zou moeten weten wat in de beleidsnota 2004-2009 en de beleidbrieven is opgenomen. Ze lezen waarschijnlijk ook verslagen van deze commissie. In interviews zeggen ze dan dat er niets wordt gedaan. Op die manier wordt een bepaalde sfeer gecreëerd en een bepaald imago geschapen, zoals de heer Callens opmerkt.
Er zijn diverse oorzaken voor de crisis in de sector. Spijtig genoeg is er ook interne concurrentie tussen de verschillende visveilingen. Daar kunt u misschien weinig aan doen. Ik las onlangs dat de heer Versluys privé mosselen zal kweken. Ook ILVO zal mosselen kweken. In plaats van samen te werken, is er een kleine oorlog aan de gang. Op die manier komen we geen stap verder. Ik wil tot slot een slogan aanhalen die ik weinig gebruik en niet genegen ben, maar ´eendracht maakt macht´. Dat zou de sector vooruithelpen en misschien een kans bieden op een verdere toekomst.
Mevrouw Robeyns, ik denk dat zowat iedereen in de sector er ondertussen van overtuigd is dat er omgeschakeld moet worden naar andere, meer duurzame visserijtechnieken. De financiële implicaties zijn echter niet te onderschatten, zeker in een sector waar de toekomst onzeker is. Mijnheer Callens, om die reden zijn jonge mensen niet geneigd om visserijonderwijs te volgen. Het is gemakkelijker om in een andere sector te stappen, waarbij men zeker is dat men na het beëindigen van de studies aan werk geraakt. In de visserijsector is dat jammer genoeg niet het geval.
Mijnheer de minister-president, misschien moeten we op de een of andere manier dit antwoord communiceren aan bepaalde mensen uit de sector. Hopelijk verbetert de communicatie en is men ervan overtuigd dat er wordt geloofd in de toekomst van de sector en dat de nodige maatregelen en ondersteuning voorhanden zijn. Ik veronderstel dat we binnenkort deze kwestie opnieuw zullen aankaarten.
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, we moeten niet alleen naar de vangst kijken, maar ook de afzet onder de loep nemen. We hebben dat ook gedaan bij de landbouw.
In Vlaanderen zijn er bijna geen viswinkels meer. In vele gemeenten is er geen viswinkel meer. In steden zijn er - als men geluk heeft - wel nog te vinden. De reden daarvoor is de regelgeving op het vlak van gezondheid en hygiëne. Wie vis verkoopt in een kleine of middelgrote gemeente, haalt niet de gewenste omzet. In dezelfde winkel nog een ander product verkopen, bijvoorbeeld vlees, is echter erg moeilijk. De verplichtingen om beide producten te scheiden, zijn erg streng. Zo mag dezelfde persoon niet werken met beide producten. Er moet een volledige scheiding zijn, ook op het vlak van frigo´s en diepvriezers. Al deze regels maken het verkopen van vis op een afstand van de kust, erg moeilijk.
Moeten we niet nadenken over de rechtstreekse verkoop van verse vis van visser aan de consument? Dit kan een oplossing zijn. De veiling kan daar een goede rol in spelen. In de landbouw zijn er enerzijds veilingen en anderzijds landbouwers die hun producten verkopen en daar een meerwaarde aan geven. Zij weten best welke producten ze zelf verkopen en welke ze naar de veiling brengen. Dat zijn meestal producten die worden geëxporteerd.
Bijna alle West-Vlamingen gaan naar Sluis om vis te kopen. Er is een viswinkel met een enorme toonbank, waar om het kwartier bakken vis op worden gegoten. Mensen graaien erin om toch hun deel te pakken te krijgen. Daar moet u eens een kijkje gaan nemen. Raar maar waar, maar het is in Nederland. Ik vertel dit omdat we niet alleen aandacht moet hebben voor quota, milieu, kosten, productie en productiviteit, maar ook voor de afzet.
Mijnheer Sintobin, ik ga niet akkoord met uw mening over de concurrentie tussen ILVO en de heer Versluys. Ze leveren alle twee inspanningen om de productie en de kwaliteit te verbeteren. Gezonde concurrentie is niet slecht.
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Mijnheer Sintobin, ik heb de Rederscentrale uitgenodigd. Ik zal ook de heer Versluys uitnodigen. Het is goed dat we maximale inspanningen leveren. De sector is ook niet zo groot. We zullen naar hem luisteren en hem meer informatie geven om te voorkomen dat hij zaken zou zeggen die te wijten zijn aan een onvolledige communicatie.
Mijnheer Callens, we hebben ook mogelijkheden op het vlak van de afzet. Er kunnen ook bedragen worden verkregen. De reglementering voor viswinkels is vrij streng, maar dat heeft te maken met hygiëne. We kunnen daar niet op toegeven. De sector moet zelf inspanningen leveren. Ik kan geen viswinkel open houden, hier niet en ook niet in Sluis. Er zijn middelen voorhanden.
Zoals Cruijff zei:?Elk nadeel heeft zijn voordeel.? We moeten deze crisis aanwenden om een nieuwe dynamiek teweeg te brengen. Ik hoop dat we door deze crisis geraken. Het kwaliteitsproduct dat onze vissers vangen, moet bij de consument komen en de prijzen moeten navenant zijn. We moeten dit allemaal goed in de gaten houden en de communicatie goed verzorgen. Ik zal dat zeker blijven doen.
Met redenen omklede motie
De voorzitter: Door de heer Sintobin en door de heer Callens werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.