Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 03/03/2005
Vraag om uitleg van mevrouw Joke Schauvliege tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de gevolgen van de uitbreiding van de veiligheidscirkels in de nieuwe Europese Seveso-richtlijn over de risicos van industrile ongevallen
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Schauvliege tot de heer Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de gevolgen van de uitbreiding van de veiligheidscirkels in de nieuwe Europese Seveso-richtlijn over de risicos van industrile ongevallen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege:Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de Seveso-richtlijn is destijds opgesteld naar aanleiding van een zwaar industrieel ongeval. Het was de bedoeling om een aantal preventiemaatregelen te nemen, aan bedrijfsinspecties te doen en meer duidelijkheid te brengen over de ruimtelijke ordening bij gevaarlijke industrile bedrijven.
De eerste richtlijn werd omgezet in Belgische wetgeving via een federale wet. Er was ook een samenwerkingsakkoord tussen de federale staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. In 2003 werd er een wijziging van de Seveso-richtlijn gepubliceerd. We wisten allemaal dat die eraan kwam, want naar aanleiding van de oorspronkelijke richtlijn waren er een aantal bijkomende studies gevraagd.
Een van de conclusies van deze studies was dat de gevarenzone rond gevaarlijke industrile bedrijven in de lidstaten enorm varieerde, namelijk van 100 meter tot 1 kilometer. Een van de gevolgen daarvan zou zijn dat er nu striktere regels worden opgelegd. Ik heb op het terrein gemerkt dat er heel eigenaardige effecten spelen. Naar aanleiding van de afbakening van het grootstedelijk gebied Gent blijkt nu plots dat een aantal woningen gelegen zijn in een dergelijke veiligheidscirkel of effectenzone. Het gevolg is dat, eens alles is vastgelegd, deze woningen zouden moeten verdwijnen.
Nu moet u weten dat de bewoning er al was en het bedrijf zich daar pas tien jaar geleden heeft gevestigd. Sindsdien is er goed nabuurschap en zijn er geen problemen geweest. Plotseling krijgen de bewoners te horen dat hun woningen daar moeten verdwijnen want dat ze te dicht zijn gelegen bij een Seveso-bedrijf.
Ik neem aan dat veiligheid vooropstaat, iedereen is het daarmee eens. Aan de andere kant is het toch eigenaardig dat een aantal bijkomende effecten spelen en plotseling een onveilige situatie zou bestaan alleen omdat een bepaald gebied binnen een grootstedelijk gebied valt. Op het terrein is er heel wat onduidelijkheid en ook studiebureaus weten niet goed waaraan zich te houden.
Mijnheer de minister, welke gevolgen heeft de aanpassing van de Europese Seveso-richtlijn? Zijn er effectief aanpassingen? Is die effectenzone uitgebreid, en welk effect zal dat hebben voor Vlaanderen?
Wat is het standpunt terzake van Aminal? Ik heb begrepen dat ze een bijkomende studie zou doen of een aantal aanbevelingen formuleren.
Als de veiligheidscirkel inderdaad moet worden uitgebreid, zal er dan worden overgegaan tot onteigening van zowel bedrijven als woningen? Ik stel me vragen over hoe dit praktisch zal worden opgelost.
Worden er eventueel andere begeleidende maatregelen terzake genomen indien dit probleem zich effectief zou stellen?
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mevrouw Schauvliege, ik zal eerst enkele algemene elementen naar voren brengen ter verduidelijking. Het is in artikel 12 van de Seveso-II-richtlijn van 9 december 1996 dat er staat dat op een langetermijnbasis voldoende afstand moet bestaan tussen Seveso bedrijven enerzijds en woongebieden anderzijds. Het is belangrijk dat de eis tot het behouden of creren van voldoende afstand geldt tot woongebieden en niet tot afzonderlijke woningen. Die kunnen immers gelegen zijn in andere dan woongebieden, bijvoorbeeld zonevreemde woningen. De doelstelling van deze eis uit de Seveso-II-richtlijn is het voeren van een ruimtelijkeordeningsbeleid dat rekening houdt met de risicos van Seveso bedrijven, zowel bij het creren en uitbreiden van industriezones waar Seveso- bedrijven terechtkunnen, als bij het creren van nieuwe woongebieden. Hiermee wordt onder meer ook het herbestemmen bedoeld van industriegebieden met historisch gegroeide woonkorrels erin. Het is belangrijk te onderstrepen dat minister Van Mechelen daar enige bevoegdheid over heeft.
De implementatie van deze eis uit artikel 12 van de Seveso-II-richtlijn is gebeurd via het decreet van 18 december 2002 tot aanvulling van het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage. Samengevat voorziet dit decreet dat in bepaalde gevallen een zogenaamd ruimtelijk veiligheidsrapport, RVR, wordt opgesteld in de ontwerpfase van een ruimtelijk uitvoeringsplan, RUP, om te vermijden dat in de toekomst potentieel gevaarlijker situaties zouden ontstaan door het verkleinen van afstanden tussen Seveso-bedrijven en woongebieden.
Wat het amendement van 16 december 2003 op de Seveso-II-richtlijn betreft, moet worden benadrukt dat het amendement op artikel 12 enkel voorziet in een systeem, onder andere via een technische databank, om de uitvoering van artikel 12 in de diverse lidstaten meer te stroomlijnen, gezien de grote verschillen die zijn vastgesteld tussen de verschillende lidstaten. Het amendement omvat geen strengere regelgeving voor de afstanden tussen woongebieden en Seveso-bedrijven. Het is absoluut niet zo dat hierdoor in Vlaanderen van vandaag op morgen de gevaarlijke zones rond Seveso-bedrijven zouden vergroten.
U vermeldt in uw vraag een herziening van de Europese leidraad voor het opstellen van een veiligheidsrapport. Mijn administratie heeft echter geen kennis van een dergelijke Europese leidraad in uitvoering van artikel 12 van de Seveso-II-richtlijn
Concreet voor de situatie van Overdam in Evergem loopt momenteel een openbaar onderzoek, namelijk van 10 januari tot 10 maart 2005, over het voorontwerp van gewestelijk RUP voor de afbakening van het grootstedelijk gebied Gent. Een zone met een twintigtal woningen, gelegen in industriegebied volgens het huidige gewestplan, ligt op zeer korte afstand van een hogedrempel-Seveso-bedrijf, namelijk aan de overzijde van de openbare weg, en wordt in dit ontwerp van RUP herbestemd tot woongebied. Ter voorbereiding van de beslissing van de Vlaamse Regering tot vaststelling van dit ontwerp van RUP werd een RVR opgemaakt, waarvan het eindrapport goedgekeurd is op 19 mei 2004.
De bevoegde dienst binnen Aminal, namelijk de cel Veiligheidsrapportering, cel VR, van de afdeling Aminabel, heeft de opmaak van dit RVR opgevolgd en beoordeeld en is van mening dat er in het voorliggend RUP inderdaad niet voldoende afstand ligt tussen het bestaande Seveso bedrijf, namelijk EOC Polymers II, en het gehucht Overdam, dat in het huidige ontwerp van RUP als woongebied herbestemd wordt. De cel VR verleende dan ook zijn akkoord met de voorstellen die zijn geformuleerd in het voorontwerp van RUP, behalve voor het knelpunt dat rijst bij de omzetting van een deel van het bestaande industriegebied Durmakker naar woongebied Overdam te Evergem.
Om dit knelpunt weg te werken werden de verschillende alternatieven op een rijtje gezet in het RVR. Er zijn twee extreme alternatieven, maar ook tussenliggende alternatieven. Het eerste extreme alternatief is Overdam niet inkleuren als woongebied en de aanwezige woningen in dit gebied laten verdwijnen zodat het bedrijf EOC Polymers II zijn activiteiten kan blijven uitvoeren. Het andere extreme alternatief is het volledige bedrijf herlokaliseren naar een ander industriegebied, waardoor Overdam als woongebied kan aangeduid blijven.
Er zijn ook een aantal tussenalternatieven mogelijk. De cel VR adviseerde uiteindelijk dat, vooraleer over het betreffende knelpunt een gefundeerde beslissing kan worden genomen, er een bijkomende studie moet worden uitgevoerd, rekening houdend met de verschillende economische, financile, veiligheids- en andere aspecten. Het knelpunt is duidelijk aangegeven in het RVR, in het eerste punt van het Algemeen Besluit, op pagina V.11 van dit rapport, dat voor het publiek ter inzage ligt en deel uitmaakt van de documenten van het openbaar onderzoek van het ontwerp van RUP.
De Vlaamse Regering volgde het advies van de cel VR in haar beslissing van 22 oktober 2004. Hierbij werd beslist dat de administratie werd gelast om een onderzoek door te voeren naar de mogelijke maatregelen om te voldoen aan de bepalingen van de Seveso-II-richtlijn voor de omgeving Overdam, inzake de veiligheid, en om deze maatregelen te kaderen binnen hun juridische, economische en ruimtelijke randvoorwaarden. Dit onderzoek, waarbij onder meer de cel Veiligheidsrapportering van Aminal is betrokken, is momenteel in uitvoering.
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de minister, ik dank u voor het duidelijk antwoord. U moet weten dat er heel wat wilde verhalen de ronde doen: het wordt voorgesteld alsof er een volledig nieuw amendement is waardoor alle veiligheidscirkels vergroten. Ik ben blij dat alles eens duidelijk op een rij wordt gezet.
Op het terrein leeft er heel wat onzekerheid. U hebt zelf gezegd dat er een bijkomende studie is gevraagd. Ik was hiervan op de hoogte, vandaar mijn vraag naar het standpunt van Aminal. Hebt u er zicht op wanneer de studie zou zijn afgerond? We zitten nu in het openbaar onderzoek. U begrijpt dat een aantal bezwaren zouden kunnen zijn ingegeven door precies een conclusie van het rapport van Aminal over het al dan niet omzetten van Overdam naar woongebied. Het zou jammer zijn dat de bijkomende studie pas afgerond zou zijn na de afsluiting van het openbaar onderzoek.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Ik begrijp dat het niet onbelangrijk is dat die studie zo snel mogelijk wordt afgerond. Ik heb geen bericht gekregen binnen welke tijdsspanne dit zou gebeuren. Ik zal erop aandringen dat het zo snel mogelijk gebeurt op basis van uw terecht argument.
Mevrouw Joke Schauvliege: Ik veronderstel dat de studie een aantal bijkomende mogelijkheden en opties zal onderzoeken. Blijkbaar bestaat er in het Antwerpse een bedrijf waar rondom een soort van veiligheidsmuur is gebouwd. Ik geloof daar zelf niet in, maar toch werd dit op de gemeenteraad verteld. Ik stel me de vraag of bij een ongeval in een chemisch bedrijf zon veiligheidsmuur de veiligheid van de omwonenden kan garanderen. Aminal zal hier beter van op de hoogte zijn dan gelijk wie.
Minister Kris Peeters: Ik zal dit nakijken. Ik heb geen weet van een muur in Antwerpen. Ik ga ervan uit dat dat rapport de nodige elementen zal aanbrengen. Ik zal het voorbeeld van Antwerpen, van een bedrijf met een muur, meegeven.
De voorzitter: Het incident is gesloten.