Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 03/10/2013
Interpellatie van de heer Johan Deckmyn tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de haalbaarheid van het zogenaamde concurrentiepact
- 156 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Deckmyn heeft het woord.
De heer Johan Deckmyn : Minister-president, bij het begin van het nieuwe parlementaire jaar is de Vlaamse Regering het eindelijk eens geraakt over haar voorstellen voor een zogenaamd concurrentiepact. Dat concurrentiepact heeft als bedoeling de concurrentiekracht van onze ondernemingen sterk te verbeteren. Daarover is in het verleden al genoeg gedebatteerd.
Op dinsdag 17 september kwam een werkgroep bijeen met de vertegenwoordigers van de premier en de drie gewesten om verschillende voorstellen te overlopen. s Anderendaags zouden de resultaten van die werkgroep voorgelegd worden aan het Overlegcomité. Enkele voorstellen die naar verluidt voorlagen en die ook in de pers verschenen zijn, waren: kmos die jobs creëren of investeren in stages, moeten een belastingkorting krijgen, de afschaffing van de onroerende voorheffing op materieel en outillage, voorstellen waarbij bedrijven een korting zouden krijgen op hun oude machines wanneer ze nieuwe aanschaffen, voorstellen om ondernemingen via eenvoudiger procedures vergunningen te laten verkrijgen, een tewerkstellingspremie voor laaggeschoolden enzovoort. Er liggen heel veel voorstellen op tafel.
De belangrijkste vraag is uiteraard de vraag naar een structurele loonkostenverlaging, die ook bepleit wordt door de Vlaamse Regering, maar voorlopig zonder gevolg blijft. Ook over die loonkostenverlaging hebben we zowel in de commissie als in de plenaire vergadering al heel wat discussies gevoerd. Deze problematiek is urgenter dan ooit, maar blijkbaar moeten wij nog altijd wachten.
Bij de start van dit nieuwe politieke jaar eiste de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) dringend een lastenverlaging van 7 miljard euro over de komende jaren. In een pre-electoraal jaar lijkt de kans op het nemen van dergelijke concrete beslissingen mij niet echt groot.
De loonkosten in ons land blijven stijgen. Volgens de meest recente cijfers van Eurostat namen ze in het tweede kwartaal toe met 2,2 procent in vergelijking met dezelfde periode vorig jaar. De toename in onze buurlanden bedroeg gemiddeld 1 procent. Een dringende aanpak van deze problematiek is dus meer dan noodzakelijk. Het is iets dat we door de jaren heen al vaak herhaald hebben. Vlaanderen zit echt niet meer te wachten op het bespreken van deze problematiek in de zoveelste conferentie van werkgroepen allerhande.
Naar aanleiding van een actuele vraag enkele maanden geleden stelde ik al dat de doorverwijzing van deze problematiek naar werkgroepen zou uitmonden in een begrafenis eersteklas van het loonkostenbeleid. Ik vermeldde toen ook dat het opmerkelijk was dat alles op de lange baan werd geschoven. Er was geen concrete timing, er waren geen concrete engagementen. Er werd enkel gepraat.
Bovendien is het vreemd te moeten vaststellen dat het de minister-president was die als eerste aandrong op een concurrentiepact, maar dat de Vlaamse Regering de laatste was die haar voorstellen voor een concurrentiepact indiende bij de Federale Regering. Nochtans had zij beloofd die al een week eerder in te dienen. Uiteindelijk leverde de Vlaamse Regering een negen bladzijden lange concurrentienota af met een oplijsting van verschillende voorstellen ter verbetering van de concurrentiekracht van onze bedrijven.
Ondertussen is het Overlegcomité tussen de verschillende regeringen al samengekomen om de verschillende voorstellen die de gewesten naar voren schuiven, te bespreken. Het resultaat van die bespreking is dat nu opnieuw verschillende werkgroepen de verschillende pistes zullen bestuderen en bespreken. Een volgende vergadering staat pas op 6 november gepland, omdat men blijkbaar wil wachten tot na de begrotingsbesprekingen van de federale overheid. Als we zien hoe er nu al geschoven is met data, is die datum intussen misschien ook alweer veranderd. Ik hoop het alvast in goede zin, want op verder uitstel zitten we echt niet te wachten.
Blijkbaar kan of wil men niet communiceren over welke voorstellen haalbaar zijn. Het enige waarover men communiceert, is een nieuwe vergaderdatum. Dat voorspelt niet veel goeds. Ik ben benieuwd welke nieuwe vergaderdatum men op 6 november naar voren zal schuiven. Van Wallonië en Brussel moeten we al niet veel meer verwachten, zo hebben we via de media kunnen vernemen. Zij hebben ondertussen heel duidelijk gemaakt dat er van hen geen grote financiële inspanningen moeten worden verwacht.
Minister-president, u wilt blijkbaar geen uitspraken doen over wie wat gaat betalen. Dat moet u natuurlijk niet doen, want om het met een boutade te zeggen: iedereen weet dat uiteindelijk Vlaanderen rechtstreeks of onrechtstreeks het gelag betaalt. Ook vanuit de Federale Regering wordt er op de rem gestaan. Minister van Financiën Koen Geens stelt dat de Federale Regering zal proberen om halverwege oktober een aantal voorstellen te doen als engagement kan dat tellen. Ik hoop dat hij intussen van gedacht is veranderd en iets meer zal doen dan proberen. Maar als we afgaan op de communicatie van minister Geens, belooft dat niet veel goeds.
In een eerste reactie waarschuwde u dat er een einde moet komen aan de faillissementengolf en dat de prille economische groei moet worden ondersteund. Helaas hebben we op dat vlak nog geen goed nieuws gekregen de laatste maanden: de faillissementengolf blijft aanhouden. U wilt ook snel duidelijkheid krijgen over de voorstellen die de Federale Regering zal doen en welke voorstellen van de gewesten zullen worden behouden. De vraag is dan natuurlijk waarom u akkoord gaat met de agendering van een volgende vergadering over deze problematiek, die pas op 6 november plaatsvindt. Blijkbaar weegt de Vlaamse Regering niet genoeg om hierover sneller te vergaderen. Wat mij betreft, is er nu al genoeg vergaderd. Je kunt als minister-president onmogelijk enerzijds snel een oplossing eisen en anderzijds akkoord gaan met vergaderingen van werkgroepen allerhande die alles op de lange baan schuiven. Het is het een of het ander: ofwel wilt u snel een akkoord, ofwel legt u zich neer bij het uitstellen van besprekingen en vergaderingen. Ondertussen blijven onze bedrijven vruchteloos wachten op concrete maatregelen, die er maar niet komen. Een regering is er om krachtdadige maatregelen te nemen, niet om zich zonder dat er oplossingen uit de bus komen van vergadering naar vergadering te slepen.
Ik heb daarover enkele vragen. Welke garanties heeft de Vlaamse Regering dat ze snel een concreet concurrentiepact kan realiseren? Welke concrete engagementen heeft zij al vanwege de Federale Regering en de gewestregeringen? Op welke manier kan de Vlaamse Regering wegen om snellere progressie te bewerkstelligen?
De voorzitter : De heer Vereeck heeft het woord.
De heer Lode Vereeck : Voorzitter, minister, collegas, ik heb gewacht met het indienen van mijn interpellatie tot na de Septemberverklaring, omdat ik gedacht, gehoopt en misschien wel verwacht had daar iets concreets te horen over dat concurrentiepact. U wilt daar werk van maken, en terecht. Als in dat verband vooruitgang wordt geboekt, zal mijn fractie dat dan ook ten volle steunen. Limburg is nog meer dan anders wakker geschud, na het afhaken van Action en Canon. Beide zijn goed voor zeshonderd jobs. Zij lieten Belgisch Limburg links liggen, ten voordele van Nederlands Limburg. Daarvoor is maar één reden aan te voeren: de lagere loonlasten in Nederland, want de andere voorwaarden van de Vlaamse en Nederlandse regeringen waren vrijwel identiek.
Op 18 juni vond een eerste bijeenkomst van premier Di Rupo en de ministers-presidenten plaats. Daar is afgesproken dat een pact zou worden gesloten. Een dag later antwoordde u op mijn actuele vraag dat wij daaraan budgettaire consequenties moeten verbinden. Ten dele deed u dat, want in de Septemberverklaring nam u het bedrag van 166 miljoen euro op, echter zonder veel uitleg. Amper negen dagen later zei minister Muyters dat er geen Vlaamse bijdrage voor een federale loonlastenverlaging komt. U riep op om eerst een plan te ontwikkelen, om nadien te onderzoeken wie welke kosten zou dragen. Zoals wel vaker gebeurt, zat ook daar uw regering op een verschillend spoor.
Het Comité van de Regios van de Europese Unie heeft Vlaanderen een prijs toegekend: wij zijn de meest ondernemende regio voor 2014. Die prijs kreeg u evenwel voor uw beleidsvisie, het komt er nu op aan om die ook uit te voeren. Ik zou nieuwe, alarmerende werkloosheidscijfers en cijfers over faillissementen kunnen geven, maar ik denk dat ik er u niet van moet overtuigen dat het herstel zich nog niet heeft ingezet. Zoals vaak is er een time lag vooraleer een herstel zich in tewerkstelling vertaalt. Het zal dus nog enkele maanden veel slechter gaan op het vlak van werkgelegenheid en faillissementen vooraleer er een verbetering komt. In de Septemberverklaring sprak u over dat bedrag van 166 miljoen euro. Achteraf bleek dat het geld komt uit de KBC-boete. Maar concrete beslissingen en maatregelen zijn er niet, wat dus deze interpellatie verantwoordt.
Op 18 september hebt u vergaderd met de gewesten en de federale staat om te overleggen over het concurrentiepact. Kunt u toelichting geven bij wat daar precies is gebeurd? Wat werd daar afgesproken, beslist of niet beslist? Dat is mijn eerste vraag. Twee: er werden al verschillende initiatieven aangekondigd om de concurrentie van onze bedrijven te verhogen. U suggereerde zelf het schrappen van de vennootschapsbelasting voor startende ondernemingen. U of een lid van uw regering stelde op een bepaald ogenblik voor om het bedrag van 200 miljoen euro voor economische subsidies om te zetten in een lineaire lastenverlaging. Er zijn ook al specifieke maatregelen ten voordele van laaggeschoolden op tafel gelegd. Er is voorgesteld om de belasting op materieel en outillage te verlagen.
Dat alles wordt echter maar omgezet in beslissingen wanneer daarover afspraken zijn gemaakt tussen de gewesten en de federale overheid. In welke maatregelen is ondertussen voorzien om tegemoet te komen aan de drie componenten van het concurrentiepact: ondersteuning van de exportvraag, stimulering van privé-investeringen en het op peil houden van de overheidsinvesteringen? Ik heb uw negen bladzijden tellende voorstellen aan de heer Di Rupo ondertussen ook ingekeken. Er zitten maatregelen in die u zelf al had kunnen nemen. Naast wat in de media aan bod is gekomen, viel mij het voorstel op om voor een bedrag van 0,5 miljard euro aan rioolinvesteringen over te nemen, wat de gemeenten ruimte voor extra investeringen zou bieden. Dat is evenwel een maatregel die u nu al kunt nemen. Over welk van die typisch Vlaamse maatregelen hebt u al knopen doorgehakt?
Ten derde, over de loonkosthandicap heerst heel wat verwarring. Er heerst geen verwarring over het bestaan ervan. Iedereen is het erover eens dat er een loonkosthandicap is. We zien echter zeer verschillende cijfers. Volgens het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) bedraagt de gemiddelde loonkosthandicap 16,5 procent. Volgens UNIZO gaat het om 15,5 procent. Volgens het expertenrapport van de Federale Regering gaat het om 4,6 procent in vergelijking met de drie referentielanden. Volgens de werkgevers is het 12,6 procent en volgens de vakbonden is 0,5 procent. Het is dan ook moeilijk hier precieze getallen op te plakken.
Er is echter een loonkosthandicap en over de aanpak is, althans binnen de Vlaamse Regering, nog geen compromis gevonden. Sp.a wil een gerichte lastenverlaging voor laaggeschoolden. CD&V wil maatregelen voor regios met economische moeilijkheden. De N-VA wil niet aan een loonlastenverlaging bijdragen.
Minister-president, we zien heel wat verschillende maatregelen op ons afkomen. Is er eigenlijk enige eensgezindheid binnen de Vlaamse Regering over wat met betrekking tot de loonlastenverlaging op de tafel van de Federale Regering moet liggen, of is het uw bedoeling dit allemaal cumulatief op tafel te leggen? Hoe zult u de loonlastenproblematiek concreet aanpakken? Welke specifieke maatregelen zult u uiteindelijk voorstellen? Bent u nog steeds voorstander van een algemene loonlastenverlaging?
Ten vierde, uit een studie van het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) blijkt dat Vlaanderen met betrekking tot de gasprijzen competitief is. Inzake elektriciteitsprijzen presteren we echter nog steeds slecht. Dit is vooral aan de hogere belastingen op elektriciteit te wijten.
Dit is een Vlaamse bevoegdheid. We hebben in elk geval met betrekking tot de distributiekosten een vinger in de pap. Worden met betrekking tot de energiekosten afspraken gemaakt? Welke initiatieven worden op dit vlak genomen?
Ten vijfde, uit een recent bericht van Belga blijkt dat de gemiddelde betalingstermijn van de Belgische overheid 69 dagen bedraagt. Indien u dit zou kunnen verbeteren, wat een blijvende eis van de bedrijfswereld is, en de Europese richtlijn van 30 dagen zou kunnen respecteren, zou u op het vlak van de competitiviteit heel wat kunnen winnen. Zijn de afgelopen drie of vier maanden op dat vlak nieuwe ideeën naar voren gebracht? Zijn maatregelen genomen om de betalingstermijnen van de Vlaamse overheid te verbeteren?
Ten zesde, tijdens de vergadering van 18 september 2013 zijn geen budgettaire maatregelen genomen. Misschien zijn wel afspraken gemaakt over de verdeling van de inspanningen tussen de federale overheid en de gewesten en tussen de gewesten onderling. Wie neemt welke taak op zich?
Ten zevende, is misschien ook een of andere timing afgesproken?
Tot slot vraag ik me af waarom het allemaal zo moeizaam verloopt. Waarom gaat dit zo traag? Wat zijn nu eigenlijk de knelpunten in het concurrentiebeleid?
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Voorzitter, zelf ben ik nog steeds een van de jongste leden van deze commissie. Ik merk echter dat vooral de leden van de oppositie over jeugdig ongeduld beschikken. Dit geldt zeker ten aanzien van het concurrentiepact. Dat is ook niet zonder reden. Het is belangrijk dat een aantal knopen worden doorgehakt.
Ik hoor hier soms mensen verklaren dat praten en vergaderen niet meer hoeft en niet meer aan de orde van de dag zou mogen zijn. Volgens mij is het essentieel dat we tot een pact komen. Dit houdt in dat diverse partners aan tafel zitten, praten en zoeken op welke vlakken ze elkaar kunnen vinden om een aantal doelstellingen te verwezenlijken. Wij zijn zelf veeleer blij en enthousiast dat hierover effectief wordt gepraat. Dat de overheden in dit land aan een zeel trekken, is gedurende vele jaren niet het geval geweest. Nu wordt er samengewerkt om een bepaalde doelstelling te bereiken. Dit lijkt me een heel positieve evolutie. Ik zie wat de Vlaamse Regering op tafel heeft gelegd. Ik merk ook wat de andere regeringen in dit land hebben neergelegd. Er is stof om tot een pact te komen. We kunnen dan ook hoopvol zijn. De meeste partners zijn duidelijk bereid engagementen op te nemen.
Er zijn ook al beslissingen genomen. Zo heeft de Vlaamse Regering met betrekking tot energie voor de kosten van groene stroom aan de industrie een vrijstelling toegekend. Deze zomer is een beslissing over de compensatie van de indirecte carbon leakage tot stand gekomen. Dit is zeer belangrijk voor onze energie-intensieve industrieën. Op dat vlak zijn heel belangrijke stappen gezet. Er zullen, zoals in de nota van de Vlaamse Regering staat vermeld, nog meer stappen moeten worden gezet.
De engagementen zijn duidelijk en zijn deels al uitgevoerd. Uiteraard zullen we dit alles nog verder moeten uitwerken en uitvoeren. Dit past binnen een pact dat inhoudt dat iedereen engagementen aangaat. We moeten ervoor zorgen dat die engagementen effectief ten uitvoer worden gebracht.
De timing lijkt me niet onlogisch. Op 15 oktober 2013 zal de Federale Regering een state of the union brengen. Tegen die datum moet de federale begroting klaar zijn. Dan zal er duidelijkheid komen over de budgettaire marge die eventueel zal worden vrijgemaakt ten bate van dit pact. Er is een vergadering gepland in de week na het herfstreces. Die timing lijkt me vrij strak. We hopen uiteraard dat tijdens die vergadering zo concreet mogelijke resultaten zullen worden geboekt.
De voorzitter : De heer Lachaert heeft het woord.
De heer Egbert Lachaert : Voorzitter, ik hoop dat het in de loop van het komende jaar niet bij praten zal blijven. We hebben nog acht maanden te gaan tot de volgende verkiezingen. Indien we ons tot praten zouden beperken, zou mijn aanwezigheid in de loop van de komende maanden hier weinig relevant worden. Ik hoop dat dit niet het geval zal zijn en dat we het komende jaar alsnog zullen werken. Gezien de economische en financiële cijfers die zich aandienen en die in de pers verschijnen, zitten de ondernemers hierop te wachten.
Wij zijn natuurlijk hoe dan ook voorstander van alle maatregelen die de concurrentiepositie van onze ondernemingen kunnen versterken. Bepaalde onderdelen van het concurrentiepact kunnen natuurlijk op onze steun rekenen. We zijn echter, net als de vorige sprekers, nieuwsgierig naar de concrete voorstellen. We willen horen hoe dit de komende tijd zal worden geconcretiseerd. Hopelijk zal het niet gaan om een estafetteploeg of, zoals mijn fractievoorzitter het noemt, een doorschuifregering. Het moeten concrete maatregelen worden en niet enkel plannen die dan niet worden afgewerkt.
De Vlaamse Regering beschikt over de mogelijkheid om door middel van onmiddellijke actie op een aantal terreinen vooruitgang te boeken. In eerste instantie wil ik de vraag herhalen die hier al gesteld is, over de belasting op materieel en outillage. Het betreft een maatregel die de bedrijven een onmiddellijk kostenvoordeel van 220 miljoen euro zou kunnen opleveren indien er een afschaffing zou komen van die belasting.
Minister-president, ik heb begrepen dat u niet voor de afschaffing gaat, maar voor een lichte verlichting. Bedrijven die de komende drie jaar investeren in nieuw materiaal krijgen een vermindering op de onroerende voorheffing van het oudere machinepark. Het gaat daarbij om een belastingverlaging van 45 miljoen euro, gespreid over drie jaar. Het voorstel dat mijn partij indertijd heeft gedaan, was om die taks onmiddellijk te laten verdwijnen. Dat was een voorstel van 220 miljoen euro. Hier gaat het om 45 miljoen euro, gespreid over drie jaar. Zonder al te veel in detail te treden er kunnen redenen zijn waarom u dat doet , vraag ik mij af waarom er gekozen is voor een beperkte verlaging, gespreid in de tijd, in plaats van de volledige afschaffing van de belasting op materieel en outillage.
Uit cijfers die deze week nog werden gepubliceerd, blijkt de jeugdwerkloosheid te pieken. U zei hierover op 18 september in de pers: Kmos moeten meer investeren in stage, werkervaringsplaatsen en opleiding. Daarvoor zou het interessant zijn bedrijven vrij te stellen van een deel van de vennootschapsbelasting of een vermindering van de RSZ-bijdrage. Op zich heb ik daar geen probleem mee, maar zoals zo vaak verwijst u hier naar het federale niveau, terwijl er op het eigen niveau toch ook hefbomen zijn. Ik denk dan in het bijzonder bijvoorbeeld aan de individuele beroepsopleidingen (IBOs).
Ik heb ook nog een perstekst gelezen van UNIZO, een organisatie die u en mij na aan het hart ligt. In die tekst staat dat IBOs sterker moeten worden gepromoot. Daarin ligt een taak van de VDAB, die dit jaar onder druk van de economische crisis niet de nodige doelstellingen zal halen voor wat betreft de IBOs voor jongeren. Men slaagt er dus niet in. Minister-president, welke maatregelen stelt u voor om de jeugdwerkloosheid aan te pakken? Welke bijsturingen zult u doen aan de bestaande maatregelen om een hogere output te verzekeren?
Kunnen wij deze legislatuur nog een uitgewerkt plan verwachten van de Vlaamse Regering om de toekomstige distributietarieven in te vullen en het systeem van groene stroom te hervormen? Of zal dat, naar analogie met de woonfiscaliteit en de woonbonus, worden overgelaten aan de volgende regering? Ik heb het dan niet over de concrete inhoud om energiekosten terug te dringen, maar gewoon over uw bereidheid om hier voor de verkiezingen al dan niet actie in te ondernemen.
U hebt vorig jaar het bankenplan aangekondigd. Het was een manier om ondernemingen te ondersteunen. Het plan werd grotendeels mits enkele punten van kritiek door mijn partij gesteund. We betreuren enigszins dat we bijna een jaar na datum nog steeds moet wachten op de concrete uitwerking. Ik begrijp dat er zich de komende tijd wat zaken zouden moeten concretiseren. De Vlaamse Regering heeft begin juli de uitvoeringsbesluiten goedgekeurd. Dat zou het mogelijk moeten maken om het kmo-fonds van 1,1 miljard euro te waarborgen. Dat is het stokpaardje van het bankenplan. U hebt deze zomer ook aangekondigd dat dit concreet zou worden in 2013. Wanneer zal het kmo-fonds van 1,1 miljard euro operationeel zijn? Wanneer zullen er effectief kredieten naar ondernemingen vloeien uit dit fonds?
Daarnaast omvat het bankenplan natuurlijk nog een reeks andere maatregelen. Hoe staat het daarmee? Zijn die al concreet? Die maatregelen zijn immers ook belangrijk voor de concurrentiepositie van onze bedrijven. Zo hebt u in de Septemberverklaring gezegd dat het concurrentiepact onder meer gericht moet zijn op het stimuleren van export. Daar zou ook een actieplan over moeten worden opgesteld om de exportfinanciering voor bedrijven te stimuleren. Dat plan zou samen met Delcredere, de exportverzekeraar, worden gerealiseerd. Hoe staat het met dat actieplan exportfinanciering? Welke andere maatregelen bepaalt u om exportgerichte sectoren te ondersteunen?
In het bankenplan was ook een highlevelgroep vastgelegd om de kredietsituatie te monitoren en genomen maatregelen te implementeren en te evalueren. De groep zou bestaan uit de Vlaamse overheid, banken, Febelfin, UNIZO, het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka), Agoria, Essenscia en de Confederatie Bouw. Het was de bedoeling om elke zes maanden bijeen te komen. Hoe vaak is deze highlevelgroep bijeengekomen? Is er een verslag beschikbaar van hun bevindingen en een evaluatie van de genomen maatregelen? Of is dat niet beschikbaar? Het zou ons toch enig inzicht kunnen verschaffen in de uitvoering van het bankenplan.
Naast het kmo-fonds, waarvan de Vlaamse overheid 80 procent van de second loss-buffer zal waarborgen, zijn er natuurlijk die andere waarborgmaatregelen. Er was sprake van vier typische waarborgmaatregelen. Het kmo-fonds zou daarnaast een waarborg bieden voor het fonds van investeringen in infrastructuur, zorg, huisvesting en projecten met publiek-private samenwerking, een rechtstreekse waarborg van kwaliteitsvolle kredietportefeuilles van banken en ten slotte voor het inzetten van waarborgregelingen voor de herfinanciering van grote bouwprojecten in de sociale en semipublieke sector.
In de commissie is in april gezegd dat enkele van die maatregelen on hold staan of zelfs niet zullen worden uitgevoerd. Wat is de status van uitvoering van de overige drie types waarborgregelingen? Graag kreeg ik daar ook wat meer duidelijkheid over.
In de Septemberverklaring staat dat voor de financiering van het concurrentiepact 1,16 miljard euro wordt uitgetrokken over zeven jaar. Dat geld zou moeten komen van de KBC-premies die eerder waren toegezegd voor schuldafbouw. We zitten met de discussie: boekhoudkundig of budgettair naar ESR-neutraliteit. Is het voor 2014 enkel de premie, 167 miljoen euro, die naar de concurrentiemaatregelen gaat? Zal de volledige kapitaalaflossing, 334 miljoen euro, integraal naar schuldafbouw gaan?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, dat zijn veel vragen. Een groot deel ervan zijn vragen naar informatie. Omdat men die informatie niet heeft, heeft men nog andere vragen gesteld, die volledig naast de kwestie zijn. Ik ga ervan uit dat het tweede het gevolg is van het eerste. Daarom ga ik heel graag uitgebreid in op de eerste reeks vragen, om dan te bekijken wat er nog overblijft van de tweede reeks.
Mijnheer Vereeck, volgens de officiële cijfers zullen we in 2014 een lichte economische groei kennen. Men voorspelt een groei van 1,1 procent. Ik heb dat een pril kamerplantje genoemd. Zoals u weet en zelf ook hebt gezegd, is er, wanneer men uit een crisis komt en de economische groei zich aandient, nog sprake van naverbranding, waarbij de werkloosheid nog stijgt. We bevinden ons nu in een situatie waarin die economische groei zich heel voorzichtig aandient, maar die werkloosheid zal nog toenemen of zeker niet dalen. Ik hoef u niet te zeggen dat dit een wetmatigheid in de economie is. Dat baart ons terecht zorgen. We zullen dus nog een aantal weken en maanden met hoge werkloosheidscijfers worden geconfronteerd. Dat is nog een bijkomende reden om absoluut te gaan voor een dergelijk concurrentiepact. Sommigen zouden daar immers verkeerdelijk uit kunnen concluderen dat, aangezien de economie aantrekt, er geen probleem is, dat we verder kunnen doen zoals gewoonlijk, business as usual. Dat zou echter een volstrekt verkeerde conclusie zijn, en ook een verkeerd beleid.
Er is hier ook verwezen naar dossiers, die ik ook publiek hebben gemaakt, waarin we, onder meer, van Nederland hebben verloren, en waarin de loonkostenproblematiek zeer uitdrukkelijk de doorslag heeft gegeven om niet naar Vlaanderen te komen, maar naar Nederland te gaan. Ondertussen zijn er nog andere voorbeelden en andere cijfers met betrekking tot andere bedrijven geweest die dat heel duidelijk hebben laten verstaan. Recentelijk was dat nog het geval met betrekking tot de chemiesector: een bepaalde functie in de Antwerpse chemiesector is 30 procent duurder dan identiek dezelfde functie in Rotterdam. Dit is dus een zeer explosieve situatie, niet alleen in de chemiesector, maar ook in andere sectoren. Dat is een heel gevaarlijke situatie. Het gaat echter niet alleen over de loonkosten, maar ook over de energiekosten en de financiële en administratieve kosten, waarop ik straks nog terugkom.
Naar aanleiding van Ford Genk en andere dossiers hebben we onze nek uitgestoken. We hebben gesteld dat we in Vlaanderen zouden doen wat we kunnen en moeten doen. Aangezien bepaalde bevoegdheden, zoals die met betrekking tot de loonkosten en de vennootschapsbelasting, echter federaal zijn, leek het ons raadzaam om te komen tot een dergelijk pact, tot een synergie van maatregelen die op zowel het Vlaamse als het federale niveau zouden worden genomen. Mijnheer Lachaert, ik ga ervan uit dat u met dezelfde dynamiek uw federale collegas aanmoedigt om maatregelen te nemen die federaal kunnen of moeten worden genomen.
Voorzitter, ik kan het document in kwestie overmaken, zodat er een level playing field, een symmetrische informatiepositie is. Mijnheer Vereeck, ik heb begrepen dat u de tekst van negen paginas al hebt gelezen. Proficiat daarvoor, maar ik zal die zo dadelijk overmaken, zodat iedereen weet wat Vlaanderen daar zoal heeft voorgesteld. Dat is een belangrijk document, en of dit nu te laat of te vroeg komt, dat is spielerei. Het was voor de vergadering. Als ik me niet vergis, hebben onze Duitstalige collegas vandaag ook een nota ingediend, of zullen ze dat kortelings doen. Mijnheer Lachaert, ook de federale overheid had nog geen nota. Ze is daar ook nog mee bezig. Dat is dus niet relevant. De nota is er. Die is goedgekeurd door de Vlaamse Regering en bevat tal van maatregelen.
Nu is het natuurlijk belangrijk dat er ook budgettaire ruimte wordt gecreëerd. Dit gaat immers geld kosten. Het was dan ook belangrijk om daar in de begroting 2014 toch de nodige ruimte voor vrij te maken, om een invulling te geven aan dit concurrentiepact. We hebben die ruimte vrijgemaakt. De vraag is nu wat de federale overheid zal doen. Ik verwijs dan al meteen naar het Overlegcomité. De Federale Regering heeft gezegd dat ze eerst haar begroting 2014 in orde zal maken en dat ze in de besprekingen, net zoals Vlaanderen, zal bekijken welke ruimte ze daarvoor kan vrijmaken. Ze zal daar dan discussies over voeren, met kennis van alle maatregelen die ze heeft gekregen van de regios, Mijnheer Deckmyn, u citeert graag mijn collega, minister Geens. Welnu, die heeft gezegd dat de Federale Regering dan zal bekijken hoe ze haar maatregelen daarop kan enten. Het is heel belangrijk dat u dat goed in het achterhoofd houdt.
Er werd me gevraagd om nu eens concreet te zeggen welke maatregelen Vlaanderen zal nemen. U hebt gelijk: we kunnen, ook op basis van die nota, nu een aantal maatregelen nemen. In het kader van de onderhandelingen willen we echter niet alleen maximaal maatregelen in synergie, we willen ook wel weten welke maatregelen de federale overheid en de anderen zullen nemen. Het zou niet verstandig zijn, lijkt me, om nu te zeggen dat we dat en dat doen, en dan te bekijken wat de anderen doen. De onderhandelingen zullen nu volop worden voortgezet. Wij hebben bijvoorbeeld een inspanning gedaan op het vlak van materieel en outillage. Mijnheer Lachaert, sommigen zijn zeer enthousiast over die maatregel, anderen minder. Die maatregel komt immers een sector zoals de industriesector ten goede, maar u moet bijvoorbeeld uw oor eens te luisteren leggen bij UNIZO. Daar zegt men dat onze kmos niet zoveel hebben aan die maatregel. Misschien bent u daar echter minder gevoelig voor. Ze hebben zeker niet zoveel aan uw maatregel, want u gaat nog verder dan wij.
We hebben beslist dat het nieuwe materieel en de outillage worden vrijgesteld. We zullen een deel van het oude materieel en outillage ook vrijstellen. Gaandeweg kan men een volledige vrijstelling krijgen als men nieuw materieel en outillage aanschaft. Niet heel de bedrijfswereld is daar wild enthousiast over, maar ik noteer dat u dat wel bent en ervoor pleit dat we al ons geld daar zouden inzetten. Quod non.
We geven iedereen subsidies, mijnheer Vereeck. Iedereen is het er kamerbreed over eens dat subsidies de second best solution zijn. Ik wil graag weten wat de first best solution inhoudt. Valt daarover te praten? Kunnen we nagaan hoe en wat? De discussie gaat niet over wat wij betalen voor het federale, maar over de essentie van ons economisch beleid en hoe we dat kunnen versterken. Daar moet over gesproken worden.
Er wordt heel wat cijfermateriaal over de loonkost de wereld ingestuurd. De laatste cijfers werden bekendgemaakt door federaal minister van Sociale Zaken Onkelinx en maken duidelijk dat de Belgische economie verschillende dynamieken en loonkloven kent. De chemie verschilt van de maakindustrie enzovoort. Eén ding staat voorop en dat is positief: iedereen vindt dat er iets moet gebeuren aan de loonkloof. Zo ver zijn we.
De discussie over de grootte van de loonkloof moet zo snel mogelijk worden beslecht. De federale overheid heeft al een beslissing genomen, maar die is nog niet volledig uitgevoerd, en dat is de aanpassing van de wet van 1996. Toen werd vastgesteld dat de loonkloof uitgedrukt in loonkost per uur 5,1 procent bedraagt. De federale overheid heeft beslist om die wet van 1996 aan te passen. Ik zat toen in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB). De wet legde voor twee jaar een loonnorm vast met index en baremieke verhogingen. De Groep van Tien die praat over het interprofessioneel akkoord (IPA) gebruikt de rapporten van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. Het is interessant dat men er wil voor zorgen dat de loonkloof met onze drie buurlanden ook telkens in rekening wordt gebracht. Loonstijgingen behalve de index en de baremieke zullen in de toekomst pas kunnen als die kloof van 5,1 procent is dichtgereden. Loonkostverlaging is niet mogelijk als men aan de ene kant miljarden aanreikt, zoals UNIZO heeft voorgesteld, en aan de andere kant loonsverhogingen overeenkomt.
Dit is een eerste interessante discussie. Ze moet zo snel mogelijk worden beslecht door de Vlaamse overheid. Wanneer zal die wet van 1996 worden aangepast? De timing was 2018. Hoeveel miljard euro bedraagt dat? Hoe zit dat in elkaar? Ik ga ervan uit dat we die discussie de komende dagen en weken kunnen voeren.
U hebt de tekst gelezen of zult hem lezen. We hebben de lineaire lastenverlaging, en er is een doelgroepenbeleid. Voor beide valt iets te zeggen, maar de eerste vraag is: hebben we voor beide geld? Wat is het meest effectieve? Het doelgroepenbeleid speelt onder meer in op de jeugdwerkloosheid. We verwijzen daarnaar in onze teksten. We hebben O&O, heel het arsenaal. Sommigen pleiten voor een investeringsaftrek voor de kleine ondernemingen die niet onder de materieel- en outillagemaatregel vallen, die nu op nul is gezet voor vennootschappen en lager is gezet voor zelfstandigen.
Over al deze zaken moet worden onderhandeld. Als we kiezen voor maximale synergie moeten we duidelijk weten wie wat doet. Op dat punt zijn we aangekomen.
Onze teksten zijn binnen bij het Overlegcomité. Men heeft voorgesteld om via werkgroepen verder te gaan. Mijnheer Deckmyn, ik weet dat u een aversie hebt tegen werkgroepen, maar u hebt nog niet veel deel uitgemaakt van de uitvoerende macht. We moeten dat technisch allemaal laten onderzoeken. Zoals ik al zei, premier Di Rupo zei dat de federale begroting 2014 eerst rond moet zijn. Dan kunnen we daar verder over spreken. Dan weten we welke federale ruimte en visie er is. De werkgroepen zijn uiteindelijk niet doorgegaan. Ik was niet wildenthousiast om in werkgroepen samen te komen zonder duidelijkheid. Dat is de notificatie van het Overlegcomité. Voorzitter, hier is het document.
Ik ga ervan uit dat ik op alle vragen heb geantwoord. Mijnheer Lachaert, u vraagt naar de evaluatie van het bankenplan. Ik wil daar graag op ingaan. U zult zien dat we in het concurrentiepact rekening hebben gehouden met heel het financiële aspect. Er was gisteren nog een actuele vraag over het andere luik, het zorgtraject. Wij hebben om de zes maanden een vergadering van de highlevelgroep. Midden november is er een nieuwe gepland. De laatste tijd doet Open Vld wel meer aan overkill. Jullie zeggen dan dat er niets is gebeurd. Wij hebben in deze commissie uitgebreid gediscussieerd over decretale aanpassingen. De uitvoeringsbesluiten zijn er. De banken zijn daar klaar voor. Er is dus heel wat werk verricht. Dat is u misschien ontgaan. Voorzitter, indien de commissie dit wijs acht, kunnen wij samen met de experten eens een overzicht geven van waar we staan. We kunnen misschien wachten op de volgende vergadering van de highlevelgroep alvorens onze evaluatie te doen.
Ik heb al publiekelijk gezegd dat ik ervan uitga dat het concurrentiepact tegen het eind van het jaar rond zal zijn. Anders zitten we nog dichter bij de verkiezingen. Voor diegenen die dan nog niet in campagne zijn, wordt het dan helemaal dramatisch.
Wij werken hard door. Wij hebben een visie. Wij weten wat wij willen. Ik ga ervan uit dat wij met het document dat wij hebben ingediend, de kamerbrede steun van deze commissie kunnen krijgen.
De voorzitter : Wij zullen het document kopiëren en aan iedereen bezorgen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
De heer Johan Deckmyn : Minister-president, vergis u niet: u zult uiteraard in mij een bondgenoot vinden om te komen tot een reëel en slagkrachtig concurrentiepact, dat in eerste instantie streeft naar lagere loonlasten. Maar ik blijf stellig de indruk hebben dat niemand concrete initiatieven neemt die Vlaanderen uit de negatieve economische spiraal kunnen krijgen.
Mijnheer Bothuyne, ik heb niet gezegd dat praten niet meer hoeft. Ik heb gezegd dat er ondertussen al voldoende is gepraat en dat het tijd wordt om concrete beslissingen te nemen. Niet enkel ik dring daarop aan. Minister-president, u zult ongetwijfeld weten dat het bedrijfsleven en de vele kmos smeken om eindelijk tot oplossingen te komen. Lees de vele persmededelingen er maar op na die we de laatste maanden hierover hebben gezien.
Minister-president, ik heb geen aversie voor werkgroepen. Ik heb wel een probleem met het eindeloos uitstellen van concrete beleidsmaatregelen. Ik krijg af en toe de indruk dat bepaalde problemen begraven worden in werkgroepen. Dat is het punt dat ik wil maken. Ik heb uiteraard niet het genoegen gehad om deel uit te maken van het beleid, maar ik ben wel actief in het bedrijfsleven. In die kringen is er, echt waar, heel veel onbegrip voor het steeds maar uitstellen van concrete beleidsmaatregelen ter verlaging van de loonlasten. Dat zou u toch ook moeten weten.
Ondertussen kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat men op het federale niveau op de rem blijft staan. Kwatongen beweren trouwens dat ook de N-VA op de rem ging staan, om te bewijzen dat de regering-Di Rupo niet in staat is om maatregelen te nemen om de concurrentiepositie van onze bedrijven te verbeteren. Maar ik geef toe dat ik dit van horen zeggen heb.
Minister-president, er wordt gezegd dat het niet relevant is dat de voorstellen die u hebt gedaan, later dan gepland binnenkomen. Ik vind het wel relevant. U hebt altijd gezegd dat u de voortrekker bent in dit dossier. Dan moet u de daad bij het woord voegen. Maar goed, de voorstellen zijn binnen, en dat is het belangrijkste.
Nu volgt het best een snel, niet een overhaast akkoord. Echt lang mag dit niet meer op zich laten wachten. Minister-president, ik hoop dat u gelijk krijgt en dat we tegen eind dit jaar eindelijk tot een oplossing kunnen komen. Anders zult u ongetwijfeld opnieuw van mij een interpellatieverzoek ontvangen.
De voorzitter : De heer Vereeck heeft het woord.
De heer Lode Vereeck : Minister-president, u hebt uw kaarten op tafel gelegd, alleen wilt u nog niet vertellen welke kaart u gaat spelen. Kan ik het zo ongeveer samenvatten?
Ik probeer meer inzicht te krijgen in de status van deze tekst. Ik wist ook niet dat hij nog niet publiek beschikbaar was. Hij was via via wel in mijn bezit gekomen, en dus ging ik ervan uit dat hij publiek beschikbaar was. Misschien moet u nog eens heel duidelijk zeggen wat de status van deze tekst is, gekoppeld aan een timing.
Wat mij betreft, moeten er dan maar eens zwartepieten worden uitgedeeld. De verantwoordelijkheden mogen op tafel komen. Als de Federale Regering de beslissingen die ze moeten nemen, niet durft of wil nemen, dan mag dat wat mij betreft ook gezegd worden. Op dat moment kunnen wij wel verder met dit document, waarin een aantal maatregelen staan waarmee we inderdaad verder kunnen.
Kunt u nog eens de timing weergeven en aangeven wat voor u een absolute deadline is voor het afsluiten van een concurrentiepact, waarna u uw troeven zult beginnen uit te spelen? Want nogmaals: hier zitten zaken in die u met de federale overheid moet doen, en dat draagt ook mijn voorkeur weg, maar er zitten ook een aantal maatregelen in die u zelf kunt doen.
Ik had ook graag wat meer informatie gekregen over de voorstellen met betrekking tot de riolen.
Ik ondersteun het voorstel van minister Muyters om de belasting op materieel en outillage te verlagen. Maar zoals ik al in het debat over de Septemberverklaring zei, moeten we daarmee oppassen. Als dat de enige maatregel is, maken wij arbeid relatief duurder dan machines, en laat die werkgelegenheid nu net het probleem zijn voor de komende maanden. Ik juich elke lastenverlaging toe, mijnheer Lachaert, want de fiscale druk in dit land is buitensporig. Maar u weet ook hoe je relatieve prijzen kunt beïnvloeden met belastingen. Als enkel deze maatregel uit het Vlaamse menu wordt geselecteerd, dan zal hij mijns inziens niet veel veranderen. Theoretisch gezien is het geen goede maatregel, want hij maakt machines relatief goedkoper ten aanzien van arbeid. Daarom herhaal ik mijn oproep om volledig samen te werken met de Federale Regering, want deze maatregel zal pas effect hebben als hij gekoppeld wordt aan een lineaire lastenverlaging.
Minister-president, u spreekt over subsidies als second best oplossingen. Daar is iedereen het eigenlijk over eens. First best is dan de fiscaliteit. Maar als u second best maatregelen zou willen nemen, neemt u die dan generiek en lineair, of specifiek? Misschien zijn specifieke subsidies en heb ik het vooral over de premies op de sociale zekerheid voor doelgroepen zelfs third best oplossingen. Wat voor soort subsidies schuift u dan naar voren?
De verwijzing naar de wet van 1996 op het concurrentievermogen is mij niet helemaal duidelijk. Ik ga ervan uit dat die nog altijd van kracht is. Wat gaat er nu extra gebeuren? Dat heb ik even gemist. Ik ging ervan uit dat er binnen de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven nog altijd afspraken waren om onze loonnorm af te stemmen op die van het buitenland. Ik neem aan dat dat de afgelopen jaren ook is gebeurd. Wat gebeurt er nu nog bijkomend?
De voorzitter : De heer Lachaert heeft het woord.
De heer Egbert Lachaert : Ik heb eigenlijk bitter weinig antwoorden gekregen op de verschillende vragen die ik gesteld heb over het concurrentiepact. Ik stel vast dat het estafettegegeven een nieuwe dimensie krijgt. De Vlaamse Regering geeft de stok gewoon door aan de Federale Regering, waar ook CD&V deel van uitmaakt. Blijkbaar stopt elke discussie- en communicatielijn op het einde van dit Vlaamse domein en is men niet in staat om coherente afspraken te komen. Dat zou ik zeer eigenaardig vinden, zeker nu ik van collega Deckmyn gehoord heb dat de Vlaamse Regering de laatste was om met een nota te komen.
Wat mij nog meer verontrust, is dat ik evenmin een antwoord krijg op de vraag hoe dit gefinancierd zal worden. Ik heb begrepen dat dit gefinancierd zou worden met de KBC-premies, maar die werden zogezegd als budgetneutraal gezien. Gaat men het geld voor dit pact halen bij de premies of gaat men ook van het kapitaal nemen? Ik zou daar graag een duidelijk antwoord op krijgen.
De voorzitter : Mijnheer Lachaert, uw vragen over het bankenplan zijn absoluut legitiem, maar we geven die graag op voorhand aan de minister, zodat die zich kan voorbereiden.
De heer Egbert Lachaert : Ik kan daar een apart interpellatieverzoek over indienen, tenzij er een andere werkmethode wordt voorgesteld.
De voorzitter : We zullen straks, bij de regeling van de werkzaamheden, bekijken of we daar nog een gedachtewisseling over organiseren, of dat u beter een vraag om uitleg of interpellatie uitdient.
De heer Matthias Diependaele : Mijnheer Deckmyn, u moet niet te veel afgaan op roddels. Wij zijn als N-VA absoluut voorstander van het pact voor het concurrentievermogen. Ik heb vorige week tijdens het debat over de Septemberverklaring trouwens verwezen naar de vergadering van 22 oktober 2012, waarin we al gezegd hebben dat we daaraan wilden meewerken. Maar de federale overheid heeft dat toen geweigerd.
Wij denken gewoon dat iedereen, elke overheid in dit land, zijn of haar eigen verantwoordelijkheid moet opnemen. Dat betekent dat we nu wachten op de voorstellen van de federale overheid. Maar vooralsnog hebben we van die kant nog geen voorstellen gezien.
Mijnheer Vereeck, uw uiteenzetting klonk mij een beetje als een pamflet van het ABVV in de oren. Als u zegt dat door machines goedkoper te maken, arbeid duurder wordt, lijkt die redenering heel theoretisch op te gaan. Maar je moet de redenering natuurlijk wel doortrekken. Als je inderdaad meer machines krijgt, verhoogt ook de productiviteit. Dat betekent dat je meer economische groei krijgt. En economische groei, mijnheer Vereeck, zorgt voor meer arbeidsplaatsen, op een andere manier.
Dat beperkte systeem van machines die arbeid vervangen, was in de negentiende en begin twintigste eeuw en in de film Daens nog wel juist, maar vandaag hebben we toch nieuwe economische inzichten, die u ook wel in verschillende boeken kunt terugvinden.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Mijnheer Lachaert, ik krijg de indruk dat u geen deel wilt uitmaken van een estafetteregering, maar we zijn allemaal estafetteregeringen, want om de vijf jaar geeft men dat door. Als uw boodschap aan mij is dat u geen deel wilt uitmaken van estafetteregeringen, dan wil ik daar graag akte van nemen. U moet daarmee opletten.
Het klopt dat wij samenwerken met de federale overheid en de andere collegas, wat vrij uniek is. Ik hoop dat we eruit zullen komen. De nota die wij hebben opgemaakt, mijnheer Vereeck, bevatte al onze wensen en inzichten. Er staan zaken in die we zelf kunnen doen en zaken die de federale overheid moet doen. Die nota is een insteek voor het debat en de onderhandelingen. Die onderhandelingen zullen duidelijk moeten maken wat wij zelf kunnen en moeten doen, en wat de anderen doen. Die synergie moeten we maximaal realiseren.
Om een voorbeeld te geven: ik ben de eerste om te zeggen dat het voorstel over materieel en outillage niet dé maatregel is die de concurrentiekracht van de ondernemingen zal verbeteren. Die maatregel bestond al voor nieuwe outillage. Misschien moeten wij, in het kader van innovatie, stimuleren dat men de outillage zo snel mogelijk vervangt. Vanuit die optiek is het een verstandige maatregel. Het voorstel van Open Vld is evenwel niet wijs, want in een vrijstelling voor het oudere materieel voorzien, remt de dynamiek om te vernieuwen af.
Als wij zouden stimuleren dat men de outillage zo snel mogelijk vervangt, dan zou de federale overheid voor bedrijven die geen materieel en outillage hebben de investeringsaftrek die ruimer is kunnen invoeren. Dat zou een goede synergie kunnen zijn. Ik hoop dat wij in die richting maatregelen kunnen nemen. Zo is er het bankenplan, waarbij wij de kmo-fondsen hebben en het federale niveau de volkslening. Wij hebben al gesprekken gevoerd over de complementariteit ervan. Wij zoeken dus naar vormen van synergie, en hopen die in het pact te kunnen integreren. De grote uitdaging is natuurlijk de loonkostverlaging. Budgettair is dat de grootste hap. Ik heb er begrip voor dat onze federale collegas in dat verband problemen hebben, want hun begroting is niet eens in evenwicht. Wij moeten onderzoeken hoe we op dat vlak vooruitgang kunnen boeken.
Als wij onze maatregelen op 1 januari 2014 willen laten ingaan, zoals de maatregel over materieel en outillage, mogen wij geen tijd verliezen. Wij onderhandelen dus, maar willen ook niet te lang wachten met de invoering van de eigen maatregelen. In elk geval ga ik ervan uit dat wij tegen het eind van het jaar kunnen afronden. Ik zie immers niet in dat men in januari en februari nog bezig kan zijn met die zo belangrijke besprekingen met mogelijks grote budgettaire impact.
Mijnheer Lachaert, wat de budgettaire impact betreft, heb ik gezegd dat wij 166 miljoen euro vrijmaken. In de begroting is in dat bedrag voorzien. Als garantie is er de boete voor KBC. Het gaat over een boete over zeven jaar gespreid, in totaal goed voor 1,160 miljard euro. Dat betekent dat wij dat geld niet zullen gebruiken voor schuldafbouw.
Mijnheer Vereeck, ik ben verrast dat er u iets is ontgaan. U hebt natuurlijk ook vakantie genomen, en zoals ik bent u natuurlijk niet perfect. De Federale Regering heeft gezegd dat de wet van 1996 wordt bijgestuurd, want op basis van de rapporten van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven zal de Groep van Tien tweejaarlijks een loonnorm vastleggen. Als de Groep van Tien daar niet in lukt, treedt de regering op. In de Federale Regering is een akkoord bereikt om dat mechanisme bij te sturen. De loonkloof met de drie buurlanden bedraagt 5,1 procent. Men heeft afgesproken dat men hier bij het bepalen van de maximale loonstijging rekening mee zal houden, en wel zo dat tussen vandaag en 2018 die loonkloof moet worden weggewerkt.
Ik vind dat een intelligente maatregel ervan uitgaand dat die ook wordt uitgevoerd. Een lineaire loonlastenverlaging heeft immers nadelen. Het is een rigide systeem. Want een bedrijfsleider wil een topmedewerker niet graag laten gaan, en is dikwijls bereid om hem een loonsverhoging te geven om hem te kunnen houden.
U sprak over de riolen. De lokale overheden schroeven hun investeringsvolume terug. Volgens de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) gaat het over een afname met 20 tot 30 procent. Er zijn nieuwe regels voor de boekhouding: de beleids- en beheerscyclus (BBC). De VVSG heeft een mededeling verspreid over hoe in dat systeem onderbenutting moet worden verwerkt. Een tweede punt is de bezorgdheid dat de investeringen van steden en gemeenten ten gunste van bedrijven die op de internationale markt moeten concurreren, afnemen. De Vlaamse Regering heeft zich daarover gebogen. De bevoegde ministers Bourgeois en Muyters hebben voorstellen geformuleerd. Een van de voorstellen die is geselecteerd, betreft de rioleringen. Als rioleringen worden vervangen, moet bijna altijd ook het wegdek worden vervangen. Zo krijg je een multiplicatoreffect inzake investeringen.
Minister Schauvliege keert nu al subsidies voor rioleringswerken uit. Die stimulansen kunnen nog worden opgedreven. Als alles wat is opgesomd maximaal wordt gerealiseerd, dan ben ik er zeker van dat wij op een bedrag hoger dan 166 miljoen euro jaarlijks uitkomen. Wij zullen keuzes moeten maken, uit de lijst van voorstellen waarvan wij denken dat die de concurrentiekracht gunstig kunnen beïnvloeden.
Ik veronderstel dat ik hierbij de nodige verduidelijkingen bij uw vragen heb gegeven. In een verder stadium zal ik graag terugkomen op deze kwestie. De evaluatie van het bankenplan heeft hier echter volstrekt niets mee te maken, al wil ik graag, bij een andere gelegenheid, op deze kwestie ingaan.
De voorzitter : De socialistische fractie heeft overigens al een vraag over het bankenplan ingediend. Op de vergadering van 24 oktober wordt die behandeld. Aansluitende vragen zijn dus nog perfect mogelijk.
De interpellaties zijn afgehandeld.