Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 25/04/2006
Interpellatie van de heer Jos Stassen tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het persoonlijk assistentiebudget
Interpellatie van mevrouw Marijke Dillen tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de wachtlijsten in de gehandicaptensector
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega´s, we moeten er elkaar niet van overtuigen dat personen met een handicap liefst zo veel mogelijk autonoom en zelfstandig willen leven. Dat is geen politieke keuze maar gewoon een feit. Het is dan ook een goede zaak dat de vorige regeringen daarover een aantal maatregelen hebben genomen. Mijnheer de voorzitter, twee legislaturen geleden was u nog minister van Welzijn. Ook toen werden initiatieven genomen. Tijdens de vorige regeerperiode werden eveneens een aantal zaken op poten gezet. Ik verwijs hierbij naar het persoonlijk assistentiebudget, een budget dat de mensen in staat stelt om beter hun eigen leven in handen te nemen.
Zoals zo vaak gebeurt, en dan vooral in de welzijnssector, zijn de vraag en de verwachtingen ten aanzien van dit systeem bijzonder groot. Daardoor zijn er ook wachtlijsten, die alleen maar langer en langer worden.
Een paar weken geleden hebben verenigingen van personen met een handicap actie gevoerd om hun ongenoegen te uiten over die wachtlijsten. Het wegwerken ervan heeft ernstige vertraging opgelopen. Zoals zo dikwijls verwijzen ze naar het regeerakkoord, waarin staat dat de wachtlijsten tegen het einde van de legislatuur zouden zijn weggewerkt.
Mevrouw de minister, in het systeem wordt getracht de registratie te organiseren via de centrale registratie van zorgvragen. Dat is een andere term voor het opstellen van wachtlijsten binnen de verschillende systemen. Hoe dan ook, iedereen weet waarover het gaat. Een aantal mensen heeft terecht een vraag ingediend. Als diagnose werd gesteld, dat die mensen nood hebben aan een PAB, aan residentiële zorg binnen de welzijns- en gehandicaptensector.
De studiedienst van het Vlaams Fonds heeft getracht om het probleem zo goed mogelijk onder controle te krijgen en er een zo groot mogelijk zicht op te hebben, zodat het geobjectiveerd wordt. Het is goed dat dit gebeurt, zodat we kunnen bepalen wat de urgentiegraad is en wat de kostprijs zal zijn om de wachtlijst weg te werken.
Ook tijdens de vorige regering heeft het Vlaams Fonds een meerjarenplan voor het uitbreidingsbeleid opgemaakt. Toen werd aangegeven wat erbij moest komen binnen de verschillende systemen van semi-residentiële en residentiële zorg, beschermd wonen, ambulante dienstverlening en het PAB. Via de begroting en de begrotingsherziening moest daar natuurlijk op worden ingespeeld door bijkomende middelen ter beschikking te stellen.
Als ik goed ben ingelicht, zou het meerjarenplan 2003-2007 zorgen voor een zachte opstart tussen 2003 en 2005. In 2006 en 2007 zou er een ernstige inspanning worden geleverd voor het PAB. Mevrouw de minister, ik weet niet in welke mate u de cijfers voor 2003 blijft hanteren. Het gaat immers om een engagement tussen het Vlaams Fonds en de vorige Vlaamse Regering. In 2003 en 2004 waren 275 mensen meer die een PAB konden krijgen. In 2005 waren dat er 250. Dit en volgend jaar zou het aantal moeten stijgen tot 700. Dat betekent dat er voor dit jaar een extra budget nodig is. Het is aan u om te zeggen of u over dat budget beschikt.
Mevrouw de minister, u kent de cijfers. Er zijn 7656 mensen die dringende zorgvragen stellen aan het Vlaams Fonds. De overheid moet daar dan ook de nodige middelen tegenover stellen.
Net zoals de vorige regering wilt u via de begrotingscontrole extra middelen uittrekken. Die zijn echter pas beschikbaar in september. De voorgaande jaren ging het telkens om 7,5 miljoen euro of zowat 300 miljoen frank. Dat bedrag werd elk jaar tijdens de begrotingscontrole van september vrijgemaakt. De middelen waren er, maar men moest erop wachten, met alle gevolgen. Het zou mogelijk moeten zijn om mensen voor september te laten weten of ze in aanmerking komen voor een PAB, zodat ze al eerder initiatieven kunnen nemen om daarop te anticiperen.
Over de mensen die wachten op een PAB is weinig geweten. Men weet niet hoe groot het budget is dat ze vragen, wat hun alternatieven zijn en hoe dringend het is. Op vraag van de budgethoudersverenigingen zou men deze mensen alvast inschalen. Is daartoe in een budget voorzien? Is er een budget ter ondersteuning van de budgethoudersverenigingen?
Vorig jaar is er bij de begrotingscontrole 7,5 miljoen euro extra vrijgemaakt. Ik ga ervan uit dat dit ook in 2006 het geval zal zijn. Persberichten laten dat toch veronderstellen. Zijn er voldoende middelen om dat waar te maken? Bij dat extra geld zat ook geld voor bijkomende plaatsen in voorzieningen en extra PAB´s, en ook voor het budget voor zorgconsulten en budgethoudersverenigingen. Als we de meerjarenplanning bekijken dan blijkt dat de gehanteerde verdeelsleutel gewijzigd werd of wordt.
Graag wil ik de minister daarover de volgende vragen voorleggen. Een: ik heb verwezen naar het meerjarenplan Uitbreidingsbeleid 2003-2007. Is het mogelijk om een stand van zaken te geven wat betreft de Centrale Zorgregistratie en het aantal mensen dat wacht op een PAB? Als ik me niet vergis, is dat nog nooit publiek gemaakt. Twee: klopt het dat er in 2005 een overschot was op de rekeningen van het Vlaams Fonds voor de PAB´s, hoewel er veel mensen op de wachtlijst stonden? Wat is daarvan de reden? Heeft dat te maken met het feit dat het geld pas in september vrijkomt, en het technisch niet mogelijk is om alles voor het jaareinde te regelen? Welke initiatieven neemt de minister om dit in de toekomst te voorkomen?
Drie: is er op basis van dit cijfermateriaal een bijsturing van de meerjarenplanning waarvan het doel is om conform het regeerakkoord de wachtlijsten tegen het einde van de legislatuur weg te werken? Vier: hoeveel PAB´s en extra plaatsen in voorzieningen komen erbij? Wat is het globale budget hiervoor dat men vrijmaakt met de begrotingscontrole? Hoe worden de middelen over de verschillende zorgvormen verdeeld? Wordt er in 2006 een sprong gemaakt, waardoor we evolueren van 250 mensen met een PAB in 2005 naar 700 in 2006? Vijf: welke stappen worden gezet om ervoor te zorgen dat de budgethouders vanaf september 2006 effectief van start kunnen gaan? Wordt in middelen voorzien om de gebruikers op de wachtlijst PAB in te schalen?
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega´s, de heer Stassen heeft het vooral over het PAB gehad. Ik wil de zaak wat opentrekken, en de wachtlijsten in het algemeen aankaarten. In dat verband herinner ik de minister er graag aan dat in het regeerakkoord staat dat tegen 2009 alle noden gelenigd zullen zijn, zowel wat de PAB´s als wat de noden in de instellingen betreft.
Het Vlaams Fonds heeft in februari 2006 een analyse gemaakt van de huidige tekorten, en aangegeven hoeveel plaatsen er effectief bij moeten komen om de wachtlijsten weg te werken. Het structurele tekort bedraagt 3795 plaatsen. Het vereiste budget om deze plaatsen te creëren, bedraagt 73.776.669 euro. Tussen de provincies zijn er enorme verschillen: Vlaams-Brabant en Brussel hebben 8.291.850 euro nodig om de structurele tekorten weg te werken; Antwerpen daarentegen 21.757.360 euro.
De Vlaamse Regering heeft beslist dat er voor de periode van september tot december van dit jaar 7,5 miljoen euro extra zal worden ge?nvesteerd, boven op de reeds voorziene 15 miljoen. Dat is positief. Voor het hele jaar zal er dus 22,5 miljoen euro zijn, wat volgens een persmededeling verdeeld zal worden op basis van de structurele tekorten.
De vraag is hoe u dat zult toepassen. In het verleden werd steeds uitgegaan van de inwonersaantallen, maar nu we de cijfers hebben uit de grote studie van het Vlaams Fonds blijkt die methode achterhaald te zijn. We weten nu dat de wachtlijsten daardoor in sommige provincies veel groter waren dan in andere. Gemiddeld voor heel Vlaanderen had iemand 21 percent kans op een oplossing, berekend tot september 2006. Per provincie zien we echter andere cijfers. Voor Vlaams-Brabant was het 43 percent, tegenover slechts 10 percent voor de wachtenden in Limburg. Anders uitgedrukt moet een wachtende in Vlaanderen gemiddeld vijf jaar geduld hebben, terwijl het specifiek in Vlaams-Brabant?slechts´ 2 jaar is en in Limburg 10 jaar. De verschillen zijn dus heel groot. Dat is niet langer aanvaardbaar.
Nu u de duidelijke cijfers hebt van het Vlaams Fonds over de structurele tekorten, moet u ook volledig afstappen van de regionale verdeelsleutel. Er mag alleen nog gekeken worden naar de structurele tekorten over de provinciale grenzen heen. Dat is een correcte toepassing van de vraaggestuurde zorg. Door zo´n eerlijke verdeling krijgt elke zorgvrager in Vlaanderen evenveel kans op een antwoord op zijn zorgvraag, ongeacht zijn woonplaats.
We konden lezen dat de bijkomende middelen zullen worden verdeeld voor het wegwerken van de wachtlijsten, zowel voor de opname in een instelling als voor het PAB. 1100 mensen met een handicap zouden kunnen worden geholpen, ofwel door een plaatsing in een instelling, ofwel met een PAB. Het is dan ook belangrijk te weten hoe en op basis van welke criteria dit zal worden verdeeld.
Daarnaast bestaan er ook nog steeds belangrijke vormen van discriminatie van personen met een handicap die in een instelling verblijven ten aanzien van zij die kiezen voor een PAB. Zo trekt het Vlaams Fonds een aanzienlijke subsidie uit voor budgethoudersverenigingen, terwijl er voor de gebruikers van voorzieningen geen door de overheid gesubsidieerde vereniging is die hun belangen verdedigt. Nochtans gaat het vaak om mensen die geen directe familie meer hebben en onmondig zijn.
Mevrouw de minister, ik heb zonet verwezen naar uw regeerakkoord, waarin beloofd werd dat tegen het einde van de legislatuur alle wachtlijsten zouden zijn weggewerkt. Ik blijf echter vrezen dat zelfs de nieuwe uitbreiding van de middelen daarvoor onvoldoende zal zijn. Misschien zult u dat weerleggen; dat is dan des te beter. We zijn bijna in de helft van de regeerperiode. Het zou dan ook nuttig zijn een globaal plan uit te werken dat volledige zekerheid kan bieden dat de wachtlijsten weggewerkt zullen zijn in 2009. Dat globaal plan moet uiteraard gedragen zijn door de hele Vlaamse Regering.
Op welke wijze zullen de bijkomende middelen verdeeld worden tussen enerzijds de opnames in instellingen en anderzijds de PAB´s? Welke verdeelsleutel zult u daarvoor hanteren? Hoeveel personen met een handicap die op de wachtlijst staan, worden geholpen? Ik heb gelezen dat het om 1100 mensen gaat. Klopt dat aantal?
In het verleden gebeurde de verdeling op basis van de inwonersaantallen. Nu u de gegevens hebt met betrekking tot de structurele tekorten, is die provinciale verdeling voorbijgestreefd. Ik dring dan ook aan op een verdeling op basis van de structurele tekorten. Zult u afstappen van het systeem uit het verleden en de verdeling baseren op de structurele tekorten ongeacht de wachtlijst?
Zoals de heer Stassen al zei, staan er ongeveer een drieduizendtal gehandicapten op de wachtlijst. De grootte van het budget hangt af van de noden van de persoon met een handicap. Het schommelt tussen ongeveer 8000 en 38.000 euro per jaar. Om de wachtlijsten weg te werken tegen 2009, zouden er dit jaar minstens 700 nieuwe budgetten moeten worden toegekend. Zijn er initiatieven genomen om dat te waarborgen?
U hebt enkele weken geleden het idee gelanceerd om niet meteen het hele assistentiebudget te geven, zodat er meer personen met een handicap kunnen worden geholpen. Wat is de stand van zaken daarvan? Als ik goed ben ingelicht, wenste u vooraf een overleg met de sector. Heeft dat overleg plaatsgevonden en wat zijn de resultaten ervan?
Ik heb gewezen op de nood aan een globaal plan tegen het einde van de regeerperiode om alle wachtlijsten weg te werken. Hebt u daartoe een initiatief genomen? Zult u om daadwerkelijke resultaten te boeken, een dergelijk plan voegen bij de begroting 2007?
Er zijn twee afzonderlijke lijsten, een voor de voorzieningen en een voor het PAB. Het was de bedoeling die twee lijsten samen te voegen. Wat is hier de stand van zaken? Is die samenvoeging al gebeurd? Zo niet, wat is dan de timing?
Tot slot, mevrouw de minister, nog een vraag die ik niet had aangekondigd. Enkele jaren geleden hebben we in deze commissie herhaaldelijk gesproken over de alternatieve financiering. Vanuit de sector waren er een aantal heel concrete voorstellen geformuleerd. Zo komt bij de mensen met een ernstige mentale handicap die verlengd minderjarig zijn verklaard, een enorm potentieel van fondsen vrij uit erfenissen. In overleg met de voogden en de vrederechter kunnen er mogelijke oplossingen worden uitgewerkt. Tijdens de vorige legislatuur waren de meeste partijen voorstander van de verdere uitwerking van deze optie. Wordt hier nog aan gedacht?
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: Wat de centrale registratie van de zorgvragen betreft, bestaat er enige verwarring. Het aantal geregistreerde zorgvragen komt niet altijd overeen met het aantal personen dat een zorgvraag indient. Een persoon die verblijft in een dagcentrum in Mechelen maar naar een dagcentrum in Antwerpen wil verhuizen, maakt vandaag al effectief gebruik van een voorziening. Toch wordt die persoon geregistreerd omdat hij nog een zorgvraag stelt die vandaag niet is ingevuld. Daar bestaan de grootste misverstanden over.
Het aantal zorgvragen in de tweede helft van 2005 is gedaald van 7656 op 30 juni tot 7275 op 31 december 2005. Er doet zich een jaarlijkse trend voor die te maken heeft met het gevoerde uitbreidingsbeleid, waarbij een aantal bijkomende plaatsen wordt gecreëerd, en met het begin van het schooljaar. Aan het begin van een schooljaar worden veel vragen opgelost omdat ook de zorgvragen in verband met internaten en semi-internaten geregistreerd worden. Er is dan een grote stroom van schoolverlaters. Tijdens het eerste trimester neemt het aantal vragen opnieuw toe. Dat zorgt voor fluctuaties in de centrale registratie van de zorgvragen.
Tijdens de tweede helft van 2005 zijn meer dan 2000 vragen geschrapt van de wachtlijst. Intussen worden voortdurend nieuwe vragen geregistreerd. Tijdens de eerste helft van 2005 konden 1400 vragen worden geschrapt van de lijst.
Naast alle vermelde vragen naar ondersteuning voor voorzieningen en ambulante diensten, stonden er eind december 2005 2956 personen op de wachtlijst voor een PAB. Daarvan zullen er 88 nog een PAB toegewezen krijgen in het voorjaar van 2006, als gevolg van het uitbreidingsbeleid. Men kan immers een vraag stellen voor de verschillende vormen van de centrale registratie en tegelijkertijd ook een vraag stellen voor een PAB.
Met de middelen van het uitbreidingsbeleid van 2005, aangevuld met de vrijgekomen middelen, onder andere van overleden PAB-gebruikers of van mensen die om bepaalde redenen niet langer een beroep doen op een PAB, zullen er 264 PAB´s toegekend zijn in het uitbreidingbeleid 2005.
In 2006 zal het mechanisme dat de regering tijdens de vorige legislatuur heeft vastgelegd, opnieuw worden toegepast. Daarbij moet telkens 22,5 miljoen euro worden vrijgemaakt voor het uitbreidingsbeleid voor de PAB´s en de voorzieningen.
Mijnheer Stassen, u verwijst naar de tabel van plaatsen waar geen middelen zijn vastgelegd. Uit de parlementaire stukken blijkt dat men er in de redenering die werd gehanteerd bij de programmatie van uitging dat het uitbreidingsbeleid al effecten zou hebben gegenereerd en dat er minder plaatsen nodig zouden zijn in de voorzieningen. Uit de realiteit bleek dat dit niet het geval was. Men ging er toen van uit dat men met 22,5 miljoen euro 700 PAB´s zou kunnen realiseren. Uit de praktijk blijkt dat dat niet mogelijk is.
Ik wil benadrukken dat het ook te maken heeft met duidelijke beleidskeuzes. Het is gemakkelijk om wel 700 PAB´s toe te kennen, door te kiezen voor de personen met de laagste zorggraad. Zij krijgen de laagste budgetten, waardoor meer mensen een PAB kunnen krijgen. Dat is duidelijk niet mijn beleidskeuze.
Ik heb altijd gesteld dat ik wil kiezen voor de personen met de zwaarste zorgnoden. Dat heeft natuurlijk gevolgen voor het PAB-budget dat we kunnen uitbetalen. In oorsprong waren de berekende gemiddelden voor een PAB veel lager dan wat in de praktijk wordt uitbetaald. Een gemiddeld PAB bedraagt nu ongeveer 27.500 euro. Dat is een hoog bedrag - als gevolg van een bewuste beleidskeuze -, maar dat zorgt ervoor dat we minder mensen kunnen bedienen. Ik ga ervan uit dat het nuttig en noodzakelijk is dat de mensen met de hoogste zorgnoden prioriteit krijgen.
Voor de verdere verdeling wachten we op het advies van het raadgevend comité. Ook alle andere vragen moeten eerst aan het raadgevend comité worden voorgelegd. Het raadgevend comité van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, de vroegere raad van bestuur van het Vlaams Fonds, moet een advies formuleren op basis van de beschikbare gegevens.
We denken dat we naar een verdeling gaan van 25 percent voor het PAB en 75 percent voor de voorzieningen. Dat betekent dat er ongeveer 230 extra PAB´ers zullen zijn en ongeveer 850 nieuwe plaatsen in voorzieningen. We moeten wel voorzichtig zijn met de cijfers, want de verdeling is ook afhankelijk van de invulling in de regionale overlegorganen. Afhankelijk van de zorgnoden die worden ingevuld, is een verschil in kostprijs merkbaar. Als er in een provincie wordt gekozen om eerst de hoogste zorgnoden in te vullen, betekent dat dat minder plaatsen worden gerealiseerd. Als wordt gekozen om zwaar in te zetten op thuisbegeleiding, kunnen meer plaatsen worden gerealiseerd. Ik geef dus enkel ramingen, waar u me niet op vast mag pinnen, want alles hangt af van de provincies. Binnen de regionale overlegorganen hebben de provincies ruimte om keuzes te maken, afhankelijk van de registratie. De overheid geeft wel richtlijnen om zo veel mogelijk rekening te houden met de reële toestand op het terrein.
De structurele tekorten zijn eigenlijk een uitzuivering van de centrale registratie van zorgvragen, maar het is belangrijk te beseffen dat de structurele tekorten gebaseerd zijn op de centrale registratie van de zorgvragen. Vandaag gebeurt de centrale registratie van zorgvragen door de voorzieningen zelf. Niet de multidisciplinaire teams of het Vlaams Fonds, maar de voorzieningen zorgen voor de registratie. Dat heeft tot gevolg dat niet altijd en niet op dezelfde manier wordt geregistreerd. Dat is een van de redenen waarom de Vlaamse Regering het zorgregiebesluit heeft goedgekeurd. In de toekomst willen we de registratie op een uniforme manier laten verlopen. We weten dat op plaatsen met veel voorzieningen en waar goed wordt geregistreerd, de vragen groter zijn. Dat stellen we ook vast in de centrale zorgregistratie. Als de voorzieningen de registratie doen, is het evident dat op plaatsen met veel voorzieningen de vraag groter wordt, omdat meer en beter wordt geregistreerd.
Ik heb een schrijven gericht aan het raadgevend comité met de vraag hierover uitspraken te doen. Het comité moet zeggen wat de beste en meest objectieve criteria zijn voor het uitbreidingsbeleid. Voor mij is het duidelijk dat mensen, onafhankelijk van hun woonplaats, de juiste en gelijke zorgen moeten krijgen, als het kan zo dicht mogelijk bij de woonplaats. Daarom nemen we dat ook op in de centrale zorgregistratie.
De vraag rijst hoe we dat principe best kunnen realiseren in de praktijk. Ik heb gevraagd aan het raadgevend comité om zich daarover uit te spreken. Wat zou het voordeel zijn van het gebruiken van de bevolkingsaantallen? Bij deze parameter gaan we ervan uit dat de kans om met een handicap geboren te worden in alle provincies even groot is. Uit een aantal studies en uit cijfers van de federale overheid over uitkeringen inzake invaliditeit blijkt dat deze veronderstelling klopt. Vervolgens gaan we na bij welk percentage van de bevolking een handicap kan worden verwacht. Dat vergelijken we met het aanbod, waarna we de verschillen kunnen vaststellen.
Het structurele tekort kan een andere parameter zijn. Hierbij stellen we vast wat vandaag de vraag is. Het nadeel is dat dat gebeurt met een gebrekkig instrument, want het wordt vandaag niet op een uniforme wijze gehanteerd.
Ik heb gevraagd aan het raadgevend comité om een uitspraak te doen over wat het meest rechtvaardige verdelingsprincipe is. Dat comité zal nog deze maand vergaderen en een advies formuleren. Op basis daarvan zal ik verder overleg voeren met de sectoren.
Er was ook een vraag over het overschot op het budget van het PAB voor het uitbreidingsbeleid 2005. Doordat het uitbreidingsbeleid in september wordt bepaald, blijkt dat een aantal verslagen te laat aankomen. Dat geeft natuurlijk problemen. Die bedragen worden wel toegekend. Het budget dat overblijft voor het PAB, gaat dus niet verloren. Mensen die in november een PAB toegekend krijgen, nemen dat misschien nog niet op in die maand omdat ze nog geen persoonlijke assistent hebben gevonden. Het bedrag wordt pas echt toegekend wanneer dat het geval is. De toewijzing is dan echter wel al gebeurd.
We willen ervoor zorgen dat het uitbreidingsbeleid vanaf september onmiddellijk van start kan gaan. Voor september, oktober en november zijn er immers zeer strikte termijnen. Als iemand in september begint te zoeken naar een persoonlijk assistent en er drie maanden over doet vooraleer hij er één vindt, dan kunnen de budgetten niet meer worden toegekend in hetzelfde jaar.
We hebben ervoor gezorgd dat de prioriteiten bijna dezelfde blijven als vorige keer. De enige wijziging die we voorstellen, houdt verband met mensen die een instelling zouden verlaten. We hebben gemerkt dat de impact van die maatregel erg gering was en we hebben die dan ook verwerkt in de andere prioriteiten. We geven nu voorrang aan de mensen met de zwaarste zorgnoden, zoals dat vorig jaar het geval was. In de categorie van mensen met de zwaarste zorgnood wordt prioriteit gegeven aan degenen die een voorziening verlaten, zodat plaats wordt gemaakt voor andere zorgvragers.
Daarnaast hebben we voor de minderjarigen het systeem van de zwaar zorgbehoevenden met dezelfde prioriteitencriteria van vorig jaar behouden. Dat maakt dat er al bepaalde dossiers zijn die vanaf september 2006 kunnen worden opgestart. De inschaling is immers al gebeurd. In die prioriteitscategorie moeten de mensen zich laten inschalen. Ze krijgen prioriteit bij de inschaling, zodat er zo snel mogelijk van start kan worden gegaan met het PAB.
We hebben ook een bijkomende maatregel genomen op de lange termijn. De mensen die zich aanmelden voor een PAB werden niet meer ingeschaald. We hadden geen enkel zicht op de planning. In 2006 hebben we budgetten vrijgemaakt om ervoor te zorgen dat de wachtlijst kan worden ingeschaald. Op die manier kunnen we een beter beleid voeren en een beter zicht hebben op de personen die op de wachtlijst voor een PAB staan. Tot op heden hadden we enkel zicht op de mensen die al waren ingeschaald. Degenen die erbij kwamen, werden niet ingeschaald, tenzij ze voor het PAB in aanmerking kwamen. Dat maakte dat we geen goed idee hadden wie die PAB´ers waren, welke budgetten we moesten uittrekken. Die oefening is nu volop bezig. Uiteraard wordt er prioriteit gegeven aan de mensen die al in het uitbreidingsbeleid van 2006 zitten.
Ik wil de oefening met de sector en het Vlaams Fonds blijven maken. Daarom is het ook belangrijk een zicht te hebben op de mensen die een PAB vragen. Het is niet mijn bedoeling om het systeem van het PAB af te breken. Ik blijf geloven dat er een aantal mensen zijn die geholpen kunnen worden met een kleine ondersteuning. Voor bepaalde zorgvormen is dat uiteraard niet mogelijk. De mensen met de zwaarste zorgvorm hebben een volledig PAB nodig. Ik erken dat ook. Ik geef er zelfs prioriteit aan.
Ik ben er me echter wel van bewust dat er mensen op de wachtlijst staan, die via een stapsgewijze opbouw sneller worden geholpen. Het is nuttig om een debat te voeren over bepaalde profielen. Misschien kan een PAB in combinatie met een andere zorgvorm ter beschikking worden gesteld. Dat wil niet zeggen dat het systeem van het PAB in het gedrang komt. Voor de zwaarste zorgvormen moeten volledige budgetten ter beschikking worden gesteld. Toch is het mijn overtuiging dat het voor bepaalde profielen beter is een ander systeem te hanteren.
We kunnen dat vandaag trouwens ook vaststellen. Er zijn momenteel nog mensen die in 2001 geregistreerd werden voor een PAB en nog altijd op de wachtlijst staan. Anderen hebben in 2005 een aanvraag gedaan en hebben al een PAB gekregen omdat ze tot de categorie met de zwaarste zorgnoden behoren. Het is misschien zinvol na te gaan wie nog op de lijst staat sinds 2001 of 2002 en te kijken hoe we ze kunnen helpen. Het is mogelijk dat ze sneller worden geholpen met een deel van het budget dan wanneer ze moeten wachten tot alle categorieën van 2005 en 2006 een volledig PAB hebben gekregen. Ik besef goed dat over dit nieuwe idee moet worden gediscussieerd. Ik stel voor samen op zoek te gaan naar een manier om de mensen die al lang zijn geregistreerd maar niet tot de categorie met de zwaarste zorgvormen behoren, sneller te helpen.
Ik heb ook gezegd dat ik rekening wil houden met de snel degenerende ziekten. We hebben het Vlaams Fonds gevraagd daarover voorstellen te formuleren. We zijn er immers van overtuigd dat het niet kan zijn dat mensen met dergelijke aandoeningen op dezelfde manier worden behandeld als de mensen met een langdurige, chronische handicap. Wat de verdeling betreft, wacht ik het advies af van het raadgevend comité. Dat comité komt nog deze maand samen.
Het is natuurlijk ook de bedoeling te zorgen voor een integratie van de centrale zorgregistratie en van het PAB. Dat is ook de reden waarom ik heb beslist alles al in te schalen. Dat betekent eveneens dat, ook volgens het zorgregiebesluit dat werd genomen op 17 maart 2006, de registratie van de PAB-vragen op termijn zal moeten gebeuren door de provinciale registratiepunten.
De integratie maakt deel uit van de zorgregie. De streefdatum die daarvoor werd vooropgesteld, is 1 juli 2007. Dan zullen de gesprekken moeten worden aangegaan om te zien of de PAB-deskundigencommissie zal zorgen voor een verdere invulling op het centrale of provinciale niveau. Die gesprekken zijn nog niet begonnen. We moeten eerst de urgentiecode toekennen aan de mensen met een PAB. Dat is uiteraard noodzakelijk om ze mee op te nemen in de centrale zorgregistratie. We moeten dan ook nagaan of de PAB-commissie op het centrale of op het regionale niveau moet werken. Wat dat betreft, staan we open voor alle mogelijkheden. We willen enkel dat wordt gekozen voor de best mogelijke oplossing.
Op de regeling van de 7,5 miljoen euro heb ik al geantwoord. Het is de bedoeling om te zorgen voor het uitbreidingsbeleid september 2006-september 2007. Volgens de in het verleden vooropgestelde meerjarenprogrammatie moet er tussen september 2007 en september 2008 opnieuw een opstap zijn van 7,5 miljoen euro boven op de al toegekende 15 miljoen euro. De Vlaamse Regering heeft zich steeds geëngageerd om dat plan uit te voeren. Ik zal dat dan ook doen. In de periode van september 2007 tot september 2008, wanneer de laatste schijf wordt vrijgegeven, zal ik die termijnen nemen om na te gaan hoe we een antwoord kunnen bieden op de vragen en te kijken welke middelen nodig zijn om vanaf september 2008 te zorgen voor bijkomende budgetten volgens de nieuwe programmatie.
In de periode september 2007-september 2008 zal er dus werk worden gemaakt van een nieuwe programmatie. Als in september de laatste uitbreiding is gebeurd volgens de programmatie van de vorige regering, zal er een nieuw voorstel voorliggen. In de loop van 2007 zullen we daarmee al beginnen.
We hebben opdrachten gegeven aan het Vlaams Fonds voor een onderzoek. Vanuit juridisch oogpunt is een en ander niet zo evident. De wil is er echter wel.
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Mijnheer de voorzitter, ik ben blij dat ik blijkbaar niet de enige ben die de fout maakt om het agentschap nog Vlaams Fonds te noemen. We kunnen best een cursus volgen om al die nieuwe afkortingen en namen te leren gebruiken.
Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp eruit dat u het plan voor 2003-2007 van de vorige regering zult uitvoeren. Als er echter keuzes worden gemaakt betreffende de zorgvraag, dan is het logisch dat er meer middelen per persoon nodig zijn. Dat maakt ook dat het aantal niet altijd kan worden gehaald.
U maakt ook de analyse dat er misschien wel veel mensen zijn die met, vanuit het oogpunt van de overheid, relatief kleine budgetten sneller kunnen worden geholpen. Daarmee kan de druk op het systeem worden verminderd. Het lijkt me logisch dat u de opgedane ervaring zult gebruiken om het systeem aan te passen. Er moet een afweging worden gemaakt tussen de voorzieningen enerzijds en het PAB anderzijds en de zwaarte. Het beleid zal constant keuzes moeten maken.
Het lijkt me een goede zaak dat het agentschap dat blijft opvolgen. Misschien zijn er dubbele tellingen en verschuivingen bij de absolute aantallen. Die zijn echter toch niet van die aard dat de druk erg verminderd is. De investeringen zijn correct gebeurd. De druk blijft echter nog altijd vrij groot.
Het was nochtans de ambitie om met die bijkomende middelen de druk weg te nemen. Het zou dan ook goed zijn de invoering van een?lightversie´ van het PAB te onderzoeken. Nu is het bedrag gemiddeld 27.500 euro per persoon.
Het is goed dat de uitbreiding gebeurt. De druk op het PAB is echter zo groot dat het systeem op kruissnelheid moet komen. Uit uw antwoord heb ik niet kunnen opmaken of het aantal van 700 personen in 2006 zal worden gehaald. Waarschijnlijk is dat niet het geval. U trekt immers ongeveer hetzelfde budget uit als in 2005.
U zegt dat u dezelfde percentages blijft hanteren, namelijk 75-25 tussen voorzieningen en het PAB. U blijft de keuze maken voor de zwaarste zorgvragen. Het kan natuurlijk dat het budget wordt opgetrokken.
Minister Inge Vervotte: In 2003 ging men er bij de programmatie van uit dat er al een aantal effecten zouden zijn waardoor dit zou kunnen worden gerealiseerd. Nu moeten we vaststellen dat dit niet het geval is. Als we de tabel willen volgen, komen we er niet met 22,5 miljoen euro, tenzij ik andere keuzes zou maken. Ik weiger dat echter te doen. We kunnen het niet maken om te kiezen voor de lichtste zorgvormen met een lager budget.
Er wachten immers nog mensen die zwaar zorgbehoevend zijn. Die zijn voor mij dé prioriteit. Het gevolg is wel dat we dan minder budgetten kunnen toekennen. Anders dan we vroeger hebben gedacht, leidt de toekenning van PAB´s niet tot een verminderde vraag van de voorzieningen. Ik ga niet op de oorzaken in. In elk geval volstaan de beschikbare middelen niet. Als we 700 PAB´s aan mensen uit de groep van 27.500 mensen zouden toekennen, dan kost dat meer dan 22,5 miljoen euro. Ik heb dat geld niet. De oorspronkelijk opgestelde programmatie is dus niet haalbaar met een budget van 22,5 miljoen euro.
De heer Jos Stassen: Een actualisering van het uitbreidingsbeleid is dus nodig. We zijn ondertussen al in het vierde jaar aanbeland; lessen uit de afgelopen periode dringen zich op. Een van die lessen zou kunnen zijn dat de minister, naast haar keuze voor het lenigen van de zwaarste zorg, ervoor kiest om de budgetten op te trekken. De vooronderstellingen van 2003 blijken niet te kloppen, zo leert de ervaring ons. Het is blijkbaar niet juist dat de PAB´s en de instellingen een soort van communicerende vaten vormen. Als we de doelstellingen willen halen, moeten de budgetten omhoog. Er is blijkbaar geen andere oplossing.
Minister Inge Vervotte: Het engagement van de regering is duidelijk: elk jaar voegen we er 7,5 miljoen euro extra bij. Wij houden ons daaraan. Wij volgen natuurlijk de ontwikkelingen op de voet. De centrale zorgregistratie wordt voortdurend bijgewerkt en ik lanceer nieuwe denkpistes om de programmatie in de toekomst te verbeteren. We moeten in elk geval beleidsprioriteiten respecteren. De eerste nood die we moeten lenigen, komt van mensen met de zwaarste behoeften. Ik ben evenwel niet van mening dat mensen met minder zware zorgnoden helemaal niets hoeven te krijgen. Hierover moeten we een debat voeren dat zijn weerslag moet krijgen in de nieuwe programmatie.
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Ik dank de minister voor haar uitgebreid antwoord. Ik wil uw antwoord in elk geval nog eens rustig herlezen. Ik begrijp uw bekommernis dat u eerst de zwaarste zorgvragen wil beantwoorden. Het is verder inderdaad de hoogste tijd dat we een debat voeren over de manier waarop we de noden van nog meer mensen kunnen lenigen. Als ik u goed heb begrepen, zijn er mensen die al sinds 2001 wachten. Dat is toch niet langer aanvaardbaar? Ik durf er bijgevolg op aandringen om daaraan prioriteit te geven.
U stelt dat u zo rechtvaardig mogelijk wilt verdelen. Daarover hebt u een advies gevraagd aan het raadgevend comité van het Vlaams Fonds. Wanneer mogen we dat advies verwachten?
Ik dring erop aan ons te concentreren op de echte noden, de echt zware dossiers. We moeten de zaken niet louter kwantitatief bekijken. In elk geval is het niet aanvaardbaar dat iemand uit Vlaams-Brabant gemiddeld twee jaar moet wachten, tegenover 10 jaar voor een aanvrager uit Limburg. Ook twee jaar is duidelijk te veel, laat dat duidelijk zijn. Maar die wanverhouding moet hoe dan ook worden weggewerkt. Ik hoop bijgevolg dat het raadgevend comité ons op weg helpt om de zwaarste noden te lenigen en de structurele tekorten weg te werken, waar ze zich ook voordoen.
Ik heb gepleit voor het uitwerken van een globaal plan naar aanleiding van de begroting 2007. U hebt dus nog even tijd. Ik vrees evenwel dat de minister, hoe goedbedoeld ze ook moge optreden en zonder te ontkennen dat ze resultaten boekt, haar doelstelling om tegen 2009 alle wachtlijsten weg te werken niet zal realiseren. Zelfs het gerealiseerde groeiritme zal dat niet kunnen verhelpen.
Minister Inge Vervotte: We moeten inzicht verwerven in de structuur van de PAB-aanvragen. Daarom worden de tweeduizend geregistreerden ingeschaald, zodat we precies weten welke zorgvragen ze hebben en welke profielen de aanvragers hebben. Dat gebeurt pas dit jaar. Het zijn immers de multidisciplinaire teams (MDT´s) die de wachtlijsten moeten wegwerken en zorgen voor de individuele materiële bijstand. Dat is hun prioriteit, en we hebben daartoe een actieplan uitgewerkt en bijkomende middelen vrijgemaakt. Medio 2006 zullen alle dossiers zijn weggewerkt. Dat alles verklaart waarom de MDT´s pas nu bijkomende opdrachten kunnen aanvaarden. Eens die inschaling is gebeurd, kan het debat op stevige basis worden aangevat.
Nog deze week zal dat advies van het raadgevend comité er zijn. Ik wil hier niet de discussie in een technisch debat laten verzanden. U citeert cijfers van de vzw Opvang Tekort. Ik huldig het uitgangsprincipe, maar daarnaast is er de vraag hoe we dat in praktijk kunnen brengen. Essentiële informatie ontbreekt. We hebben geen garanties dat de opgetekende structurele tekorten en de verschillen tussen de provincies met de realiteit overeenstemmen. De metingen op basis van de centrale zorgregistratie die door de voorzieningen gebeurt, stelt op dat vlak problemen: hoe meer voorzieningen, hoe meer er wordt geregistreerd. We moeten met die gevolgen rekening kunnen houden.
Als zou blijken dat de registratie uniform en goed gebeurt, dan heb ik uiteraard geen enkel probleem met het wegwerken van de structurele tekorten. Het raadgevend comité moet zich daarover uitspreken. De comitéleden verzorgen de registratie en weten dus of dat allemaal goed loopt. Ik vraag het comité een gemotiveerd voorstel te bezorgen. In dat comité zetelen de gebruikers, de voorzieningen en de provincies. Ik ga ervan uit dat zij een goed advies kunnen opstellen. Eens het duidelijk is hoe de noden er precies uitzien, zal ik niet twijfelen te handelen. Vandaag is dat echter niet het geval, en ben ik voorzichtig bij het toekennen van middelen in het kader van het uitbreidingsbeleid.
De voorzitter: De heer Dehaene heeft het woord.
De heer Tom Dehaene: CD&V is bereid om na te denken over de omvang van de PAB-budgetten. Hoewel de vergelijking niet altijd geslaagd is, willen we de mensen kansen geven om aan activiteiten deel te nemen door ze een wagen ter beschikking te stellen. Daarbij rijst de vraag of enkelen een ruime monovolumewagen, krijgen dan wel velen een stadsautootje ontvangen. Laten we daarover een debat voeren.
Verder wil ik het belang benadrukken van wat de minister heeft gezegd over ALS. We moeten daarvoor aandacht opbrengen. De heer Reviers van de ALS-Liga heeft een goed voorstel gedaan. Ik ga ervan uit dat de minister dat ook heeft ontvangen. Hij stelt voor om een pool van PAB-budgetten voor mensen met ALS of andere gelijkaardige ziekten te vormen. Zo zou men sneller kunnen inspelen op de behoeften. Het is een zeer constructief en haalbaar voorstel. Het lijkt me bijgevolg aangewezen daar zo snel mogelijk op in te gaan.
De voorzitter: Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght: Misschien moet worden overwogen om een update te vragen van de lijst van mensen die als sinds 2001, 2002 of 2003 op de wachtlijsten staan, en daarbij ook na te gaan wat hun precieze vraag is. Verder blijft het zo dat er een discrepantie is tussen de mensen die zijn opgenomen in een instelling, misschien minder zorgbehoevend zijn maar toch een volledige tegemoetkoming ontvangen enerzijds, en de mensen die verkiezen om zo lang mogelijk thuis te blijven maar moeten wachten op middelen, hoewel ze zwaar zorgbehoevend zijn anderzijds.
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: De mensen die op een bepaald ogenblik een PAB aanvroegen, worden niet langer ingeschaald. Ze werden geregistreerd, en dat kunt u op de website nakijken. Hun inschaling is niet gebeurd. Ik kan dus moeilijk zeggen wat de zorggraad van deze mensen is. (Opmerkingen van mevrouw Vera Van der Borght)
Het wordt gewoon geregistreerd. De specifieke vraag moet worden ingeschaald, en die inschaling gebeurt grondig en multidisciplinair. Het is niet zo dat iemand gewoon om een PAB vraagt voor een bepaalde zorgvorm of zorggraad; er gebeurt een grondig onderzoek.
Dat is de oefening die we gedaan hebben. We hebben een budget vrijgemaakt om al degenen die daarop stonden maar van wie we geen profiel hadden, te laten onderzoeken via de MDT´s teneinde hun zorgvraag te kennen. Als we dat allemaal hebben, zal er een duidelijk beeld zijn. Als de urgentiecode dan wordt toegekend, kan dit ge?ntegreerd worden in de centrale registratie zorgvragen.
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Mijnheer de voorzitter, ik wens me te distantiëren van de keuze van de heer Dehaene voor een plafond voor het persoonlijk assistentiebudget. Dat is trouwens in strijd met het antwoord van de minister. Zij heeft gezegd dat ze kiest voor de zwaar zorgbehoevenden. Dat leidt tot een bepaald bedrag. Dat is een veel betere keuze dan de invoering van een plafond.
Ik wens ook een politieke conclusie te trekken uit dit antwoord van de minister. De problemen zullen pas worden opgelost als het bedrag waarin is voorzien voor het wegwerken van de wachtlijsten in de gehandicaptenzorg, jaarlijks wordt verhoogd. Het bedrag waarin vandaag is voorzien, zal daarvoor ontoereikend zijn.
Mevrouw Marijke Dillen: Mevrouw de minister, kunt u binnen enkele weken naar de commissie komen met uw standpunten, op basis van het advies dat u deze week verwacht? Anders moeten we opnieuw vragen en interpellaties indienen om te weten te komen hoe het nu verder moet.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door mevrouw Dillen en door de heer Stassen werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.