Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 08/01/2014
De voorzitter : Het antwoord wordt gegeven door minister Bourgeois.
De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Minister, we hebben over deze problematiek al diverse keren van gedachten gewisseld, niet zozeer in de schoot van deze commissie, maar in de gemeenschappelijke commissie of in de commissie Binnenlands Bestuur, bij de voortgangsrapportage over de stand van zaken van diverse investeringsprojecten rond de Groote Oorlog. Vandaag gaat het concreet over het afbakeningsproces van Ieperboog-Zuid.
Ik trap een open deur in als ik stel dat de Groote Oorlog fel huishield in de Westhoek en dat we alle mogelijke aandacht moeten geven aan de herdenkingen van 2014 tot 2018. Ook vanuit Onroerend Erfgoed geeft u, terecht, veel aandacht aan dit dossier. U bent zelfs op twee fronten betrokken bij dit dossier: enerzijds via uw bevoegdheid Onroerend Erfgoed, anderzijds via uw bevoegdheid Toerisme, al willen we het niet graag toerisme noemen. Het gaat om diverse impulsen die gegeven worden om er een mooi geheel van te maken, zodat we op een waardige manier de Groote Oorlog kunnen herdenken.
Recent kwam de kandidatuur van de frontzone voor een UNESO-erkenning (United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization) opnieuw in het nieuws. In voorbereiding van dit dossier bij UNESCO werken de verschillende administraties aan een ruimtelijke afbakening in het kader van de AGNAS-procedure (afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur). De AGNAS-procedure heeft tot doel de ruimtelijke visies vast te leggen voor het buitengebied. Veel partners en sectoren zijn daarbij betrokken.
Recente berichtgeving gaf echter aan en dat beeld wordt wel degelijk bevestigd door bepaalde belangenvertegenwoordigers dat er ongerustheid heerst over de gevolgen op het terrein. Uw administratie Onroerend Erfgoed wordt genoemd als een veeleisende partner in dit gesprek. Dat wordt bevestigd door verschillende gemeentebesturen. Onder meer de toch wel zeer verregaande vraag naar duizenden hectaren bouwvrij agrarisch gebied zorgt voor veel ongerustheid, in het bijzonder bij de landbouwsector.
Het zijn vooral de landbouwers die wonen, leven en werken op het platteland. Bij elk ruimtelijkeordeningsproces moeten we daar rekening mee houden, zodat we die bedrijven alle mogelijke kansen geven om zich verder te ontplooien en zich voor te bereiden op de toekomst. De landbouwsector van vandaag, minister, is immers niet meer te vergelijken met die van vijftig jaar geleden. Het zijn ondernemingen die naar de toekomst kijken en die op welbepaalde tijdstippen en vlakken investeringen moeten doen om hun bedrijfsvoering op een rendabele manier te kunnen voortzetten.
Ik ben, samen met heel wat streekbewoners, heel ongerust. Die ongerustheid wordt nog extra gestaafd door een schrijven van uw cel Onroerend Erfgoed. Dat heeft niet meteen te maken met het afbakeningsproces dat nu bezig is. Wij hebben als stadsbestuur een schrijven ontvangen over de afbakening van bufferzones bij de door UNESCO erkende werelderfgoederen in Vlaanderen.
Alle gemeenten die beschikken over een begijnhof of een belforttoren, hebben van uw administratie een schrijven gekregen, met als mededeling dat ze terugkomen op een voorgaand schrijven, dat betrekking had op de inwerkingtreding op 1 september 2013 van de wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot aanpassing van de instanties die over de vergunningsaanvraag advies verlenen. De wijziging versoepelde onder meer de adviesverplichting door het Agentschap Onroerend Erfgoed aangaande aanvragen met betrekking tot goederen die in de bufferzones van erkende werelderfgoederen liggen.
Op 13 september 2013 liet het agentschap Onroerend Erfgoed ons als stadsbestuur weten hoe u de bedoelde bepalingen met betrekking tot die bufferzones kan toepassen, in afwachting van de eenduidige bepaling van de bufferzone van het werelderfgoed van uw stad. Tijdens de interne voorbereiding van de voorstellen van afbakening van duidelijke bufferzones van de verschillende werelderfgoederen stelde het agentschap vast dat een aantal factoren een andere werkwijze en timing noodzaken dan degene die oorspronkelijk werden meegedeeld aan de diverse gemeenten en steden die beschikken over een belforttoren en/of begijnhoven. Er zou een veel strengere procedure in werking treden dan vandaag het geval is met betrekking tot het respecteren van de bufferzones. Binnen de bufferzones zou er advies moeten worden gevraagd aan de cel Onroerend Erfgoed, terwijl dat in het oorspronkelijke schrijven blijkbaar niet het geval was.
Minister, op het terrein is er ongerustheid, en het is aan u als bevoegde minister om die ongerustheid weg te nemen. U moet mensen die wonen en leven op het platteland, alle mogelijkheden bieden om zich verder te ontplooien en ervoor zorgen dat bedrijfszetels binnen die zone nog kunnen uitbreiden en moderniseren om te voldoen aan de noden en behoeften van een hedendaags landbouwbedrijf.
Het schrijven van de Cel Onroerend Erfgoed over het UNESCO-erkende werelderfgoed in Vlaanderen wat een verstrenging van de procedure inhoudt roept bij mij toch een aantal extra vragen op en neemt mijn ongerustheid niet weg.
Minister, zullen de bestaande bedrijven nog economisch leefbare activiteit mogen ontwikkelen en uitbreiden? Klopt het dat uitbreidingen zowel binnen als buiten de bedrijfszetel problemen zouden kunnen geven? Klopt het dat nieuwe bedrijfszetels onder de bestaande ruimtelijkeordeningregels niet meer zullen kunnen? Wat is uw reactie op deze bekommernissen? Hoe reageert u op de nieuwe interpretatie van uw administratie Onroerend Erfgoed rond het UNESCO-erkende werelderfgoed?
De voorzitter : De heer Vanlerberghe heeft het woord.
De heer Jurgen Vanlerberghe : Voorzitter, minister, de heer Verfaillie is toch wel met een heel ruime bocht tot zijn vraag gekomen. Ik meende even te horen dat ook het centrum van Veurne nu tot het platteland wordt gerekend, maar dat zal allicht niet de essentie van zijn voorbeeld zijn geweest. Het is blijkbaar populair om rond themas als erfgoed mensen schrik aan te jagen. Of het een goede evolutie is, durf ik te betwijfelen.
Minister, dat u de intentie hebt om een aantal herinneringssites en landschappen van de Eerste Wereldoorlog te laten erkennen als werelderfgoed, is eigenlijk oud nieuws. Dat is reeds ruim besproken. U hebt dit reeds lang geleden aangekondigd, en er is sindsdien al heel wat nationale en internationale aandacht voor geweest. Er is zelfs al regionale heisa rond geweest. U hebt toen telkens bijkomende informatie gegeven.
Niettemin had eind november een minder aandachtig waarnemer wellicht de indruk dat de Vlaamse Regering in Londen op een lumineus nieuw idee was gekomen toen de minister-president, in de marge van de overhandiging van Vlaamse oorlogsgrond voor de allereerste Memorial Garden, aankondigde dat de Vlaamse Regering werk zou maken van de UNESCO-erkenning van de frontlijn. Volgens mij heeft hij er nogal zeer algemeen over gecommuniceerd. Ik had de indruk dat daardoor de kans groot was dat oude demonen opnieuw uit reeds lang gesloten kasten zouden ontsnappen, wat ook prompt is gebeurd.
Onmiddellijk stonden er een aantal belangengroepen op om het idee met de grond gelijk te maken, meer zelfs, om het idee meteen zes voet diep in de Ieperse klei te begraven, tot meerdere eer en glorie van het nageslacht. Ik verwijs hierbij onder meer naar het persbericht van het Algemeen Boerensyndicaat (ABS) volgens sommigen een niet onbelangrijke en volgens anderen een onbelangrijke landbouworganisatie waarin de Vlaamse Regering gevraagd wordt om de plannen op te bergen. Volgens het ABS zou zon erkenning zeer verstrekkende gevolgen hebben voor de uitbating van landbouwbedrijven en voor de vrije teeltkeuze op percelen. Ze hebben schrik dat de maatregelen ertoe zouden leiden dat om bepaalde zichtassen of ankerplaatsen te accentueren, de vrije teeltkeuze aan banden zou worden gelegd en dat het verkrijgen van bouw- en uitbatingsvergunningen in de volledige frontstreek van Nieuwpoort tot aan de Waalse grens totaal onmogelijk zou worden, wat zou betekenen dat in een van dé landbouwstreken bij uitstek in Vlaanderen de leefbaarheid van de land- en tuinbouw in het gedrang zou komen. Het ABS vreest dat dit alles de intentie is van de Vlaamse Regering, die zoiets bij volle verstand zou hebben beslist. Het voegt eraan toe te vrezen dat de hype rond 100 jaar Groote Oorlog tot een nieuwe veldslag en een nieuw bloedbad zal leiden, namelijk onder de actieve landbouwers in de streek. Op de regionale televisie heeft ABS gezegd dat het nu maar eens gedaan moest zijn met het geven van alle kansen aan de toeristische sector in de streek en met het aan banden leggen van de boeren. Vrij vertaald was het tijd dat het platteland werd teruggegeven aan de enige en unieke rechtmatige eigenaar, de landbouwsector.
Minister, persoonlijk vond ik de reactie van deze landbouworganisatie niet bepaald fijnbesnaard en overduidelijk zeer corporatistisch. Maar goed, iedereen moet doen wat hij moet doen. Minister, ik had toch wel wat vragen bij het ontbreken van de communicatiestrategie van de Vlaamse Regering. Ik denk dat een en ander vermeden had kunnen worden, wetende wat de reële inhoud van het dossier is.
Ik kan dan ook niet anders dan daar vragen over stellen, in eerste instantie over de manier waarop overleg is gevoerd. Uit het persbericht en de communicatie zou men kunnen afleiden dat het ABS koud werd gepakt door deze communicatie van de Vlaamse Regering, dat het de allereerste keer in hun leven was dat ze iets hoorden over die UNESCO-erkenning en ze, totaal verbouwereerd en uitermate verrast, niets anders konden doen dan heel scherp reageren. Minister, ik vraag me af of het ABS in het verleden werd betrokken bij het overleg over de UNESCO-erkenning enerzijds en AGNAS anderzijds. Misschien kunt u dat hier toch even duiden. Ik ken het antwoord, maar het zou misschien niet slecht zijn, mocht dat hier nog eens duidelijk worden gesteld.
Voor diegenen die het in het verleden niet hebben willen horen, had ik ook graag wat bijkomende informatie gekregen over de reële impact voor de landbouwers, ondernemers en inwoners van het te erkennen gebied. Misschien kunt u ook zeggen dat die afbakening van dat te erkennen gebied niet de helft van de Westhoek zal beslaan, maar dat het integendeel zal gaan over geselecteerde plaatsen. Het lijkt me niet slecht om dat nog eens te herhalen.
Minister, vreest u ten slotte niet dat dergelijke incidenten, die volgens mij veeleer ingegeven zijn door het verlangen om zich kort voor kerst stoer op de borst te kloppen om zieltjes te winnen, om leden te winnen, het broodnodige lokale draagvlak voor een dergelijke UNESCO-erkenning dreigen uit te hollen? Het antwoord op die vraag ken ik niet. Meent u dat dit draagvlak vandaag nog altijd in voldoende mate aanwezig is?
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Voorzitter, minister, geachte leden, de herdenking van 100 jaar Groote Oorlog krijgt terecht veel aandacht. Al eerder werd vanuit een bepaalde hoek geopperd een aanvraag te doen om de hele frontlijn van de Eerste Wereldoorlog te laten erkennen als UNESCO-werelderfgoed. De Vlaamse Regering werkt nu blijkbaar correct mee aan een dergelijk dossier. Naar verluidt zou de procedure tegen de zomer van 2016 rond kunnen zijn.
Minister, ik zal niet heel de uitleg herhalen die de vorige sprekers daarnet al hebben gedaan. We kennen allemaal het gebied en de bezorgdheden. Ik vind het eigenlijk bijkomstig wat nog rond kerst is gedaan vanuit een bepaalde hoek of door bepaalde organisaties die de landbouwers ondersteunen, maar ik vind de vraag van de landbouwers terecht. We moeten eerlijk zijn: de landbouwers zijn de voorbije periode te vaak geconfronteerd met bepaalde beslissingen van deze Vlaamse Regering. Er was bijvoorbeeld de aankoop van meerdere bossen door het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB), zoals de Merodebossen. Ik heb het ook over de aankoop van gronden in mijn eigen regio, in het Hageland. Landbouwers worden ineens geconfronteerd het feit dat het ANB die gronden heeft verworven, en dat ze na een tijd zullen moeten verdwijnen van die gronden. Als er één ding is dat een landbouwer absoluut niet apprecieert, dan is het grondverlies. Dat is terecht, want het gaat over zijn broodwinning. Dáárover gaat het.
Er is de vraag of die ongerustheid al dan niet gegrond is. Kunt u iets meer toelichting geven, en een timing, met betrekking tot die UNESCO-erkenning? De belangrijkste vraag is echter: welke impact zal dit hebben op de landbouwbedrijven en hun gronden? Dat is de belangrijkste vraag die de landbouwers bezighoudt, en terecht, want uiteindelijk gaat het over hun broodwinning. Ik stel de vraag omdat het me niet duidelijk is welke regels UNESCO al dan niet oplegt. Ik weet alleen dat het ANB voor bepaalde gebieden, waarvoor ook was beloofd dat de contracten er zouden blijven lopen, dat die gronden zouden blijven, bepaalde strenge regels oplegt, waardoor landbouwers gronden zouden verliezen. Ik hoop dat dit niet aan de orde zal zijn.
De voorzitter : De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin : Voorzitter, minister, geachte leden, het heeft natuurlijk weinig zin om nog eens te herhalen wat alle collegas voor mij hebben verteld, maar toch wil ik enkele dingen zeggen.
Mijnheer Vanlerberghe, uw waardering voor het ABS is blijkbaar niet erg groot. Ik vind ook dat u niet het paard achter de wagen mag spannen. Ik richt me ook tot de heer Verfaillie. Laten we wel wezen: wat is de oorzaak van deze vragen, van het persbericht van het ABS, van de reacties van de landbouwers ter plaatse? De oorzaak is de communicatie van de minister-president in Londen. Daar zijn de problemen begonnen. Daar is de discussie begonnen. Mijnheer Vanlerberghe, nu verwijt u het ABS dat het weinig fijnbesnaard is en zo. Ik dacht nochtans dat enige syndicale taal u niet vreemd was.
Wat het dossier zelf betreft, mijn vraag is net als, althans hopelijk, bij de meeste collegas en bij de landbouworganisaties vooral ingegeven door bekommernissen. Minister, mijnheer Vanlerberghe, ik moet erkennen dat we in het verleden reeds veelvuldig hebben gesproken over dit dossier. U zult dat in uw antwoord ongetwijfeld ook erkennen. We hebben het met name gehad over de erkenning van herinneringssites, van ankerplaatsen, van landschappen. Dat alles is dus niet vreemd. Een van de voorwaarden die wij, net als u, altijd hebben gesteld met betrekking tot dat project 100 jaar Groote Oorlog en eventuele erkenningen, is dat er altijd zou worden gezocht naar een voldoende groot draagvlak, zowel bij de bevolking als bij de landbouworganisaties. Bij iedere voortgangsrapportage hebt u gezegd dat er overleg is geweest, ook met het ABS, als ik het me goed herinner.
Kunt u een en ander verduidelijken? Weerlegt u de communicatie die de minister-president in Londen heeft gedaan? Misschien kunt u via uw antwoord voor eens en voor altijd duidelijk maken aan ons allen, maar ook aan de landbouworganisaties en de landbouwers, wat nu eigenlijk de bedoeling is van de erkenning van bepaalde herinneringssites, landschappen en ankerplaatsen. Kunt u vandaag voldoende duidelijkheid scheppen? Welke impact zullen deze maatregelen hebben op de verdere economische leefbaarheid van landbouwbedrijven? Ik heb dit project, dat al van de vorige legislatuur dateert, van in den beginne gesteund. Ik heb evenwel steeds gesteld dat in de Westhoek ook na 2018 nog het een en het ander mogelijk zou moeten zijn. Minister, ik zou hierover graag duidelijkheid krijgen.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Voorzitter, zoals een aantal sprekers al hebben aangehaald, zijn er weinig themas waarover in deze commissies en in andere commissies zo uitvoerig is gerapporteerd. Uitvoerig rapporteren, dat zijn we van deze minister gewoon. (Gelach)
Er zijn weinig themas waarover zo uitvoerig is gerapporteerd. Het gaat om twee zaken, namelijk het UNESCO-traject, waarbij we samen met Wallonië en met Frankrijk een aantal sites als werelderfgoed trachten voor te dragen, en het RUP voor Ieperboog-Zuid, waarvoor de AGNAS-procedure loopt.
Mijnheer Verfaillie, ik sluit me eigenlijk aan bij de reactie van de heer Vanlerberghe. Volgens mij is het niet deze minister die de misverstanden in het leven heeft geroepen. Zijn rapportages hier en elders waren niet enkel volledig, maar ook helder. Indien er een misverstand is gerezen, ligt dat helaas aan de minister-president, die in al zijn enthousiasme waarschijnlijk verklaringen heeft afgelegd in Londen die tot andere interpretaties hebben geleid.
Aangezien de minister-president bevoegd is voor het landbouwbeleid, verdenk ik hem er geen ogenblik van dat hij de landbouw in de frontstreek onmogelijk zou willen maken. Blijkbaar is er een misverstand ontstaan en is verkeerde informatie verspreid. Misschien heeft dit ook wat met syndicale moedwil te maken. Het is natuurlijk jammer dat zoiets in verband met een zo belangrijk, omvangrijk en delicaat dossier gebeurt.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Voorzitter, ik wil alle sprekers bedanken die erop hebben gewezen dat dit dossier hier al vele keren aan bod is gekomen. De vragen die me net zijn gesteld, maken me eigenlijk een beetje moedeloos. Ik hoopte immers dat alle beslissingen, standpunten en doelstellingen van de Vlaamse Regering in verband met dit dossier tenminste in deze commissie duidelijk en gekend zouden zijn.
Zoals ik al een tijd geleden heb verklaard, hebben we het roer in 2010 omgegooid. In 2010 hebben we beslist niet heel de frontzone te beschermen, maar een selectie van de meest uitzonderlijke sites te maken. Die sites zijn, op enkele na, op dit ogenblik allemaal beschermd. Voor die laatste sites loopt het traject momenteel. Binnenkort zal dit allemaal worden gefinaliseerd. Het is absoluut niet de bedoeling de hele frontzone, van Nieuwpoort tot Avelgem, in zijn geheel te beschermen.
Ik heb dit reeds verduidelijkt tijdens vijf commissievergaderingen, telkens naar aanleiding van de bespreking van een beleidsbrief, en tijdens de vier uitgebreide halfjaarlijkse voortgangsrapportages over het dossier van de Eerste Wereldoorlog. Ik zal iedereen de details besparen.
Wat me nog meer bekommert, is de vaststelling dat opnieuw twee zaken door elkaar worden gehaald. Het ene dossier betreft de bescherming door de UNESCO. Hierover is nog geen beslissing gevallen. De Franse regering moet nog steeds een beslissing nemen. Dit is toevallig morgen aan de orde in Frankrijk. Het is nog niet duidelijk of de Franse regering tot een voordracht op de indicatieve lijst wil overgaan. Er is een competitie aan de gang. Volgens sommigen moet het om Normandië en de Tweede Wereldoorlog gaan. Volgens anderen moet het gaat om het grotere historische geheel, de frontlinie van de Noordzee tot Zwitserland uit de Eerste Wereldoorlog. Er wordt hier verwarring gecreëerd. De twee dossiers, het UNESCO-dossier en het RUP voor Ieperboog-Zuid, worden door elkaar gehaald.
De AGNAS-procedure loopt. Dat betekent dat alle actoren daarbij worden betrokken. Ik heb dat al herhaaldelijk toegelicht. Op het ogenblik zijn in verband met Ieperboog-Zuid drie ankerplaatsen erkend. De leden van deze commissie weten uiteraard dat een ankerplaats geen enkel individueel gevolg heeft voor burgers, betrokkenen of landbouwers. Er zijn geen implicaties voor wat al dan niet kan worden geteeld. Dat moet duidelijk zijn.
Het dossier van Ieperboog-Zuid is vooral door de heer Verfaillie aangekaart. Ik heb daarover echter al herhaaldelijk tekst en uitleg gegeven. Wat het uiteindelijke RUP zal zijn, kan ik nog niet zeggen. Dat dossier bevindt zich nog niet op het politieke niveau.
Het gaat, zoals ik al herhaaldelijk heb beklemtoond, om ambtelijk overleg. Er wordt overleg gepleegd met de diverse stakeholders en met de lokale actoren. Het politieke overleg moet nog worden gevoerd. Mijn collegas en ikzelf kunnen hierover nog geen uitspraken doen. Ik heb vernomen dat de ambtenaren van de administraties bevoegd voor de landbouw, het onroerend erfgoed, de ruimtelijke ordening en de natuur in een sfeer van goede collegialiteit samenwerken.
Ik heb in al mijn communicatie en tijdens elke commissievergadering beklemtoond dat het RUP er absoluut niet toe mag leiden dat de leefbaarheid van de bedrijven in het gedrang zou komen. Het is mijn overtuiging dat een duurzaam beheer van het erfgoed en een duurzame ontwikkeling van de economische actoren en activiteiten moeten kunnen samengaan. De bescherming, de waardering, de valorisatie en de ontsluiting van oorlogserfgoed moet mogelijk zijn zonder afbreuk te doen aan de natuurlijke, landbouwkundige, economische, toeristische en woonkwaliteiten in de frontstreek.
Mijnheer Verfaillie, ik weet niet waar u het haalt om te zeggen dat Onroerend Erfgoed in dezen een veeleisende partner zou zijn. Ik ga niet in het spelletje treden van administraties tegenover elkaar te plaatsen. Ik herhaal dat ik samen met mijn administratie werk met een aantal doelstellingen voor ogen: dat er een duurzame ontwikkeling moet kunnen zijn van de landbouw in het gebied; dat er een duurzaam beheer moet zijn van het aanwezige WO I-erfgoed het gaat om sites die beschermd worden, waarbij we de landbouwer als een belangrijke partner zien; tot slot zijn er de ambitieuze natuurdoelstellingen, de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 die in dit gebied moeten worden gerealiseerd. Met dat laatste, mijnheer Verfaillie, heeft Onroerend Erfgoed uiteraard niets te maken. Dat gaat niet over ruimtelijke claims van Onroerend Erfgoed. De ruimtelijke afwegingen die moeten worden gemaakt of de discussies die moeten worden gevoerd, vinden plaats tussen de beleidsdomeinen Landbouw en Natuur.
Wij moeten onze aanpak voortzetten. Er moet op ambtelijk niveau zo veel mogelijk vooroverleg zijn. Er moeten zo veel mogelijk zaken worden uitgeklaard. Tegelijkertijd moet er veel zorg en aandacht zijn voor dialoog met de lokale en de economische actoren.
Ik weet dat er bezorgdheden leven bij de landbouwers en de bewoners in het gebied. Daarom hebben wij zo sterk ingezet op communicatie. Ik hoopte dat we tot nu toe duidelijk hebben gecommuniceerd. Daarom doen we ook een halfjaarlijkse voortgangsrapportage in de Verenigde Commissies. Het valt mij op dat er telkens opnieuw misverstanden zijn en dat er telkens opnieuw vragen worden gesteld over zaken die naar mijn mening duidelijk zijn en waarover ook geen discussie meer bestaat. We voeren ook geregeld overleg met de betrokken gemeenten, met de provincie, met de studie- en ontwerpbureaus, met de beheerders van de militaire begraafplaatsen, met de diverse Vlaamse administraties, met de middenveldorganisaties, en ook met de Boerenbond en het ABS. De regelmaat van het overleg loopt parallel met de ontwikkelingen in het UNESCO-dossier.
Mijnheer Vanlerberghe, de landbouwsector wordt permanent betrokken bij het overleg over de verankering van het WO I-erfgoed. De landbouwadministraties op zich maken deel uit van het AGNAS-projectteam, dat alle ruimtelijke initiatieven opvolgt. De landbouworganisaties de Boerenbond en het ABS worden geconsulteerd en geïnformeerd tijdens het actorenoverleg en de talrijke infomomenten, en ook tijdens bilaterale overlegvergaderingen.
Het zal een beetje saai zijn, maar ik geef toch een kort overzicht van de infomomenten van Onroerend Erfgoed met de landbouwsector. Ik voeg er wel aan toe dat Onroerend Erfgoed maar één van de bilaterale contacten verzorgt. Er zijn er nog andere. 15 oktober 2010, Brugge: overleg met Bart Naeyaert, gedeputeerde van de provincie West-Vlaanderen, bevoegd voor Landbouw, over het WO I-UNESCO-dossier; 25 november 2010, op mijn kabinet in Brussel, overleg met het toenmalige Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE), Ruimte & Erfgoed en het WO I-projectsecretariaat met de Boerenbond en het ABS over de erfgoedstrategie Erfgoed van de Groote Oorlog; 27 april 2011, Ieper: overleg van het AGNAS-projectteam met de Boerenbond en het ABS over AGNAS Ieperboog-Zuid; 23 juni 2011, Ieper: actorenoverleg AGNAS Ieperboog-Zuid met onder andere de Boerenbond en het ABS; 13 juli 2011, Brugge: toelichting door Onroerend Erfgoed over ankerplaatsen en erfgoedlandschappen aan de Boerenbond en aan gedeputeerde Bart Naeyaert, bevoegd voor Landbouw; 23 maart 2012, Ieper: actorenoverleg AGNAS Ieperboog-Zuid met onder andere de Boerenbond en het ABS; 11 juli 2013, Leuven: lezing door Onroerend Erfgoed Van loopgravenkaart tot ruimtelijk planning. Het oorlogslandschap van de Eerste Wereldoorlog in de Westhoek, op een seminarie georganiseerd op het Interfacultair Centrum Agrarische Geschiedenis (ICAG) en het Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG).
Daarnaast is er met het ambtelijke overleg een permanente zorg voor alle mogelijke contacten. Alle mogelijke vragen daaromtrent worden beantwoord.
Ik mag hopen en ik blijf ervan overtuigd dat het draagvlak blijft bestaan. Ik heb tot op vandaag het gevoel dat ook in deze commissie het draagvlak zeer groot en parlementsbreed is. Wij werken bottom-up aan de hele aanpak van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog. Mijn aanvoelen is ook dat deze aanpak in de hele frontzone zeer breed wordt gedragen door de publieke overheden maar ook door de economische actoren. Het slechtste wat we daar kunnen doen, is aan paniekzaaierij doen of verkeerde informatie geven of zeggen dat bepaalde teelten niet meer kunnen worden ontwikkeld of dat een stal niet meer kan worden uitgebreid. Dat is allemaal niet aan de orde. De strategie is heel duidelijk. We weten nog niet of de erkenning door de UNESCO er komt. We doen het samen met Wallonië en Frankrijk. Het is hoe dan ook een selectie van de meest waardevolle van de nu al grotendeels beschermde monumenten, sites, kerkhoven enzovoort.
We zullen hiermee doorgaan. Het draagvlak is groot. De beslistheid van de regering om hiermee door te gaan is ook heel groot.
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Minister, ik dank u voor het antwoord, maar eigenlijk vertelt u niets nieuws. Ik ben eigenlijk een klein beetje ontgoocheld. Ik heb de voorgaande besprekingen gevolgd van a tot z. We hebben daarover al verschillende keren in deze commissie van gedachten gewisseld. Wat ik totaal niet begrijp, minister, is dat u zegt dat ik twee zaken door elkaar haal. Dat klopt dus niet. U hebt in voorgaande besprekingen zeer duidelijk gezegd dat een voorwaarde om als UNESCO-werelderfgoed erkend te zijn, het volgen van een ruimtelijk proces is. U hebt dat in voorgaande besprekingen gezegd. Ofwel leefde ik toen op een andere planeet, ik weet het niet, maar u hebt dat heel duidelijk aangehaald. U hebt in voorgaande besprekingen altijd gesteld dat er eerst een regionale bescherming in dezen moet gebeuren vooraleer je in aanmerking komt om erkend te worden als UNESCO-werelderfgoed.
Minister, ik stel voor dat u bij uw administratie de verslagen opvraagt van de overlegvergaderingen met de diverse andere administraties en actoren en dat u de voorgestelde kaarten effectief bekijkt waar een bouwvrij agrarisch gebied volledig is ingekleurd. Er zijn toch wel een aantal problemen vandaag. Het is inderdaad zo dat voor gewone erfgoed-landschappen het advies van uw administratie niet meer nodig is, maar indien men effectief overgaat tot een bescherming, dan zal uw administratie een advies moeten geven voor elk individueel dossier van een landbouwer die gewoon een tuinhuis, een loods, een varkensstal of een kippenstal wil bouwen. Mijn ervaring in dezen is zeer duidelijk, minister, dat wanneer uw administratie een advies geeft, er altijd bijkomende voorwaarden worden opgelegd die de kostprijs van het gebouw opdrijven. We moeten goed weten dat de landbouwsector vandaag een economische sector is die moet concurreren op wereldniveau. Bijkomende kosten betekenen dus verlies aan concurrentiekracht.
Minister, ik wil u oproepen om dit dossier van zeer dichtbij te volgen. Wij hebben als bewoners van de regio op zich niets tegen een erkenning. De herdenking van de Groote Oorlog is heel belangrijk, maar het zijn vooral de randvoorwaarden en de mogelijkheden om nadien in deze regio nog te kunnen functioneren die vragen oproepen. Ik ga niet met zo veel woorden verwijzen naar het schrijven van uw administratie wat begijnhoven en belforttorens betreft, maar indien er effectief een UNESCO-bescherming zou komen, dan wordt deze problematiek meer dan ooit acuut.
Ik ben een beetje ontgoocheld. Ik meng niets door elkaar. U hebt altijd gesteld dat je een bescherming op regionaal niveau nodig hebt vooraleer je effectief kunt overgaan tot een UNESCO-bescherming. Dit hebt u altijd zo gesteld. Als u dat niet zo gesteld hebt, dan zal ik de verslagen er nog eens op moeten nalezen. Maar ik heb intern diverse mensen gecontacteerd. Daaruit en uit verslagen blijkt dat meer dan duidelijk. Ik meng zeker geen twee zaken door elkaar.
Minister, ik geef u de raad om dit van dichtbij op te volgen, op tijd te communiceren en de landbouworganisaties en de streekbewoners dichtbij te houden, want het zijn die mensen die leven in die regio, en uw administratie leeft in Brussel.
De voorzitter : De heer Vanlerberghe heeft het woord.
De heer Jurgen Vanlerberghe : Minister, ik ga u geen raad geven, in tegenstelling tot mijn collega. Ik ga ervan uit dat u wel zelf weet wat u moet doen. Ik dank u voor uw omstandig overzicht van de overlegmomenten. Ik denk dat het bij dezen voor eens en voor altijd duidelijk zou moeten zijn dat beslissingen niet worden genomen over de hoofden van de mensen.
Anderzijds twijfel ik eraan of het overzicht zoden aan de dijk zal zetten, zeker na de repliek van de heer Verfaillie. Als ik één gevoel met u deel, dan is het dat van de moedeloosheid. Ik vraag me echt af hoe we er in Vlaanderen, in dit geval in de Westhoek, altijd opnieuw in slagen om in een algemeen project dat zo verrijkend kan zijn voor de regio, ook op economisch vlak maar niet enkel op economisch vlak, ook op culturele domeinen, uiteindelijk builen en deuken te schoppen door het rondstrooien van zaken, het bang maken van mensen, het onnodig gaan polariseren. Is dat echt de samenleving die we willen? Het is misschien een eigenaardig dossier om dat soort beschouwingen bij te maken, maar het komt er toch echt wel op neer. Blijkbaar kunnen we niet meer op een normale manier met elkaar spreken en moeten we, op basis van weet ik veel welke overweging, doelbewust, niet eens halve waarheden maar zelfs volledige leugens de wereld insturen om weet ik veel welk doel te bereiken.
De heer Jan Verfaillie : Welke leugen heb ik nu verteld?
De heer Jurgen Vanlerberghe : Ik heb het niet over u, ik heb het over de communicatie die via persberichten de wereld is ingestuurd. Uw persbericht volgt straks ongetwijfeld.
Dat moedeloosheid hier een gevoel is dat de overhand neemt, kan ik enkel maar met veel spijt in het hart onderschrijven.
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Minister, ik dank u voor het antwoord. Dat is inderdaad duidelijk. Het gaat niet over heel de frontlijn, het gaat over grote delen ervan die in aanmerking komen. De ongerustheid is ergens gegroeid. We mogen geen verkeerde informatie geven of bepaalde teelten al dan niet nog mogelijk zullen zijn en dergelijke, maar dat is wel de vraag die de landbouwers hebben. Mijnheer Verfaillie, ik weet niet wie er spreekt vandaag: CD&V Veurne, CD&V nationaal of CD&V Vlaanderen? Dat verschilt al eens. (Opmerkingen van de heer Jan Verfaillie)
Mijnheer Verfaillie, heb toch ook eens het respect om mensen te laten uitpraten, in plaats van er continu tussen te krijsen. U weet toch waarom het boerensyndicaat ongerust is geworden? U weet toch waarom de landbouwers ongerust zijn? Dat gaat net over de initiatieven van uw eigen minister Schauvliege, die de boeren via het ANB op heel veel plaatsen grondverlies heeft doen lijden. Vandaag stellen die landbouwers, met de erkenning van UNESCO, terecht de vraag of dat opnieuw het geval zal zijn.
Minister, het gaat niet over het geven van verkeerde informatie over wat in de toekomst nog zal kunnen. Ik heb de informatievergaderingen nog lokaal meegemaakt. Daar kwam CD&V Glabbeek betogen tegen het schepencollege omdat wij toelieten dat die gronden werden verkocht. Het was wel een CD&V-minister, maar dat snapten ze niet zo goed. Dat bedoel ik als ik zeg dat ik soms niet weet met wie ik spreek. Daar is het idee ontstaan: het ANB heeft voor de landbouwers het beeld gecreëerd dat alles bij hetzelfde zou blijven, maar nu blijkt in de praktijk dat het ANB het mooier heeft voorgesteld toen het werd onteigend en zij het hebben gekocht. Dat maakt de landbouwers ongerust. Dat is het grote probleem. (Opmerkingen van de heer Jan Verfaillie)
Dat heeft er alles mee te maken. Ondertussen heb ik ook gesproken met de mensen die de ongerustheid hebben gelanceerd. De landbouwers hebben schrik van bepaalde initiatieven, zoals het initiatief van het ANB of in dit geval de bescherming van UNESCO. Ze vragen of er op die gronden in de toekomst nog zal kunnen gebeuren wat er vandaag gebeurt. Minister, ik verwacht ook van u iets meer duidelijkheid voor de landbouwers. Zal alles kunnen blijven bij het oude? Dat is het enige waarover het gaat, hoor.
De heer Stefaan Sintobin : Minister, uw antwoord stelt mij gerust. Het is inderdaad wat al jaren wordt verteld tijdens discussies in deze commissie en bij de voortgangsrapportages. Alleen dit, minister: u zegt dat u verwonderd bent, moedeloos, verrast en wat nog allemaal omdat de commissieleden die het al jaren volgen, er nu vragen over stellen. U kunt uw bedenkingen hebben, mijnheer Vanlerberghe, bij de stijl die de voorzitter van het ABS hanteert, hoewel ik daar geen probleem mee heb. (Opmerkingen van de heer Jurgen Vanlerberghe)
Minister, u had ook gewoon kunnen zeggen dat de minister-president in de fout is gegaan en dat hij verkeerd heeft gecommuniceerd. Dan was er helemaal geen discussie geweest in deze commissie. Mijnheer Vanlerberghe en andere collegas, leg niet de schuld bij het ABS. Mijnheer Verfaillie, u mag het dossier niet verengen tot Veurne alleen. En zo heb ik nog opmerkingen. Het besluit van deze commissie is volgens mij heel duidelijk: de minister-president heeft in Londen, omdat er toevallig veel internationale aandacht was, volledig verkeerd gecommuniceerd, met alle gevolgen van dien.
De heer Wilfried Vandaele : Ook ik kijk uit naar het persbericht dat u straks gaat versturen, mijnheer Verfaillie. (Gelach)
Ik ben benieuwd of u olie op de golven zult gieten dan wel olie op het vuur. Olie zal er ongetwijfeld bij zijn.
Collegas, we weten dat in een streek als de Westhoek erfgoed, natuur en landbouw aanspraak maken op ruimte, en terecht. Het komt erop aan om die puzzel op een verstandige manier te leggen en in overleg. Het zijn plastische woorden van de heer Vanlerberghe, eigenlijk zijn het Vandaeletermen, wanneer hij zegt dat het moet gebeuren zonder deuken te schoppen in een zo belangrijk project als dat van de Groote Oorlog.
Minister Geert Bourgeois : Collegas, ik heb inderdaad niets nieuws gezegd. Wat ik hier zeg, zeg ik al sinds 2010, mijnheer Verfaillie. Voor 2010 zult u ongetwijfeld teksten vinden van het spoor dat door mijn voorganger werd gevolgd. In het begin heb ik dat spoor ook geëxploreerd. Daar hebben we tamelijk fel over gediscussieerd. Het spoor om te gaan voor UNESCO-werelderfgoed via ruimtelijke processen hebben we toen verlaten. Misschien vindt u nog een tekst, maar we hebben dat spoor volledig verlaten. Sindsdien is het beleid constant, ook goedgekeurd door de regering. Ik heb al tientallen keren gecommuniceerd dat we gaan voor een selectie van de meest waardevolle sites en monumenten in dat gebied. U kunt dus sporen vinden van die ruimtelijke processen, maar dat is voltooid verleden tijd. Sinds 2010 is daarover geen enkele discussie meer. Ondertussen zijn we bijna vier jaar verder.
Ik blijf erbij, collegas, dat hier twee zaken door elkaar worden gehaald, enerzijds de erkenning als UNESCO-werelderfgoed en anderzijds Ieperboog-Zuid. Een groot deel van de vragen en opmerkingen gaat over het RUP Ieperboog-Zuid, dat op dit ogenblik in een voorbereidingsfase zit uitsluitend op ambtelijk niveau. Mijnheer Verfaillie, als u het hebt over bouwvrij agrarisch gebied, heeft de heer Reekmans gelijk: dat gaat over natuur. Dat zijn claims van Natuur, dat heeft niets te maken met Onroerend Erfgoed. Die discussie wordt gevoerd in het kader van de AGNAS-procedure. Bouwvrij agrarisch gebied houdt geen beperkingen in op de teelt of bestaande gebouwen en de uitbreiding ervan, het betekent wel dat er in die zones geen nieuwbouw mag komen. Er is op dit ogenblik niets beslist.
Als er evenwel voorstellen zijn om zones als bouwvrij agrarisch gebied in te richten, dan gebeurt dat via een ingreep van Natuur in het RUP. Dat heeft niets te maken met het onroerend erfgoed. Ik deelde al mee dat wij er nog niet aan toe zijn om erfgoedlandschappen aan te pakken. Medio 2013 is in een besluit van de Vlaamse Regering bepaald dat Onroerend Erfgoed niet steeds opnieuw advies moet verlenen. Dat moet enkel nog wanneer het gaat over uiterst belangrijke, grote zaken.
Voorzitter, ik hoop dat alles nu duidelijk is. Inzake UNESCO-werelderfgoed willen wij werken met geselecteerde monumenten en sites: met de meest waardevolle. Voorts is er het RUP Ieperboog-Zuid. De AGNAS-procedure loopt. Economische belangen, ook belangen van landbouwers, spelen daarin een rol. Ik herhaal dat wat mij betreft Erfgoed als doelstelling hanteert dat die frontzone economisch leefbaar moet blijven. Als wij dat verstandig aanpakken, moet het lukken om de belangen van toerisme en landbouw, en van erfgoed en natuur, te vrijwaren. Het is een moeizaam proces, maar het is gaande, en ik kan het niet genoeg herhalen: de belanghebbenden zijn daarbij betrokken. Wat het RUP betreft, is het zo dat het luik natuur en kwesties als het bouwvrij agrarisch gebied bij het beleidsdomein Natuur horen, en niet bij het beleidsdomein Onroerend Erfgoed.
De heer Jan Verfaillie : Ik dank u voor de aanvullingen, minister. U moet toch wel mijn mening delen dat een erkenning als UNESCO-werelderfgoed betekent dat voor elke bouwaanvraag uw administratie advies moet verlenen.
Minister Geert Bourgeois : De Menenpoort en Tyne Cot Cemetery en dergelijke zullen daaronder vallen. Dat zijn bestaande monumenten. De meeste liggen niet eens in landbouwzones. Iedereen met gezond verstand zal er wel van uitgaan dat naast Tyne Cot Cemetery geen nieuwe stal of loods zal worden gebouwd.
De heer Jan Verfaillie : Daar gaat het niet over. Op dat punt deel ik uw mening. Maar een erkenning als UNESCO-werelderfgoed betekent wel dat uw administratie een advies zal moeten verlenen wanneer een landbouwer zijn bedrijf wenst uit te breiden.
De heer Jurgen Vanlerberghe : Voorzitter, minister, collegas, ik blijf er nog even moedeloos bij.
De heer Peter Reekmans : Mijnheer Verfaillie, het gaat niet over landbouwbedrijven. En er worden ook geen nieuwe stallen of staluitbreidingen aan die frontlijn gepland. De landbouwers vragen of in de toekomst die gronden na een erkenning als UNESCO-werelderfgoed nog altijd kunnen worden aangewend voor de productie van dezelfde teelten. Blijven de mogelijkheden dezelfde? Dat is de vraag. Als de landbouwers ongerust zijn geworden, dan is dat een gevolg van wat uw CD&V-minister heeft gedaan. Minister van Leefmilieu Schauvliege heeft via het ANB de boeren bedrogen. Men heeft hun gezegd dat alles hetzelfde blijft, maar in de praktijk blijkt dat dit niet meer mag en ook dat niet meer, enzovoort. Begin eens met dat uit te klaren. Het gevaar voor onze landbouw komt niet van Onroerend Erfgoed of een UNESCO- werelderfgoederkenning. Het gevaar komt vooral van het ANB. De voorwaarden die Natuur oplegt, zijn soms een groter gevaar dan die van Onroerend Erfgoed. En de Menenpoort zullen wij niet afbreken hoor, mijnheer Verfaillie.
De heer Stefaan Sintobin : Ik wist dat een Vlaams-Brabander tussen al die West-Vlamingen voor problemen zou zorgen. Voor wie dit een belediging is, weet ik niet. (Gelach)
Ik roep iedereen, en de heer Verfaillie in het bijzonder, op om deel te nemen aan ons werkbezoek van 21 en 22 februari. Wij zullen daar de visu het antwoord van de minister kunnen checken.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.