Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden en Internationale Samenwerking
Vergadering van 14/01/2014
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Voorzitter, minister-president, een tijd geleden al, namelijk in oktober, vond een unieke conferentie plaats over de regionalisering van de wapenhandel in België. De Europese Unie heeft toen, hier in Brussel, ook aandacht besteed aan dit thema.
De conferentie was uniek omdat er in de tien jaar sinds de regionalisering van de wetgeving over wapenhandel, zelden of nooit overleg is geweest of door de verschillende gewesten in dit land werd gedebatteerd over de aanpak van de thematiek. In die tien jaar is er veel veranderd. Sinds vorig jaar hebben we ook een betere Vlaamse regelgeving. Ook het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest hebben die ondertussen.
Vooral belangrijk is dat de EU via standpunten, richtlijnen en andere instrumenten, de impact op de regelgeving inzake wapenhandel en de internationale wapenhandel, heeft versterkt. Vlaanderen is in belangrijke mate gebonden aan een aantal Europese voorwaarden. Ik denk bijvoorbeeld aan het systeem met algemene vergunningen, want dat is eigenlijk Europese regelgeving die werd geïmplementeerd in eigen decreten.
Wij zijn uiteraard niet tegen een Europese ontwikkeling op dit terrein, laat dat duidelijk zijn, maar er is wel iets aan de hand. In de intracommunautaire handel dreigen we minder dan ooit tevoren inzicht te krijgen in de internationale wapenhandel, ook in de wapenhandel die vanuit Vlaanderen vertrekt of in aan defensie gerelateerd materiaal ik trek dit natuurlijk breed open. We dreigen het inzicht deels te verliezen en als er iets is dat we de voorbije jaren in Vlaanderen hebben opgebouwd, dan is het met name een sterk inzicht dankzij de rapportage die zo degelijk uitgebouwd is. Op dat punt zijn we een voorbeeld in Europa, maar we dreigen op basis van de Europese ontwikkeling eerder achteruit te gaan dan vooruit. Dit komt het duidelijkst tot uiting in de intracommunautaire handel, want er wordt enkel a posteriori gerapporteerd aan Vlaanderen.
Minister-president, ik durf te concluderen dat uit de conferentie blijkt dat we voor vijf grote uitdagingen staan wanneer we het hebben over de brede wapenhandel. Het is jammer dat deze vraag zo laat na de datum van de conferentie geagendeerd werd, maar door allerlei omstandigheden werd deze vraag telkens weer uitgesteld. Toch is de conferentie relevant genoeg om er nog eens bij stil te staan.
Ten eerste moeten we ervoor ijveren dat niet alleen in Vlaanderen, waar we onze regelgeving hebben, maar zeker ook in Europees verband de criteria met betrekking tot mensenrechten en conflictbeheersing sterker aanwezig zijn. Ze moeten niet alleen aanwezig zijn in de Europese regelgeving, maar ook in die van de regios en lidstaten. Dat kan het beste gebeuren door het causaliteitsprincipe te vervangen door het voorzorgsprincipe. U kent het verschil: we bekijken niet alleen wat een mogelijk gevolg kan zijn, maar we bekijken de problematiek vooraf en als het risico groot is, worden geen wapens geleverd.
Een tweede punt is de sterkere regelgeving voor de wederuitvoer. Ik spiegel me wat dat betreft heel graag aan de Verenigde Staten, niet bepaald vredesduiven. De VS zijn heel strikt en streng als het over wederuitvoer gaat. Zo controleren ze, via hun consulaten, op het terrein wat er met hun materiaal gebeurt en zij exporteren nog veel meer dan wij. Europa is wat dit betreft meer dan een beetje slordig. De paradox in dezen is niet onbelangrijk: de EU is opgericht om de vrede te bewaren, maar is blijkbaar niet in staat om de vrede in de wereld uit te dragen of te verspreiden. Dat is een heel grote uitdaging.
Meer zelfs en het is niet het thema in deze commissie, bescheiden als we zijn als deelstaat : zolang de Amerikaanse trouw in de NAVO primeert, zal Europa op dit vlak geen grensverleggend werk doen. Maar dit is natuurlijk een opmerking terzijde die natuurlijk veel verder gaat dan deze discussie over wapenhandel.
Ten derde pleit ik ervoor dat deze deelstaat Vlaanderen, samen met de andere Belgische regios, nadrukkelijk aanwezig is op het Europese forum en er een grote rol speelt bij het bepalen van standpunten, zeker over wapenhandel. In Europa zijn wij op een aantal terreinen voorloper geweest. We zijn dat nu in mindere mate dan vroeger en ik meen dat we die voortrekkersrol opnieuw moeten ambiëren. Op ons grondgebied vond ook de Eerste Wereldoorlog plaats, die we binnenkort herdenken, en wij hebben een missie als vredesduif. We moeten dit proberen af te dwingen op het Europese vlak. Ik pleit dus eigenlijk voor een sterkere rol voor u en voor Vlaanderen, voor een grotere verantwoordelijkheid, een sterke aanwezigheid en meer druk, samen met de federale overheid en de andere regios. We moeten niet volgen, we moeten voorop lopen, dat is een belangrijke gedachte.
Het vierde punt is dat we nog altijd een goed samenwerkingsakkoord moeten hebben rond dual use en nucleair materiaal. Als we degelijk beleid willen voeren, moeten we stappen vooruit kunnen zetten.
En ten slotte is er de tussenhandel. Ik weet het, het is nog een discussiepunt: federale materie of regionale materie? Er moet een oplossing voor komen. Het is echt een blank terrein, een terrein dat niet gecontroleerd wordt. Het valt buiten het blikveld van onze overheid.
Er is nog belangrijk werk te doen, en de rode draad in de vijf punten die ik naar voren breng, is inzicht in de handel met wapens en aan defensie gerelateerd materiaal: inzicht als leidraad voor beleid. Ik wil niets afdoen, minister-president, van de economische belangen die Vlaamse bedrijven ter zake hebben. Ik ben ervan overtuigd dat economische belangen niet noodzakelijk tegenstrijdig zijn aan geweldpreventie, inzicht en aan het uitdragen van de vredesgedachte op de vooravond van de herdenking.
Minister-president, ik wil u wat triggeren, dat is duidelijk, vandaar mijn vragen. Onderschrijft u mijn vrees dat door de permissievere Europese regels de openheid over en het inzicht in de wapentrafiek nog meer zullen versluieren in plaats van duidelijker te worden?
Hoe staat u tegenover de opgesomde aandachtspunten waar Vlaanderen soms maar gedeeltelijk macht over en invloed op heeft, maar waarbij het wel een rol kan spelen op het Europese vlak?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, mijnheer Caron, het is verrassend dat u de VS als voorbeeld aanhaalt. Het is een interessante discussie, want op andere domeinen kunnen de VS misschien niet direct als voorbeeld genomen worden. Maar goed, ik begrijp dat dit uw punt niet is.
Het gaat hier over richtlijn 2009/43 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Europese Gemeenschap. Daarin wordt inderdaad voorzien in een rapportering a posteriori van de intracommunautaire algemene en globale vergunningen. Maar daartegenover staat dat de gevallen waarin algemene vergunningen kunnen worden gebruikt, verplichtend zijn opgelegd in richtlijn 2009/43. Algemene vergunningen kunnen alleen worden gebruikt voor overbrenging naar andere EU-lidstaten, niet voor uitvoer naar landen buiten de EU.
Bovendien legt het Wapenhandelbesluit op dat algemene vergunningen op een aantal uitzonderingen na niet mogen worden gebruikt voor definitieve overbrenging, als het op het moment van de voorgenomen overbrenging vaststaat dat het eindgebruik zich zal afspelen buiten de EU en de eindgebruiker buiten de EU op dat moment bekend is. Als dat zo is, moet een globale of individuele vergunning aangevraagd worden.
Het Wapenhandeldecreet en het Wapenhandelbesluit, die de richtlijn hebben omgezet, leggen verder bijzondere voorwaarden en beperkingen op aan het gebruik van algemene vergunningen. Het bijhouden van gegevens en het rapporteren over de verrichte zendingen is in die zin een formele basisvoorwaarde.
Er is vastgelegd dat de gebruikers van algemene vergunningen om de zes maanden over hun verrichte zendingen moeten rapporteren aan het Departement internationaal Vlaanderen, meer bepaald de dienst Controle Strategische Goederen, op basis van de elektronische rapporteringstool die daarvoor speciaal ontworpen is. Op basis van de gegevens uit de elektronische rapporteringstool wordt jaarlijks aan het Vlaams Parlement gerapporteerd over het gebruik van algemene vergunningen.
De rapportering over het gebruik van globale vergunningen door de aanvragers aan het departement vindt jaarlijks plaats vanaf de datum van de toekenning van de vergunning. Zoals bepaald in het Wapenhandeldecreet wordt bij het halfjaarlijks en het jaarlijks verslag van de Vlaamse Regering aan het Vlaams Parlement telkens verslag uitgebracht van de globale vergunningen. In het Wapenhandelbesluit en het Wapenhandeldecreet waarover we in deze commissie uitgebreid gedebatteerd hebben, zijn met andere woorden voldoende garanties ingebouwd dat de openheid over de handel in defensiegerelateerde goederen niet in het gedrang komt. Integendeel, de rapportering in Vlaanderen is zeer sterk uitgewerkt en er zal over gewaakt worden dat dit ook in de toekomst zo zal zijn.
In uw tweede vraag somt u een aantal werkpunten op. Wat het eerste werkpunt betreft, moeten de criteria over mensenrechten en conflictbeheersing verstrengd worden, meer bepaald door het causaliteitsprincipe te vervangen door het voorzorgsprincipe.
In het Wapenhandeldecreet zijn de criteria betreffende de uit- en doorvoer van defensiegerelateerde producten en ander voor militair gebruik dienstig materieel al gevoelig verstrengd ten opzichte van de federale wet van 1991 en ten opzichte van de criteria uit het Europees Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944.
Zo wordt in artikel 26, paragraaf 3, van het decreet een algemeen verbod ingesteld voor uit- en doorvoer van gevoelige goederen naar personen, organisaties of instanties die het voorwerp uitmaken van vaststellingen van ernstige mensenrechtenschendingen of schendingen van het humanitair recht. Aangezien het gaat om een algemeen verbod, geldt dit los van de eventuele concrete bijdrage van de uit of door te voeren goederen tot de vastgestelde schendingen. Anders gezegd, de volgens het Gemeenschappelijk Standpunt noodzakelijke potentiële causaliteit tussen de uit of door te voeren goederen en de schendingen wordt weggelaten. Elke uit- of doorvoer van gevoelige goederen naar schenders van mensenrechten of van internationale humanitaire rechten zal dus geweigerd worden.
Gelet op de verstrekkende draagwijdte van een dergelijk algemeen verbod wordt de weigeringsgrond uiteraard genuanceerd om legitieme transacties zonder enige directe of indirecte link met de vastgestelde schendingen doorgang te kunnen laten vinden. Kortom, dit eerste werkpunt wordt al aangepakt in het Wapenhandeldecreet.
Een tweede punt is een sterkere regelgeving voor de wederuitvoer. De Verenigde Staten staan niet bekend als vredesduif, maar hebben wel veel striktere regels. Ook in de Vlaams-Belgische context gebeuren controles op het terrein. Eindgebruikerscertificaten worden waar nodig geverifieerd en gelegaliseerd door de plaatselijke ambassades of kantoren van het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen, F.I.T. Het Wapenhandeldecreet heeft ook sterk ingezet op de controle op het eindgebruik en de wederuitvoer. Men mag de Amerikaanse exportcontrolereglementering ook niet idealiseren. De praktijk leert dat de strenge voorschriften over de wederuitvoer van componenten onder de Amerikaanse ITAR-wetgeving in bepaalde gevallen eerder een geopolitieke finaliteit hebben dan dat ze ingegeven zijn door een pacifistische reflex.
Wat het derde werkpunt betreft, moeten zowel het federale niveau als de regionale niveaus veel actiever zijn op het Europese vlak bij het bepalen van de standpunten. Ik heb daar geen probleem mee. Ik heb die ambitie al lang op tal van vlakken en die wordt nu door u aangemoedigd. Op het Europese vlak laat zowel de federale overheid als Vlaanderen zijn stem wel degelijk horen en dat vanuit een streven naar level playing field dat de lat even hoog legt als België en Vlaanderen. Hetzelfde geldt voor het internationale toneel, zoals de diplomatieke conferentie betreffende het VN-Wapenhandelsverdrag. Ik kan dus zonder enige schroom stellen dat zowel België als Vlaanderen op het Europese en op het internationale toneel allesbehalve een meeloper kan worden genoemd. Ik denk dat we daar duidelijk ons mannetje staan.
Het vierde werkpunt is een goed samenwerkingsakkoord over dual use en nucleair materiaal. Momenteel lopen er onderhandelingen over het samenwerkingsakkoord voor dual-useproducten en nucleair materiaal. Ik hoop dat die zo snel mogelijk kunnen worden voortgezet. Sinds begin november liggen die min of meer stil.
Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het Vlinderakkoord dat een samenwerkingsakkoord vooropstelt om de samenwerking rond het nucleaire exportbeleid te vergemakkelijken. Het samenwerkingsakkoord zal voortbouwen op de huidige geldende wettelijke en institutionele bepalingen en zich richten op informatie-uitwisseling, expertise-uitwisseling en het doeltreffend maken van de voorziene procedures.
Uw laatste werkpunt gaat over tussenhandel. We hebben het daar tijdens de bespreking van het decreet al over gehad. Tussenhandel is nog altijd een federale bevoegdheid. Het is dan ook aan de federale overheid om aan uw vraag tegemoet te komen. Deze federale restbevoegdheid wordt concreet door de federale overheidsdienst Justitie uitgeoefend.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Ik kan begrijpen dat u het minstens goed meent en dat u geen meeloper wilt zijn. Dat vind ik heel goed. Ik weet dat ik vandaag van u geen concrete toezeggingen zal krijgen. Dat is ook niet de bedoeling van mijn gesprek. Ik wil het echter hebben over de algemene aandachtpunten die vandaag op tafel liggen, zeker in die Europese context.
Wat mijn eerste punt over het inzicht in die wapentrafiek betreft, stel ik vast dat in deze commissie minstens één en wellicht nog twee wapenrapporten niet geagendeerd zijn geweest. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters).
Die zijn intussen geagendeerd? Ik word proactief op mijn wenken bediend. Maar toch is het al redelijk laat.
Minister-president, ik noteer uw intentie om halfjaarlijkse en jaarlijkse rapporteringen te brengen over de algemene vergunningen. Zo kunnen wij alvast een en ander evalueren. Dat is positief.
Mijn werkpunten zijn eigenlijk aandachtspunten. Ik heb het woord meeloper niet gebruikt, ik had het over volgers en voorlopers. Ik wil dat u een voorloper wordt op dat terrein. De regering kan bij de herdenking van de Eerste Wereldoorlog meer dan een symbolische rol spelen. We kunnen een rol spelen die groter is dan het politieke gewicht dat we normaal in dat domein zouden kunnen hebben. We hebben hier een groot symbolisch gewicht. We moeten dat ook in de weegschaal leggen.
Ik merk op dat het samenwerkingsakkoord met betrekking tot, en de gesprekken over dual use en nucleair materiaal eigenlijk stilliggen. Waarom evolueert dat dossier niet meer? Kunt u mij daar iets meer over zeggen? Dat lijkt me nu eens wel een nieuwsfeit in uw antwoord. We weten dat de tussenhandel een federale materie is. Ik bedoel dat er op dat vlak op federaal niveau omzeggens niets gebeurd is. Dat is geen communautaire opmerking. Dit is de vaststelling van een geïsoleerd stukje bevoegdheid van de federale overheid waar niets rond gebeurt. Iemand die een copernicaanse stijl voorstelt, moet de ambitie hebben om minstens op dat terrein vooruitgang te boeken en daarover een akkoord af te sluiten en aan te dringen op vooruitgang.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Ik hoop dat u die copernicaanse omwenteling mee uitdraagt als overtuigd lid van het Vlaams Parlement. (Gelach)
Ja, ik dacht: nu moet ik het juiste woord zoeken.
Over de onderhandelingen over het samenwerkingsakkoord dual use en nucleair materiaal heb ik mij voorzichtig uitgedrukt. Er wordt niet te hard aan gewerkt. Sinds november ontwikkelt zich dat zeer voorzichtig verder. De reden is dat daarover in de schoot van de Federale Regering nog discussies plaatsvinden.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.