Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden en Internationale Samenwerking
Vergadering van 15/10/2013
De voorzitter : Mevrouw Moerman heeft het woord.
Mevrouw Fientje Moerman : Minister-president, mijn vragen zijn een rechtstreeks uitvloeisel van de recente missie van een werkbezoek van deze commissie aan Vietnam en Cambodja. Dat werkbezoek had een drieledig doel. We hebben projecten bezocht van de Vlaamse Vereniging voor Opleidingsprogrammas in het Buitenland (VVOB) in de sectoren van onderwijs en landbouw. In die context hebben we ook gekeken naar universitaire activiteiten en samenwerking. Tot slot hebben we ook een aantal bedrijven bezocht, en het is daarover dat ik het wil hebben.
We zijn ontvangen in een bedrijf in Cambodja waar werkomstandigheden golden die hier niet gelden. Onze werkomstandigheden zijn niet transporteerbaar noch uitvoerbaar naar alle landen van de wereld. Het is evident dat de hoogte van de lonen aangepast is aan het economische niveau en aan de levensduurte in een bepaald land. Als we kijken naar de minimumlonen in de Europese Unie, dan zien we dat daar een spanning op zit van ruim 300 euro tot ruim 1600 euro. Ik heb gisteren nog zon statistiek bekeken. Het is evident dat er variatie is inzake loonniveau. Dat niet iedereen 38 uur per week werkt, lijkt me ook evident. Het trof me echter te zien dat sommige mensen 10 uur per dag en 50 uur per week werken in zeer zware omstandigheden waarbij men het niet zo nauw neemt met een aantal veiligheidsvoorschriften. Een groot deel van de arbeiders droeg geen veiligheidsschoeisel en geen helm. Ook akoestische bescherming ontbrak. De uitleg dat ze dat materiaal wel krijgen maar het even snel verkopen, lijkt me dan onvoldoende.
Het kan ook anders. Zo hebben we een ander bedrijf in hetzelfde land gezien in de horecasector waar het werk niet zo extreem is en waar de mensen meer dan 300 dollar per maand verdienen, een opleiding en dertiende maand krijgen en een werkweek hebben van veertig uur. Er bestaat dus een grote discrepantie.
Op de website van het eerste bedrijf eigenlijk gaat het om een cluster van bedrijven is er een duidelijke verwijzing naar Flanders Investment and Trade (F.I.T.), dat een agentschap is van de Vlaamse overheid. In de opdracht van F.I.T. staat letterlijk en ik weet het heel goed want ik was bij de opstelling ervan betrokken: Het internationaal ondernemerschap stimuleren met oog voor duurzaamheid en ethiek.
Wanneer men gaat kijken op de website van F.I.T., onder In de kijker, dan vindt men daar een rubriek duurzaam en ethisch internationaal ondernemen (DEIO). Daar wordt zowel naar de geldende normen als naar de links een en ander gespecifieerd. Wat die normen betreft, worden daar de OESO-normen, Global Compact, de VN-normen en het Belgisch referentiekader voor maatschappelijk verantwoord ondernemen uitgelegd. Als men gaat kijken onder de links voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, dan vindt men daar KAURI, Business & Society Belgium, Duurzame-info, Ethibel, de Europese Commissie enzovoort.
Wie vragen heeft, kan F.I.T. daarover contacteren. Er wordt dus wel een en ander gedaan. Zon zeven à acht jaar geleden is maatschappelijk verantwoord ondernemen als thema gekozen in het kader van de terugkeerweken die F.I.T. voor haar uitstekende mensen in het buitenland organiseert en waarvoor elk jaar een thema wordt vastgelegd. Ik had toen maar dat is mijn puur subjectieve indruk het gevoel dat mijn zaad een beetje op de rotsen was gevallen, om een Bijbelse uitdrukking te gebruiken. Ik had hen gevraagd dat te doen, maar ik betwijfel of dat van ganser harte was. Op dat moment had ik niet echt die indruk. Op dat moment zaten in de raad van bestuur van F.I T. ook twee mensen die uit die sector afkomstig waren. Een van hen kwam van KAURI, de organisatie waar op de website naar verwezen wordt. Voor zover ik weet, zit die persoon daar niet meer in.
Minister-president, wat kunnen we doen om daar iets meer aandacht aan te besteden? F.I.T. is van goede wil en laat verklaringen op eer tekenen door de ondernemingen die met hen werken. Ik vraag me echter af of de Vlaamse overheid niet een beetje stringenter moet zijn in haar eisen aan de ondernemingen die door F.I T. worden geholpen en in de post-factumcontrole daarop. Ik zeg niet dat het bedrijf dat we hebben bezocht wettelijk, volgens de wetgeving van het land, iets verkeerd heeft gedaan. Daarvoor zouden we de arbeidswetgeving ter plekke moeten uitpluizen. Ik denk er wel overtuigd van te mogen zijn dat wat we daar gezien hebben, niet overeenstemt met de uitleg over duurzaam, ethisch en maatschappelijk verantwoord internationaal ondernemen.
Kunnen we daar iets aan doen? Op welke manier neemt F.I.T., waar nu toch wel een heel andere wind waait, dat duurzaam ondernemen mee in de buitenlandse ondernemingen die het steunt? Op welke manier bekijkt F.I.T. of dat ook daadwerkelijk wordt opgenomen in het beleid van de ondernemingen ter plekke?
Ik heb ook eens bekeken wat op de website precies wordt gezegd. Er zijn een hoop verwijzingen, ze gaan van spotjes met Evy Gruyaert tot andere zaken. Mijns inziens wordt er te weinig ingegaan op de daadwerkelijke reële dilemmas waarmee een bedrijf te maken krijgt. We moeten ook niet doen alsof de hele wereld is zoals hier, dat is niet zo. In het land dat we bezocht hebben, dat zeggen de ondernemers zelf, is de corruptie endemisch. Ik zou zelfs durven te zeggen: epidemisch. Hoe gaan we daarmee om? Hoe gaan we om met het feit dat mensen moeten worden aangeworven die in andere arbeidsomstandigheden moeten werken? Hoe gaat u ermee om dat daar een aantal bedrijven zitten die een aantal dingen kunnen doen die strikt genomen, wettelijk, niet vereist worden? Ik denk aan scholing en opleiding voor de arbeiders. Ik denk ook aan opvang voor het gezin. Die zaken zijn niet vereist, maar er is wel nood aan. Ondernemers zeggen soms dat mensen weglopen na een week omdat ze hun rijst willen planten dat zou ik ook doen als ik maar 110 dollar in de maand zou verdienden of omdat ze geen opvang hebben voor hun kinderen. In de 19e eeuw zijn hier in Vlaanderen ondernemers begonnen met de organisatie van bewaarscholen. In mijn dialect, in het Gents, werden kleuterscholen heel lang bewaarscholen genoemd. Sommigen gebruiken de term nu nog. De bel van de school was gelijkgesteld met de bel van de fabriek. Dat was niet ideaal, maar het gebeurde, terwijl daar zelfs deze zaken niet gebeuren.
Ik zou graag vernemen op welke manier we meer proactief kunnen zijn op dit vlak. We zijn niet naïef, we vragen niet dat prompt alle Vlaamse caos naar ontwikkelingslanden worden overgeplaatst, dat vraagt niemand. Voor bepaalde zaken kan een Vlaams bedrijf, een bedrijf met de Vlaamse kleuren, toch verder gaan dat wat strikt genomen het minimum minimorum is dat in een bepaald land wordt voorgeschreven.
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Voorzitter, minister-president, ik sluit me niet toevallig helemaal aan bij de vraag van mevrouw Moerman. We zijn inderdaad samen op commissiereis geweest, en dat is toch een eyeopener geweest. We hebben een aantal heel goede en hoopgevende dingen kunnen bezoeken en bekijken, maar een aantal zaken waren vrij choquerend en hebben me serieus getroffen. Het was soms moeilijk om niet moedeloos te worden, moeilijk om de moed niet in de schoenen te laten zinken bij het zien van een aantal zaken waarvan we denken: hoe is het mogelijk dat wij toelaten om hier dezelfde fouten te maken die we zelf hebben gemaakt? Soms werden we als het ware 150 jaar terug gekatapulteerd in de tijd. We hebben daar de mogelijkheid om fouten die we hier hebben gemaakt, niet te maken, maar het lijkt erop dat we ze toch maken. Er is veel te weinig aandacht voor zaken die we beter zouden kunnen doen.
De situatie van het bedrijf dat we hebben bezocht werd al geschetst, mevrouw Moerman heeft ook de arbeidsomstandigheden geschetst, net als het loon waarvoor mensen heel hard en zonder bescherming moeten werken. En we zien dan inderdaad verwijzingen op de website van F.I.T., we zien dat in de opdracht van F.I.T. uitdrukkelijk staat dat het de bedoeling is dat we internationaal ondernemerschap stimuleren met oog voor duurzaamheid en ethiek. We vroegen ons af hoe dat dan wel gebeurt in de bedrijven die we hebben bezocht.
Minister-president, wat zijn de ethische voorwaarden die worden gesteld bij de ondersteuning van F.I.T.? Wat zijn de duurzaamheidscriteria die worden gesteld bij de ondersteuning van F.I.T.? Wordt er voldoende gecontroleerd? Moeten we de voorwaarden niet verstrengen of beter controleren?
Op welke manier en in welke mate ondersteunt F.I.T. Flanders Concrete in Cambodja? Er staan duidelijk verwijzingen, we hebben die teruggevonden op verschillende websites: op die van F.I.T., maar ook op andere. Er staat dat F.I.T. sinds 2006 zijn schouders onder het project Flanders Concrete zet. Wat betekent dat concreet? Gaat het om subsidies of om andere vormen van steun? Het zou me interesseren indien u daar wat meer toelichting over kunt geven.
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : Voorzitter, minister-president, ik wil me graag aansluiten bij de vragen, hoewel ik helemaal niet op de hoogte ben van het dossier. Ik was ook niet mee op de commissiereis en ik heb het dus niet over de concrete situatie, want daar kan ik helemaal niet over oordelen.
Mevrouw Moerman verwijst naar een aantal jaren geleden. Het was in juli 2005 dat ik hier een vraag heb gesteld over maatschappelijk verantwoord ondernemen. F.I.T. had dit toen als derde doelstelling opgenomen naast het aantrekken van investeringen en het stimuleren van export. Ik heb me vanaf toen de vraag gesteld, het was ook het onderwerp van gesprek, op welke manier dit in godsnaam gestimuleerd kan worden. Het blijft mijn vraag. De doelstelling zit er nog altijd in. Naar aanleiding van de casus van de collegas, waar ik dus niets over kan zeggen, herhaal ik deze vraag nog eens. Het is een heel nobele doelstelling en het moet ook de ambitie zijn, want het is een vorm van Vlaamse diplomatie in het buitenland, om zo goed mogelijk waardig werk aan te bieden in de aan Vlaanderen gelinkte bedrijven in het buitenland. Maar dat is soms heel moeilijk, het is zoeken naar een manier om dat te doen. Ik vraag me echt af op welke manier F.I.T. het op dit moment doet en of er buitenlandse voorbeelden zijn. We kunnen natuurlijk geen regels opstellen en controleren, het is ook niet zo dat ze subsidies krijgen of zo. Ik ben nieuwsgierig naar het antwoord.
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Voorzitter, we hebben op onze reis heel veel vormen van Vlaamse betrokkenheid bij Vietnam en Cambodja gezien. Over een aantal waren we unaniem enthousiast en lovend, over andere werden vragen gesteld. Ik wil me beperken tot de stelling dat Flanders State of the Art waarmee we ons in het buitenland promoten, ook de ambitie moet inhouden om via de instrumenten die we hebben F.I.T. is er eentje van ook zaken zoals maatschappelijk verantwoord ondernemen, sociale vooruitgang en duurzaam ondernemen, mee op de kaart te zetten. Heel concreet is het natuurlijk moeilijk om over situaties in een bepaald bedrijf het debat te voeren in het Vlaams Parlement, maar ik meen dat we in het algemeen als Vlaamse overheid de ambitie moeten hebben om in het kader van Flanders State of the Art ook de kenmerken die we thuis promoten, mee te nemen in de buitenlandse contacten.
De voorzitter : De heer Verougstraete heeft het woord.
De heer Christian Verougstraete : Voorzitter, ik sluit me aan bij bepaalde zaken die hier al gezegd werden. We kunnen uiteraard maar moeilijk onze situatie vergelijken met die in Vietnam en Cambodja. Het is uitermate belangrijk dat wordt geijverd voor duurzaam ondernemen. Natuurlijk zijn de normen die daar gelden, niet dezelfde als die bij ons, maar we moeten onder meer via F.I.T. streven naar het verbeteren van bepaalde werkomstandigheden. Dat is natuurlijk een werk van lange adem.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, dames en heren, wat Flanders Concrete betreft, kan ik vertellen dat het is uitgegroeid tot een organisatie, maar dat het is gestart als een cluster van kleine Vlaamse betonbedrijven die samenwerkten om meer kansen te krijgen of om meer kans te maken in het buitenland. F.I.T. heeft in die tijd, in 2003, bijgedragen aan deze groepering. In de loop van de volgende jaren heeft de organisatie twee maal financiële steun gekregen van F.I.T. voor prospectiereizen naar Zuid-Oost-Azië. Inmiddels dateert het laatste contact tussen beide van 2009, toen F.I.T. Flanders Concrete informatie bezorgde over potentiële zakenpartners in Cambodja.
Daarnaast wil ik ook op de algemene problematiek ingaan. Het bezoek aan Cambodja heeft blijkbaar indruk gemaakt. Het door mevrouw Moerman al aangehaalde bedrijf heeft nadien nog informatie bezorgd.
Ik citeer: Hierbij wat info die van nut kan zijn voor het bezoek van de commissie Buitenland aan onze fabriek in Cambodja. ( ) De ongeschoolde werknemers worden inderdaad in onze fabriek in Cambodia 110 USD per maand betaald. Dit is zowat het dubbele van wat in Cambodja gangbaar is. Textielbedrijven van Koreaanse, Engelse en andere (...) in Cambodja betalen gemiddeld 70 USD per maand aan ongeschoolde arbeiders. Hiervoor werken zij in shiften van tien uur per dag, vijf dagen per week. Het is niet omdat een shift tien uur duurt dat er ook tien uur wordt gewerkt.
Het bedrijf verstrekt een hele uitleg waarin wordt getracht alles te relativeren en in de context te plaatsen. Ik ben het er volledig mee eens dat we voor respect voor de mensenrechten moeten ijveren. Onze in het buitenland actieve bedrijven moeten hier op een realistische wijze ook een steentje toe bijdragen.
Ik ben niet volledig op de hoogte van de agenda van het bezoek. Ik ga ervan uit dat de deelnemers ook politieke contacten hebben gehad. Ik ga er tevens van uit dat tijdens die politieke contacten dergelijke problemen ook aan bod zijn gebracht. (Opmerkingen)
Dit toont natuurlijk iets aan. Ik kan ervan meespreken. Blijkbaar is er een ontmoeting geweest met de tegenhanger van deze commissie, de commissie voor buitenlandse zaken van Cambodja. Indien ik over de juiste informatie beschik, is die problematiek toen niet aan de orde geweest. (Opmerkingen)
Ik wil er gewoon op wijzen dat dit geen eenvoudig dossier is. Dit betekent niet dat het niet belangrijk is stappen vooruit te zetten. Mensen als de heer Roegiers vragen me steeds wat ik daaraan zal doen. Wat de eerlijke handel betreft, verklaart hij steeds dat we de fundamentele arbeids- en milieunormen in onze internationale handelsakkoorden moeten opnemen. Ook mevrouw Moerman heeft al vaak verklaard dat we projecten en initiatieven in ontwikkelingslanden moeten steunen die de bevordering van de sociale dialoog tot doel hebben. We moeten het duurzaam en ethisch internationaal ondernemen als een engagement in de beheersovereenkomsten met het F.I.T. opnemen.
Er worden stappen in die richting gezet. Mijn voorgangers hebben ook stappen gezet. Iedereen begrijpt het belang van dit element. We leggen hier voldoende nadruk op. We moeten stappen in de goede richting zetten.
Dit is ook van toepassing op de interne werking van F.I.T. en op de dienstverlening aan de Vlaamse ondernemingen. Communicatie en sensibilisering vormen de centrale elementen. F.I.T. zorgt hier door middel van de dagelijkse contacten met de ondernemingen voor. Dit staat los van de concrete financiële steunmaatregelen. De landendossiers die ter beschikking van de ondernemingen worden gesteld, bevatten meestal een onderdeel over het duurzaam en ethisch internationaal ondernemen in dat land. De Vlaamse economische vertegenwoordiger houdt de situatie ter plaatse in de gaten en werkt het landendossier regelmatig bij. Op de website van F.I.T. wordt verwezen naar de fundamentele normen en regels inzake het maatschappelijk verantwoord ondernemen.
F.I.T. voert de controle op de duurzaamheidscriteria en de ethische voorwaarden in verband met de verschillende steunmaatregelen ex ante uit. Voorafgaand aan de toekenning van financiële stimuli aan ondernemingen wordt steevast het advies ingewonnen van het lokale kantoor van F.I.T. in het land. Hierbij wordt ook aandacht geschonken aan de duurzaamheidscomponenten.
Bij de beoordeling van projecten die tot een subsidie aan bedrijfsgroeperingen en aan gemengde kamers van koophandel kunnen leiden, wordt ook aandacht besteed aan het aspect van het duurzaam en ethisch internationaal ondernemen. Om van F.I.T. een subsidie voor de uitvoering van een haalbaarheidsstudie te krijgen, moet de onderneming een beschrijving kunnen voorleggen waaruit blijkt dat het project tot de duurzame ontwikkeling van het land of van de regio bijdraagt. Het moet het algemeen belang van de gemeenschap ten goede komen.
Tot slot wil ik benadrukken dat het maatschappelijk ondernemen een belangrijk criterium is bij de selectie van de genomineerden voor de Leeuw van de Export. Dit draagt immers bij tot de uitstraling en het belang hiervan.
Mevrouw Moerman, ik houd uw Bijbelse uitspraak in gedachten. Uit het zaad dat toen op de rotsen is gevallen, zijn geen serieuze bomen of planten gekomen. U mag blij zijn dat het zaad toch niet op de rotsen is blijven liggen. Het is wat verder gewaaid en op vruchtbaar land terechtgekomen.
Deze commissie heeft een bedrijf bezocht. De situatie daar is me net beschreven. Volgens het antwoord van het bedrijf is de situatie daar in feite beter dan wat in Cambodja gangbaar is. Dat is de context.
Mevrouw Meuleman, ik heb u een concreet antwoord gegeven op uw vraag over Flanders Concrete. We hebben hier sinds 2009 geen enkel contact meer mee. Dat is de informatie waarover ik beschik. Met de instrumenten die we inzetten, trachten we een bijdrage te leveren. De vraag om duurzaam en ethisch internationaal ondernemen, is heel terecht en belangrijk.
De voorzitter : Mevrouw Moerman heeft het woord.
Mevrouw Fientje Moerman : Ik dank de minister-president voor zijn antwoord. Ik heb geen namen genoemd, maar als we hier over hetzelfde bedrijf spreken, kan ik melden dat de CEO me heeft gezegd dat F.I.T. daar een paar weken voordien nog op bezoek was geweest. Ik weet niet of dit als een contact geldt. Ik wil het hier gewoon even vermelden.
Ik herhaal dat het niet de bedoeling is de in Vlaanderen gangbare lonen in derdewereldlanden uit te betalen. Ik vind wel dat de naleving van de veiligheidsmaatregelen een absoluut minimum is dat aan gelijk welk loon moet worden gerespecteerd. Dat gebeurde daar niet. Dat vind ik echt niet aanvaardbaar.
Ik vind niet dat iemand zich er gemakkelijk van kan afmaken door te stellen dat ze allemaal schoenen krijgen en die dan maar meenemen naar huis om ze te verkopen. Ik vertel maar wat me is meegedeeld. Ik vind dat antwoord te gemakkelijk. Volgens mij is het in ons bedrijfsleven en in onze fabrieken ook niet altijd gemakkelijk iedereen er elke dag opnieuw aan te herinneren dat de bepalingen van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB) en de veiligheidsvoorschriften moeten worden nageleefd. Dat moet echter.
Ik heb het hier erg moeilijk mee. Dit staat los van het loon dat wordt betaald en van de vraag of dit loon al dan niet marktconform is. Dat laat ik even buiten beschouwing. Ik vind dat de minimale veiligheids- en gezondheidsvoorschriften voor medewerkers moeten worden nageleefd. Die voorschriften zijn in Cambodja, in Oman, in Qatar of in Zuid-Amerika hetzelfde. Ik heb er weinig begrip voor indien dit niet gebeurt.
In Pnomh Penh hebben we een vrouwelijke ondernemer ontmoet. Zij betaalt de werknemers van haar bakkerij en patisserie het drievoudige. Het kan blijkbaar anders. Zij houdt misschien wat minder rekening met de minimumnormen.
De minister-president heeft tevens naar onze officiële ontmoetingen verwezen. Die ontmoetingen hebben in een moeilijke politieke context plaatsgevonden. Na de verkiezingen is het parlement bij elkaar gekomen, maar de oppositie is afwezig gebleven. We hebben dus enkel contact gehad met het gedeelte van het parlement dat er ook was. De oppositie ontbrak volledig. Dat verloopt daar trouwens volgens een strikt ritueel. Ik hoef hier niet uit te leggen hoe dat in dergelijke landen verloopt.
Elders heb ik vernomen dat er met betrekking tot het formeel arbeidsrecht en sociaal recht in Cambodia een en ander bestaat. Formeel staat er dus wel een en ander op papier, de vraag is in hoeverre het wordt nageleefd.
Is het zo, want ik heb het niet zo expliciet in uw antwoord gehoord, dat wie een beroep doet op F.I.T. inderdaad een verklaring op eer moet tekenen dat hij de beginselen inzake duurzaamheid zal naleven of heb ik dat verkeerd begrepen?
In het kader van de afdwingbaarheid zou men misschien toch moeten zeggen dat bedrijven die bepaalde minima echt minima niet naleven, zeker met betrekking tot veiligheid en gezondheid van hun werknemers, niet langer een beroep zouden moeten kunnen doen op F.I.T.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Minister-president, voor mij is de conclusie van die zending toch ook een beetje geweest dat met de weinige middelen die we investeren in ontwikkelingssamenwerking daar, soms wel vrij grootse dingen kunnen worden gedaan. De Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand (VVOB) investeert daar in de lerarenopleiding, leidt een aantal leraren op, probeert ze wat wegwijs te maken in de basis van ecologie.
Als je daar om zes uur s avonds over straat rijdt, zie je dat er overal vuurtjes worden gestookt waarop men vuilnis aan het verbranden is, plastic en alles door elkaar. Het gaat zo ver dat je bijna niet meer kunt ademhalen in de bus. Er is geen afvalophaling. De dioxines tieren er welig, in de vissen, in de lucht. Kanker is er de tweede doodsoorzaak. De pesticides worden aangevoerd uit China. Omdat het veel beter gaat met de rijst, spuit men dat overvloedig, met de gezondheidsproblemen van dien. Wat we daar hebben gezien, was een ecologische maar ook een menselijke ramp. Ze staan echt jaren achter op ons.
Die VVOB-projecten proberen daar toch echt iets aan te doen. Ze hadden daarvoor een heleboel lesmateriaal ontwikkeld, om toch niet al het afval te verbranden, wat te proberen sorteren, niet te veel pesticides te spuiten, omdat het niet altijd gezond is. Dat brengen ze over aan leraren, die dat op hun beurt hopen we en hebben we ook wel gezien doorgeven aan hun leerlingen, die massaal naar school gaan, hebben we de indruk. Ze zaten toch met zeer veel in de klas, wat een goed teken is, hoop ik. Goed, via onderwijs moeten we proberen dingen te veranderen.
Het zou jammer zijn dat we de steun op dat vlak zouden terugschroeven en ontwikkelingssamenwerking eerder als het kleine broertje zouden beschouwen, terwijl we volop de kaart zouden trekken van de economische ondersteuning en de minister-president erop afsturen om die relaties te bespoedigen, waarbij er te weinig aandacht zou zijn voor die criteria. De betonboer heeft dat verhaal aan ons ook gedaan. Hij zegt dat die mensen geen tien uur werken, want kijk: er staat iemand te wachten tot die balk naar beneden komt, die is niet aan het werken, die is aan het rusten. Toch staat die mens er in het lawaai, hij heeft geen eten. Het concept van rustpauzes bestaat er nog niet.
Die redeneringen kunnen hier absoluut niet meer, we zouden dat ook daar niet mogen aanvaarden. Ik hoop dat het door onze vragen en doordat we er de aandacht op vestigen, wat doorsijpelt. We mogen er niet te lichtzinnig mee omgaan, zonder naïef te zijn en de wereld te willen veranderen vanuit Vlaanderen. Maar als we nadenken over onze steun, zouden we toch wat selectiever kunnen zijn.
Mevrouw Sabine Poleyn : Ik wil u danken voor uw antwoord, minister-president. U zou ook binnen het multilaterale buitenlandbeleid met de programmas van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over waardig werken aan de slag kunnen gaan. Of staat dat erin? Ik heb gezien dat u in 2009, nog net in de vorige legislatuur, samen met de minister van Werk een aantal initiatieven hebt gesteund in Mozambique. Zo kunt u misschien ook stimulansen geven.
De heer Ward Kennes : Minister-president, u betwijfelt of deze problematiek aan de orde is geweest in de diplomatieke contacten. Ik weet natuurlijk niet wie in onze delegatie was meegestuurd door u, of die goede contacten heeft met de meerderheidspartijen in Cambodja. Maar ik heb de vraag wel heel expliciet gesteld in welke mate buitenlandse investeringen en handelsbetrekkingen kunnen bijdragen tot de sociale vooruitgang en het bevorderen van de mensenrechten. Het antwoord was niet op het peil van de vraag, moet ik zeggen, maar de vraag is wel gesteld. (Gelach)
Minister-president Kris Peeters : Er wordt gevraagd naar veiligheidsschoenen, helmen en oordopjes. Ik citeer opnieuw uit het schrijven dat we hebben mogen ontvangen: Ze hebben allen een charter ondertekend dat het dragen van schoenen en een helm verplicht is en dat indien zij dit niet doen, dit volledig op eigen verantwoordelijkheid is. Helmen worden over het algemeen ook tijdens het bezoek van de missie gedragen. Schoenen is een ander probleem. Voor vele Cambodjanen is het dragen van gesloten schoenen met stalen tip bijna een marteling. Wij trachten hen echt te overtuigen van de noodzaak, maar hebben niet altijd succes.
Ik was er natuurlijk niet bij en mijn informatie kan zeer gebrekkig zijn, maar ik citeer nog iets dat in de brief wordt meegegeven: Van de meeste parlementsleden die ik tijdens het ontbijt de volgende dag heb gesproken, hebben wij felicitaties ontvangen. Iedereen vond dat wij zeer mooi werk leverden, waarop men in Vlaanderen fier mag zijn. Misschien zijn de mensen die die felicitaties hebben uitgesproken hier niet aanwezig, maar het is wel zo overgekomen. U kunt dat bedrijf hier met de vinger wijzen, maar blijkbaar is er daar aan die mensen een ander signaal gegeven of hebben ze dat zo begrepen.
Mevrouw Moerman, ik herhaal het voor de duidelijkheid: Om een subsidie van F.I.T. voor de uitvoering van een haalbaarheidsstudie te krijgen, moet de onderneming een beschrijving kunnen voorleggen waaruit blijkt dat het project bijdraagt tot de duurzame ontwikkeling in het land of de regio in kwestie, en dat het ten goede komt aan het algemene belang van de gemeenschap. Ik zal nog eens nakijken of een verklaring op eer volstaat, maar om een subsidie te krijgen, moet men die beschrijving kunnen voorleggen.
Mevrouw Meuleman, ik dacht dat u zou zeggen dat u even hebt getwijfeld om daar te blijven, gezien de ecologische basis van uw partij, omdat er in Cambodja nog echt veel werk te leveren is. Waarschijnlijk hebben praktische overwegingen u terug naar dit mooie Vlaanderen gebracht, waar de leefomstandigheden zeer positief en goed worden bevonden, zoals gisteren is aangetoond in de Vlaamse Regionale Indicatoren. In de rest van de wereld is er natuurlijk nog heel veel werk te verrichten, zeker als u kijkt naar hoe men omgaat met het leefmilieu en welke effecten dat heeft op de mensen.
Mevrouw Poleyn, wat ontwikkelingssamenwerking betreft, hebben we ons gefocust. Ik ben zelf naar Mozambique geweest, wat een focusland is voor Vlaanderen en waar nog heel wat werk moet worden verricht. We moeten goed opletten. Er is heel veel nood in heel belangrijke delen van de wereld, maar we moeten, zeker als het over ontwikkelingssamenwerking gaat, ons focussen, om te voorkomen dat onze middelen te verspreid en versnipperd zouden worden, met alle gevolgen van dien.
Ik kan enkel herhalen dat F.I.T. er de nodige aandacht voor heeft, er ook de nadruk op legt en de vinger aan de pols houdt. Ook in Cambodja is er zeker nog heel wat werk te verrichten. Wat de samenwerking met IAO betreft, mevrouw Poleyn, is het antwoord ook positief.
Mevrouw Fientje Moerman : Minister-president, net zoals u heb ik ook al vele tientallen bedrijven bezocht in binnen- en buitenland. In elk van die bedrijven moet je je aanpassen aan de regels die er gelden. Als je ergens een cleanroom bezoekt, krijg je de klassieke fotos van al die witte mannetjes in wegwerpoveralls met de muts met de elastiek. Dat geeft altijd aanleiding tot veel hilariteit en leuke fotos voor de pers. Maar je moet je aanpassen. Ik kan u wel zeggen dat onze delegatie een helm heeft gekregen, maar oordopjes heb ik nooit gezien en veiligheidsschoenen ook niet. Ik ben het gewend om gesloten schoenen te dragen. Ik heb daar ook geen ethische, religieuze of arbeidsrechtelijke bezwaren tegen. Maar dat is niet gebeurd. Dat doet mij vermoeden dat men het misschien inderdaad niet zo nauw neemt.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.