Commissie voor Algemeen Beleid, Financiƫn en Begroting
Vergadering van 24/10/2013
De voorzitter : Mevrouw De Vroeheeft het woord.
Mevrouw Gwenny De Vroe : Voorzitter, het is de eerste keer dat België een Europese miljoenenboete krijgt. Het Europees Hof van Justitie heeft beslist ons land tot een boete van 10 miljoen euro te veroordelen omdat de waterzuivering in de verschillende gewesten in gebreke is gebleven.
We weten ondertussen dat de situatie in Vlaanderen ondertussen in orde is gebracht. Het gaat in feite om een Europese richtlijn uit 1991 die de lidstaten van de EU ertoe verplicht afvalwater in te zamelen en te zuiveren. Later is daar nog bijkomende Europese regelgeving aan gekoppeld die kleine agglomeraties verplicht een rioleringsnetwerk uit te bouwen.
Aangezien de regelgeving in de gewesten toen te wensen overliet, is België in 2004 een eerste maal veroordeeld. In 2011 volgde een tweede veroordeling omdat de situatie op dat ogenblik nog steeds niet in orde bleek te zijn. Vanaf een tweede veroordeling kan een boete worden opgelegd. Dat is nu dus gebeurd.
Ondertussen voldoet Vlaanderen aan de richtlijn. In september 2012 heeft Vlaanderen zich met betrekking tot de waterzuivering in orde gesteld. De Europese Commissie is hiervan op 17 september 2012 op de hoogte gesteld. Dit geldt echter niet voor vijf agglomeraties in het Waalse Gewest. Dat is een probleem. We zullen straks dan ook een discussie over de verdeelsleutel voor de betaling van de boete voeren.
Ik verwijs in dit verband naar allerlei krantenartikelen. Dit dossier zou voor communautaire heibel kunnen zorgen. Ik ben dan ook zeer benieuwd hoe de discussie straks verder zal verlopen.
Het Europees Hof van Justitie heeft België een boete opgelegd. Zoals we allemaal weten, zijn de gewesten echter verantwoordelijk. De gewesten waren hiermee niet in orde. De vraag is dan ook wie wat voor zijn rekening zal nemen. Het is nog niet duidelijk welke verdeelsleutel zal worden gehanteerd.
In de krant staat te lezen dat de N-VA vindt dat de Vlaamse overheid niet moet betalen. De gewesten zijn binnen België zelf verantwoordelijk voor de waterzuivering. Ze zouden best tegenover Europa rechtstreeks verantwoordelijkheid nemen. Dit heeft de heer Vandaele in De Tijd verklaard. In hetzelfde artikel staat echter te lezen dat het volgens minister Schauvliege aan de Federale Regering is een regeling voor te bereiden. Uit die regeling moet blijken hoe België zijn boete zal inlossen. Ik ben dan ook zeer benieuwd naar het antwoord van de minister-president.
In juni 2010 hebben we dit onderwerp al tijdens een plenaire vergadering besproken. Volgens mij hebben toen vijf mensen een actuele vraag hierover gesteld. De minister-president heeft toen verklaard dat het probleem in 2011 volledig zou worden opgelost. Uiteindelijk is het september 2012 geworden.
De minister-president heeft toen ook verklaard dat bij de verdeling rekening zou worden gehouden met het feit dat Vlaanderen al verder stond dan de andere regios. Hij vond het toen te voorbarig al uitspraken te doen over de budgettering. Hij stelde voor dit te baseren op het aantal agglomeraties waarbinnen de richtlijn werd overtreden of op de bereikte zuiveringspercentages. Het kon ook een combinatie van beide worden. Een dergelijke verdeling zou ertoe leiden dat de prikkel om de regelgeving tijdig uit te voeren optimaal zou werken. Dat is net de bedoeling van een veroordeling tot het betalen van een forfaitaire boete of een dwangsom. De minister-president ging er toen ook van uit dat bij de oplegging van de boete misschien ook een verdeelsleutel zou worden opgelegd. Hij heeft toen naar voorbeelden uit het verleden verwezen. Dit blijkt echter niet het geval te zijn.
Minister-president, komt de boete op rekening van de federale overheid of wordt de factuur naar de gewesten doorgeschoven? Wat is in dat laatste geval de verdeelsleutel? Is over die verdeelsleutel sinds juni 2010 al met de federale overheid of met de andere gewesten overlegd? Wat is de impact van deze sanctie binnen België? Welke verdeelsleutel zal de Vlaamse Regering tijdens toekomstige gesprekken verdedigen?
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Voorzitter, mevrouw De Vroe heeft de situatie al geschetst. We weten wat er is gebeurd en waarom dat is gebeurd. We hebben al reacties op de vraag over de boete gezien. De boete bedraagt 10 miljoen euro. De EU erkent enkel lidstaten. Dit betekent dat de factuur in de bus van de Belgische staat valt. De vraag is wat nu moet gebeuren.
Een eerste vraag is of wij moeten betalen. Is de boete aan het Vlaamse Gewest gericht? Vinden we misschien dat dit niet klopt omdat onze waterzuivering in orde is? In dat geval gaat het om diegenen die op het ogenblik van de veroordeling nog niet in orde waren. We zouden ons er vanaf kunnen maken door te stellen dat het Waalse Gewest maar moet betalen.
Als ik naar de reacties kijk, merk ik dat het samenwerkingsfederalisme in dit land onwaarschijnlijk goed werkt. Brussels minister van Leefmilieu Huytebroeck vindt dat Vlaanderen mee moet betalen. Minister-president Peeters heeft verklaard dat Vlaanderen er niet aan denkt te betalen. We zijn immers in orde. Minister Schauvliege heeft vervolgens verklaard dat de staatssecretaris een verdeelsleutel uit zijn hoed moet toveren. De boete die in de Belgische brievenbus is gevallen, heeft echter betrekking op beleidsdomeinen waar de Belgische staat helemaal niet meer voor bevoegd is. Daarop zegt de staatssecretaris dat de gewesten gek zijn geworden en dat maar onder elkaar moeten uitmaken. Het is enigszins een kakofonie.
Minister-president, volgens mij bevat dit dossier twee elementen. De eerste vraag is of we ons door die boete aangesproken voelen. Dat is het inhoudelijke aspect. Indien we er, zuiver hypothetisch, van uitgaan dat we in overtreding zijn, geldt nog altijd de stelling dat de EU enkel lidstaten erkent en dat de Belgische staat een boete krijgt voor aangelegenheden waar het federale beleidsniveau helemaal niet meer verantwoordelijk voor is.
Blijkbaar bestaan hierover geen afspraken. Wilt u in de toekomst dergelijke afspraken maken? Hoewel we het tegendeel hopen, is het mogelijk dat het Europees Hof van Justitie België in de toekomst nog een boete zal opleggen in verband met een materie waarvoor de federale overheid niet langer bevoegd is. Indien kan worden aangetoond waar de verantwoordelijkheid ligt, is dat misschien niet moeilijk. Nu wordt de verantwoordelijkheid zelf echter al betwist. Er is helemaal niets geregeld. Dit geldt zeker voor die gevallen waarbij de deelstaten medeverantwoordelijk zijn. Wat is de verdeelsleutel? Wie zal welk gedeelte van die 10 miljoen euro moeten ophoesten?
Hoe denkt u het ondertussen met de staatssecretaris gerezen dispuut over de gevolgen van dit arrest van het Europees Hof van Justitie op te lossen? Wie moet volgens u bepalen welk gewest welk deel van de boete moet ophoesten? Dit geldt enkel indien wij hierin een aandeel hebben, maar dat is een bijkomende discussie.
Welke beleidsstappen heeft de Vlaamse Regering in dit verband al gezet? Ik doe zelf een suggestie. We zouden het Europees Hof van Justitie om een meer uitgesplitste berekening van de inbreuken kunnen vragen. Dit zou de deelstaten een optimale incentive geven om de regelgeving tijdig uit te voeren.
Ik vat mijn vragen nog even samen. Heeft deze boete op ons betrekking? Indien we er hypothetisch van uitgaan dat dit het geval is, krijgt een lidstaat een veroordeling en een boete in verband met een beleidsdomein waarvoor die lidstaat in feite niet verantwoordelijk is. Hoe moet de verdeling over de deelstaten dan verlopen?
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Voorzitter, het Europees Hof van Justitie heeft België voor de niet-naleving van een Europese richtlijn tot een flinke boete en een eventuele dwangsom veroordeeld. Op het ogenblik van de eerste veroordeling in 2004 hadden alle gewesten nog boter op het hoofd. Het arrest dat nu op de dagvaarding van oktober 2011 is gevolgd, stelt echter dat het Vlaamse Gewest zich op het ogenblik van de dagvaarding wel had geconformeerd, maar dat het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest dat nog niet hadden gedaan.
Minister Schauvliege en de minister-president hebben verklaard dat Vlaanderen niet mee zal betalen. Vlaanderen treft immers geen schuld. Misschien kan de minister-president daar straks iets meer over zeggen.
Mevrouw De Vroe heeft het standpunt van mijn partij al geciteerd. Dat bespaart me heel wat moeite. Volgens ons moeten de gewesten de volle verantwoordelijkheid dragen voor die aangelegenheden, zoals de waterzuivering, waarvoor ze bevoegd zijn. Dit geldt ook indien daar Europese boetes uit voortvloeien. Voor ons horen de lasten en de lusten samen.
Indien de federale overheid de boete zou betalen, zou Vlaanderen onrechtstreeks immers meebetalen. Dat zouden we niet billijk vinden. Staatssecretaris Wathelet heeft in zijn snelle reactie op het arrest eigenlijk precies hetzelfde verklaard. Het federale beleidsniveau is niet verantwoordelijk. Het is een zaak van de gewesten. Ik zal staatssecretaris Wathelet straks in de Senaat trouwens om tekst en uitleg over zijn verklaringen vragen.
Het dossier dat nu aan de orde is, betreft de afvalwaterzuivering. Ook met betrekking tot andere domeinen in het milieubeleid, zoals natuur of luchtkwaliteit, of tot andere bevoegdheidsdomeinen, kunnen in de toekomst vergelijkbare veroordelingen volgen. We zouden de discussie dan ook graag een beetje opentrekken.
Binnen de Belgische federatie bestaan geen afspraken over een doorrekening van boetes en dergelijke aan de gewesten. In een gedecentraliseerd land als het Verenigd Koninkrijk bestaan dergelijke afspraken wel. Ze zijn niet altijd afdwingbaar, maar er is een kader. Wij beschikken niet over een kader. We hebben wel artikel 16 van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, waarin over een eventuele doorrekening van federale boetes aan de gewesten en gemeenschappen wordt gesproken. Dit onderdeel is echter nooit echt uitgewerkt.
Minister-president, zult u met betrekking tot de gemeenschaps- en gewestbevoegdheden contact opnemen met de respectieve bevoegde overheden om onderling een regeling voor de eventuele verdeling van toekomstige boetes te treffen? Vindt u misschien dat die verantwoordelijkheid bij de federale overheid berust?
Bent u het ermee eens dat de gehanteerde verdeelsleutel sowieso rekening moet houden met de inspanningen die reeds zijn geleverd en met het aandeel van de respectieve gewesten of gemeenschappen in een veroordeling?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, geachte leden, ik heb het arrest bij, voor diegenen die het niet zouden hebben kunnen lezen. Dat is zeer interessante lectuur. In het arrest worden een aantal dingen zeer duidelijk gemaakt, en worden dus eigenlijk ook al antwoorden gegeven op de vragen die hier aan bod zijn gekomen.
Over de dwangsom kan ik zeer kort zijn. Uit randnummer 22 van het arrest blijkt dat de Commissie heeft aangegeven dat Vlaanderen in 2012 uiteindelijk alle verplichtingen is nagekomen, dankzij het bewijs van het goed functioneren van de zuivering in de agglomeratie Beersel, nadat de collector van Dworp was aangesloten. De aansluiting van de collector was al in juni 2011 gerealiseerd. De dwangsom is dus krachtens de lezing van het arrest zelf niet meer van toepassing op Vlaanderen, aangezien hij alleen op de niet-naleving na 17 oktober 2013 kan slaan. Dat is dus duidelijk.
Wat de forfaitaire boete betreft, kunnen diegenen die het arrest hebben gelezen, uit een aantal overwegingen ook duidelijk opmaken hoe het zit voor Vlaanderen. Het hof heeft het Koninkrijk België veroordeeld tot een boete van 10 miljoen euro. De berekeningswijze die werd gehanteerd om tot dit bedrag te komen, kan niet worden afgeleid uit het arrest. Men zegt dat nog wat neerwaarts te hebben aangepast, maar hoe men tot die 10 miljoen euro is gekomen, weet ik niet. Van belang is echter dat punt 20 van het arrest uitdrukkelijk meldt dat de Commissie in de loop van de hofprocedure heeft erkend dat haar bezwaren niet langer op Vlaanderen slaan. Ik citeer het arrest: Allereerst dient erop te worden gewezen dat de Commissie in haar repliek het voorwerp van het geschil nader heeft omschreven en ( ) verzocht, slechts met betrekking tot dertien Waalse agglomeraties en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest niet-nakoming vast te stellen. Mevrouw De Vroe, u hebt het arrest ook gelezen. Overweging 20 is zeer duidelijk.
We dienen ons dus af te vragen of, indien de zaak voor de drie gewesten afzonderlijk behandeld zou zijn geweest, het tot een veroordeling van Vlaanderen zou zijn gekomen, gelet op deze expliciete vaststelling in het arrest. Ik zou zelfs verder gaan: gelet op het feit dat Vlaanderen sinds juni 2011 in orde is, kan men zich zelfs afvragen of de Commissie nog op 19 oktober 2011 een zaak tegen Vlaanderen had aangespannen bij het hof.
Het is in dat licht ook belangrijk om randnummer 25 van het arrest te lezen. Daarin staat te lezen dat de Europese Commissie haar initiële vordering heeft gewijzigd. Er wordt verwezen naar randnummer 2, waarin staat dat die vordering werd gewijzigd op basis van de informatie van 4 mei 2012, een ogenblik waarop het onomstotelijk vaststond dat het Vlaamse Gewest aan alle verplichtingen had voldaan. Wat op dit ogenblik niet duidelijk is, is dus de door het hof als redelijk beschouwde termijn waarbinnen de lidstaat zich na het eerste arrest had moeten conformeren om geen boete krijgen. Men kan daarvoor zowel naar de datum van 4 mei 2012 als naar de datum van 19 oktober 2011 de datum waarop de Commissie het beroep heeft ingesteld verwijzen. Het is onze stelling dat een verwijzing naar het met redenen omklede advies van 26 juni 2009, toen er sprake was van nog 1 Vlaamse agglomeratie, ten aanzien van 21 Waalse agglomeraties en het volledige Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, niet ter zake doet, aangezien het dan nog meer dan twee jaar heeft geduurd vooraleer de Commissie de klacht effectief aanhangig heeft gemaakt bij het hof.
Ik verwijs in dat verband ook naar de interventie van Groot-Brittannië in deze zaak. Dat land heeft ervoor gepleit dat aan de lidstaten in elk geval een redelijke uitvoeringstermijn moet worden gelaten om tot de uitvoering van een eerste arrest te komen. Het hof heeft in zijn uitspraak in elk geval die redelijke uitvoeringstermijn mee opgenomen.
De procedure bepaalt dat, in uitvoering van het arrest, de Commissie een brief aan het Koninkrijk België moet richten, met het verzoek de boete op haar rekening te storten. Aangezien deze brief nog niet is verzonden, is tot op heden niet bekend binnen welke termijn het Koninkrijk België de som zal moeten betalen. Mijnheer Vandaele, u hebt terecht verwezen naar artikel 16, paragraaf 3, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen. Dat artikel bepaalt dat de federale staat de kosten van het niet-nakomen van internationale of supranationale verplichtingen door een gemeenschap of een gewest op die gemeenschap of gewest kan verhalen. Dat kan door een inhouding op de wettelijk aan de betrokken gemeenschap of het betrokken gewest over te dragen financiële middelen. Nergens is bepaald hoe dat moet gebeuren als meerdere gewesten of gemeenschappen samen aanleiding geven tot kosten voor niet-naleving. Het is immers de eerste maal dat het Koninkrijk België wordt veroordeeld door het Hof van Justitie met oplegging van een financiële sanctie.
Tot op heden hebben de federale overheid en de gewesten nog niet overlegd over de verdeling van een boete. Er is op voorhand geen verdeelsleutel uitgewerkt, omdat het ook niet duidelijk was of en hoe het hof een boete en/of dwangsom zou opleggen. In zijn verweer had België het hof wel verzocht enige verduidelijking op dat vlak te brengen in de uitspraak. Het arrest heeft hier echter geen uitsluitsel over gegeven. Mijnheer Van Hauthem, het is ook niet mogelijk om het hof daarover verdere vragen te stellen, zoals u suggereert. Ik neem dus aan dat de federale overheid, zodra ze het verzoek tot betaling vanwege de Europese Commissie heeft ontvangen, de gewesten daarover formeel zal informeren en daar dan de discussie over de verdeelsleutel zal beginnen. De Interministeriële Conferentie Leefmilieu lijkt me het forum bij uitstek om deze gesprekken tussen de gewesten in eerste instantie te voeren.
Voorzitter, geachte leden, er zijn reacties gekomen, maar met niet echt veel kennis van het arrest zelf. Dat heb ik moeten vaststellen. Maar goed, dat is aan diegenen die na enkele uren reacties hebben gegeven, en misschien zijn ze ondertussen, na het lezen van het arrest, tot enige wijsheid ter zake gekomen.
De Europese instanties zullen de boete aan de lidstaat België overmaken, maar ik vind dat het niet aan de federale overheid is om die discussie te voeren of voorstellen te doen. Ik denk dat de Interministeriële Conferentie Leefmilieu, waarin alle ministers van Leefmilieu zetelen, de plaats is waar kan of moet worden gesproken hierover. De deelstaten, die ook bevoegd zijn ter zake, moeten hun verantwoordelijkheid nemen. Dat lijkt me zonneklaar. Op basis van het arrest en alle verwijzingen die ik heb gedaan, kunnen wij, in alle bescheidenheid, maar met argumenten, aantonen dat het arrest zelf niet onbelangrijke bepalingen bevat waaruit blijkt dat Vlaanderen aan de verplichtingen van die Waterzuiveringsrichtlijn heeft voldaan. Daarom voel ik me niet meteen aangesproken om een deel van die boete te betalen. Dat heb ik ook al gezegd. Ik denk dat dit verder kan worden besproken door de regios onderling. Ik kijk uit naar de argumenten die men uit het arrest haalt om andere stellingen te verdedigen. Het is dat arrest dat, meen ik, in eerste instantie goed moet worden begrepen.
De voorzitter : Mevrouw de Vroe heeft het woord.
Mevrouw Gwenny De Vroe : Wat is de timing van dat interministerieel overleg?
Minister-president Kris Peeters : We moeten eerst die brief binnenkrijgen.
Mevrouw Gwenny De Vroe : Hoe frequent komen ze bijeen?
Minister-president Kris Peeters : Als ik me niet vergis, is minister Schauvliege daar op dit moment voorzitter van. Het is de voorzitter die conferenties kan bijeenroepen, wanneer er belangrijke redenen zijn om dat te doen. Ik ken de frequentie daarvan niet uit het blote hoofd.
Mevrouw Gwenny De Vroe : Ik ga ervan uit dat dit regelmatig gebeurt.
Minister-president Kris Peeters : Op regelmatige basis.
Mevrouw Gwenny De Vroe : Verder bedank ik u voor uw antwoord. Ik zal dit uiteraard verder opvolgen. U herinnert zich allicht ook nog wel de heel recente discussie in de plenaire vergadering over de problematiek van het fijn stof. Ik wil u er bij dezen op wijzen dat men Vlaanderen in die zaak toch ook op de vingers heeft getikt. Het is belangrijk dat u als minister-president dat dossier in de toekomst van zeer nabij volgt.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris van Hauthem : Minister-president, ik denk dat u gelijk hebt als u delen uit het arrest aanhaalt. Trouwens, ook al het feit dat er een dwangsom is voor de dingen die nog niet in orde zijn, betekent dat de rest wél in orde is. Maar goed, men zat daar nog altijd met de redenering van het Hof van Justitie dat het excessief lang heeft geduurd. Als we de bepalingen bekijken die u hebt voorgelezen, dan meen ik dat u gelijk hebt als u zegt dat we ons wat dit betreft niet aangesproken hoeven te voelen. Het arrest slaat immers niet op ons.
Dat neemt niet weg dat er ook in de toekomst hoe dan ook boetes zouden kunnen komen van Europa voor zaken die geen federale bevoegdheid zijn. Stel dat u in dit dossier of een ander dossier zou moeten toegeven dat we die richtlijn inderdaad te laat hebben omgezet, en die boete, die weliswaar in de Belgische brievenbus terechtkomt, slaat ook daadwerkelijk op ons, en eventueel op andere gewesten, of, als het over gemeenschapsmaterie gaat, op de gemeenschappen. Wat dan? Dat is de vraag. U hebt zich nu alleen toegespitst op dit dossier. U zegt dat de interministeriële conferentie bijeen zal komen. U zult daar uw argumenten op tafel leggen om te staven dat we daar eigenlijk niets mee te maken hebben, dat Brussel en Wallonië dan maar onder elkaar moeten uitvechten wie daar welk deel van betaalt. In de toekomst zouden er echter gevallen kunnen zijn waarin we misschien wel aangesproken zijn. Dan is er eigenlijk niet in een regeling voorzien. Daar bent u ook niet op ingegaan.
Ik weet dat spreken op basis van hypotheses niet altijd nuttig is, maar de staatssecretaris kan artikel 16 van de bijzondere wet gebruiken om, nadat hij weliswaar de boete heeft betaald, die te recupereren door een aantal dotaties in te houden. Dan zit hij ook met hetzelfde probleem: wat gaat hij dan eventueel moeten inhouden bij wie van die 10 miljoen euro?
Minister-president Kris Peeters : Ik heb voorstellen over hoe dat kan worden verdeeld tussen Wallonië en Brussel, maar dat is niet aan mij. (Gelach)
De heer Joris Van Hauthem : Ik bedoel maar, stel dat hij dat mechanisme gebruikt, dat u er niet uit komt en dat hij beslist bij Vlaanderen dat in te houden en bij Wallonië dat. Goed, ik weet wel dat er dan nog mogelijkheden zijn om dat tegen te houden. Ik meen dat u inhoudelijk gelijk hebt als u stelt dat Vlaanderen zich niet aangesproken moet voelen, maar dat neemt niet weg dat er eigenlijk geen regeling is voor het moment waarop we ons eventueel aangesproken moeten voelen.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Minister-president, ik ben zeer blij dat wij helemaal op uw golflengte zitten, wat op zich natuurlijk al een aangenaam gevoel is. Ik denk dat u helemaal gelijk hebt wat die dwangsom betreft. Vlaanderen ontspringt daar helemaal de dans.
Op het eerste gezicht, als we de teksten lezen van het arrest, is de boete ook niet van toepassing op Vlaanderen. We kunnen echter zo wel vermoeden dat anderen dat misschien niet zo zullen interpreteren, en dat er waarschijnlijk toch nog een robbertje zal worden uitgevochten. Maar goed, onze redenering, die ook zo in het arrest staat, is dat de Europese Commissie in juli 2012 Vlaanderen conform heeft verklaard, op basis van de aansluiting van de laatste collector in Beersel op de rioolwaterzuiveringsinstallatie van Beersel in juni 2011, dus vóór de tweede dagvaarding van oktober 2011. Dat ziet er dus allemaal goed uit, maar in die tekst verwijst men ook ergens naar een langdurige niet-conformiteit, waaruit sommigen dan toch het argument putten om te beweren dat Vlaanderen toch ook een deel van de verantwoordelijkheid heeft. Anderen wijzen erop dat een deeltje het is niet zoveel van het Vlaamse stedelijke afvalwater in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt gezuiverd, door de Brusselse rioolwaterzuiveringsinstallaties. Ook daar zou Vlaanderen dan toch een deeltje van de verantwoordelijkheid hebben. Ik voel dus aan dat daar misschien toch nog discussie over kan komen, maar we zitten zeker op dezelfde golflengte wat het uitgangspunt betreft.
Minister-president, u verwijst naar dat interministerieel overleg waarvan minister Schauvliege momenteel blijkbaar voorzitter is. Als zij een vergadering daarvan belegt, zal zij dat punt dan op de agenda zetten? Betekent dit dan dat Vlaanderen wel degelijk zelf dat punt op de agenda zal zetten?
Wat de heer Van Hauthem zei, zat eigenlijk ook in mijn vraag daarnet. We willen dit wat ruimer zien. Gaan we proberen te komen tot een mechanisme dat duurzaam is, dat ook van toepassing kan zijn op andere, vergelijkbare internationale boetes en dergelijke? Moeten wij daar het initiatief voor nemen? Zal minister Schauvliege dat doen? Of verwachten we dat van de federale overheid?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, ik heb al gezegd dat wij een aantal elementen hadden aangereikt waarover het hof zich had kunnen buigen om zelf eens een indicatie te geven over die verdeelsleutels. We moeten eens bekijken waarom het hof dat niet heeft gedaan en of het hof er met het oog op toekomstige discussies wel toe gebracht kan worden om daar uitspraken over te doen. Dit moet, denk ik, geval per geval worden bekeken.
Het is ook interessant om eens te bekijken hoe andere federale staten in een gelijkaardige situatie dergelijke verdeelsleutels aanpakken. Maar we moeten ons er wel van bewust zijn dat we vrij uniek zijn in Europa. Wij zijn als regio, gewest of gemeenschap, al naargelang van het dossier, voldoende mans en volwassen om daarover eens op een goede manier te spreken. Ik ben zeker bereid om dat gesprek voor te bereiden en om eens te bekijken hoe en wat.
Ik ga er ook van uit dat de regios het gesprek zullen voeren op basis van de argumenten die ik aanhaal en van het arrest. Het arrest is toch het alfa en het omega om eruit te geraken wat die boetes betreft. Ik ben er mij van bewust dat het geen eenvoudig gesprek wordt. Maar het is toch belangrijk om te vertrekken van de elementen van het arrest. Wij hebben daarin toch een vrij duidelijke verwijzing en sleutels om onze stelling te verdedigen.
De voorzitter : De vraag om uitleg en de interpellaties zijn afgehandeld.