Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden en Internationale Samenwerking
Vergadering van 11/06/2013
Vraag om uitleg van de heer Jan Roegiers tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over het vernielen van EU-projecten door Israël
- 1841 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Voorzitter, minister-president, collegas, we hebben al eens van gedachten gewisseld over dit onderwerp, zij het zijdelings. Dat gebeurde een tweetal jaar geleden naar aanleiding van uw bezoek aan Israël en de Palestijnse gebieden. Ik meende dat het, naar aanleiding van een aantal berichten in de media, goed zou zijn om u nog eens te ondervragen over de thematiek zelf.
Iedereen weet dat Israël met de regelmaat van de klok Palestijnse infrastructuur en zelfs hele dorpen sloopt. Op de Palestijnse Westoever staat 61 procent van het grondgebied onder militaire en civiele controle van Israël. Palestijnen mogen er slechts een bouwaanvraag indienen voor, zegge en schrijve, 1 procent van het grondgebied. Maar zelfs als ze dat doen, maken ze eigenlijk amper kans om te mogen bouwen omdat zowat alle aanvragen worden geweigerd: vorig jaar maar liefst 94 procent op dat ene procent van het grondgebied waarop mocht worden gebouwd.
Bij gebrek aan een alternatief dat begrijpt iedereen wel bouwen Palestijnen vaak zonder bouwaanvraag, en daardoor kan Israël vrij gemakkelijk besluiten tot slopen, en dat terwijl de regularisatie van illegale Israëlische buitenposten slechts enkele dagen vergt. Niet zelden staat de sloop van een Palestijnse woning rechtstreeks in verband met de nabijheid van Israëlische nederzettingen. Israël schermt dan uiteraard met de veiligheid van zijn kolonisten, maar die mogen daar volgens het internationaal recht eigenlijk helemaal niet wonen, toch niet in Israëlische nederzettingen.
De Europese Unie (EU) riep Israël vorig jaar op om de sloop van Palestijnse huizen op de bezette Westoever te staken en het voor Palestijnen eenvoudiger te maken om een bouwvergunning te krijgen. Sindsdien heeft Israël 94 procent van de Palestijnse bouwaanvragen geweigerd en 535 Palestijnse structuren, huizen, tenten en wegen, vernietigd.
Bovendien sloopt Israël tegelijkertijd en zo kom ik tot mijn punt bij het vernietigen van Palestijnse structuren, ook vaak door de EU gefinancierde ontwikkelingsprojecten die de Palestijnse bevolking ten goede komen. Volgens Europese cijfers is in de periode 2001-2009 in totaal voor zon 50 miljoen euro ontwikkelingsgeld vernietigd omgerekend is dat 2 miljard frank waarvan 30 miljoen euro uit projecten komt die door de EU of door afzonderlijke EU-lidstaten zijn gefinancierd.
De EU benadrukte vorig jaar dat Europa blijft investeren in Palestijnse ontwikkelingsprojecten en dat die projecten dienen te worden beschermd. Het voorbije jaar heeft Israël alweer dertig van die EU-projecten vernield. Tegelijk heeft geen enkele Europese donor Israël om financiële compensatie gevraagd of op een andere manier tegen de sloop door Israël geprotesteerd. Ik denk, minister-president, collegas, dat het een interessante oefening zou zijn om op een systematische manier te monitoren hoeveel EU-projecten door Israël moedwillig worden vernietigd en hoeveel Europees belastinggeld er zo verloren gaat.
De Europese Unie stuurde Israël reeds een jaar geleden heldere aanbevelingen over het beleid op de bezette Westoever, maar en dat zijn we ondertussen gewoon Israël houdt daar geen rekening mee, wel integendeel. Vandaag zijn er nog meer nederzettingen, en Europa protesteert amper tegen de vernietiging van de eigen projecten. De EU volgt dus de eigen aanbevelingen niet op. Wordt er al geprotesteerd, dan gebeurt dat vaak op een te laag niveau. Nochtans blijkt uit het verleden dat Israël wel degelijk luistert als zon sloop op regeringsniveau wordt aangeklaagd. Dat bewezen Duitsland, Spanje en Polen al. Het lijkt me dus zinvol om, ook vanuit Vlaanderen, te protesteren voordat Israël een project dreigt te slopen. En als de sloop toch plaatsvindt, lijkt het me evident om een financiële compensatie te eisen.
Het vredesproces in het Midden-Oosten stond een tweetal weken geleden op de agenda van de Europese ministers van Buitenlandse Zaken, maar tot mijn grote spijt en die van vele anderen, bleek de EU niet van plan haar nek uit te steken door te evalueren in welke mate Israël rekening heeft gehouden met de aanbevelingen van een jaar geleden.
Vandaar de vragen die ik u als minister-president van de Vlaamse Regering, maar ook als deel van de EU zou willen vragen. Wat is het duidelijke standpunt van de Vlaamse Regering over de moedwillige vernietiging door Israël van met EU-geld, en wellicht dus ook met Vlaams overheidsgeld, gefinancierde ontwikkelingsprojecten? Hebt u of heeft de Vlaamse Regering vroeger al formeel protest aangetekend bij de Israëlische regering of bij de ambassadeur over deze gang van zaken? Is dit ter sprake gekomen tijdens uw bezoek aan Israël? Zo ja, welke respons kreeg u daarop? Zo nee, waarom niet en wanneer gaat u dat eventueel wel doen?
Hebt u hierover al overleg gehad met uw federale en/of regionale collegas? Zo ja, wat was daarvan het resultaat? Zo nee, bent u dat alsnog van plan door dit bijvoorbeeld te agenderen op de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid?
De Vlaamse ontwikkelingssamenwerking in die regio is vooral gericht op jongeren en academische diplomatie en minder op infrastructuur. Hebt u desondanks weet van vernielde projecten die mee door Vlaanderen werden gefinancierd, bijvoorbeeld binnen een Europees ontwikkelingsproject?
Welke diplomatieke initiatieven kan de Vlaamse Regering nemen ten aanzien van Israël om ervoor te zorgen dat de systematische sloop van Palestijnse woningen en infrastructuurprojecten zou stoppen?
Welke diplomatieke initiatieven kan de Vlaamse Regering nemen ten aanzien van de Europese instellingen om ervoor te zorgen dat zij consequent formeel protest aantekenen tegen de sloop van hun projecten en financiële compensaties eisen van de Israëlische regering, opdat ze zich aan hun eigen aanbevelingen ter zake zouden houden en de situatie op het terrein nauwgezet zouden monitoren?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Mijnheer Roegiers, zoals u terecht hebt gezegd, hebben we dit in 2009 al besproken. Ik wil echter graag opnieuw op uw vragen ingaan.
Sinds 2009 ondersteunt de Vlaamse Regering via core funding UNRWA (United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East) en geen projecten ad hoc van UNRWA op afzonderlijke basis zoals we voor 2009 deden. Dat heeft onder meer tot gevolg dat er geen Vlaamse projecten zijn. Door die core funding moeten we dit in een andere context plaatsen.
Naar aanleiding van mijn zending naar Israël en de Palestijnse gebieden in juni 2012 werd ik hierover in dit parlement ook ondervraagd. Het antwoord dat ik toen heb gegeven, was heel duidelijk, en ik zal dat ook nu herhalen: Ook ter zake is ons standpunt zeer duidelijk: we scharen ons achter het internationaal recht, net als de rest van de internationale gemeenschap trouwens.
In mijn beleidsnota voor deze legislatuur heb ik duidelijk aangegeven dat de Vlaamse Regering haar standpunten over internationale kwesties baseert op de logica van het internationale recht. De regels van staatsaansprakelijkheid, zoals gecodificeerd door de Commissie voor Internationaal Recht, zijn op dit punt duidelijk: wanneer een staat onrechtmatig handelt, dan moet hij de daardoor ontstane schade vergoeden. Ik heb dat toen gezegd en wil dat hier in alle duidelijkheid herhalen. Wij zijn tot nu toe het Europees standpunt bijgetreden. Ik verwoord dat standpunt: The EU calls upon Israel to meet its obligations regarding the living conditions of the Palestinian population ( ). Europa heeft dat altijd duidelijk benadrukt, en wij hebben ons daar altijd bij aangesloten.
Ook in 2009 kwam deze kwestie aan bod in deze commissie toen sprake was van beschadiging van UNRWA-infrastructuur door Israël in 2009. Tijdens de zitting van deze commissie van 13 oktober 2009 heb ik geantwoord dat het niet de intentie is om een schadeclaim in te dienen bij de staat Israël wegens vernietiging van eigendommen waartoe wij via UNRWA een bijdrage hebben geleverd. Ook vandaag is die intentie er niet. Er is ook geen enkel nieuw element waardoor Vlaamse inspanningen of betrokkenheid rechtstreeks worden geraakt. Tenzij u me nieuwe informatie zou bezorgen, heb ik geen reden om het standpunt dat ik toen innam, te wijzigen.
Zonder in semantische discussies te willen vervallen wil ik toch benadrukken dat de Palestijnse gebieden niet tot de focus van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking behoren. De Palestijns-Israëlische kwestie is in essentie een politiek conflict met schrijnende humanitaire gevolgen. Ik heb dat ook vastgesteld toen ik daar op bezoek ben geweest. De Vlaamse Regering heeft er daarom voor gekozen door middel van core funding UNRWA te ondersteunen, het agentschap van de Verenigde Naties dat onder mandaat van de internationale gemeenschap de grote humanitaire noden in de Palestijnse gebieden probeert te lenigen.
Ik heb geen weet van vernielde projecten die mee door Vlaanderen werden gefinancierd. Vanwege de core funding die Vlaanderen verleent, kan men niet spreken over Vlaamse projecten.
Zoals u weet, schrijft het Vlaams internationaal beleid zich actief in in het extern beleid van de Europese Unie. In maart vorig jaar veroordeelden de 27 ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie de vernieling van projecten in de Palestijnse gebieden die met Europees geld waren gerealiseerd. De commissaris die bevoegd is voor het nabuurschapsbeleid, tefan Füle, heeft in zijn antwoord gesteld dat hij van oordeel is dat discrete demarches in deze aangelegenheid effectiever zijn dan ronkende publieke verklaringen. In een andere kwestie, de raid op het Turkse schip Mavi Marmara uit de zogenaamde Gaza-vloot, heeft Israël na dergelijke discrete onderhandelingen overigens onlangs zijn excuses aangeboden aan Turkije, en heeft het zich principieel verbonden om schadevergoedingen te betalen aan de nabestaanden. Het lijkt mij dan ook aangewezen om de te volgen strategie voor eventuele compensatie voor vernielde Europese projecten aan de rechtstreeks getroffen instanties via de diplomatieke diensten van de EU te bewerkstelligen.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Wat uw persoonlijk standpunt en het standpunt van de Vlaamse Regering betreft, was uw antwoord duidelijk. Daar kan ik me enkel om verheugen. Uw antwoord bevatte echter ook een aantal elementen waarover ik nog van gedachten wil wisselen. Ik begrijp immers niet altijd waarom er niet wordt opgetreden.
U hebt terecht verklaard dat u de logica van de staatsaansprakelijkheid wilt volgen. Dat wist ik in feite al. Indien er onrechtmatig wordt gehandeld, moet de schade worden vergoed. Volgens het tweede gedeelte van uw antwoord hebt u echter niet de intentie om voor de veroorzaakte schade een schadeclaim op te leggen. U hebt verwezen naar uw antwoord uit 2009. Er zijn volgens u geen nieuwe elementen. Volgens mij vormt het duidelijk standpunt dat de 27 lidstaten van de EU vorig jaar hebben ingenomen een nieuw element. U hebt er trouwens zelf naar verwezen. De lidstaten hebben die vernietigingen heel duidelijk veroordeeld.
Volgens mij zijn een aantal door u aangehaalde aspecten met elkaar in tegenspraak. Enerzijds vindt u dat de schade moet worden vergoed. Anderzijds vindt de ontwikkelingssamenwerking plaats binnen de Europese context en worden de vernietigingen niet gecompenseerd. Ik vind daar een zekere tegenspraak in terug.
Ik kan uw pleidooi voor de stille diplomatie nog enigszins volgen. We verschillen op dat vlak enigszins van mening, maar dat is op zich niet zo erg. Ik hoop dat dit zijn vruchten kan afwerpen. Van mij mag het allemaal wat steviger worden geformuleerd. Op zich is dit echter niet zo erg.
Ik wil echter nog eens naar het zesde deel van mijn vraagstelling verwijzen. U zou er bij de federale minister van Buitenlandse Zaken op moeten aandringen dit punt regelmatig op de top van de Europese ministers van Buitenlandse Zaken te agenderen. U zou daar uw rol moeten trachten te spelen. De vernietiging van de aan Europese ontwikkelingsprojecten gekoppelde Palestijnse infrastructuur moet worden stopgezet. Vorig jaar hebben de Europese ministers dit met zo veel woorden veroordeeld. Een jaar later durft geen enkele lidstaat nog naar het eigen standpunt te verwijzen.
U hebt ter plaatse ervaring opgedaan. U hebt het zelf over die schrijnende toestanden gehad. U zou ervoor moeten zorgen dat minister Reynders of eender welke federale minister in de toekomst kan, mag en durft zeggen dat dit punt op de Europese top moet worden geagendeerd. We moeten naast die stille diplomatie ook een andere vorm van diplomatie hanteren die ook op vooruitgang kan zijn gericht.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : De heer Roegiers vervult zijn rol als volksvertegenwoordiger perfect. Als lid van de uitvoerende macht moet ik de zaken natuurlijk vanuit een andere invalshoek tot een goed einde weten te brengen. Om die reden voert de EU een stille diplomatie. Ik heb verwezen naar de resultaten die in verband met Turkije op deze manier zijn geboekt. Ik zie hierin geen contradictie. Dit sluit duidelijk aan bij wat de 27 lidstaten hebben beslist. We moeten er rekening mee houden dat de EU in alle stilte de nodige initiatieven neemt.
Als core funding wordt gebruikt, is er geen rechtstreeks verband tussen het gegeven geld en de projecten. Ik kan dan ook geen actie ondernemen omdat het om Vlaamse projecten zou gaan. Ik ga ervan uit dat de heer Roegiers begrijpt dat ik dit met enige discretie zal opvolgen.
Ik zal, zoals de heer Roegiers me heeft gevraagd, eens contact met minister Reynders opnemen. Ik zal hem vragen welke momenten volgens hem geschikt zijn om dit dossier verder op te volgen.
De voorzitter : De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers : In dat laatste element verheug ik me alvast. Ik zal daar in de toekomst zeker nog vragen om uitleg over stellen. Mijn rol als volksvertegenwoordiger spelend, beschouw ik dat zelfs als mijn plicht.
Ik wil nog even op het systeem van core funding ingaan. Het is niet mogelijk er de financiële middelen uit te halen die we erin hebben gestoken. Dit geeft ons echter wel een kapstok om het punt op de agenda te plaatsen. Dat de Vlaamse overheid in die core funding is gestapt, geeft ons immers rechten. We kunnen of mogen niet tot op de euro zeggen wat we willen terugkrijgen, maar we hebben wel de mogelijkheid het te agenderen. Er zit immers wel degelijk Vlaams belastinggeld in.
Minister-president, voor het overige kijk ik uit naar uw initiatief en uiteraard ook naar het antwoord van de federale minister van Buitenlandse Zaken.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.