Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden en Internationale Samenwerking
Vergadering van 01/04/2014
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Na lezing van de maandelijks gepubliceerde verslagen van de Vlaamse Regering over de verstrekte en geweigerde vergunningen voor wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie, viel me op dat er sinds eind 2012 geen enkele vergunning meer werd uitgereikt voor catch-allproducten, terwijl er de jaren daarvoor wel redelijk wat waren. Uit studiewerk van het Vlaams Vredesinstituut blijkt dat vergunningen voor catch-allproducten ongeveer 40 procent van het totale aantal vergunningen uitmaakten. Deze opvallende vaststelling is uiteraard grotendeels te verklaren door het nieuwe Wapenhandeldecreet.
Daarover werd trouwens volgende bepaling opgenomen in het laatste jaarlijks verslag, van 2012: Een laatste aspect dat in het achterhoofd moet worden gehouden bij het lezen en vooral bij de analyse van de halfjaarlijkse en jaarcijfers, is dat een reeks overbrengingen binnen de Europese Unie en uitvoeren naar derde landen volgens het nieuwe Wapenhandeldecreet niet meer vergunningsplichtig zijn. Binnen de Europese Unie is er immers geen catch-allbepaling meer en voor uitvoeren naar derde landen is deze grondig hertekend. Dat maakt dat de cijfers van het eerste halfjaar zeer moeilijk tot onmogelijk te vergelijken zijn met de cijfers van het tweede halfjaar en dat analyses van de jaarcijfers ten opzichte van voorgaande jaren helaas hetzelfde lot beschoren zijn.
En verder: De goederen vermeld onder categorie 24 en 25 vielen in België onder vergunning door de toepassing van de zogenaamde catch-allclausule. ( ) Dit artikel, eerder bekend als de zogenaamde catch-allclausule, stelde dat andere uitrustingen en ander materieel, bestemd voor het ondersteunen van militaire acties onder het vergunningsstelsel van de Belgische wetgeving ter zake vallen. Deze bijkomende categorieën zijn sinds de inwerkingtreding van het Wapenhandeldecreet echter niet meer in gebruik voor transacties binnen de Europese Unie en moeten worden herbekeken voor transacties buiten de Europese Unie. In het decreet werd de catch-allclausule immers toegespitst op de aard van de goederen zelf en niet op de defensiegerelateerde aard van de bestemmeling of eindgebruiker. In het decreet wordt als vergunningsplichtig ander voor militair gebruik dienstig materiaal omschreven: goederen die alleen of in combinatie met elkaar of andere goederen, substanties of organismen ernstige schade kunnen toebrengen aan personen of goederen en die als middel tot geweldpleging kunnen worden ingezet in een gewapend conflict of een soortgelijke situatie van geweld.
Minister-president, toch is het mij niet helemaal duidelijk hoe er door uw diensten nu precies wordt omgegaan met die catch-allproducten en de al dan niet vergunningsplichtigheid. Hoe verklaart u de totale verdwijningtruc van vergunningen voor catch-allproducten? Hoe wordt het begrip catch-all vandaag precies geïnterpreteerd door uw diensten? Werd er inderdaad gehercategoriseerd? Zo ja, welke voorheen catch-allproducten vallen nu onder welke categorieën en welke criteria worden daarbij gehanteerd of welke afwegingen worden daarbij gemaakt? Hoe evalueert u zelf deze nieuwe invulling van catch-all? Lopen we niet het gevaar dat er zaken door de mazen van het net glippen? Denkt u eventueel aan bijsturingen op dat vlak?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : In januari 2014 werd voor het eerst sinds de inwerkingtreding van het Wapenhandeldecreet een goed onder catch-all geplaatst. Sinds de inwerkingtreding van het Wapenhandeldecreet werden er bovendien verschillende schriftelijke bevestigingen verleend dat goederen niet onder de catch-allbepaling vallen. Zoals u reeds zelf hebt aangegeven, wijkt de catch-allcontrole in het Wapenhandeldecreet op twee vlakken af van de catch-allcontrole in het KB van 8 maart 1993. Ten eerste voorziet het Wapenhandeldecreet enkel nog in catch-allcontrole bij uit- en doorvoer naar een land buiten de EU, conform EU-richtlijn 2009/43. Het Wapenhandeldecreet voorziet ten tweede in een catch-allcontrole bij uit- en doorvoer onder de alomvattende term ander voor militair gebruik dienstig materiaal. Dit werd in het Wapenhandeldecreet gedefinieerd als goederen die alleen of in combinatie met elkaar of andere goederen, substanties of organismen ernstige schade kunnen toebrengen aan personen of goederen en die als middel tot geweldpleging kunnen worden ingezet in een gewapend conflict of een soortgelijke situatie van geweld.
De definitie van deze term laat de vergunningsplicht exclusief afhangen van de aard en het mogelijk gebruik van de goederen en niet langer van de hoedanigheid van de eindgebruiker zoals het geval was met de catch-allbepaling van het KB van 8 maart 1993. Collegas, zoals u weet, hebben we ons voor de catch-allbepaling in het Wapenhandeldecreet gebaseerd op de Duitse regelgeving.
Met het oog op de toepassing van de catch-allbepaling van het Wapenhandeldecreet werd al tijdens de bespreking van het voorontwerp van het Wapenhandeldecreet de afspraak gemaakt dat de administratie een richtlijn voor de interpretatie van de catch-allbepaling zou opstellen en publiek maken. Mijnheer Roegiers, ik denk dat u daar toen ook op hebt aangedrongen.
Die interpretatierichtlijn is terug te vinden op de website van de dienst Controle Strategische Goederen en moet de betrokkenen toelaten om na te gaan of bepaalde producten al dan niet onder de catch-allbepaling van het Wapenhandeldecreet vallen. De interpretatierichtlijn zet de definitie van ander voor militair gebruik dienstig materiaal om in een vragenlijst die de definitie in de praktijk toepasbaar maakt. De gebruikte begrippen, parameters en de toelichting daarbij zijn deels gebaseerd op gelijkaardige definities en parameters in de dual-useverordening 428/2009 en ook het Wapenhandelbesluit. De interpretatierichtlijn moet garanderen dat de catch-allbepaling op een consequente en transparante manier wordt toegepast.
In het decreet zelf werd met een schriftelijke bevestiging in de mogelijkheid voor bedrijven voorzien om een bindende ruling te vragen of hun goederen al dan niet onder de toepassing van de catch-allbepaling vallen. In de outreach van de administratie over het Wapenhandeldecreet en in bilaterale contacten met bedrijven werd telkens de nadruk gelegd op de catch-allbepaling, de interpretatierichtlijn en ook de schriftelijke bevestiging.
De catch-allbepaling is in de praktijk dan ook allerminst dode letter gebleven, laat staan verdwenen. Er zijn verschillende schriftelijke bevestigingen aangevraagd die allen, met uitzondering van het dossier van januari 2014, inhouden dat een goed niet vergunningsplichtig is, bijvoorbeeld luchthavenverlichting die onder het KB van 1993 vergunningsplichtig was, maar onder het Wapenhandeldecreet niet. Wel is het belangrijk te noteren dat deze bepaling een technische evaluatie inhoudt van de betrokken goederen tegen de betrokken juridische bepaling, aan de hand van de interpretatierichtlijn waarnaar ik daarnet heb verwezen.
U vroeg vervolgens wat er is geherdefinieerd of in een andere categorie ondergebracht. Bij de inwerkingtreding van de bepaling van het Wapenhandeldecreet werd de nieuwe catch-allcontrole van het Wapenhandeldecreet uitgebreid toegelicht, zowel in de algemene outreach over het Wapenhandeldecreet als in de bilaterale contacten met de aanvragers van een catch-allvergunning onder het oude regime van de wet van 5 augustus 1991 en het KB van 8 maart 1993. Aan de betrokken bedrijven werd het verzoek gericht om, op basis van de interpretatierichtlijn over de toepassing van de catch-allbepaling, intern de mogelijke toepasbaarheid op hun producten na te gaan. Deze bedrijven werden ook aangemoedigd om voor de producten in kwestie de vermelde schriftelijke bevestiging bij de dienst Controle Strategische Goederen aan te vragen. Op die manier kon er zekerheid worden verworven over de vraag of er in de voorkomende gevallen een schriftelijke bevestiging kon worden verkregen, dan wel of de vergunningsplicht van toepassing was, hetzij onder de definitie van ander voor militair gebruik dienstig materiaal, hetzij als militair goed.
In het licht van uw vraag moet ook nog worden opgemerkt dat bepaalde goederen na deze evaluatie inderdaad werden ondergebracht bij 1 van de 22 categorieën van de Europese militaire lijst. Een voorbeeld is dat van onderdelen waarvan tijdens een dergelijke evaluatie werd vastgesteld dat ze voldeden aan de omschrijving specifiek ontworpen onderdelen. Het ging daarbij telkens om goederen die onder de federale regelgeving in ieder geval vergunningsplichtig waren op basis van de catch-allbepaling, en die derhalve toen in de rapportage werden aangemerkt onder een van de toepasselijke generieke categorieën die de Europese militaire lijst aanvulden.
Dan was er uw vraag over de evaluatie. Ik wil nog even verwijzen naar de memorie van toelichting bij het Wapenhandeldecreet, omdat daarin duidelijk is gemaakt waarom in dat decreet wordt gekozen voor de huidige catch-allbepaling en de huidige definitie van ander voor militair gebruik dienstig materiaal. Die definitie werd breed gedragen, zowel door de decreetgever als door de stakeholders, en had, zoals ik ook al heb gezegd, uitdrukkelijk de bedoeling dat de controle zuiver zou worden gericht op goederen met een aard en mogelijk gebruik zoals beschreven in de definitie. Er werd daarbij gekozen voor een catch-allbepaling in de vorm van een geobjectiveerde technische analyse. De elementen van de definitie werden met het oog op die objectieve technische analyse beschreven in de interpretatierichtlijn.
Nogmaals, ik verwijs naar de evaluatie en dergelijke, maar op dit moment zie ik geen elementen om de catch-allbepaling van het Wapenhandeldecreet bij te sturen. Ik ga er echter van uit dat dit ook een element kan zijn van de discussie in een volgende zittingsperiode. Bij het begin van deze vergadering werd daar ook naar verwezen.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Minister-president, het belangrijkste is dat u bereid bent om een grondige evaluatie van het decreet te maken. Dat hebt u aan het begin van deze namiddag al gezegd, en dat hebt u nu ook herhaald.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Denkt u dat het opportuun of nuttig is voor de transparantie dat het feit dat er schriftelijke bevestigingen zijn, mee wordt opgenomen in de halfjaarlijkse verslagen of jaarverslagen? Voor de transparantie lijkt het me belangrijk dat het parlement kennis heeft van het feit dat er zon schriftelijke bevestigingen of verklaringen zijn.
Minister-president Kris Peeters : Ik heb er op zich geen probleem mee om daar rekening mee te houden wanneer daar in deze commissie vraag naar is.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.