Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden en Internationale Samenwerking
Vergadering van 25/02/2014
De heer Karim Van Overmeire : Volgens mij is de achtergrond van dit dossier ondertussen genoegzaam gekend. Ik wil nogmaals onderstrepen dat het me niet om de persoon van prinses Astrid gaat. Het gaat niet om de vraag of ik haar optreden goed of slecht vind.
De essentie van het verhaal is dat aan de oprichting van het Agentschap voor Buitenlandse Handel indertijd een duidelijke boodschap is gekoppeld. Het zou gaan om een lichte overkoepelende structuur, een nog te dulden noodzakelijk kwaad voor de gewestelijke instellingen. De kroonprins moest hierbij immers nog een rol spelen. Er werd wel eens oneerbiedig over het reisbureau van de prins gesproken. Die prins is ondertussen koning geworden. We zien dat het agentschap verder blijft bestaan. Het personeelsbestand wordt op zijn minst in stand gehouden.
De zus van de nieuwe koning treedt steeds meer naar voren als de nieuwe persoon die de missies leidt. In mijn ogen is daar echter geen enkele rechtsgrond voor. Er is de wet en er zijn de bijlagen. Nergens staat vermeld welke persoon buiten de erevoorzitter de missies kan leiden. Ik heb begrepen dat de huidige koning Filip nog steeds erevoorzitter van het agentschap wil zijn. Los van alle betrokken personen, vind ik dat we op onze hoede moeten zijn. De wetgeving en de gemaakte afspraken moeten worden nageleefd. Bovendien is er een tendens die ertoe leidt dat het agentschap steeds meer vanuit de federale overheid wordt aangestuurd.
Ik wil de hele situatie nog even duidelijk schetsen. De vraag of prinses Astrid al dan niet geschikt is als persoon om een missie te leiden, is eigenlijk naast de kwestie. Het gaat me om wat ik daarnet heb uiteengezet.
Om de situatie te schetsen, moet ik even terug naar de zomer van 2013. Toen is prinses Astrid aangeduid als leider van de twee resterende handelsmissies die toen nog waren geprogrammeerd. De minister-president heeft hiermee op basis van een zeker pragmatisme ingestemd. Op zich waren daar volgens mij weinig problemen mee. Die twee missies waren al gepland. De vroegere kroonprins was koning geworden en de zaak moest vooruit gaan. We konden dat niet allemaal vanwege het voorzitterschap of de leiding van de missies afgelasten. Bijgevolg werd van iedereen enig pragmatisme gevraagd. Iedereen kreeg de vraag ermee in te stemmen dat prinses Astrid die missies zou leiden.
Ondertussen zien we dat die twee missies een vervolg zullen krijgen. Als ik het goed heb begrepen, zal prinses Astrid ook die missies leiden. De huidige koning blijft echter erevoorzitter. Dat roept bij mij enkele vragen op.
Minister-president, welke beslissing heeft de raad van bestuur van het Agentschap voor Buitenlandse Handel genomen over het voorzitterschap van de volgende gezamenlijke economische zendingen? Indien prinses Astrid als de prinselijke begeleider van de handelsmissies van het agentschap is aangesteld, betekent dat dan ook dat ze de nieuwe erevoorzitter van het agentschap wordt? Ik verwijs in dit verband nogmaals naar artikel 1 van de bijlage bij het samenwerkingsakkoord van 24 mei 2002: Het agentschap organiseert gezamenlijke zendingen die onder het voorzitterschap van de erevoorzitter plaatsvinden.
Kunt u enige toelichting geven bij de mededeling van de Federale Regering dat er geen juridische bezwaren zijn tegen het feit dat de prinses de zendingen zou leiden? Formeel gezien behoort het erevoorzitterschap immers nog steeds koning Filip toe. Volgens u heeft de Federale Regering u verteld dat er geen juridisch probleem is. Ik heb u een tekst voorgelegd waaruit blijkt dat er heel duidelijk een juridisch probleem is.
Op welke rechtsgrond baseert de Federale Regering, die uiteindelijk slechts een van de partners in het agentschap is, zich om het initiatief te nemen prinses Astrid tijdelijk tot handelsmissieleider aan te stellen voor de zendingen naar Angola, Zuid-Afrika en India? Het samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de gewesten betreffende de oprichting van het agentschap uit 2002 stelt immers dat de nieuwe erevoorzitter op voordracht door de raad van bestuur door de koning wordt benoemd.
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Voorzitter, ik heb een vraag om uitleg over hetzelfde thema ingediend. Ik zou eigenlijk kunnen stellen dat ik het niet beter kan formuleren dan de heer Van Overmeire reeds heeft gedaan. Ik zal in elk geval niet alles herhalen. Ik wil enkel nog een paar klemtonen leggen.
Minister-president, in de eerste plaats wil ik verwijzen naar het heel bizarre schrijven van premier Di Rupo van 18 juli 2013. De premier heeft u gewoon meegedeeld dat de koning erevoorzitter wil blijven. Tijdens de commissievergadering van 15 oktober 1013 hebt u hierover verklaard dat ter zake het juridisch kader dient te worden nageleefd. De beslissing moet worden genomen door de organen die dat kunnen en moeten doen. We zullen dit van heel nabij volgen, om elke keer maximaal de Vlaamse bedrijven en het Vlaams buitenlands beleid alle kansen te geven.
Mijn fractie heeft, net als de heer Van Overmeire, het gevoel dat het agentschap steeds meer de bedoeling heeft alles door de federale overheid te laten aansturen en de Vlaamse overheid buitenspel te zetten.
Een tweetal weken geleden heeft het paleis een merkwaardige reactie gegeven op een artikel in Dag Allemaal over de koning. Dit op zich heel merkwaardige artikel had op zich niets met deze problematiek te maken, maar dat is voer voor een ander debat. In die reactie staat onder meer dat de prinses de koning vertegenwoordigt tijdens handelsmissies, en ze doet dat goed.
Ook daar kunnen we toch wel uit afleiden dat het paleis erop aanstuurt dat prinses Astrid in de toekomst haar rol kan vervullen. Heel binnenkort zijn er twee nieuwe missies gepland naar Oman en Saoedi-Arabië. Ook in het najaar staan er missies naar Colombia, Peru, Singapore en Maleisië op de agenda. Minister-president, het is belangrijk dat er duidelijkheid komt.
Minister-president, wat is de stand van zaken? Heeft er inmiddels overleg plaatsgehad met de federale minister van Buitenlandse Zaken betreffende het erevoorzitterschap van het Agentschap voor Buitenlandse Handel? In maart zijn er nieuwe buitenlandse missies gepland. Wie gaat die leiden en onder welke juridische invulling zal dit gebeuren?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, collegas, het voorzitterschap van de gezamenlijke zending naar Saoedi-Arabië en Oman door prinses Astrid werd voorgelegd aan de raad van bestuur van het Agentschap voor Buitenlandse Handel tijdens de vergadering van 31 januari 2014. De raad van bestuur had vooraf een positieve evaluatie gemaakt van de twee zendingen die vorig jaar werden geleid door prinses Astrid. De raad heeft er dus mee ingestemd dat prinses Astrid ook de zendingen naar Oman en Saoedi-Arabië zal leiden in de plaats van de erevoorzitter. Het voorzitterschap van de in oktober en november 2014 geplande gezamenlijke zendingen naar Colombia en Peru van 19 tot 25 oktober 2014 en naar Singapore en Maleisië van 22 tot 28 november 2014 kwam nog niet aan bod in de raad van bestuur van het agentschap. Hierover werd dus ook nog geen beslissing genomen.
Mijnheer Van Overmeire, uw tweede vraag heb ik al beantwoord in de commissievergadering van 15 oktober 2013. Ik heb toen gezegd dat in het schrijven van premier Di Rupo en minister van Buitenlandse Zaken Reynders van 17 juli 2013 de intentie van koning Filip werd meegedeeld om erevoorzitter van het Agentschap voor Buitenlandse Handel te blijven: Hij blijft erevoorzitter van het Agentschap voor Buitenlandse Handel. Deze situatie is intussen niet veranderd.
Mijnheer Van Overmeire, met uw derde vraag vraagt u of de leiding van de gezamenlijke zendingen van het Agentschap voor Buitenlandse Handel door een andere persoon dan de erevoorzitter, verenigbaar is met het samenwerkingsakkoord van 2002 met betrekking tot het Agentschap voor Buitenlandse Handel. Ik weet dat er andere meningen kunnen zijn, maar ja, dat is verenigbaar. Het samenwerkingsakkoord vermeldt nergens dat gezamenlijke zendingen door de erevoorzitter geleid moeten worden. De raad van bestuur kan over de modaliteiten van de zending beslissen. De toewijzing van de leiding van een zending die niet door de erevoorzitter wordt voorgezeten, kan volgens onze diensten onder deze modaliteiten vallen. Ik citeer artikel 1 van bijlage 1 bij het samenwerkingsakkoord: Het agentschap beslist over en organiseert gezamenlijke zendingen op initiatief van één of meer gewesten of op vraag van de federale overheid. De raad van bestuur van het agentschap beslist over de gezamenlijke zendingen die onder voorzitterschap van de erevoorzitter worden georganiseerd. Een dergelijke zending veronderstelt de betrokkenheid van alle gewesten, evenals van de federale overheid. De raad van bestuur kan zich eveneens bij meerderheid van stemmen, zoals bepaald in artikel 7 van bijlage 2 van het samenwerkingsakkoord, uitspreken over initiatieven die door één of meer gewesten of de federale overheid worden voorgelegd. Een dergelijk initiatief veronderstelt de betrokkenheid van minstens twee gewesten. In beide gevallen beslist de raad van bestuur over de deelnemingsvoorwaarden en de modaliteiten van de zendingen.
De raad van bestuur beslist dus over en organiseert gezamenlijke zendingen en beslist over de modaliteiten van de zendingen. Dit geldt in beide gevallen: zowel voor gezamenlijke zendingen die worden voorgezeten door de erevoorzitter als voor gezamenlijke zendingen die niet worden voorgezeten door de erevoorzitter. Zoals gezegd in de commissievergadering van 15 oktober, als de premier en de minister van Buitenlandse Zaken me een brief schrijven waarin staat dat de koning erevoorzitter blijft, dan ga ik ervan dat deze regeling door de Federale Regering deskundig is onderzocht. Onze diensten bevestigen in elk geval de verenigbaarheid van de leiding van gezamenlijke zendingen door een andere persoon dan de erevoorzitter met het samenwerkingsakkoord. Mijn diensten delen dus de mening van de federale ministers. Ik heb van de Federale Regering evenmin juridische bezwaren vernomen.
U weet dat ik in mijn schrijven van 19 juli heb gezegd dat het aangewezen is een verfijning aan te brengen aan het samenwerkingsakkoord. Het is misschien nodig om dit punt eens en voor altijd uit te klaren, omdat er verschillende meningen zijn. Naar aanleiding van nieuwe regeringen die zullen worden gevormd, is het moment misschien daar om het er in de regeringsonderhandelingen eens over te hebben.
De heer Karim Van Overmeire : Minister-president, ik dank u voor uw antwoord, dat me echter niet volledig voldoet. Met die laatste woorden begrijp ik de richting die u wilt uitgaan. Het zou goed zijn indien dit allemaal eens uitgeklaard geraakt zodat we niet een groot deel van onze werkzaamheden tijdens de volgende legislatuur opnieuw moeten wijden aan dat agentschap dat indertijd is opgericht als ondersteuning van de gewesten en als een soort van overkoepeling in de meest lichte vorm. Dat agentschap moet voortdurend in de gaten worden gehouden omdat het terreinen betreedt en een rol speelt waarvoor het indertijd niet is opgericht.
Minister-president, misschien zullen de volgende verkiezingen en regeringsvormingen uitsluitsel geven. Wat in geen geval uitsluitsel zal geven, is de zesde staatshervorming. Die vermeldt op dat vlak niets. Dit onderwerp dat al jaren een pijnpunt is, wordt in die zesde staatshervorming op geen enkele manier geregeld. Tenzij er met de regeringsvorming een en ander gebeurt in de goede richting, zullen we ook tijdens de volgende legislatuur van conflict naar conflict blijven sukkelen.
U hebt een lezing gegeven van artikel 1. Dat is uw lezing, en die van de diensten en van het federale niveau, maar niet de mijne. Mijn lezing is dat het agentschap twee soorten missies organiseert. Zo zijn er de missies die worden georganiseerd op initiatief van een gewest of meerdere gewesten. Daar kan iemand anders inderdaad de leiding nemen. Stel dat het initiatief uitgaat van twee gewesten zonder dat het derde meedoet, dan is het misschien volgens de Belgische manier van denken niet wenselijk dat de kroonprins of -prinses daar de leiding zou nemen. Voor die situatie is de regeling duidelijk. Daarnaast zijn er de missies die worden opgezet vanuit het agentschap zelf. En daar is het altijd zo geweest dat de erevoorzitter de leiding heeft over de missie. Ik vind het heel vreemd in een democratie anno 2014 dat een staatshoofd zegt erevoorzitter te zijn. Het erevoorzitterschap is geen eigendom van de familie van Saksen- Coburg: dat erevoorzitterschap is er gekomen na een akkoord tussen het federale niveau en de gewesten. Het is de bevoegdheid van dat federale niveau en van die gewesten om over dat erevoorzitterschap te onderhandelen, te discussiëren en beslissingen te nemen. Een gewoon schrijven waarin de federale premier aan de ministers-presidenten van de gewesten de mededeling doet dat de koning erevoorzitter wil blijven, is anno 2014 toch wel een lichte aberratie.
Ik wil ook nog een opmerking maken over het feit dat de koning erevoorzitter is. Ik heb geen enkele beslissing gevonden van de Federale Regering die dat bevestigt. Ik heb geen enkel punt op de ministerraad gevonden waarin dat punt wordt behandeld. Is dit dan een persoonlijk standpunt van premier Di Rupo? Welke ministers hebben dat mee onderschreven? Kunt u dat nog eens nakijken? (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
Inderdaad, premier Di Rupo en federaal minister Reynders hebben dat ondertekend, maar dat is niet gedekt door een beslissing van de Belgische Regering.
Minister-president Kris Peeters : Als ik een brief krijg van de premier, moet ik mij dat dan afvragen? Ik kan u een kopie van die brief bezorgen.
De heer Karim Van Overmeire : Minister-president, heeft de raad van bestuur dat besluit met unanimiteit genomen of waren er divergente stemmen die een ander standpunt vertolkten?
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Minister-president, uw antwoord ontgoochelt me. U geeft een stand van zaken van dit dossier maar eigenlijk is dat dezelfde stand van zaken als in uw antwoord tijdens de vorige discussie die hier in oktober vorig jaar is gevoerd. In dit dossier is er duidelijk een standstill, er komt geen enkele evolutie.
De federale premier deelt in een schrijven van 18 juli 2013 mee dat de koning erevoorzitter wil blijven. Maar zo werkt dat toch niet, minister-president. Die mededeling versterkt nog de schampere opmerkingen over de reizen die in het verleden zijn gemaakt. Het agentschap wordt beschouwd als het reisbureau van de toenmalige kroonprins en huidige koning, of zo werd het althans omschreven. Dat kan niet de bedoeling zijn. De heer Van Overmeire heeft terecht gezegd dat dit erevoorzitterschap geen eigendom is van de koninklijke familie. Daar moet op een democratische en correcte manier over beslist worden.
De zesde staatshervorming zal deze problematiek niet oplossen. Ik hoor u graag zeggen dat dit dossier op tafel zal worden gelegd naar aanleiding van de regeringsvormingen. Minister-president, hierin bent u naïef, en zoiets zal ik niet snel over u zeggen. Als u denkt dat dit aan bod zal komen bij de regeringsbesprekingen, dan geloof ik dat absoluut niet. Ik denk eerlijk gezegd dat er belangrijkere dossiers aan bod moeten komen bij zulke regeringsvormingen.
Minister-president, ik dring erop aan dat er inspanningen zouden gebeuren om het samenwerkingsakkoord te herzien. Zolang deze discussie niet definitief wordt opgelost, zal dit in deze commissie voer voor vragen en interpellaties blijven. Ik zal het helaas niet meer meemaken, maar de opvolgers van mijn fractie, en wellicht ook die van de fractie van de heer Van Overmeire, zullen dat punt hier blijven aankaarten. Ik dring er dus op aan dat u nu nog inspanningen levert om dit dossier voor eens en voor altijd op te lossen.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, collega's, ik had al een flauw vermoeden dat u niet dolgelukkig zou zijn met mijn antwoord. Vorige keer is dat hier ook al aan bod gekomen: de erevoorzitter is benoemd bij koninklijk besluit. Men kan zich dus afvragen of het feit dat de kroonprins koning is geworden, de situatie verandert. Is er een onverenigbaarheid tussen het erevoorzitterschap en het koningschap? Dat KB blijft onverkort gelden, tenzij de gewijzigde functie van Filip een wijziging van dat KB noodzakelijk zou maken of zou leiden tot een onverenigbaarheid tussen het erevoorzitterschap en zijn koningschap. Als dat niet het geval is, is noch vanwege het federale niveau, noch vanwege een ander niveau actie nodig.
Volgens mijn diensten maakt artikel 1, dat handelt over wie de missies kan leiden, het mogelijk om iemand anders te vragen om de missies te leiden. Het samenwerkingsakkoord kan worden verfijnd, en ik heb dat ook zo in mijn brief gesteld. We zullen daar aandacht voor blijven opbrengen, maar tenzij ik iets over het hoofd heb gezien, zie ik geen reden om een probleem te ontwaren met het KB dat koning Filip tot erevoorzitter van het agentschap maakt.
Mevrouw Marijke Dillen : U hebt ons met uw antwoord inderdaad niet gelukkig gemaakt. Maar mijn geluk hangt gelukkig niet af van het antwoord op deze vraag. (Gelach)
U verwijst naar het antwoord van uw juridische diensten. Elke goede jurist kan in alle richtingen een onderbouwd antwoord uitwerken. Ik sta zelf al meer dan dertig jaar in de praktijk, en weet dat dit eigen aan juristen is. Ik stel vast dat u vandaag veel gematigder en voorzichtiger bent in de discussies met federaal minister Reynders dan u in het verleden was. Ik vraag me af of dat met de nakende verkiezingen te maken heeft. In elk geval houd ik meer van de krachtige taal die u in het verleden sprak. Vandaag hebben we een vrij zwak antwoord mogen aanhoren.
Minister-president Kris Peeters : Het heeft niets met verkiezingen te maken. Wat mij betreft, kan over het leiderschap van die missies worden gepraat. Ik heb me beperkt tot een juridische analyse. De vraag of er een juridische basis is om een wijziging op de agenda te plaatsen, is er niet. We moeten bijgevolg de weg van het overleg bewandelen. Met overlegcomités heb ik inmiddels al wat ervaring opgedaan, en daarom ben ik hier misschien iets voorzichtiger geweest dan u van me gewoon bent.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.