Commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie Vergadering van 03/02/2005
Vraag om uitleg van de heer Eloi Glorieux tot mevrouw Fientje Moerman, vice-minister- president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, over milieuvriendelijke autotechnologieën
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Glorieux tot mevrouw Moerman, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, over milieuvriendelijke autotechnologieën.
De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, het fossiele energietijdperk loopt stilaan op zijn einde. Het heeft miljoenen jaren geduurd om de fossiele voorraden in de aardkost te vormen en het zal slechts twee eeuwen duren om ze op te souperen. Daarenboven geven recente milieurapporten van onder meer de Vlaamse administratie duidelijk aan dat het versneld aanboren van de fossiele energievoorraden grote problemen veroorzaakt, niet alleen op het vlak van klimaatwijziging maar ook op dat van gezondheid, ook in Vlaanderen.
Zo stelt het recente MIRA-T-rapport bijvoorbeeld dat de gezondheidseconomische kost als gevolg van zwevende deeltjes, die vooral door het autoverkeer in Vlaanderen worden veroorzaakt, jaarlijks 1,1 miljard euro bedraagt, of 44 miljard Belgische frank. Tevens wordt daarin duidelijk gesteld dat de globale maatschappelijke kostprijs van het autoverkeer in Vlaanderen ongeveer vier keer hoger ligt dan wij nu per kilometer autoverkeer betalen.
Het autosalon op de Heizel, dat pas achter de rug is, focuste dit jaar op lichte bedrijfsvoertuigen,vrijetijdswagens en motoren. Tegelijkertijd vond in de bakermat van de automobielindustrie, met name Detroit, een groot automobielsalon plaats waar tot zowel mijn verbijstering als mijn vreugde omzeggens elke automobielconstructeur uitpakte met een hybride model. Het ging niet over prototypes, studiemodellen of showmodellen, maar daadwerkelijk over wagens die klaar zijn om op de markt te worden gebracht.
Een hybride wagen functioneert op klassieke brandstof en heeft tegelijkertijd een elektromotor die wordt opgeladen door de eerste kilometers die de wagen rijdt op de klassieke brandstof. Na een aantal kilometers wordt dan overgeschakeld op de elektromotor. Het hybride model dat Ford tentoonstelde, verbruikt tot 30 percent minder diesel of benzine, wat heel wat minder uitstoot van schadelijke stoffen voor milieu en gezondheid betekent.
De marketingspecialisten in Detroit stelden onomwonden dat de hybride autotechnologie de komende jaren de snelst groeiende markt van de automobielsector zal worden. Momenteel is de ontwikkeling van hybride wagens nog tamelijk duur. Daarom werken verschillende merken samen bij de commercialisering ervan: General Motors met DaimlerChrysler, Ford met Mazda en Toyota met Honda.
General Motors pakte in Detroit uit met een hybride versie van de Opel Astra, een model dat bij ons heel courant is. Het gaat om een combinatie van een dieselmotor en elektrische motor die specifiek voor de Europese markt is bestemd. De makers gebruiken dezelfde aandrijvingstechnologie als onder meer de stadsbussen van General Motors die ondertussen in 18 Europese steden rijden. Er wordt ook aandacht besteed aan een volgende stap, namelijk wagens op brandstofcellen. De hybride technologie zal waarschijnlijk maar een tussenstap zijn: General Motors maakt zich sterk om tegen 2016 een brandstofcelauto op de markt te zullen brengen die precies dezelfde prestaties en comfort kan bieden als de klassieke hedendaagse wagens.
In de Verenigde Staten oefenen verschillende autoriteiten van verschillende staten druk uit om versneld dergelijke nieuwe technologieën op de markt te brengen. Florida krijgt bijvoorbeeld als eerste staat acht met waterstof aangedreven stadsbussen van Ford.
In Vlaanderen, met de grote bevolkingsdichtheid, de huidige ruimtelijke ordening en het drukke wegverkeer, is er absoluut nood aan een andere invulling van de mobiliteit. Schonere technologieën zijn een belangrijke factor maar zullen niet alles oplossen: ze kunnen slechts een onderdeel van de oplossing bieden.
We beschikken in Vlaanderen over een aantal instellingen en ondernemingen die aan de wereldtop staan in de ontwikkeling van nieuwe technologieen. Ik denk aan IMEC en Vandenborre Hydrogen Systems in Westerlo, dat aan de wereldtop staat op het vlak van waterstoftechnologie. De heer Vandenborre kaart het probleem aan dat hij met potentiële klanten naar het buitenland moet reizen om een project te tonen, omdat een demonstratieproject in Vlaanderen niet bestaat. Dit is een gemiste kans, want we beschikken over de kennis om de ontwikkelingen op dat vlak te ontplooien.
In Vlaanderen zijn bovendien een heleboel belangrijke automobielconstructeurs gevestigd: Ford in Genk, Volvo in Gent, General Motors in Antwerpen en autobusconstructeur Van Hool die recent om andere redenen in het nieuws kwam.
Mevrouw de minister, welke initiatieven zult u nemen om bijvoorbeeld via innovatiesteun of andere mechanismen - die u ongetwijfeld beter kent dan ik - de auto- en autobusconstructeurs in Vlaanderen aan te moedigen om in de markt van de hybride wagens te investeren? In Detroit werd het hybride model van de Opel Astra specifiek voor de Europese markt getoond. De marketingspecialisten zeggen dat dit type wagen de snelst groeiende markt zal vertegenwoordigen in de nabije toekomst. Het zou interessant zijn mocht Opel in Vlaanderen deze hybride wagens produceren.
Op welke wijze wordt steun verleend aan de ontwikkeling in Vlaanderen van de brandstofceltechnologie? Met onder meer Vandenborre Hydrogen Systems beschikt Vlaanderen over een zeer vooraanstaand bedrijf op dit vlak, dat bij gebrek aan ontwikkelingskansen en aan technologie zelf in Vlaanderen echter in de problemen komt en in het buitenland moet gaan kijken.
De voorzitter: Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder: Mevrouw de minister, ik ken de technologie van de hybride wagens niet, maar de vraag kan worden gesteld of ze budgettair haalbaar is. U zult hier waarschijnlijk niet onmiddellijk op kunnen antwoorden. Is de kostprijs ervan in vergelijking met de klassieke brandstofmodellen van die aard dat de technologie kan overleven louter door het marktprincipe van vraag en aanbod, of kan ze slechts overleven door enorme subsidiëring van de overheid?
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mevrouw de minister, u weet dat de heer Vandenborre geen onbekende is in de sector. Er is in Vlaanderen geëxperimenteerd met waterstoftechnologie, ik meen via de administratie Economie. Er bestaan een aantal buitenlandse voorbeelden, zij het experimentele, vooral in het openbaar vervoer, waar op waterstof wordt gereden. De firma Van Hool heeft al lang geëxperimenteerd met hybride bussen.
De vraag is natuurlijk of deze technologie betaalbaar is. Het is niet zo dat er in het verleden geen initiatieven zijn genomen. De Vlaamse overheid moet evalueren wat tot nu toe is gebeurd op dat vlak. Er is ooit zelfs een proef gedaan op het oud vliegveld van Malle met een waterstofbus. Daar bleek dat de bus zoveel gewicht moest meenemen door het samendrukken van de waterstof, dat deze technologie economisch niet haalbaar is. De hybride autobus is ook uitgetest, waarbij er een combinatie was van elektriciteit en diesel voor de aandrijving: in de stad wordt op elektriciteit gereden en daarbuiten op diesel. Van Hool heeft hierrond een aantal experimenten gedaan, de techniek is dus niet helemaal nieuw.
De voorzitter: Minister Moerman heeft het woord.
Minister Fientje Moerman: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik wil eerst wijzen op de initiatieven die reeds in het verleden zijn genomen. Het is precies een jaar en een dag geleden dat er in ons land een grote conferentie werd georganiseerd over clean technologies met alle actoren. Daaruit zijn een aantal zaken voortgekomen. Naast de bewustwording werden vorig jaar een aantal fiscale initiatieven ingeschreven in de federale wetgeving waarbij er een reductie is op de kostprijs van hybride voertuigen die een zeer lage CO2-uitstoot halen. Ik had die conferentie zelf georganiseerd, maar dit tussen haakjes.
Een hybride wagen bestaat al en wordt al meer dan een jaar in ons land verkocht. Ik zal het merk niet noemen omdat collega-ministers daar in het verleden al last mee hebben gehad, maar op mijn vorige federale kabinet was er zo'n kabinetswagen. De wagen rijdt op een combinatie van benzine en elektriciteit. Onder de motorkap zit een computer die automatisch overschakelt van de ene aandrijfbron op de andere. Ik heb de auto zelf getest en de prestaties zijn zeker vergelijkbaar met die van een andere wagen. Er rijzen ook geen problemen meer op het vlak van autonomie en dergelijke.
Door de incentives van de overheid wordt de meerprijs van dergelijke wagens gecompenseerd. België was trouwens een van de laatste landen uit de EU om dergelijk systeem van incentives in te voeren. De autoassemblage is erg belangrijk voor tewerkstelling in Vlaanderen. Als we willen dat na de afwerking van de huidige investeringsprogramma's er ook nieuwe modellen naar hier komen, dan moeten we een fiscaal gunstig klimaat creëren en voor goede randvoorwaarden zorgen.
De autoconstructeurs in Vlaanderen, zoals Ford en General Motors, hebben geen O&O-centra in Vlaanderen, maar louter productiecentra. Dit houdt in dat het Vlaams beleid inzake Wetenschappen en Innovatie geen directe impact heeft op de O&O-strategieën van deze automerken. Autobusconstructeur Van Hool heeft daarentegen wel een O&O-centrum in Vlaanderen. Van Hool is bovendien druk bezig met het ontwikkelen van een hybride bus en geniet hiervoor O&O-bedrijfssteun van het IWT. Elk bedrijf met valorisatiemogelijkheden in Vlaanderen dat in deze technologie ontwikkelingen wil uitvoeren, kan trouwens dergelijke steun aanvragen bij het IWT.
Naast hefbomen die de innovatie in dit domein beogen, beschikt Vlaanderen sinds kort over een nieuw instrument waarmee het de O&O-strategieen van ontwikkelaars van motoren kan beïnvloeden. Om investeringen in Vlaanderen in de richting van een duurzame ontwikkeling te stimuleren en de ondernemingen aan te moedigen een bijdrage te leveren aan het Kyoto- engagement, heeft de Vlaamse Regering de ecologiepremie in het leven geroepen. Op 1 oktober 2004 besliste de Vlaamse Regering dat de extra investeringskosten voor brandstofcellen in hybride wagens voor 100 percent in aanmerking kunnen worden genomen voor de ecologiepremie, technologie nummer 553. Het steunpercentage bedraagt 35 percent voor kleine en middelgrote ondernemingen en 25 percent voor grote ondernemingen. Deze percentages worden verhoogd met respectievelijk 1,5 percent, 3 en 5 percent indien de onderneming bovendien in het bezit is van een milieuchartercertificaat, een ISO 14001- of een EMAS-certificaat. De ecologiepremie kan ook worden aangevraagd via de webstek www.vlaanderen.be/ecologiepremie.
Wat het onderzoek naar brandstofcellen betreft, hebben Vlaanderen in het algemeen en IWT in het bijzonder de ontwikkelingen op het vlak van waterstofenergie en brandstofcellen bij de VITO goed ondersteund, onder meer via het VLIET-programma. VLIET staat voor Vlaams Impulsprogramma voor Energietechnologie. Naast het VLIET programma werden in de jaren tachtig en negentig diverse projecten gesteund in het domein van de brandstofceltechnologie en de toepassing ervan in hybride toestellen.
De opgebouwde competentie is bij de VITO nog steeds aanwezig en kan worden ingezet in Vlaamse bedrijven. Via het Vlaams Innovatiesamenwerkingsverband 'Brandstofcellen' dat door het IWT wordt gesteund, wordt de kennis met betrekking tot brandstofcellen en hun toepassing verzameld en ter beschikking gesteld van de Vlaamse bedrijven.
Hybride voertuigen vormen ook binnen Flanders' DRIVE, het clusterproject ter ondersteuning van de toelevering aan de automobielsector, een belangrijk thema. Dat blijkt onder meer uit het clusterproject over hybride voertuigen waarin verschillende systemen en subsystemen zijn onderzocht. Op 28 oktober 2004 werd op een studiedag de verzamelde kennis ter beschikking gesteld van de Vlaamse bedrijven. Dat gebeurt ook via een website. Flanders' DRIVE spant zich in om de resultaten nog meer te verspreiden.
Hybride aandrijving is ook een van de punten die aan bod komen in de werkgroep 'Innovatie Voertuigenindustrie' binnen de task force 'Voertuigindustrie', die ik op 18 oktober 2004 heb opgericht. Binnen deze task force worden de belangrijkste aandachtspunten in thematische werkgroepen onderzocht en besproken, zodat op zeer korte termijn resultaat kan worden geboekt bij het bepalen van een optimaal flankerend beleid. Bij dat overleg worden, naast bedrijven uit de sector en Agoria Vlaanderen, ook de bevoegde ministers van de Vlaamse Regering en die van de federale regering betrokken. Afhankelijk van het thema worden voor bepaalde werkgroepen ook de vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties en instanties zoals het IWT, Flanders' DRIVE, het Vlaams Instituut voor de Logistiek en dergelijke uitgenodigd. Het globale project staat onder voorzitterschap van de heer Eddy Geysen, ex-CEO uit de automobielsector en voorzitter van Agoria Automotive.
Ter illustratie vermeld ik ook nog de andere thema's en domeinen die binnen de werkgroep 'Innovatie Voertuigenindustrie' aan bod komen: procesinnovatie; productinnovatie; samenwerking OEM-toeleverancier; kennisopbouw rond nieuwe technologieën; innovatie van de organisatie; strategieontwikkeling voor een sector die bedreigd is; onderwijs en opleiding; toekomstverkenning of 'Factory of the future'; omkadering bij de introductie van nieuwe modellen en technologieën en stimuli voor gebruik van 'Vlaamse' voertuigen.
De voorzitter: De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux: Ik dank de minister voor haar antwoord. We moeten goed nadenken over de economische ontwikkelingen in Vlaanderen. Ik ben ervan overtuigd dat we nu moeten beslissen om onze economie in duurzame zin bij te sturen, zo niet zullen we binnen enkele jaren zelf worden bijgestuurd. Ofwel maken we zelf een concrete keuze, ofwel zullen we binnenkort alles gewoon ondergaan. De minister verwijst naar de Toyota Prius, zonder het model bij naam te noemen.
Minister Fientje Moerman: U vergist zich: ik had het over een hybride terreinwagen die in de VS zal worden voorgesteld of er al is voorgesteld. Het is een wagen van een merk dat ik niet bij naam zal noemen.
De heer Eloi Gorieux: Elke nieuwe technologie heeft tijd nodig om ingang te vinden. Op 10 jaar tijd zijn pc's op technisch vlak enorm geëvolueerd. Die te verwachten ontwikkeling heeft ons er toen niet van weerhouden om massaal pc's te kopen. Die massale commercialisering heeft ervoor gezorgd dat een technologische ontwikkeling mogelijk werd. Die evolutie gaat razendsnel.
Natuurlijk moet men met de kostprijs rekening houden. In het MIRA-T-rapport staat duidelijk dat de kostprijs van ons autoverkeer vier keer lager is dan de totale maatschappelijke kost die dat autoverkeer genereert. Dat zijn dan onder meer gezondheidseconomische kosten. Als we al die externe kosten daadwerkelijk internaliseren, is er helemaal geen sprake van een onverantwoord hoge kostprijs voor hybride wagens. Integendeel, op termijn is de enige realistische optie zo snel mogelijk over te schakelen op die technologieën, in plaats van nog langer de kop in het zand te steken.
De voorzitter: Minister Moerman heeft het woord.
Minister Fientje Moerman: Mijnheer Glorieux, ik meen dat u noch ons land noch onze regio ervan kunt beschuldigen de kop in het zand te steken, getuige wat er nu allemaal gebeurt.
U zegt dat de hybride wagens het neusje van de zalm zijn. Een van de conclusies van vorig jaar was echter dat we de komende decennia nog altijd diverse aandrijvingswijzen en vormen van brandstof naast elkaar zullen zien bestaan. Het is trouwens een van de uitdagingen om in dat licht de bevoorrading te organiseren. Het klopt dus niet dat hieruit nu één technologie zal voortspruiten, die dan dé technologie zal worden. Ook de klassieke brandstofwagens van vandaag zullen de volgende decennia bestaan naast die nieuwe vormen.
Als we de milieuvriendelijkheid onderzoeken, dan moeten we dat steeds doen 'from well to wheels'. Die cyclus moeten we bekijken. Waterstof blijkt dan een aantal handicaps te hebben. Ik ben geen ingenieur, maar een van de mogelijkheden om die impact te verminderen bestaat erin windenergie te gebruiken bij het produceren van waterstof. Windenergie kunnen we immers niet opslaan voor elektriciteit, maar waterstof kunnen we wel opslaan. Dit opent misschien nieuwe perspectieven.
Dit is een sector in volle mutatie, dat zullen we ook de komende jaren blijven zien. Het is de taak van de Vlaamse overheid om, vanuit de bevoegdheden inzake innovatie, onderzoek en ontwikkeling, maar ook die inzake economie, een goed klimaat te scheppen voor de sector. Die sector zorgt immers voor veel tewerkstelling. We moeten er ook voor zorgen dat die knowhow en die nieuwe ontwikkelingen ook in Vlaanderen worden doorgegeven en gesteund, onder meer door het IWT en de andere mogelijke instrumenten die Vlaanderen ter beschikking heeft.
De voorzitter: Het incident is gesloten.