Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vergadering van 12/03/2014
Vraag om uitleg van mevrouw Patricia De Waele tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de brief van de minister-president aan de paardensportliefhebbers in verband met zijn intentie om geen uitvoering te geven aan artikel 40, 11°, van het decreet betreffende het landbouw- en visserijbeleid
- 1108 (2013-2014)
De voorzitter : Mevrouw De Waele heeft het woord.
Mevrouw Patricia De Waele : Voorzitter, minister-president, collegas, mijn vraag om uitleg gaat over de opvolging van het decreet dat net voor de zomer is goedgekeurd. Op 19 juni 2013 keurde de plenaire vergadering het ontwerp van decreet betreffende het landbouw- en visserijbeleid goed. In dit decreet wordt in artikel 40, elfde lid, gesteld dat maximaal 20 procent van de prijzen of winsten uit wedstrijden met paardachtigen zou worden bestemd voor het behoud, de ontwikkeling en de verbetering van de fokkerij van paardachtigen, alsook voor de opvang van oude en verwaarloosde paarden. De collegas die zich dit herinneren, weten dat die laatste zin erbij is gekomen door een amendement, en daar gaat het precies over.
De aandacht voor het dierenwelzijn is van zeer groot belang, daar bestaat geen twijfel over. Aandacht voor oude en verwaarloosde paarden is eveneens belangrijk, maar de vraag rijst of het artikel 40, elfde lid, uit het decreet betreffende het landbouw- en visserijbeleid daar het juiste instrument voor is. Met het bewuste artikel 40, elfde lid, wordt immers de hele paardensector, die op een of andere manier wedstrijden organiseert, gevat. Met verwaarloosde paarden kan men echter niet deelnemen aan wedstrijden. Het bestraffen en remediëren van verwaarlozing van paarden wordt bijgevolg verhaald op degenen die goed zorgen voor hun paarden, terwijl diegenen die de paarden daadwerkelijk verwaarlozen, vrijuit gaan. Zij die dus wel de moeite doen om nog te investeren in en zorg te dragen voor hun paarden, zouden extra worden belast.
Naar aanleiding van de goedkeuring van het decreet is er in de sportsector heel wat beroering ontstaan, enerzijds omdat over het artikel vooraf niet werd overlegd, anderzijds omdat degenen die verwaarlozen, vrijuit gaan. Evenzeer moeten we onder ogen durven te zien dat het, wegens de crisis die in bepaalde wedstrijddisciplines heerst, zeer moeilijk is om het hoofd boven water te houden. Een extra prijsafroming van maximaal 20 procent zal voor veel liefhebbers de aanleiding zijn om uiteindelijk te stoppen.
Minister-president, naar aanleiding van de ongerustheid bij de paardensportliefhebbers hebt u de paardensector aangeschreven. Het is ongewoon dat u naar aanleiding van het goedkeuren van uw decreet op individuele basis een brief schrijft. Het is daarenboven verbazend dat u in uw brief te kennen geeft dat het niet mijn intentie is om uitvoering te geven aan bovenvermelde maatregel, vervat in artikel 40, elfde lid, van het voormelde decreet.
Minister-president, ik kon kennis nemen van uw brief, en stel me de volgende vragen. Welk signaal hebt u hiermee aan de paardensportsector willen geven? Hoe valt uw brief te interpreteren? Wil dat zeggen dat u een beslissing van het Vlaams Parlement naast u zult neerleggen? Bent u toch nog van plan om een afroming te doen van het prijzengeld, maar wilt u dat eerst met de sector aftoetsen? Waarom is er dan nog steeds geen overleg geweest met de sector?
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, minister-president, collegas, uiteraard was ik aanwezig bij de bespreking van het ontwerp van decreet. Ik herinner me die bespreking heel goed, en ook het amendement dat is goedgekeurd. Dat gebeurde, als ik me niet vergis, nagenoeg unaniem, door de genuanceerdheid van het artikel en van het amendement.
Mevrouw De Waele, u hebt punt 11 correct geciteerd: maximaal 20 procent enzovoort. Maar u hebt geen melding gemaakt van de eerste zin van het artikel. Die zegt: De Vlaamse Regering kan de fokkerij organiseren. Er staat kan, en niet zal. Dat betekent dat het geen juridische verplichting is, maar een mogelijkheid. We hebben daar toen een uitvoerig debat over gehouden.
Enkele weken daarna was er een actuele vraag over hetzelfde onderwerp in de plenaire vergadering. Minister-president, u hebt daar toen heel uitdrukkelijk uw genuanceerd standpunt weergegeven, dat perfect aansloot bij de interpretatie van de meerderheid in de commissie. Vandaar dat ik persoonlijk maar wie ben ik? de commotie die men probeert op te roepen rond dit artikel, iets minder goed begrijp. Minister-president, misschien kunt u meer klaarheid brengen.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, iedere dag opnieuw doe ik dat.
Mevrouw De Waele, het is voor mij niet duidelijk of u nu voor of tegen het gebruik van artikel 40, elfde lid, bent. Doe ik het of niet?
Mevrouw Patricia De Waele : Minister-president, ik denk dat ik hier de vragen stel.
Minister-president Kris Peeters : Ja, dat is evident, maar een minister mag toch ook even duiding vragen bij wat de mening is van een eminent parlementslid? Maar goed, u hoeft er niet op te antwoorden als u dat liever niet doet. Het was voor mij niet heel duidelijk. U hebt zich heel kritisch uitgesproken toen we het daarover hadden. Ik herinner me het nog heel goed. Ik heb toen ook een aantal antwoorden gegeven, maar ik had bij het voorbereiden van uw vraag begrepen dat u nu toch aan mij vraagt om het in werking te zetten. Goed, als u daar niet op wilt antwoorden, is er geen enkel probleem. Ik was een beetje in verwarring over uw standpunt vandaag.
De voorzitter en u hebben het artikel 40, ten elfde, geciteerd: de Vlaamse Regering kan de fokkerij organiseren door maximaal 20 procent van de prijzen of winsten uit wedstrijden met paardachtigen te bestemmen voor het behoud enzovoort. U weet ook dat de verwijzing naar de opvang van oude en verwaarloosde paarden in punt 11 toegevoegd is aan een amendement. U hebt het zelf aangegeven. Ik denk dat het een amendement van Groen was. De commissie is gevolgd en het amendement heeft brede instemming gekregen. Het decreet voorzag oorspronkelijk al in de mogelijkheid om 20 procent van de winsten van de wedstrijden af te houden voor de verbetering van de paardenfokkerij. Het Vlaams Parlement heeft de mogelijkheid ik onderstreep het nogmaals om een deel van die gelden er is dus geen sprake van een bijkomende 20 procent ook voor paardenverwaarlozing te gebruiken. Het gaat om een mogelijkheid die de Vlaamse Regering wordt geboden om dit bij uitvoeringsbesluit te regelen. De wetgever heeft dus in grote wijsheid beslist om de Vlaamse Regering die mogelijkheid te geven. Het Vlaams Parlement heeft niet de intentie gehad de Vlaamse Regering te verplichten dit effectief te regelen. Het was een grote wijsheid om die 20 procent uit te breiden.
Ik heb de paardensector willen geruststellen, gelet op de animositeit die met betrekking tot artikel 40, ten elfde, van het decreet was ontstaan. U weet dat de paardensector mij na aan het hart ligt. Ik heb erop willen wijzen dat artikel 40, ten elfde, de Vlaamse Regering slechts de mogelijkheid biedt de afroming van de winsten ook voor de opvang van oude en verwaarloosde paarden te bestemmen en dat er zonder draagvlak en overleg geen gebruik zou worden gemaakt van de mogelijkheid uit artikel 40, ten elfde. Dit is dus heel duidelijk. Voorzitter, als ik me niet vergis, heb ik dit ook bij de bespreking onderstreept. Sommigen creëren daar wat animositeit rond, stoken kleine brandjes die ik na gisteren nog met een grotere deskundigheid kan blussen, maar dat is een andere discussie. Zonder draagvlak en overleg wordt er dus geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid in artikel 40, ten elfde.
Ik leg dus geen beslissing van het Vlaams Parlement naast mij neer, aangezien het Vlaams Parlement de Vlaamse Regering niet heeft verplicht om reglementair op te treden. Als er het woord kan staat, geeft men de mogelijkheid. Ik leg het dus absoluut niet naast mij neer, sterker nog, door de goedkeuring van het amendement is het uitdrukkelijk bepaald.
Uit de animositeit binnen de sector bleek dat er geen draagvlak was om hier nu al uitvoering aan te geven. Ik zal deze legislatuur, die op haar laatste benen loopt, dan ook geen initiatief meer nemen om hier uitvoering aan te geven.
Voorzitter, ik denk dat ik niet duidelijker kan zijn. Ik hoop dat mevrouw De Waele zeer enthousiast is nu ze mijn antwoorden kent.
De voorzitter : Mevrouw De Waele heeft het woord.
Mevrouw Patricia De Waele : Minister-president, ik dank u voor uw antwoord.
Ik heb een aantal heel mooie woorden gehoord, zoals dat er in het decreet een grote wijsheid aan de dag is gelegd om net een mogelijkheid te creëren. Minister-president, ik weet niet of het een grote wijsheid is om geen verplichting op te leggen. Ik vind het een vorm van overreglementering. Als men een decreet maakt dat zo vrijblijvend is, dan noem ik dat aan overreglementering doen en vooral ervoor zorgen dat men onzekerheid creëert in de sector. U mag dan nog van oordeel zijn dat u niet de intentie hebt om het toe te passen, maar de legislatuur loopt ten einde. Als er een andere regering aantreedt na de verkiezingen die andere intenties heeft, dan is de sector wel gevat.
Minister-president, u kunt er meewarig over doen, wat jammer is er heerst onzekerheid over wat er gaat gebeuren. Er bestaat immers zoiets als het decreet dat is goedgekeurd.
Minister-president, u weet dat voor de paardensportsector de programmas al moeten worden gemaakt en dat men in Oostende acht tot tien koersdagen zal hebben voor draf- en galoprennen.
Minister-president, ik weet uit goede bron dat er tot nu toe geen overleg over dit artikel is gepleegd. U hebt hier nu wel verklaard dat u geen verdere initiatieven zult nemen en dat er geen prijsafroming zal komen, maar lijkt het u niet aangewezen de sector voor de korte termijn die u nog rest, duidelijkheid te verschaffen? Is het niet aangewezen de sector te laten weten dat er zeker dit jaar, nu u de beslissingen nog kunt nemen, geen verdere prijsafromingen zullen komen?
De heer Jos De Meyer : Mevrouw De Waele, ik herinner me niet of u tijdens de besprekingen van het decreet aanwezig was. Indien u de volledige besprekingen hebt bijgewoond, zult u zich zeker herinneren dat de meerderheid dit amendement onder meer mee heeft gesteund omdat het een Europese verplichting betreft. Volgens die verplichting mag maximaal 20 procent worden afgeroomd. Door deze formulering van het artikel voeren we een Europese verplichting uit waar u niets anders achter hoeft te zoeken. Ik wilde u hier toch even aan herinneren.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Mevrouw De Waele, er is wel degelijk overleg geweest. In de brief die u daarnet hebt aangehaald, heb ik zelfs uitdrukkelijk vermeld dat mijn kabinet en de belangrijkste vertegenwoordigers van de paardensector in Vlaanderen overleg hebben gepleegd.
De voorzitter heeft gelijk. De mogelijkheid om 20 procent van de wedstrijdgelden af te romen, is niet nieuw. Die Europese richtlijn dateert van 1990 en voorziet in de mogelijkheid maximaal 20 procent van het prijzengeld voor het behoud, de ontwikkeling en de verbetering van de paardenfokkerij aan te wenden. Ik snap de commotie dan ook niet goed.
Op basis van de Europese richtlijn konden we al 20 procent afromen. Het enige wat de decreetgever in grote wijsheid heeft willen toevoegen, is de mogelijkheid het geld na de invoering van een afroming met 20 procent voor verwaarloosde paarden te gebruiken. Dit is een verbreding van de mogelijke aanwending.
Ik stel hier in alle duidelijkheid dat de decreetgever een bestaande mogelijkheid heeft uitgebreid. Die mogelijkheid bestaat nu nog en kan voor het aspect van de verwaarlozing worden gebruikt. Ik weet dan ook niet wat de mensen bezielt die tot de animositeit bijdragen.
Het is mogelijk dat dit, hopelijk na overleg, in de loop van de volgende legislatuur zal worden ingevoerd. Mijn voorgangers hadden echter ook de wijsheid niet tot de invoering over te gaan. De decreetgever, waar u deel van uitmaakt, is zeer wijs. Indien mijn opvolger dit zonder overleg zou invoeren, zal het Vlaams Parlement dit dossier allicht op tafel leggen. Indien ik tijdens de volgende legislatuur nog bevoegd zou zijn, zal ik dit in elk geval enkel doen indien er een draagvlak is, indien overleg is gepleegd en indien heel de sector hierachter kan staan. Dat mag een geruststelling zijn. Het is uiteraard afhankelijk van de vraag hoeveel mensen hierachter staan. Indien ik die bevoegdheid opnieuw zou krijgen, kunt u gerust zijn.
De voorzitter : Mevrouw De Waele heeft het woord.
Mevrouw Patricia De Waele : Minister-president, dat is een mooie verkiezingsafsluiter. We zullen hier zeker rekening mee houden. Ik noteer dat u de meerwaarde van een overleg niet inziet.
Minister-president Kris Peeters : Er is overleg geweest.
Mevrouw Patricia De Waele : Er is geen overleg gepleegd op het ogenblik van de stemming. Het overleg heeft plaatsgevonden na de stemming, toen het kalf al verdronken was.
Minister-president Kris Peeters : Mevrouw De Waele, u bent stokebrand aan het spelen.
Mevrouw Patricia De Waele : Minister-president, ik ben geen stokebrand. Ik voer hier gewoonweg het woord voor een ongeruste sector. Ik wil de sector duidelijkheid bieden. Ik noteer alvast dat er dit jaar geen afroming van de prijzen zal komen. U wilt echter in elk geval geen initiatief nemen om in het decreet zelf voor meer duidelijkheid te zorgen.
Minister-president Kris Peeters : Mevrouw De Waele, dat is niet juist. U moet correct blijven. Er is een brief geschreven.
De voorzitter : Minister-president, u hebt eigenlijk het woord niet. De mensen zullen in het verslag kunnen nalezen wat mevrouw De Waele en u hebben gezegd.
Mevrouw De Waele, uw spreektijd voor de repliek is ook op.
De vraag om uitleg is afgehandeld.