Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vergadering van 05/02/2014
De voorzitter : Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts : Voorzitter, minister-president, collegas, het behoeft in deze commissie geen betoog meer om te zeggen dat het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) een zeer belangrijk instrument is voor de land- en tuinbouwsector.
Het VLIF ondersteunt de land- en tuinbouwsector op verschillende manieren. Een daarvan is de VLIF-vestigingssteun voor land- en tuinbouwers om jongeren aan te moedigen en te steunen wanneer zij zich als zelfstandige land- of tuinbouwer willen vestigen. De installatie van zon nieuw land- en tuinbouwbedrijf of het ondernemen als starter is een serieuze en complexe materie. De ondersteuning van het VLIF kan dus belangrijk zijn.
Om VLIF-steun te krijgen, moet er aan een aantal voorwaarden worden voldaan en moet men een dossier indienen. Op zich is dat ook al een moeilijke zaak. Overnemers laten zich in het hele proces dan ook vaak begeleiden door derde partners die heel wat kennis hebben van overnames. Enerzijds gebeurt die begeleiding veelal door de financiële instellingen, banken, ook omdat er heel wat komt kijken bij de financiering, en anderzijds door de adviesbureaus.
In de omzendbrief rond de VLIF-overname en de vestigingssteun wordt aangehaald dat de aanvraag moet gebeuren door erkende kredietinstellingen. Landbouwers gaan er vaak van uit dat die instellingen effectief de nodige expertise in huis hebben om een dossier op een goede manier samen te stellen. Zij rekenen erop dat die aanvragen op een goede manier gebeuren en dat er geen problemen zullen opduiken.
Ik stel vast dat er voor een aantal dossiers, op het moment dat ze worden ingediend bij het VLIF, een negatieve beoordeling komt. Dat is uiteraard mogelijk. Een aanvraag moet worden beoordeeld. Er wordt nagegaan of een aanvraag aan alle voorwaarden voldoet vooraleer VLIF-steun wordt toegekend. Ik stel echter vast dat er soms onnauwkeurigheden of administratieve fouten gebeuren rond data of relaties ten aanzien van partners of vennootschappen. Dat is spijtig, want een aantal van die fouten kunnen worden vermeden. De gevolgen voor die starters zijn immens. Zij kunnen dan namelijk niet rekenen op die VLIF-steun. Indien zij al heel veel investeringen hebben gedaan voor die overname is het natuurlijk wel een klap als ze moeten vernemen dat ze geen recht hebben op die VLIF-steun.
Minister-president, op welke manier kunnen we die jonge starters, die overnemers, extra bescherming geven om zulke fouten te voorkomen? Wanneer ze aangeven dat bepaalde dingen fout zijn of op een andere manier hadden moeten gebeuren en ze daarover aanspraak willen maken bij de financiële instelling of het adviserend bureau, is het vaak ook woord tegen woord en kunnen de dingen misschien moeilijk worden rechtgezet. Bovendien hebben sommige instellingen wel een verzekering en andere niet. Maar zelfs als er een verzekering is, is het nog zeer moeilijk om die te kunnen aanspreken.
Minister-president, hebt u weet van deze problematiek? Hebt u zicht op de omvang ervan? Welk percentage van de aanvragen wordt negatief beoordeeld? Welk percentage van het aantal negatief beoordeelde aanvragen kan worden gelinkt aan administratieve fouten?
Moeten erkende financiële instellingen verzekerd zijn voor dergelijke zaken? Die vraag zou misschien ook kunnen worden gesteld over adviesbureaus, maar die zijn niet erkend, in tegenstelling tot de financiële instellingen.
Hoe kan de landbouwer zichzelf beter positioneren in zijn verhaal ten opzichte van begeleidende partners? Kan de overheid in dezen iets ondernemen?
Kunnen de procedures eventueel nog meer worden vereenvoudigd? Is daar nood aan? Krijgt u zulke signalen?
Ik weet niet of het wenselijk is, maar kan de interventie van derden nog meer worden beperkt of alleszins het inzicht in dossiers nog meer worden versterkt? Als de financiële instelling dossiers indient, doet de landbouwer in dezen niet meer de laatste handeling. Of kan er worden gewerkt met preadviezen vanuit de VLIF-diensten? Welke andere opties ziet u eventueel om het risico op dergelijke fouten te verkleinen voor de landbouwer?
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Minister-president, een week geleden hebben we het gehad over het VLIF, naar aanleiding van de berichtgeving over de vertraging op dossiers. Ik heb toen uit uw antwoord heel duidelijk genoteerd dat er in het programmeringsdocument voor 2014-2020 61 miljoen euro extra werd uitgetrokken voor het VLIF. Dat is uiteraard goed nieuws. We hebben toen kunnen vaststellen dat in de voorbije planperiode de investeringen in de landbouwsector eigenlijk vrij hoog gebleven zijn. We hebben de keuze gemaakt om de investeringen op dat peil te houden eerder dan te gaan naar een versnelling en misschien minder uit te betalen.
Minister-president, wat ik toen uit uw antwoord heb genoteerd, is dat in die twee jaar waarover op een gegeven moment sprake was, de kans werd gegeven om een onvolledig dossier te vervolledigen en het niet meteen terug naar af te sturen.
Moet ik uit wat voorligt concluderen dat het misschien wel mogelijk is om enerzijds een dossier te vervolledigen en anderzijds niet om gemaakte fouten in het dossier te herstellen een beetje het principe van de bestuurlijke lus waarover we al veel hebben gesproken in veel procedures van de afgelopen legislatuur?
De voorzitter : De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens : Ik sluit mij aan bij de vraag om uitleg van mevrouw Rombouts. Ik ben het er niet voor 100 procent mee eens dat we de versnelling van de investeringen zomaar moeten afremmen. Daarover gaat het hier niet. Het gaat eerder over het probleem van het te veel hoop geven aan bepaalde land- en tuinbouwers op basis van iets dat op lange termijn loopt.
Ik ben het met mevrouw Rombouts eens dat de mogelijkheid van preadviezen eens moet worden onderzocht. Uit de e-mails die ik ontvang ik kan ze u straks tonen , blijkt toch duidelijk dat die preadviezen misschien wel goed zijn, maar niet wat achteraf gebeurt. U hebt dat vorige week ook zelf gezegd, toen u zei dat u uw ambtenaren zou vragen daar iets aan te doen. Het is inderdaad spijtig dat bepaalde land- of tuinbouwers die een positief preadvies hebben gekregen, denken dat ze dat geld overmorgen zullen hebben. Dat moeten we misschien wel wat in de gaten houden of de administratie daarover inlichten. Zij zeggen dat ze geen geld hebben om te controleren. Dat is geen goede manier om de mensen diets te maken dat u een politiek voert waarbij, zoals de heer Ceyssens zegt, een basisbedrag wordt geïnvesteerd in landbouw en dat dat niet versneld gebeurt, maar geleidelijk aan, op de huidige manier. Ze moeten daar een ernstige uitleg aan geven. Daarmee moeten we rekening houden.
De voorzitter : Minister-president, de wijze van communicatie is inderdaad ook heel belangrijk.
Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, communicatie kan heel wat zorgen voorkomen en ook vragen in de commissie.
Ik heb weet van een beperkt aantal gevallen waarin jonge landbouwers vestigingssteun zijn misgelopen door het niet tijdig aanvragen van de steun of een inhoudelijk probleem met de aanvraag. Dat het geen vaak voorkomend probleem is, kan ik illustreren met cijfers van dossiers ingediend in 2012. Er werden 161 aanvragen om steun voor de overname van bedrijfsbekleding of aandelen bij vestiging ingediend. Daarvan werden er 8 ingetrokken. Van de 153 overige dossiers zijn er thans 120 beslist en nog 33 in behandeling. Van de 120 besliste dossiers werden er 108 onmiddellijk gunstig beslist en 12 ongunstig. Bij één ongunstig dossier is er sprake van foute voorlichting, waarbij zowel de bank als de adviesdienst betrokken waren.
In de elf andere gevallen was de beslissing ongunstig om volgende redenen: niet in orde met milieuwetgeving, te geringe bedrijfsomvang, onvoldoende vakbekwaam, geen bewezen vestigingskosten of aanvrager exploiteert bedrijf niet zelf. Van de ongunstig besliste dossiers kunnen er nog negen gunstig worden als de betrokkene binnen een redelijke termijn maatregelen neemt om aan de voorwaarden te voldoen. Ik schat het aantal ongunstig besliste dossiers ingevolge fouten bij de aanvraag of een onaanvaardbare constructie daarom op 2 tot 3 procent van het totale aantal aanvragen om vestigingssteun. Collegas, de redenen voor ongunstige beslissing geven u daar wat meer zicht op en ook het percentage is belangrijk.
Moeten erkende financiële instellingen verzekerd zijn voor dergelijke zaken? In het slechtste geval heeft de bank de aanvraag te laat ingediend. De banken zijn zich bewust van de gevolgen, zijnde schadegevallen, van een laattijdige aanvraag om steun. Ze hebben op dat vlak voorzorgen genomen en ze hebben hun werkwijze hierop afgestemd. Dat verschilt van bank tot bank, waarbij de ene bank zeer actief opvolgt en de andere zich meer op een positie van doorgeefluik gepositioneerd heeft. Wanneer vaststaat dat de bank een fout begaan heeft, is de vaststelling dat er een algemene bereidheid is om het mislopen van steun op een of andere manier te compenseren. Het VLIF heeft in het verleden op vraag van banken al berekeningen gemaakt van de misgelopen steun. Dat vergt dan alsnog een onderzoek van het dossier. Er is geen bereidheid tot compensatie als de fout bij de landbouwer ligt. Wanneer de bank enkel optreedt als doorgeefluik, ligt de fout natuurlijk al snel bij de landbouwer zelf.
Hoe kan de landbouwer zich beter positioneren? De overname van een landbouwbedrijf is een complexe zaak, zoals u weet. Het kunnen krijgen van financiële steun is maar een van de vele aspecten van een dergelijke onderneming. De vaststelling is dat nagenoeg alle vestigingen begeleid worden door een privaat adviesbureau of een boekhouder. Hierbij geeft de jonge landbouwer het dossier uit handen en vertrouwt hij op de deskundigheid van derden. Zoals blijkt uit de cijfergegevens die ik heb gegeven, resulteert die begeleiding in het overgrote deel van de gevallen in een gunstige afloop. In een beperkt aantal gevallen is het moeilijk om conclusies te trekken over de nood aan bijkomende actie. Wat de vestiging betreft, bestaan er zeer goede voorlichtingsbrochures, zowel bij de overheid in de vorm van de VLIF-brochure Handleiding voor bedrijfsovername in land- en tuinbouw als bij de jongerenafdelingen van de beroepsorganisaties. Er werd ook een internetpagina ontwikkeld waar de jonge landbouwer stap voor stap geïnformeerd wordt over alle aspecten van de vestiging. Een beroep doen op advies over de aanpak van de vestiging is belangrijk, maar de jonge landbouwer heeft zelf ook een verantwoordelijkheid om het verloop van het proces te volgen en het zelf in handen te houden. Blind vertrouwen is nooit goed, ook in dit geval niet.
Kunnen de procedures nog meer worden vereenvoudigd? Met de wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2010 werd een vereenvoudiging van de regelgeving gerealiseerd. Wat de aanvraagprocedure betreft, werd afgestapt van een werkwijze waarbij er vooraf een aanmelding gebeurt van de voorgenomen verrichting en er vervolgens binnen een termijn van zes maanden een volledig gedocumenteerd dossier volgt. In de plaats kwam een eenvoudig aanvraagformulier waarna de vestiging haar beslag kan krijgen binnen een termijn van één jaar. Na een eerste administratieve controle stelt de VLIF-administratie gerichte vragen over voor te leggen documentatie. Ik sta open voor elke suggestie, maar ik zie niet onmiddellijk in hoe die aanvraagprocedure nog kan worden vereenvoudigd.
Er wordt streng op toegekeken of de aanvragen voor steun vóór de start van de overname worden ingediend. De Europese Commissie kijkt er immers streng op toe dat we de buitenkanseffecten beperken. Europa is van oordeel dat de steun niet nodig was, wanneer de steun pas gevraagd wordt nadat de overname is geregeld. We zijn ook aan Europese regels gebonden, mijnheer Ceyssens, en het dossier moet zijn goedgekeurd voor er steun kan worden gegeven. Met de wijziging van het ministerieel besluit van 18 juli 2011 werd de tegemoetkoming van derden bij de overname van aandelen beperkt en werden de mogelijkheden op steun strikt afgelijnd, waardoor er minder ruimte kwam om, zoals u zegt, creatief om te gaan met de regelgeving, zoals adviseurs in het verleden hun rol al eens bestempelden.
De enkele problemen die zich hebben voorgedaan, gingen bijna allemaal over VLIF-aanvragen die pas werden ingediend nadat de overname reeds zwart op wit was gerealiseerd en er dus een geregistreerd contract was.
Ik ben geen voorstander van een bijkomend initiatief in verband met het veralgemenen van preadvies. Bijna alle voorwaarden voor het verkrijgen van VLIF-steun zijn eenduidig en niet vatbaar voor appreciatie. Men is landbouwer of men is geen landbouwer volgens de VLIF-norm, het bedrijf heeft een voldoende omvang of heeft een te geringe omvang op basis van bruto bedrijfsresultaat, de aanvraag is tijdig of te laat, de verrichting is subsidiabel of niet subsidiabel, de milieuvergunning is in orde of is niet in orde. Inzake vakbekwaamheid is er nog interpretatie mogelijk aangezien er sprake is van gelijkwaardige opleidingen. Dit gelijkwaardig zijn moet geval per geval worden beoordeeld.
Wat betreft de ambtenaren, waar de voorzitter en de heer Callens naar hebben verwezen, kunt u me de e-mailberichten bezorgen, zodat we daar verder werk van kunnen maken. Het is natuurlijk wel belangrijk dat die ambtenaren ten aanzien van de landbouwers de juiste informatie en communicatie geven en niet met argumenten afkomen die niet ter zake zijn. Ik zal nog eens kijken wat de problemen zijn. Als u ze me bezorgt, wil ik daarop ingaan. Het signaal is vorige week gegeven dat ambtenaren correct moeten handelen ten aanzien van landbouwers en kandidaat-landbouwers.
De voorzitter : Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts : Minister-president, ik dank u voor het antwoord. Ik ben blij dat de problematiek zich zeer sterk beperkt, maar je zult maar die land- of tuinbouwer zijn die net een overname doet en op die manier wordt getroffen door een negatieve beoordeling. Dat heeft voor dat bedrijf een zeer verregaand gevolg. De vraag is op welke manier we dat maximaal kunnen vermijden. Daarom mijn vraag naar eventuele vereenvoudigingen en op welke manier we het eventuele controlerecht dat de landbouwer kan hebben op zijn dossier, nog kunnen versterken. U haalt aan dat de kredietinstellingen zichzelf daarvoor moeten indekken. Ik heb ondertussen begrepen dat niet alle kredietinstellingen daar een verzekering voor hebben en niet iedereen daarvoor volledig is ingedekt. Op het moment dat de landbouwer een aanvraag indient, moet hij toch wel het controlerecht hebben over wat effectief de laatst ingediende stap is.
U haalt ook redenen aan voor weigeringen. Ik begrijp zeer goed dat het VLIF onder Europees toezicht staat. We weten allemaal dat het Europees toezicht steeds strenger wordt. Het is heel belangrijk voor het totale pakket van het VLIF en dus voor de hele land- en tuinbouwsector dat de controle goed en correct gebeurt. U haalde aan dat de aanvrager het bedrijf niet exploiteert en dat het bedrijf dus geen VLIF-aanvraag kan doen. Dat klopt, daar twijfelt niemand aan, maar doordat dat dossier is ingediend met de gedachte om effectief een positief advies te krijgen, baart deze situatie me wel wat zorgen. Ik stel me immers de vraag wie die persoon begeleid heeft bij het indienen van dat dossier. Weten we vooraf allemaal dat dat nooit met een positief besluit kan eindigen? Hierbij vraag ik me af: is er een begeleiding, is er een fout gebeurd? Dat document is inderdaad geacteerd en kan niet meer gewijzigd worden, maar er zijn ook andere documenten waar data op komen. Het is heel belangrijk dat die dingen allemaal op elkaar worden afgestemd.
Ik begrijp dat het VLIF daar niets aan kan doen, daarom stelde ik de vraag. Collega Ceyssens heeft er ook naar verwezen dat er extra documenten kunnen worden aangevoerd, maar ik stel me de vraag over welke documenten er het best vooraf advies kan worden gegeven. Dat is geen evidentie, dat besef ik zeer goed, maar ik hoop dat de VLIF-administratie maximaal blijft nadenken over de manier waarop dergelijke fouten kunnen worden vermeden. Hoe eenvoudiger de procedures, hoe gemakkelijker de begeleiding, zeker voor de land- en tuinbouwer zelf, zodat hij zelf de controle kan houden. Het feit dat die begeleiding nodig is, wil al zeggen dat het een complexe materie is. Ik wil hier zeker blijvende aandacht voor vragen.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Ik dank de leden voor de uiteenzettingen en de vraag naar aandacht. We zullen dat verder bekijken.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.