Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden en Internationale Samenwerking
Vergadering van 05/11/2013
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Recent was er te Maastricht topoverleg tussen de Vlaamse en de Nederlandse minister-president met het oog op het onderhouden en versterken van de economische banden tussen Vlaanderen en Nederland. Ook de Vlaamse ministers Lieten en Crevits en de Nederlandse minister van Economische Zaken Kamp en de Nederlandse minister van Infrastructuur en Milieu Schultz van Haegen waren hierbij aanwezig. Na de ontmoeting was er in diverse media berichtgeving over besproken onderwerpen en intenties.
Aan de vooravond van de ontmoeting in Maastricht, deelde VVD Zeeland, de partij van minister-president Rutte, mee dat zij een aanpassing aan het Scheldeverdrag op de agenda wilden. Als onderwerp van gesprek zag VVD Zeeland de positionering van de Vlaams-Nederlandse delta in Europa als belangrijk item voor de regionale economie en werkgelegenheid, en themas als grensoverschrijdende arbeid, harmonisatie van belastingen en goederentransport tussen de Zeeuwse regio en Antwerpen, maar expliciet een aanpassing van het Scheldeverdrag had de partij graag geagendeerd en besproken gezien.
Minister-president, in de communicatie na de ontmoeting te Maastricht vernam ik niets over het onderwerp van het Scheldeverdrag. Stond er over deze problematiek niets geagendeerd en/of werd er niets ter sprake gebracht?
Welk overleg is er momenteel op enig niveau bezig over de toekomst van de scheepvaart op de Westerschelde? Hoe schat u de evolutie daarvan in? Kwam er de voorbije periode vanuit Nederland enige nieuwe vraag of aandringen op tafel?
Tijdens de plenaire zitting van 25 januari 2012 kondigde u de website havenvanantwerpeningevaar.be aan. Die site blijkt nu niet actief. Is naar uw aanvoelen de Antwerpse haven dan geenszins meer in gevaar, en vertrouwt u erop dat blijvend gelijke tred gehouden zal kunnen worden in het licht van de verdere evoluties in de internationale maritieme wereld?
De voorzitter : De heer Van Overmeire heeft het woord.
De heer Karim Van Overmeire : Minister-president, mijn vraag gaat eveneens over de resultaten van de tweede Vlaams-Nederlandse top in opvolging van de eerste top in Bornem in 2011. Ik heb samen met mevrouw Smaers al een kleine voorafname op deze vraag mogen doen in de vorm van een actuele vraag, meer bepaald wat onderzoek en ontwikkeling betreft.
Anders dan de vragen van de heer Reekmans betreffen mijn vragen veeleer het algemene kader. Minister-president, kunt u een volledig overzicht geven van de concrete afspraken die werden gemaakt? Wanneer het gaat over een gezamenlijk beroep op EU-fondsen, waarover hebben we het dan concreet? Waar zullen Nederland en Vlaanderen dan concreet optreden? Welke afspraken zijn er ter zake gemaakt?
Kunt u tevens een evaluatie maken of de vooruitgang bespreken van de samenwerking die werd afgesproken tijdens de eerste top in 2011 te Bornem? Ik neem aan dat op zon nieuwe top ook even in de achteruitkijkspiegel wordt gekeken om te zien of het afgesproken tracé ook effectief is afgelegd.
De voorzitter : Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder : Minister-president, u mag tegenwoordig vaak op de koffie. Dat is een goede zaak. Ik moet u wel waarschuwen, want van te veel koffie krijgt u hartkloppingen en riskeert u s nachts wakker te liggen. Maar dat hangt in uw geval misschien eerder af van de dossiers en van het verdere verloop daarvan dan van de koffie.
U bent ook recent bij de Nederlandse buren geweest samen met de ministers Lieten en Crevits voor een tweede Vlaams-Nederlandse top. We horen daar positieve geruchten over in de media. De bijeenkomst zou zeer vruchtbaar zijn geweest en de krachten zouden worden gebundeld op het vlak van innovatie, transport, logistiek. Maar er zijn een aantal knelpuntendossiers die u beter dan wie dan ook kent, minister-president, en die niet in dit rijtje van goednieuwsshow thuishoren. Ik denk dan in het bijzonder aan de Hedwigepolder, de Scheldeverdieping, en de vraag die de heer Reekmans hier heeft gesteld en die me bijzonder interesseert, namelijk het openbreken van Scheldeverdragen of de vraag van de Nederlanders om de inhoud van de Scheldeverdragen opnieuw te bekijken.
Verder zijn er ook het dossier over de koffieshops aan de grens en het dossier van de IJzeren Rijn. Mijn vragen zijn dan ook heel concreet. Hoe zit het, naast de goednieuwsshow in de media, nu werkelijk met deze dossiers? Wat is het statuut van dit overleg? Gaat het om een nieuwe insteek voor de bevordering van de samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen? Wanneer is de volgende Vlaams-Nederlandse top? Welke projecten staan er voor 2013 en 2014 op het programma?
Wat was het concrete resultaat van deze vergadering voor het dossier van de IJzeren Rijn en het mogelijks openbreken van de Scheldeverdragen, een vraag die door de heer Reekmans naar voren is gebracht? Ik hoop dat dit niets te maken heeft met de Scheldeverdieping op zich.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Het is hartverwarmend dat er zo veel vragen worden gesteld over een niet onbelangrijke bijeenkomst. We hebben in Vlaanderen ook nog een onderhoud gehad met de minister-president van Noordrijn-Westfalen. Sommigen stellen hier vragen over koffie en andere zaken die daar niets mee te maken hebben en die onrecht doen aan die belangrijke bijeenkomsten die tot nu toe altijd zeer positief en resultaatgericht waren.
De Vlaams-Nederlandse bijeenkomst op 8 oktober in Maastricht heeft zeker een nieuwe stimulans gegeven aan de goede samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland. Er is naar verwezen dat we op 4 juli 2011 in Hingene in Klein-Brabant een eerste duidelijk afsprakenkader hebben gemaakt zoals de gemeenschappelijke zending naar Texas, het toekomstonderzoek samen met experten van Nederland en Vlaanderen enzovoort. De afspraken die in 2011 zijn gemaakt, zijn dus allemaal uitgevoerd. De vraag is dus welke afspraken nu zijn gemaakt, en of het de bedoeling is om die ook uit te voeren en daartoe actie te ondernemen.
Wat zijn die nieuwe, bijkomende afspraken? De eerste reeks betreft de evaluatie van de handelsmissie naar Texas. Flanders Investment & Trade (F.I.T.) heeft een evaluatie bezorgd. De deelnemers hebben de missie zeer positief geëvalueerd. In Nederland evalueert men na drie maanden, wat betekent dat die evaluatie nog niet volledig klaar is. Onze evaluatie heeft men daar besproken. Er is afgesproken dat de evaluaties van de Nederlanders en van F.I.T. zullen worden samengevoegd tot een gemeenschappelijke evaluatie. Omdat ook Nederland zeer positief staat tegenover de missie zal een nieuwe gezamenlijke missie worden georganiseerd. Men gaat behoedzaam tewerk bij het uitkiezen van de landen. Volgend jaar organiseren wij hier verkiezingen, dus het is nog maar de vraag of die reis in onze drukke agenda kan worden ingepast. In elk geval willen beide partijen een vervolg.
De tweede reeks betreft de toekomstige relatie tussen de chemische sector en de prijs en de stabiliteit van het energieaanbod. Men stelt vast dat de chemiesector in de ARRRA-regio ARRRA staat voor Antwerp-Rotterdam-Rhine-Ruhr-Area de grootste Europese cluster is, maar ook dat die kwetsbaar is en zwaar onder druk staat wegens de concurrentie vanuit het Midden-Oosten, en ook steeds meer vanuit de VS. Dat heeft te maken met de lagere energieprijzen. Er is een aanpak afgesproken. Wij zullen ons toeleggen op nieuwe, hoogwaardige producten en inzetten op duurzame energie. Wij zullen ook de krachten bundelen, door groeiende samenwerking tussen de Nederlandse Topsector Logistiek en het Vlaamse Flanders Innovation Hub for Sustainable Chemistry, afgekort FISCH. In Nederland hebben de Topsector Logistiek en FISCH in oktober overlegd. De resultaten worden bekeken. Het is de chemische sector die daar werk moet van maken, daarbij ondersteund door beide regeringen. Dat moet toestaan om de ARRRA-regio op de kaart te houden en te versterken.
Wat het energieprobleem van de sector betreft, heeft men stilgestaan bij het belang van een betere afstemming van de vraag en het aanbod van elektriciteit op elkaar, dankzij de interconnectiviteit tussen Nederland en Vlaanderen. Dat moet zowel de bevoorradingszekerheid als de energiekosten ten goede komen. Er is afgesproken om samen een toekomstgerichte strategie voor de chemiesector te ontwikkelen die energievraagstukken en andere relevante kwesties zoals het klimaat en de CO2-uitstoot in aanmerking zal nemen. Schaliegas is zowel in Nederland als hier een delicaat onderwerp. Wij zullen met hen alle informatie uitwisselen. Europa heeft ter zake ook al onderzoek verricht, en de resultaten ervan zullen in rekening worden gebracht. Er is ook afgesproken om intensief samen te werken op het vlak van innovatie, logistiek en transport, en dat samen met het bedrijfsleven, kennisinstellingen en andere overheden te doen. Tot zover het luikje chemie, logistiek en transport.
Inzake innovatie zijn er prachtvoorbeelden van Vlaams-Nederlandse samenwerking, zoals het Holst-open-innovatiecentrum in Eindhoven, de samenwerking tussen de kennisinstellingen IMEC-Leuven en de Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO); de samenwerking tussen Bio Base Europe plant en het opleidingscentrum langs het Kanaal Gent-Terneuzen; de samenwerking in het Shared Research Centre Biobased Aromatics tussen TNO en de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) in Bergen op Zoom. Wij menen dat wij die samenwerking moeten onderhouden en dat er verder op moet worden gebouwd.
Op het terrein van hightech willen we vaker samen optrekken, met name bij de verdere ontwikkeling van het Nederlands-Vlaamse open-innovatiecentrum Holst in Eindhoven en door een gezamenlijke langetermijnvisie uit te werken. Op het terrein van de biobase zullen wij de modaliteiten verkennen van een gezamenlijk R&D-programma voor duurzame chemie, met betrokkenheid van belanghebbenden. Dat onderzoek moet betrekking hebben op industriële biotech, polymeertechnologie en het probleem van carbon capture. Wat dat laatste betreft, is in Nederland al heel wat onderzoek verricht.
Met betrekking tot zorginnovatie is afgesproken een bijeenkomst te organiseren tussen vertegenwoordigers van de Vlaamse en Nederlandse overheid en andere publieke en private spelers uit de industrie en de kennis- en zorgwereld. Zo willen we nagaan waar er kansen liggen voor nadere samenwerking, en hoe we de biotech-, medtech- en zorginnovatieclusters in onze beide landen wederzijds kunnen versterken, geïnspireerd door initiatieven als Medicon Valley in Scandinavië.
Mijnheer Van Overmeire, verder hebben we beslist om meer samen een beroep te doen op fondsen uit de Europese financieringsprogrammas die zich richten op innovatie en onderzoek. In dat verband hebben we ons voorgenomen om meer samen op te trekken bij de Europese calls in het kader van Horizon 2020. Ook is afgesproken de Interreg-programmas meer in te zetten op innovatieve projecten, en tevens in het Interreg-programma Euregio Maas-Rijn te streven naar een geografische verbreding met de economisch en technologisch relevante regios Eindhoven en Leuven.
Dan is er logistiek en transport. De goede verbindingen met het achterland, zowel in Nederland als in Vlaanderen, zijn natuurlijk van levensbelang. Wat is ter zake afgesproken? Middels de corridorstudies willen we in kaart brengen waar er investeringen in infrastructuur nodig zijn. Vlaanderen en Nederland voeren veelvuldig corridorstudies uit vanuit het eigen perspectief. Met het oog op het ontwikkelen van een visie op de toekomst wordt er een meerwaarde gezien in het gezamenlijk uitvoeren van die corridorstudies binnen het gebied van de Vlaamse-Nederlandse Delta en ten aanzien van het ontsluiten van dat deltagebied, natuurlijk voortbouwend op de reeds beschikbare onderzoeksresultaten. Ook kunnen we samenwerking intensiveren met betrekking tot vlotte en veilige goederenstromen die grensoverschrijdend op het gemeenschappelijke infrastructuurnetwerk plaatsvinden. Zo is er nog een slag te slaan qua afstemming met betrekking tot milieudienstverlening aan de scheepvaart. Dat gaat dan onder meer over walstroomplatformen, het inzamelen van scheepsafval, punten van afvallozing in zeehavens enzovoort. We hebben ook te winnen bij een uitwisseling van kennis over het benutten van liquid natural gas (LNG) als brandstof voor schepen.
Er is ook gewerkt aan een agenda voor een gemeenschappelijke en samenhangende ruimtelijke ordening, die bijdraagt tot een betere concurrentiepositie van Nederland en Vlaanderen. Daarbij moet natuurlijk ook worden gelet op de leefbaarheid.
We hebben ook vastgesteld dat op andere terreinen de samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen zeer goed is. We hebben het voornemen geuit daar verder aan te werken en dat te versterken. Nederland en Vlaanderen delen een taal en een cultuur. Er is dan ook afgesproken dat we ons op het culturele vlak vaker gezamenlijk zullen presenteren. Dat zal bijvoorbeeld tijdens de Frankfurter Buchmesse in 2016 gebeuren.
Ook grensoverschrijdende samenwerking op het vlak van arbeid blijft een belangrijk aandachtspunt. Zeker in het kader van de sluiting van Ford Genk zijn er op dat vlak concrete stappen gezet.
Tot slot zullen we ook op het terrein van onderwijs en onderzoek vaker samen optrekken.
Deze tweejaarlijkse ontmoeting is dus zeer belangrijk, en was ook zeer gevuld. Dit moet ook heel concreet worden gemaakt. We hebben er absoluut alles aan gedaan om dat ook verder mogelijk te maken en op te volgen.
Ik wil nog even ingaan op een aantal zogenaamde knelpuntdossiers. De uitvoering van de Scheldeverdragen van 2005 is niet op de agenda gezet. Sinds de beslissing van het Nederlandse kabinet-Rutte II in november 2012 om de procedure van start te laten gaan voor de ontpoldering van de 300 hectare van de Hedwigepolder, conform het desbetreffende Scheldeverdrag, is er ambtelijk immers goed en voortvarend samengewerkt. Bovendien is het zo dat alle aspecten van de uitvoering van de Scheldeverdragen aan de orde komen in de door die verdragen bestendigde gemengde organen. Mijnheer Reekmans, het is niet omdat iemand een website lanceert en daar van alles en nog wat opzet, dat u zich zorgen moet maken omdat ter zake belangrijke problemen zouden bestaan. Dat is gelukkig niet zo. U hoeft zich daar dus geen zorgen over te maken.
De kwestie van het natuurherstel is het enige overblijvende element van niet-uitvoering van de Scheldeverdragen, maar dat is geen reden om politiek te interveniëren in de vooruitgang van de ambtelijke behandeling. De Nederlandse regering kent het standpunt van de Vlaamse Regering, namelijk dat de Scheldeverdragen van 2005 onverkort en conform onze afspraken moeten worden uitgevoerd. Ik verwijs naar de Latijnse spreuk die iedereen nu kent: pacta sunt servanda. Er is geen enkele reden om te betwijfelen dat het huidige Nederlandse kabinet daar een andere zienswijze over heeft, ook getuige de regeerverklaring. Er is dan ook van mijn Nederlandse collega geen enkel verzoek gekomen om een aanpassing van het Scheldeverdrag op de agenda te zetten of er überhaupt over te spreken. De informatie die u heeft bereikt en waaruit zou blijken dat dit zou zijn gebeurd, is volstrekt naast de kwestie en valt eigenlijk wat te betreuren. Maar goed, ik heb niet alle websites en alle uitlatingen in de hand. Ik probeer de mijne al zo goed mogelijk te formuleren, en voor mij is dat al voldoende.
Het andere knelpunt, de IJzeren Rijn, een federale bevoegdheid waar we bij betrokken zijn, is wel besproken. Dat is zowel door minister-president Rutte als door mij als door de twee bevoegde ministers aangekaart. De Federale Regering zou het memorandum of understanding midden november behandelen, zodat er geen enkele onduidelijkheid meer bestaat.
We hebben het daarover gehad met minister-president Kraft van Noordrijn-Westfalen. Zij zei in Davos dat we moesten wachten tot na de Duitse verkiezingen omdat de deelstaten en de federale overheid een andere visie hebben. Aangezien het federale bestuur binnenkort opnieuw wordt samengesteld, zullen we het dossier opnieuw oppikken en trachten vooruitgang te boeken, samen met de federale collegas.
Voor de Nederlanders is het historisch tracé geen probleem. Voor de Duitsers is het wel delicater. Dat is stof voor een andere vraag, als u geïnteresseerd bent in het contact met de minister-president van Noordrijn-Westfalen.
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Minister-president, ik heb niet gevraagd naar de smaak van de koffie. Mijn vragen waren pertinent. U en minister-president Rutte profileren zich bij internationale handelsmissies als één geheel, als één entiteit, om de regios te promoten. Ik vind dat positief. Dat kan een meerwaarde zijn voor onze ondernemers.
U doet nogal laconiek en eigenlijk heel oneerbiedig. U wilt niet alle websites bekijken, maar dat hoeft ook niet, u moet enkel De Telegraaf en andere grote Nederlandse kranten lezen. Dat is toch logisch als we ons samen promoten. De voorzitter van de VVD, een beleidspartij, heeft aangekondigd dat het op de agenda komt. U kunt dit hier moeilijk afdoen als een websiteberichtje. Het is wel de minister-president van Nederland! U had die dag wel degelijk een babbel met een verantwoordelijke van de partij van de minister-president. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
Dat u niet alle websites bekijkt, slaat nergens op.
U zegt dat u inzake het Scheldeverdrag heel goed hebt samengewerkt. Als dat klopt, waarom zou u dit dan niet bespreken? U zou elkaar toch het compliment moeten geven dat u goed bezig bent en dat er vooruitgang is. Ik vind dit bizar. Ik ken de gewoontes niet. Maar u had toch een gemoedelijk gesprek. Het is toch niet altijd op het scherp van de snede. U zou toch best kunnen praten over de stand van zaken van het dossier. Maar u hebt het er helemaal niet over gehad.
De VVD-leider van Zeeland zegt dat het op de agenda moest komen en zelfs dat het erop stond. U ontkent dat. Ik weet niet wie hier de waarheid spreekt. Ik kan minister-president Rutte niet interpelleren, dus ik kan alleen u geloven. Ik moet u wel geloven. Dit is een zeer bizarre zaak. Dat is de reden van mijn vraag. U hebt in de media gezegd dat u het niet ter sprake hebt gebracht.
Uw antwoord betreffende de Westerschelde is onduidelijk.
Van websites gesproken, op 25 januari hebt u aangekondigd dat www.havenvanantwerpen.bein gevaar was. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
Neen, het was mevrouw De Ridder. Het is aangekondigd tijdens de plenaire vergadering, maar niet door u. Excuseer me. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
Ik hoop dat dat ten minste besproken werd met minister-president Rutte! Wat goed loopt, moet misschien niet worden besproken, maar ik hoop dat de toekomst van de haven van Antwerpen toch vijf minuten aan bod is gekomen. Ik hoop daarover iets meer te horen van u. Ik weet dat u daar graag geheimzinnig over doet. Ik hoop straks nog iets meer te vernemen.
De voorzitter : De heer Van Overmeire heeft het woord.
De heer Karim Van Overmeire : Voorzitter, minister-president, ik keer nog even terug naar Bornem 2011. Een van de afspraken daar was de oprichting van een Nederlands-Vlaamse denkgroep Toekomstverkenning. Dat is hier in 2011 even ter sprake gekomen. Het idee kreeg veel steun. Vier Vlamingen en vier Nederlanders zouden samen uitzoeken hoe Vlaanderen en Nederland op middellange termijn, 2020-2040, konden samenwerken.
Ik lees de opdracht nog eens voor: Deskundigen uit Vlaanderen en Nederland zullen een lijst opstellen van ontwikkelingen die op lange termijn de samenleving in Vlaanderen en Nederland kunnen beïnvloeden, die bijgevolg van gemeenschappelijk belang zijn voor de toekomst van Vlaanderen en Nederland, en doordachte gemeenschappelijke beleidsbeslissingen vereisen. De opdracht wordt uitdrukkelijk geplaatst in het kader van toekomstige economische mogelijkheden in de brede zin. Er wordt gestreefd naar gemeenschappelijke strategische projecten met betrokkenheid van bedrijfsleven en kennisinstellingen, rekening houdend met het Nederlands topsectorenbeleid en het hiermee corresponderend Vlaams Nieuw Industrieel Beleid. In het licht hiervan zal een keuze worden gemaakt van projecten die verder zullen worden bestudeerd via een structurele samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland. Die keuze zal resulteren in een actieplan voor de toekomst, meer bepaald een voorstel tot een gemeenschappelijk werkprogramma Vlaanderen-Nederland 2013-2014, dat aan de Vlaamse Regering en aan de Nederlandse regering ter goedkeuring zal worden voorgelegd.
Dat is de opdracht die deze acht mensen toen hebben gekregen. Ik vraag me af wat nu de stand van zaken is. Op 7 juni 2013 heeft de denkgroep een rapport voorgesteld. Indien ik goed ben ingelicht, is dat rapport in Maastricht besproken. Wat is het statuut van dit rapport?
De deskundigen zouden een lijst opstellen. Beide betrokken regeringen zouden tot een gezamenlijk werkprogramma Vlaanderen-Nederland 2013-2014 komen. Voor zover ik weet, bestaat dat gemeenschappelijk werkprogramma nog niet. Het is ondertussen november 2013. Misschien is het rapport het werkprogramma. Ik zou daar graag meer uitleg over krijgen. Bestaat er een werkprogramma? Welk statuut heeft dit? Hoe verhoudt dit zich tot, bijvoorbeeld, de strategische nota Nederland, die in 2019 afloopt en waarvan ik hoor dat het in de praktijk nog wat zou blijven doorlopen?
Ik heb de indruk dat de gesprekken in Maastricht vooral betrekking hadden op een aantal concrete dossiers. Dat is logisch. De minister-president heeft, samen met zijn Nederlandse ambtsgenoot, getracht aan de kar te trekken en een en ander te deblokkeren. Dat is allemaal prima. De bedoeling van de denkgroep bestaat er uiteraard in op langere termijn strategisch te denken. In dit verband is het jaar 2040 in het vooruitzicht gesteld. Ik heb de indruk dat dit alles wat op de achtergrond is verdwenen.
Heeft de denkgroep haar werkzaamheden beëindigd? Stopt het hiermee? Komt er nog iets meer, zoals een document? Wat is dan het statuut van dat document? In welke mate zal het Vlaams Parlement hierbij worden betrokken?
De voorzitter : Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder : Minister-president, een aantal elementen in uw antwoord zijn natuurlijk positief, ik wil daar niet flauw over doen. Er komt samenwerking op het vlak van innovatie en van onderzoek en ontwikkeling. Er komt samenwerking met betrekking tot een strategie om de petrochemische cluster te versterken. Dat zijn goede zaken.
Bepaalde andere zaken gaan echter een pak minder goed. Daartoe behoren net die twee dossiers waar ik enorm veel belang aan hecht: de IJzeren Rijn en de Scheldeverdieping.
Wat de Scheldeverdieping betreft, voel ik me al wat gerustgesteld. U hebt net verklaard dat de Nederlanders helemaal niet proberen die verdragen weer open te breken. Dat was blijkbaar een kwakkel die in de marge op een of andere website is verschenen.
Wij hebben die verdragen al in 2005 afgerond en de uitvoering is ook al van start gegaan. We hebben tot 2012 op een bevestiging door het Nederlands kabinet moeten wachten. Als we naar de door de Nederlanders gehanteerde timing kijken, kunt u ons er dan ook niet van verdenken al te lichtzinnig met onze ongerustheid om te gaan.
Minister-president, ik heb een concrete bijkomende vraag. Als het openbreken van de Scheldeverdragen niet aan bod is gekomen, vraag ik me af wat wel aan bod is gekomen. Gaat het om de timing van de uitvoering? Zoals u beter dan wie ook weet, is die timing zeer gedetailleerd vastgelegd. De komende maanden en jaren zal een schema voor de onteigeningen en de vergoedingen worden opgesteld. Dit schema zal ook op de aanvang van de werken betrekking hebben. Hebt u al enig zicht op die timing? Hebt u dit goed opgevolgd? Is er al dan niet sprake van enige vertraging? Is de handhaving van de timing tijdens de vergadering aan bod gekomen? Zoals u weet, moeten we in 2014 opnieuw een vergunning voor onze onderhoudsbaggerwerken in de Schelde krijgen. Het is dan ook van cruciaal belang dat de timing aan Nederlandse zijde wordt gevolgd.
Het tweede dossier dat me na aan het hart ligt, betreft de IJzeren Rijn. Hoewel u dit misschien niet zo graag hebt, verwijs ik opnieuw naar een website. Ditmaal gaat het om de website van het Algemeen Nederlands Persagentschap (ANP), waar op 4 oktober 2013 onder de titel IJzeren Rijn reptielenbroedplaats een tekst met een foto is gepubliceerd waarin sprake is over een overeenkomst die ProRail en het Nationaal Park De Meinweg zouden hebben ondertekend. Volgens die overeenkomst zou een gedeelte van de in onbruik geraakte spoorlijn worden opgeruimd en als broedplaats voor reptielen en amfibieën worden gebruikt.
Dit bericht is, voor alle duidelijkheid, op de website van het ANP verschenen. ProRail en het Nationaal Park De Meinweg zouden een overeenkomst hebben gesloten. Daar word ik lichtjes ongerust van. Dit lijkt me een ideaal punt om tijdens een meeting bij uw Nederlandse ambtsgenoot aan te kaarten.
Die overeenkomst zou het historisch tracé in de problemen brengen. Wat de uitvoering betreft, is er volgens u aan Nederlandse zijde geen probleem. Ik zou daar graag wat meer uitleg over krijgen. Was dat u bekend? Zult u dat aankaarten? Op welke wijze zult u dat aankaarten?
Minister-president, indien dat voor u nieuw zou zijn, kan ik u het artikel wel bezorgen. Ik ga ervan uit dat u zo snel mogelijk het nodige zult doen om dit punt tijdens een gesprek met onze noorderburen op te werpen. Een overeenkomst tussen ProRail en een natuurvereniging om een gedeelte van ons historisch traject als een broedplaats voor amfibieën in te richten, lijkt me relevant. Hopelijk zult u ons binnen enkele weken kunnen vertellen dat het weer om een kwakkel ging. Ik reken in dit verband alvast op u.
Mijn bezorgdheid met betrekking tot het dossier van de IJzeren Rijn omvat nog een tweede onderdeel. Volgens u betreft het hier een federale bevoegdheid. Ik ontken dat niet. We weten echter allemaal dat de Vlaamse Regering hier moet achter zitten. Indien de Vlaamse Regering hier geen prioriteit van maakt, zal de NMBS dat ook niet doen. De houding is enigszins dubbel. Het zal van onszelf afhangen of dit effectief zal worden gerealiseerd. Ik heb me laten vertellen dat hierover met de NMBS overleg wordt gepleegd. Ik zou u graag horen bevestigen dat dit voor de Vlaamse Regering een prioriteit is.
Ik vat even samen. Ik heb twee bijkomende vragen gesteld. Mijn eerste vraag betreft de timing in verband met de Scheldeverdieping. Daarnaast is er nog het dossier van de IJzeren Rijn. Kunt u ontkrachten dat een gedeelte van het tracé als broedplaats zal worden ingericht? Kunt u ons vertellen op welke wijze u dit met uw Nederlandse ambtsgenoot zult bespreken?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Ik houd niet alle websites in de gaten. Aangezien de Vlaamse volksvertegenwoordigers dat blijkbaar wel doen, ben ik wat gerustgesteld. Indien er iets van enig belang zou verschijnen, zal daar onmiddellijk een vraag om uitleg over worden gesteld. Ik ben dan ook gerust dat niets aan mijn aandacht zal ontsnappen. Al die websites worden hier gescreend.
Datzelfde geldt voor politieke partijen, mijnheer Reekmans. Noch in Vlaanderen noch in Nederland houd ik me bezig met wat politieke partijen allemaal zeggen. Wanneer u me daarover informeert, dan weet ik dat natuurlijk wel, maar ik houd me er zelf niet mee bezig. Wanneer er dan uitspraken worden gedaan door de voorzitter van een politieke partij waar u naar verwijst, en die zegt dit op de agenda te zullen zetten, dan kan ik enkel herhalen dat de minister-president van Nederland dit niet op de agenda heeft gezet en daar dus niet op ingegaan is. Ik hoop dat u in uw politieke carrière ook de mogelijkheid hebt om dergelijke internationale contacten te hebben. Dat is zeer interessant. Zeker met Mark Rutte is dat een zeer gemoedelijk contact. Wij vinden van onszelf dat we heel goed bezig zijn, we hoeven dat niet te herhalen.
Het gaat om contacten op internationaal niveau. Dat betekent dat agendas vooraf worden besproken en dat de medewerkers alles grondig voorbereiden. Er wordt heel efficiënt gewerkt. Het is dus niet zo dat er daar zomaar een agendapunt kan worden bijgevoegd. Het gaat langs beide kanten om indrukwekkende delegaties.
s Avonds was er een diner met de vertegenwoordigers van de industrie en van de haven. De heer Eddy Bruyninckx was daar ook aanwezig. Als de Antwerpse haven echt in gevaar was geweest, dan had hij daar zeker een punt van gemaakt. De formule die wij nu toepassen, is dat wij starten met een politieke ontmoeting op hoog niveau. Nadien organiseren wij een diner met de captains of industry, zowel van Nederland als van Vlaanderen, waarbij bepaalde punten kunnen worden besproken. De haven van Antwerpen is niet in gevaar en is daar dan ook niet aan bod gekomen.
Mijnheer Van Overmeire, wat die toekomstverkenning betreft, hebt u gelijk dat de oorsprong van het idee in Hingene tot stand is gekomen. Nederland heeft een instituut dat rechtstreeks onder de minister-president valt en dat een langetermijnvisie geeft. We hebben ons in 2011 afgevraagd of het niet wijs was om ook in Vlaanderen zon instituut te hebben. We vonden toen echter dat het niet wijs was om er nog eens een instituut bij te nemen. We worden immers al overwoekerd door instituten en adviesorganen. We hebben dan ook besloten te kijken hoe Nederland dit aanpakt en te starten met een eerste voorzichtige poging om dat samen te doen. De experten van Nederland en Vlaanderen zijn gaan samenzitten over bepaalde zaken. Daar bestaat trouwens een rapport over dat als mededeling naar de Vlaamse Regering is gestuurd. Het is geen enkel probleem om dat ook aan het parlement te bezorgen.
De afspraak is dat de ministers die bevoegd zijn voor mobiliteit en openbare werken, en voor innovatie dit verder zelf bekijken en daar uitvoering aan geven, samen met hun Nederlandse collegas. Wij meenden immers dat het beter is dat de vakministers eerst onderling bekijken in welke mate bepaalde aanbevelingen van die experten verder kunnen worden opgevolgd.
Wat het werkprogramma betreft, is de afspraak dat de vakministers bekijken in welke mate er uitvoering kan worden gegeven aan het rapport. Op een bepaald moment moeten we dan nagaan waar die vakministers staan en welke uitvoering zij onderling hebben afgesproken. Het is beter resultaten te boeken in die verschillende domeinen. Ik ben ervan overtuigd dat dit het snelst kan tussen de vakministers onderling.
Vraag is of we daar nu verder mee gaan en een volgende opdracht zullen geven. Ik denk dat we een evaluatie moeten doorvoeren. Blijkt die te voldoen, dan moeten we een stap verder zetten. Het was eigenlijk een de facto samenwerking. Hoe kijken onze Nederlandse collegas daartegenaan? Het ging in eerste instantie om een benadering ad hoc. Moeten we daar nu wel of niet een vervolg aan geven? Deze vraag moet zeker verder worden bekeken.
Wij zijn een beetje terughoudend om een Vlaams toekomstinstituut in het leven te roepen met alles erop en eraan. De uitdagingen waar Nederland voor staat, zijn ongeveer identiek aan de Vlaamse. We moeten dan ook onze krachten bundelen. Nederland reageert daar positief op.
Mevrouw De Ridder, er is een ambtelijk overlegforum waar de timing wordt opgevolgd. Er was dan ook geen enkele reden om dit naar een politiek niveau te hijsen. Het hoogste politieke niveau in Vlaanderen en Nederland is dat van de minister-president. De Schelde is verdiept. Wij moeten ervoor zorgen dat het baggeren niet in gevaar komt enzovoort. Ook die andere zaken worden uitgevoerd. Wanneer die op dat niveau op een goede manier kunnen worden opgevolgd, hoef ik daar niet elke keer mijn neus tussen te steken.
Wat de timing betreft, is er verdere opvolging door de bevoegde minister Crevits. Ik heb geen weet van problemen in verband met de timing.
Wat de IJzeren Rijn betreft, is er een historisch akkoord. Nederland weet heel goed dat er een verdrag is over het historisch tracé. Wanneer er dan akkoorden worden gesloten over reptielen enzovoort, dan weet u als jurist ook dat een verdrag helemaal bovenaan staat. Alle akkoorden die in strijd zouden zijn met dat verdrag, vormen een probleem. Het is het eerste dat ik over die reptielen hoor. Dat is niet aan bod gekomen. De Nederlanders hebben het niet gehad over dat akkoord over reptielen in een bepaalde regio dat het historisch tracé zou hypothekeren. Ik ga er ook van uit dat men in Nederland goed weet dat die historische akkoorden moeten worden nageleefd.
Verder weet men in Nederland ook dat de uitvoering van die akkoorden te vergelijken is met de uitvoering van de akkoorden over de verdieping van de Schelde. Men is daar nu zeer gevoelig voor omdat men geen juridische of politieke problemen wil creëren. Wat het overleg van de NMBS betreft, dat wordt opgevolgd door minister Crevits. Ik zal haar deze vraag doorgeven. Of misschien kunt u haar die vraag zelf expliciet en rechtstreeks stellen.
De voorzitter : De heer Van Overmeire heeft het woord.
De heer Karim Van Overmeire : Minister-president, ik kan niet anders dan vaststellen dat de ambities inzake structurele samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland intussen wat naar beneden zijn bijgesteld. Het was heel duidelijk de bedoeling om tot een werkprogramma te komen. Die denkgroep levert een rapport af waarin men letterlijk zegt zelf niet in een positie te verkeren om een dergelijk werkprogramma te formuleren. Maar de individuele leden van de groep houden zich beschikbaar om de beleidsvoorbereiders daarbij verder te adviseren. Het is geen werkprogramma, en uit de tekst blijkt dat ook niet. U zegt dat de ministers zelf maar moeten nagaan wat zij uit dat rapport kunnen halen, maar dat is wel iets anders dan een werkprogramma dat door de Nederlandse en Vlaamse regeringen is goedgekeurd. Op dat vlak ligt uw ambitie lager dan aanvankelijk is vooropgesteld.
Met de verkiezingen van 2014 in het vooruitzicht begrijp ik dat het onrealistisch is om nu nog grote verbintenissen aan te gaan. Maar ik betreur toch een beetje dat de aanzet tot structurele samenwerking en de uitbouw van een langetermijnvisie tot 2040 wij zijn daar in 2011, samen met bekende mensen, met veel enthousiasme aan begonnen dreigt te verzanden. Ik kan slechts hopen dat na mei 2014 de draad weer wordt opgepikt.
Mevrouw Annick De Ridder : U hebt het goed, minister-president, ik ben juriste. Ik ken het statuut van een verdrag. Ik ben vooral bezorgd over de politieke bedoelingen van Nederland. Als men in een verdragsrechtelijk kader akkoorden afsluit, maar nadien blijkt dat dit niet ernstig wordt genomen, dan zegt dat veel over de politieke intenties van Nederland inzake het dossier van de IJzeren Rijn. Ik zou u willen vragen om deze bekommernis aan de Nederlanders over te maken, want daar gaan de woorden en daden nogal eens een verschillende kant op.
Voorts ontvang ik graag meer informatie over het overleg met de NMBS. Als u die informatie niet via minister Crevits kunt krijgen, zal ik haar daarover een vraag stellen. Misschien is het nuttig dat u die informatie aan alle commissieleden laat bezorgen.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, collegas, ik zal het artikel over de reptielen met zeer veel aandacht lezen. Mijnheer Van Overmeire, het zou kunnen dat ik mij niet goed heb uitgedrukt, maar ik ben het met u helemaal niet eens dat wij onze ambities naar beneden hebben aangepast, integendeel. Het is wel belangrijk dat wij resultaatgericht werken. Ook in het verleden zijn er belangrijke vergaderingen met Nederland gehouden. Het is zaak dat men elkaar niet met mooie volzinnen bewierookt, maar wel dat men resultaten boekt. Het expertenrapport is in Maastricht aan bod gekomen. Men heeft het gehad over de chemiesector, de innovatie en de aanbevelingen ter zake. De vakministers hebben een aantal praktische afspraken gemaakt. Zij hebben de opdracht gekregen om van een aantal aanbevelingen werk te maken. Hoger kan onze ambitie niet liggen.
Het is dan nog de vraag of wij samen gaan onderzoeken of wij inzake andere onderwerpen over de toekomst gaan nadenken. De vraag is interessant, en een antwoord moet niet wachten tot na de verkiezingen van mei 2014. Wij moeten er wel voor zorgen dat wij resultaatgericht werken. Samen een instituut oprichten, is eenvoudig, zeker wanneer wij daarvoor middelen ter beschikking stellen. Er zullen bijvoorbeeld nogal wat mensen deel willen uitmaken van een Vlaams-Nederlands toekomstinstituut. Maar tot wat moet het dienen? Wij moeten stap voor stap werken, vraag- en resultaatgericht. Ons ambitieniveau is hoog genoeg, maar als u concrete voorstellen hebt, dan ben ik bereid om die te onderzoeken, en daarvoor moet u niet wachten tot 2014.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.