Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 08/06/2005
Vraag om uitleg van mevrouw Joke Schauvliege tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het voorkomen van ozonpieken tijdens de zomermaanden
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Schauvliege tot de heer Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het voorkomen van ozonpieken tijdens de zomermaanden.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collegas, toen ik mijn vraag indiende op 12 mei 2005 kon ik niet weten dat net vandaag alle kranten vol zouden staan met artikelen over het federale plan inzake hitte en ozon.
Het onderwerp is heel actueel, want de zomermaanden komen eraan. Telkens als er een paar opeenvolgende hittedagen zijn, wordt in Vlaanderen ozonalarm geslagen. Het stoort me dat we pas op de momenten met ozonpieken en een dreigend gevaar voor de volksgezondheid, beginnen na te denken over mogelijke acties. We moeten ruim op voorhand ageren.
Ozon ontstaat door zonnestralen die inwerken op lucht die vervuild is met stikstofoxiden (NOx) en vluchtige organische stoffen (VOS). De oorzaak ligt bij het verkeer en de industrie, bij verf- en lijmproducten. In december 2003 werd in Vlaanderen een emissiereductieprogramma goedgekeurd om ervoor te zorgen dat de ozonpieken kunnen dalen. Ondertussen zouden ze al een beetje gedaald zijn. Dat is positief nieuws.
Soms wordt gesproken over een aantal maatregelen die moeten worden genomen bij ozonpieken zoals een daling van de snelheid van het verkeer, of het uitsluiten van autos met bepaalde nummerplaten op bepaalde dagen. Nu blijkt dat dergelijke maatregelen geen effect hebben op de tijdelijke ozonpieken. Op het platteland zijn de ozonpieken immers soms groter dan in de steden, omdat de uitlaatgassen ozon tijdelijk kunnen tegengaan.
De federale folder die gisteren werd gelanceerd, bevat een heleboel maatregelen die burgers kunnen nemen om gezondheidsproblemen te voorkomen. Ze betreffen afkoeling, het binnenhouden van kleine kinderen en het niet leveren van zware fysieke inspanningen. Ik mis maatregelen die kunnen worden genomen om ozon te voorkomen, maar natuurlijk gaat het slechts over een folder. Uit de berichten in de krant blijkt dat wel een aantal maatregelen worden genomen op federaal niveau.
Mijnheer de minister, hoe wordt omgegaan met het ozonprobleem? Wat is de stand van zaken van de uitvoering van het emissiereductieprogramma dat in december 2003 werd goedgekeurd? Zijn er knelpunten? Zijn er bijsturingen wenselijk? Wat zijn de resultaten van het programma? Dringen zich volgens u andere maatregelen op korte termijn op om tijdens de komende zomermaanden de ozonpieken te vermijden en zo ja, welke?
Is er voldoende samenwerking met het federale niveau? De Vlaamse overheid staat immers niet alleen. We moeten de zaak zelfs in Europees verband bekijken. Is er voldoende afstemming? Is er overleg tussen de ministers?
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in Vlarem staan emissieplafonds voor de VOS en de NOx die niet mogen worden overschreden. Uit het jongste Mira-T-rapport blijkt dat Vlaanderen zijn VOS-emissies met 28 percent en zijn NOx emissies met 46,5 percent moet reduceren in de periode 2003-2010 om de plafonds niet langer te overschrijden. Er zijn dus nog een aantal inspanningen nodig. Ik kijk zeker uit naar uw antwoord op de vraag van mevrouw Schauvliege.
Ik heb twee bijkomende vragen. Een belangrijke maatregel uit de vorige legislatuur is de Milieubeleidsovereenkomst betreffende de vermindering van SO2 en NOx afkomstig van de elektriciteitscentrales. Een nieuw element in die overeenkomst is het streefplafond dat de totale uitstoot voor de sector moet begrenzen. Verder zal 6 maanden na het afsluiten van een volledig werkjaar aan de minister een evaluatie van de verplichtingen van de sector worden overgemaakt. Wordt die overeenkomst nageleefd? Kunnen wij inzage krijgen in die evaluatie?
Mijn tweede vraag is iets fundamenteler. Het NEC-reductieprogramma, National Emission Ceiling, voorziet naast de momenteel aangewende regelgeving ook in economische instrumenten die kunnen worden ingezet om de emissieplafonds te halen. Die laten toe om de reductiekosten efficinter te verdelen. Is de inzet van dergelijke instrumenten een optie die u wilt volgen?
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, het NEC-reductieprogramma werd op 12 december 2003 goedgekeurd. Vlaanderen kent emissies van NOx of stikstofoxiden, van SO2 of zwaveldioxide, van VOS en van NH3 of ammoniak. We willen die stoffen reduceren om in 2010 de door Europa opgelegde emissieplafonds te kunnen respecteren.
De vraag van mevrouw Schauvliege handelt over de ozonproblematiek, waarvoor enkel de polluenten VOS en NOx verantwoordelijk zijn. Dat beperkt natuurlijk het antwoord.
Momenteel werkt Aminal aan een voortgangsrapport dat een stand van zaken zal geven van de evolutie van emissies, een overzicht van reeds genomen maatregelen, enzovoort. Tegelijk zal het rapport een reeks maatregelen aanreiken die nog genomen moeten worden om de emissieplafonds te halen. Het voortgangsrapport zal eind 2005 klaar zijn.
U vroeg natuurlijk ook naar de huidige stand van zaken, medio mei 2005. Voor de stationaire bronnen zijn in de periode 1996-2003 de emissies van NOx en VOS reeds met respectievelijk 25 en 20 percent gedaald. Indien de maatregelen uit het NEC-reductieprogramma daadwerkelijk worden doorgevoerd, zullen de emissieplafonds voor NOx van 58 kiloton en VOS van 71 kiloton wellicht juist gehaald worden. Momenteel lopen nog een aantal studies die hierover uitsluitsel moeten geven. De resultaten hiervan zullen in het voortgangsrapport worden opgenomen. Dat zit goed, maar we moeten toch nog even afwachten.
Met de reeds genomen maatregelen zal het emissieplafond voor NOx wellicht niet worden gehaald. Bijkomende maatregelen zijn in voorbereiding. Mijn administratie is hierover in overleg met een aantal sectoren: de ijzer- en staalproductie, de non-ferro, de glassector en de chemie. Eind juli 2005 wordt een studieproject afgerond waarbij wordt nagegaan in welke sectoren de bijkomende reducties op de meest kostenefficinte manier kunnen worden gerealiseerd. Voor VOS is het overleg met een aantal industrile sectoren voor het invoeren van bijkomende reductiemaatregelen tegen 2010 in een eindfase beland.
Voor het transport zijn in de periode 1996-2003 de emissies van NOx en VOS met respectievelijk 7 en 58 percent gedaald. In het NEC-reductieprogramma bleek uit berekeningen dat de plafonds voor transport waarschijnlijk konden worden gehaald. Ik druk me voorzichtig uit. Rekening houdende met nieuwe gegevens blijkt dat het VOS-plafond vermoedelijk kan worden gehaald. Het NOx-plafond daarentegen zal waarschijnlijk in belangrijke mate worden overschreden. Er is een veel hogere uitstoot van vrachtverkeer dan oorspronkelijk geraamd.
Hiervoor werken we aan extra maatregelen. Ik ben echter wel van mening dat de verantwoordelijkheid voor hogere emissiefactoren in heel Europa ten gevolge van nieuwe wetenschappelijke inzichten, moeilijk bij de lidstaten kan worden gelegd en dat hiermee dus rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de emissieplafonds. Ik zal daar te gelegener tijd over communiceren en u zult er mij wellicht nog over ondervragen.
Wat de knelpunten en eventuele bijsturingen betreft, zijn er onzekerheden in de emissie-inschattingen en prognoses. Ik verwijs naar de onderschatting van de emissies van vrachtwagens waardoor de haalbaarheid van het NOx-plafond voor transport in het gedrang komt. Er moet voldoende studiewerk worden verricht om de meest nauwkeurige inschattingen te kunnen maken.
De emissieplafonds kunnen door de geplande maatregelen maar net worden gehaald. Na 2010 blijven de plafonds gelden, maar zullen de emissies stijgen indien het beleid als gevolg van de economische groei ongewijzigd blijft. Het gevaar bestaat dat na 2010 de plafonds alsnog worden overschreden indien er geen marge wordt ingebouwd.
De NEC-plafonds kunnen enkel worden gehaald indien ook engagementen worden aangegaan waarvoor ik niet bevoegd ben, zoals het productbeleid van de federale overheid, het bijsturen van de verkeersbelasting en het doorvoeren van het mobiliteitsplan.
Uit de conclusies van de debatten over de ozonproblematiek in de zomer van 2003, toen door het extreem warme weer de ozonalarmdrempels systematisch werden overschreven, blijkt dat kortetermijnmaatregelen tijdens ozonpieken niet baten. Dit blijkt ook uit een studie van VITO uit 1998 Evaluatie van de effectiviteit van ozon-zomermaatregelen voor verbetering van de luchtkwaliteit en de vermindering van hoge ozonconcentraties in Belgi. Ik citeer uit die studie: Zomerozon kan slechts worden bestreden met behulp van structurele en langdurige maatregelen, die tevens op een grote ruimtelijke schaal worden doorgevoerd. Piekmaatregelen bij overschrijding van de drempelwaarde voor ozon hebben een negatief effect op ozon. Belangrijk is wel dat de bevolking op dit moment genformeerd wordt over de gezondheidsaspecten.
Daarom opteren we ervoor het beleid te richten op structurele maatregelen. Een langetermijnaanpak, zoals uiteengezet in het NEC-reductieprogramma, is dus wellicht de meest efficinte manier om de ozonproblematiek aan te pakken.
De NEC-plafonds kunnen enkel worden gehaald door een reductie van de emissies op alle fronten. Voor huishoudelijke emissies is productreglementering doorgaans de enige efficinte manier om reducties te realiseren. Voor verkeer is productbeleid, veelal via Europa, belangrijk, alsook het mobiliteitsbeleid.
Er kunnen ook economische instrumenten worden ingezet. Dat vereist interministerieel overleg binnen de Vlaamse Regering en met de federale overheid, wat ook in de praktijk gebeurt. Een voorbeeld hiervan is het KB dat onder meer de maximale NOx-emissies voor nieuwe branders op vloeibare brandstoffen regelt en totstandkwam door de samenwerking tussen Aminal en de federale overheidsdienst Leefmilieu.
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de minister, ik heb deze vraag gesteld omdat er enkel over ozon wordt gepraat als zich een ozonpiek voordoet, terwijl daar eigenlijk heel het jaar structureel aan moet worden gewerkt. Als het plots warm wordt, heeft het geen zin om het autorijden te verbieden, want dat heeft een averechts effect.
Ik vind het jammer dat de gevoerde communicatie steeds een soort crisiscommunicatie is. Net daarom had ik in de maand mei gevraagd naar de stand van zaken inzake het emissiereductieprogramma. Ik ben tevreden dat hier eind 2005 een grondige studie over verschijnt. We moeten deze problematiek blijven opvolgen en creatief zijn om nog een aantal structurele oplossingen te vinden.
De voorzitter: Het incident is gesloten.