Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vergadering van 12/03/2014
Vraag om uitleg van mevrouw Danielle Godderis-TJonck tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de pulskorvisserij
- 1089 (2013-2014)
De voorzitter : Mevrouw Godderis heeft het woord.
Mevrouw Danielle Godderis-TJonck : Voorzitter, minister-president, collegas, de Vlaamse vissers trekken aan de alarmbel tegen de praktijken van hun Nederlandse collegas voor onze kust. Zij zijn absoluut niet opgezet met de tendens dat een deel van de Nederlandse vloot ongeveer tachtig vaartuigen dat al uitgerust is met de pulskortechniek, gigantische vangsten binnenhaalt voor onze kust op korte tijd en op termijn zelfs onze visgronden dreigt leeg te vissen. De pulskor is een experimentele methode waarbij de vis door elektrische impulsen van de bodem wordt opgeschrikt en in de netten wordt gevangen. Deze techniek zou een meer duurzame manier van visserij inhouden onder meer vanwege de lage bodemberoering.
Minister-president, in een schriftelijke vraag vroeg ik u vorig jaar naar het gebruik van de pulskormethode door onze Vlaamse vissersvloot. In uw antwoord vermeldde u toen dat een proefproject was opgestart om twee vaartuigen voor de garnaalvisserij uit te rusten met de garnaalpulstechniek en dat Vlaanderen in dezen het voorzorgsbeginsel in acht zou nemen: eerst voldoende nagaan wat de impact van deze experimentele visserijtechniek is op het ecologisch systeem. De eerste testresultaten zouden alvast positief zijn voor de garnalenvangst en de Vlaamse opzet voor een duurzame visserij. Geen negatieve effecten voor de bodem en zeebodemdieren, een meervangst aan garnalen, minder bijvangst en minder brandstofverbruik voor de vaartuigen.
Bij het verlenen van licenties voor het gebruik van de tongpuls in de tongvisserij maakte u toen voorbehoud en pleitte u voor waakzaamheid. Door een hogere frequentie en een vermogen dat veel hoger ligt ongeveer 8 kilowatt tegenover 0,5 kilowatt voor de garnaalpuls werden immers effecten vastgesteld bij onder andere kabeljauw en wijting. Het oorzakelijk verband kon echter toen nog niet worden aangetoond.
De voorzichtige aanpak en het voorbehoud van de Vlaamse overheid staan in schril contrast met de praktijken van de Nederlandse vergunde vloot, die door de Vlaamse vissers aan de kaak worden gesteld.
Minister-president, kunt u meer duiding geven over de evolutie in het gebruik van de pulskortechniek door onze Vlaamse vissersvloot en het onderzoek naar de impact en de effecten van de verschillende pulstechnieken? Overweegt u om ook in Vlaanderen licenties uit te geven voor de tongvisserij? Wat is uw reactie op de grootschalige manier waarop de Nederlandse vloot de pulskortechniek toepast voor onze kust? Erkent u dat dit negatieve economische gevolgen kan hebben voor onze visserij en een impact op de ecologische omgeving? Zult u uw Nederlandse bevoegde collega hierover aanspreken of overweegt u overleg met andere Europese collegas?
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Minister-president, ik wil me graag aansluiten bij de zeer zinvolle vraag van mevrouw Godderis over de pulskorvisserij omdat het een delicate kwestie is. Enerzijds is het een meer duurzame techniek, maar anderzijds is het een techniek die ook kan leiden tot overbevissing. Zeer merkwaardig: enerzijds dus zeer duurzaam en anderzijds helemaal niet duurzaam. Dat is het net waarin we dreigen gevangen te worden. Dat de Nederlandse vissersvloot nu blijkbaar een technologische voorsprong heeft of mag hebben, is een extra dimensie van de problematiek.
Minister-president, ik wil hier niet verder op ingaan. Ik zou echter wel twee aanvullende vragen willen stellen. Ten eerste, hoe verhoudt deze technologie zich tot de visquota? Heeft dit hier geen effect op? Wordt wat de Nederlandse visvloot voor onze kust vangt, op een of andere manier verrekend? Ten tweede, wat is de houding van de Europese Commissie ten aanzien van het intens gebruik van deze elektrische techniek om de visserijvangsten te vergroten?
De voorzitter : De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin : Voorzitter, deze problematiek is natuurlijk niet nieuw. Ik heb hier enkele persberichten van vorig jaar bij. Ook daarin is al over het gebruik van de pulskorvisserij gedebatteerd.
Ik heb begrepen dat het een duurzame vismethode betreft. Volgens mij klopt de analyse van de heer Caron niet. Volgens hem zou dit tot overbevissing leiden. Ik ga ervan uit dat dit ook aan quota is verbonden. We kunnen de Nederlanders moeilijk verwijten aan overbevissing te doen. Ook zij zijn aan die quota gebonden.
Wat me wel enigszins stoort en verwondert, is dat landen als Nederland technologisch een stap verder staan. De heer Caron heeft dit trouwens ook gesteld. Terwijl de Nederlandse visserijvloot al volop aan pulskorvisserij doet, bevinden wij ons nog in een proefperiode. Als ik het goed heb begrepen, loopt voor twee boten een proefproject. Andere landen staan al heel wat verder. Ik heb hier bedenkingen bij.
Minister-president, mijn fractie is geen grote liefhebber van de EU. Er bestaat echter iets als het Europees gemeenschappelijk visserijbeleid. Ik begrijp niet goed waarom de mogelijkheid niet bestaat om gebruik te maken van de technologische kennis in andere landen. Wij, maar vooral u in het bijzonder, hebben goede contacten met Nederland. De samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland staat op een hoog niveau. Ik begrijp niet goed waarom we nog middelen moeten spenderen om die technieken te onderzoeken. Dankzij de Nederlanders bestaan die technieken immers al. Ik ben geen grote fan van Nederland. Op dit vlak hebben ze echter een stap voor op ons. Waarom kunnen we niet even over het muurtje kijken? In verband met deze technologie moet dat zeker kunnen.
Ik ben het er niet mee eens dat deze techniek niet ecologisch verantwoord zou zijn. Dat is zeker wel het geval. Er is misschien nog discussie over de vraag of dit ook voor de tong geschikt is. Dat zullen we straks in uw antwoord wel horen. Als die techniek geschikt zou zijn, blijft de vraag hoe het met de licenties zit. Dat is ook een probleem. Het is typisch Vlaams dat de toekenning van licenties altijd een tijdje moet duren.
In elk geval onderschrijf ik de vragen van de vorige sprekers.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, ik wil onmiddellijk een misverstand uit de wereld helpen. Bepaalde mensen denken blijkbaar dat deze techniek in Nederland is ontwikkeld. De waarheid gebiedt me te vermelden dat het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) deze techniek mee heeft ontwikkeld en zelfs voor de plaatsing op Nederlandse boten heeft gezorgd. In Vlaanderen was onder meer de Rederscentrale zeer terughoudend om deze techniek toe te passen.
We lopen met betrekking tot deze techniek niet achter. De verlening van de licenties om deze techniek toe te passen, verloopt trager. Het is eigenlijk net het omgekeerde dat daarnet is beweerd. Volgens sommigen zouden onze Nederlandse vrienden die techniek hebben uitgevonden en lopen wij achter. Dat is zeker niet het geval. Het ILVO heeft een belangrijke bijdrage tot de ontwikkeling van deze techniek geleverd.
Aan de Vlaamse vloot, meer bepaald aan het kustsegment gericht op de garnaalvisserij, zijn recent twee vergunningen voor de toepassing van de pulstechniek uitgereikt. Het gebruik van deze licenties past binnen het project Techvis, dat door het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) wordt gefinancierd en dat door het ILVO, in nauwe samenwerking met de visserijsector, wordt uitgevoerd.
Het is de bedoeling de commerciële garnaalvangst minstens op hetzelfde niveau als met de traditionele boomkor te houden en tegelijkertijd de bodemberoering en de teruggooi aanzienlijk te verminderen. Op dit vlak heeft de heer Sintobin gelijk. De techniek houdt in dat de garnalen en vissen na een kleine elektrische ontlading recht in het net springen. Hiervoor moet de bodem niet worden beroerd. Op dat vlak is de pulstechniek dan ook ecologischer dan de boomkor.
Recente experimenten van het ILVO in Nederland hebben aangetoond dat de teruggooi met 50 tot 75 procent daalt en dat de bodemberoering met 75 procent daalt. De techniek wordt stelselmatig verfijnd en de ambities worden verscherpt.
Voor platvis zijn geen vergunningen uitgereikt. Aangezien ons land over 5 procent van de vloot kan beschikken, onderzoeken we momenteel de mogelijkheid ook voor platvis een pulslicentie te verstrekken. De voorwaarde is dan wel dat alles strikt wetenschappelijk wordt opgevolgd.
Het IWT en de Vlaamse overheid ondersteunen twee doctoraatsonderzoeken die binnen een samenwerking tussen het ILVO en de Universiteit Gent passen. Beide doctoraten lopen twee jaar en onderzoeken de effecten van de pulsvelden op mariene organismen. De eerste resultaten zijn stilaan beschikbaar. Algemeen kan worden gesteld dat ze vrij geruststellend zijn. Zo werden voor de garnaalpuls geen effecten vastgesteld op overleving of kwetsuren bij een tiental mariene vissen. Ook werden geen effecten vastgesteld op viseitjes en vislarven voor kabeljauw. Meer experimenten zijn lopende en gepland.
Ook wat de platvispuls betreft, lijken de negatieve effecten beperkt. Bij kabeljauw werd een duidelijk effect vastgesteld bij blootstelling aan de platvispuls. Er werden inwendige kwetsuren en wervelfracturen waargenomen bij enkele procenten van de kabeljauw in de vangsten. Het is geen algemeen verschijnsel en hangt af van de conditie van de kabeljauw. Het wordt ook enkel waargenomen bij de grotere kabeljauw en niet bij juvenielen. In een zeldzaam geval werd het verschijnsel op zee ook waargenomen bij wijting.
Vlaanderen heeft van bij het begin het voorzorgsbeginsel gehanteerd. Naarmate ik over voldoende geruststellende wetenschappelijke informatie beschik, zal ik het debat aangaan met onze reders vooraleer bij de Europese Commissie aan te dringen om meer licenties te verkrijgen voor de pulsvisserij, en dat niet beperkt tot de Noordzee.
Dus, collegas, de techniek werd ontwikkeld door het ILVO. Men is daar zeer voorzichtig in. Ook de Rederscentrale is daar zeer voorzichtig in. Wij volgen dat op. Er zijn twee vergunningen verleend: voor garnalen en voor de rest.
De Nederlandse vloot beschikt op dit ogenblik over 42 pulslicenties waarvan 39 voor platvis en 3 voor garnaal. Beide technieken zijn gebaseerd op het gebruik van elektrische pulsvelden om de doelsoorten uit hun schuilplaats in het sediment te halen, maar de pulskarakteristieken en energie-input zijn verschillend. De 42 extra licenties die nu verkregen zijn, zijn nog niet actief aan het vissen en het is nog niet uitgemaakt hoeveel er voor welke doelsoort zullen worden ingezet.
Bij opschaling van 42 naar 84 licenties voor een vistechniek die nog steeds in een experimentele fase is, worden door het ILVO meerdere bedenkingen gemaakt en zelfs problemen verwacht. De belangrijkste bedenking richt zich tot de druk op het tongbestand in de Noordzee. De pulskor is veel efficiënter. Wanneer men het aantal pulslicenties vermenigvuldigt met de jaarlijkse hoeveelheid tong die men per vaartuig kan vangen, komt men op een hoeveelheid vis die het beschikbare Nederlandse tongquotum overstijgt. Nu al stelt men vast dat de waarde van tongquotum in prijs is verdubbeld. Maar ook de Nederlandse vissers moeten zich natuurlijk houden aan hun quotum, zoals de heer Sintobin heeft gezegd. Vandaar de onderlinge strijd voor dat quotum.
Het is deze intense bevissing door het massaal inzetten van de puls die ook onze vissers zorgen baart. Die vrees is voor de Belgische vissers niet helemaal ten onrechte. En dan druk ik mij voorzichtig en diplomatisch uit.
Wat de bredere ecologische gevolgen betreft van de pulskorvisserij kan gesteld worden dat deze methode een stap vooruit is voor wat bodemberoering en teruggooi betreft. Ook het brandstofverbruik is aanzienlijk verminderd: min 50 procent, hoewel dit niet zozeer opgaat voor Vlaamse vaartuigen daar die hun brandstofverbruik de laatste jaren al aanzienlijk verminderden. De pulstechniek is zeer efficiënt voor de Nederlandse vissers, maar dit geldt minder voor de Vlaamse vissers in het grootvlootsegment die al zijn overgeschakeld op lichter tuig en hebben geïnvesteerd in nieuwe energiezuinige motoren.
Uit recente contacten blijkt dat de Nederlandse collegas vissers, wetenschappers en beleidsmensen zich wel degelijk bewust zijn van de problematiek. Vanuit de Europese Commissie verwacht ik meer duidelijkheid over de genomen beslissing en de argumentatie voor dergelijke uitbreiding van een experimentele vistechniek. Het lijkt me logisch dat dit enkel kan met een degelijke wetenschappelijke onderbouwing en indien dit past in een globalere visie. Ik stel vast dat andere lidstaten met dezelfde vragen zitten. Ik heb inmiddels een afspraak met mijn Nederlandse collega om het bij de eerstvolgende Europese Landbouwraad te hebben over deze problematiek. Ook de verdere uitwerking van de 42 bijkomende licenties zal daarbij aan bod komen.
Ik resumeer even. Er is een nieuwe techniek, die positieve effecten heeft op bodemberoering en een aantal andere zaken. Die techniek werd hier voor een niet onbelangrijk deel ontwikkeld. Wij introduceren dit voorzichtig en begeleiden dit wetenschappelijk. Daarom, en ook omdat de sector daar vragen bij heeft, hebben wij ook nog niet zoveel licenties uitgereikt. Ik stel vast dat men in Nederland met een zekere gulheid licenties uitdeelt. Het gevolg is dat er vragen worden gesteld bij het quotum, zeker het tongquotum. In het licht van de wetenschap moet men toch zeker enige voorzichtigheid aan de dag leggen. De Nederlandse minister zal nu uitermate goed geïnformeerd zijn over wat in deze commissie leeft. Ik ga ervan uit dat wij daarover goede afspraken zullen kunnen maken. Het kan niet dat men zijn quotum overschrijdt, en dat men datgene wat hier om het wat scherp te stellen is uitgevonden, op een andere manier invult. Ik ga ervan uit dat we dit in een goede verstandhouding met onze Nederlandse collegas kunnen uitklaren en zo de Vlaamse vissers en de leden van deze commissie kunnen geruststellen.
De voorzitter : Mevrouw Godderis heeft het woord.
Mevrouw Danielle Godderis-TJonck : Minister-president, dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik woon op ongeveer 10 kilometer van de kust. Ik hoor dat de Vlaamse vissers in de paasvakantie zwaar actie zullen ondernemen. Er zijn dan veel toeristen. Ze zullen ook met hun Engelse en Franse collegas acties ondernemen omdat ze vrezen dat de Nederlanders ook naar Frankrijk en Engeland zullen varen. Ik hoor ook dat ze soms 10.000 kilo tong per week vangen met die techniek. Men zegt dat de zeevaartpolitie een proces-verbaal kan opstellen, maar omdat het gebied klein is, zijn de Nederlandse vissers vaak al uit de zone zodat men ze niet kan verbaliseren. Er zijn Nederlanders aanwezig in deze commissie en ik ben blij, minister-president, dat u overleg zult hebben met uw Nederlandse collega om de visserijoorlog stop te laten zetten.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Minister-president, ik dank u voor uw zeer verhelderend antwoord op een zeer legitieme vraag.
Op zich is het heel positief dat we een Vlaamse techniek exporteren naar Nederland, maar het is onaanvaardbaar dat er op die manier straks 82 of 84 met die techniek uitgeruste schepen zullen zijn. Die schepen berokkenen de andere vloten een soort concurrentieel nadeel.
Zo zie je maar dat duurzaamheid tweeledig is. Het is een duurzamere techniek dan netten die de bodem kapot maken zoals de boomkor, maar bijvoorbeeld voor de grotere kabeljauw is er toch wel schade.
Minister-president, ik steun u in ieder geval in uw overleg met uw Nederlandse collega. Ik ga er ook van uit dat u het op Europees niveau zult bespreken zodat er een faire oplossing komt voor alle betrokkenen.
De voorzitter : De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin : Minister-president, ik sluit me aan bij de bemerkingen van de collegas. Ik heb nog een bijkomende vraag. Minister-president, ik heb u meerdere keren horen zeggen dat de Vlaamse reders weinig of geen interesse hebben in die techniek. Ik heb u niet horen zeggen waarom. In een persbericht van april vorig jaar zegt een niet onbekend reder Willy Versluys dat de pulskorvisserij ecologisch verantwoord is en dat Vlaanderen daarop moet inzetten. U zegt vandaag dat de Vlaamse reders en vissers niet geïnteresseerd zijn, zonder te zeggen waarom. U zegt wel dat velen al hebben geïnvesteerd in energiezuinige motoren.
Minister-president Kris Peeters : Ik denk dat het gezonde reactie van de Rederscentrale was om een beetje de kat uit de boom te kijken en af te wachten of deze techniek wel efficiënt was. Nu men ziet dat de Nederlandse collegas zoveel vis binnenhalen, zal men misschien zeggen dat de kat uit de boom kijken niet zo interessant was. Nogmaals, het gaat om een wetenschappelijk experiment. In die zin zijn onze reders misschien correcter.
De heer Stefaan Sintobin : Misschien zijn ze ook braver. Ik heb al een paar keer gezegd dat we op Europees niveau altijd de beste van de klas willen zijn, maar dit is nog maar eens een voorbeeld van het feit dat andere landen er zich weinig of niets van aantrekken.
Minister-president Kris Peeters : Het zijn wel de vissers.
Mevrouw Danielle Godderis-TJonck : Ik hoor ook van de vissers dat de techniek enorm duur is en de investering groot is.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.