Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vergadering van 08/05/2013
Vraag om uitleg van de heer Peter Reekmans tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, en tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de voorbereiding van de Europese regelgeving in verband met standaardzaaigoed
- 1518 (2012-2013)
De voorzitter : Het antwoord wordt gegeven door minister-president Peeters.
De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Minister-president, eerder nam het Europees Gerechtshof een besluit dat enkel ambtshalve toegelaten zaaigoed nog zou mogen worden verkocht in de Europese Unie. De Europese Commissie werkt nu naar verluidt aan een nieuwe verordening inzake de zadenmarkt, waardoor land- en tuinbouwers verplicht zouden worden standaard zaaigoed te gebruiken. Er zou sprake zijn van de verplichte registratie van alle soorten zaaigoed.
De toelatingsprocedures voor dergelijk standaard zaaigoed zou de kleinschalige ondernemingen in die sector, om nog maar te zwijgen van individuele boeren of hobbytuiniers, voor erg zware financiële en administratieve opdrachten plaatsen. Dat zou op korte termijn tot een aanslag kunnen leiden op zeldzame en oude variëteiten van groente- en graansoorten, wat haaks staat op de ideeën inzake biodiversiteit en bijvoorbeeld ook voorbijgaat aan het feit dat net die oude inheemse soorten geen of minder pesticiden vereisen, aantrekkingskracht hebben op endemische diersoorten enzovoort. Overigens is er in Vlaanderen de voorbije jaren net een heropleving van de interesse in zogenaamde vergeten groenten, wat zich uit in kleine kwekerijen, in restaurants, bij hobbyisten.
Minister-president, wat is uw inschatting van de verordening ter zake die momenteel door de Europese Commissie voorbereid zou worden? Was er hieromtrent overleg met de lidstaten en de regios? Wilt en kunt u op enige wijze pleiten voor gepaste aandacht voor het vrijwaren van minstens de gewoonte dat oude en zeldzame soorten zaaigoed geruild of in kleine hoeveelheden verhandeld worden, zodat de betrokken variëteiten van groente- en graansoorten ook in de toekomst in onze streken verder ongestoord gekweekt en geteeld kunnen worden?
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Voorzitter, minister-president, collegas, ik vind dit een heel belangrijke vraag. We moeten dit heel voorzichtig en kritisch benaderen. Uit de literatuur blijkt dat tweederde van de wereldhandel in zaden in handen is van slechts tien bedrijven. Die tien bedrijven zijn sterk gelinkt aan de petroleumsector en aan de ggo-sector (genetisch gemodificeerd organisme).
Ik verwijs ook naar een resolutie die het Vlaams Parlement heeft aangenomen over de grootschalige landpacht. Heel de problematiek van de zadenbescherming én de ggos én de grootschalige landpacht én de concentratie van de macht bij enkele grote multinationals is een nefaste ontwikkeling voor de landbouw. Wat mij ook sterk frappeert, is dat het argument wordt ingeroepen dat het nuttig zou zijn in de strijd tegen de honger en nuttig voor de wereldvoedselvoorziening. Maar daar wringt het schoentje nu net: we kunnen een basisrecht als voedselvoorziening wereldwijd toch niet overlaten aan slechts een tiental bedrijven, die zo een monopoliepositie verwerven? Waakzaamheid is mijns inziens geboden. We moeten daar sterk tegen reageren.
Ik wil onder meer verwijzen naar het alternatief dat professor De Schutter hier al is komen voorstellen in de commissie. Er zijn alternatieven en sporen uit te zetten om de landbouw, ook op het vlak van de wereldvoedselvoorziening, te verduurzamen en alle kansen te geven. Dat staat haaks op het model dat nu, vooral onder Franse druk, in Europa wordt doorgedrukt. Ik stel voor dat we daar sterk voorbehoud tegen maken.
De heer Jos De Meyer : Als ik het goed begrijp, minister-president, vertrekken de voorstellen van de Commissie nu nog maar naar de Raad van Ministers en het Europees Parlement. Ik veronderstel dus dat er nog ruime kansen bestaan tot bijsturing, of vergis ik mij?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Mijnheer Peeters, gisteren hebben we het in een andere commissie al over landpacht in ontwikkelingslanden gehad. Landpacht is een vrij complex gegeven, waar we met enige nuancering en met grote feitenkennis over moeten spreken.
Mijnheer Reekmans, het huidige Europese wetgevende kader voor plantaardig vermeerderingsmateriaal het zaai- en plantmateriaal bestaat uit twaalf raadsrichtlijnen, één voor elke subsector, bijvoorbeeld zaaigranen, pootaardappelen, groenten, groenvoedergewassen, bieten, fruitgewassen, bosbouwkundig teeltmateriaal, wijnstokken, siergewassen enzovoort.
De eerste richtlijnen dateren uit de jaren zestig en zijn in de loop der jaren geregeld herzien. De basisprincipes zijn steeds het garanderen van kwalitatief hoogstaand zaaizaad en plantgoed waarop de landbouwer kan vertrouwen. Het is belangrijk om dat basisprincipe ook mee te nemen in de rest van het verhaal. De bedoeling van de richtlijnen was dus vooral om te vermijden dat plantaardig vermeerderingsmateriaal van mindere kwaliteit op de markt zou komen en om eventuele fraude tegen te gaan. Kwaliteit wordt gegarandeerd door enkel rassen in de handel te brengen die OHB zijn, wat staat voor onderscheidbaar, voldoende homogeen en bestendig. Men spreekt in dat kader van de OHB-kenmerken van een ras.
Daarnaast moeten de rassen een toegevoegde cultuur- en gebruikswaarde (CGW) hebben ten opzichte van reeds bestaande rassen. Deze strenge eisen gaan gepaard met strenge controles en in hoge mate verplichte certificering etikettering van het zaai- en plantgoed alvorens het op de markt mag komen.
Naast de raadsrichtlijnen zijn er een hele reeks van bijhorende commissierichtlijnen beschikkingen en besluiten om de verdere implementatie te regelen. Die commissierichtlijnen worden steeds besproken en goedgekeurd in het desbetreffende Europees Permanent Comité voor zaai- en plantgoed. Een specialist van het beleidsdomein Landbouw en Visserij vertegenwoordigt Vlaanderen in dit comité. De commissie en de lidstaten hebben reeds langer oog voor oude oorspronkelijke rassen waarvoor nu reeds in de huidige regelgeving uitzonderingen zijn toegestaan op de strenge regels. Voorbeelden van enkele belangrijke commissierichtlijnen op dit vlak zijn: RL 2008/62/EG, RL 2009/145/EG en RL 2010/60/EU, die respectievelijk minder strenge regels opleggen voor zaaigoed van oude rassen instandhoudingsrassen van respectievelijk landbouwgewassen, groentegewassen en groenvoedermengsels. Ze moeten niet aan de strenge OHB-eisen voldoen, maar mogen langs de andere kant daarom slechts in beperkte hoeveelheden en in duidelijk afgebakende gebieden verhandeld worden. Die verschillende richtlijnen zijn omgezet in diverse Vlaamse ministeriële besluiten.
Het Directoraat-Generaal Gezondheid en Consumenten (DG SANCO) van de Europese Commissie werkt al geruime tijd aan een hernieuwde regelgeving voor zaaizaden en plantaardig teeltmateriaal met het oog op een grotere harmonisatie van regels over alle subsectoren heen, een verregaande administratieve vereenvoudiging en een verhoogde efficiëntie en effectiviteit.
Dit initiatief voor Better Regulation is gestart in 2007 met het uitschrijven van een oproep Terms of Reference om een externe evaluatie te laten maken van het globaal regelgevend kader. Dit evaluatierapport werd afgerond eind 2008. Daarna kwam er een grote internationale Seed Conference in 2009, een actieplan in 2009, een publieksconsultatie in 2011 en een impact assessment in 2012.
In de loop van 2012 heeft DG SANCO meermaals werkgroepen georganiseerd waarin het de lidstaten heeft geconsulteerd en geïnformeerd over zijn denkpistes en plannen, en dit ter voorbereiding van het nieuw regelgevend kader waaraan men intern werkt. De Europese Commissie heeft haar nieuw voorstel tot verordening, die de twaalf bestaande raadsrichtlijnen zal vervangen, afgelopen maandag 6 mei bekendgemaakt.
De ontwerpverordening met betrekking tot plantaardig teeltmateriaal werd als één pakket publiek gemaakt, samen met vier andere ontwerpverordeningen inzake plantengezondheid, diergezondheid, en de officiële controles en financiële aspecten in deze aangelegenheden. Samen vormen zij het zogenaamde five pack. Je moet dus alert zijn op Europees niveau: er is het five pack, het six pack enzovoort. Je mag je niet vergissen.
Het ontwerp bevat meer vereenvoudigde en flexibele regels voor het in de handel brengen van zaden en ander plantaardig teeltmateriaal met het doel om de productiviteit, flexibiliteit en diversiteit van de productie te verzekeren en de handel te vergemakkelijken. Een doel van de regelgeving is de gebruiker een keuze te geven tussen nieuwe en geteste rassen, heterogeen materiaal dat niet voldoet aan een rasdefinitie, traditionele rassen en materiaal bestemd voor nichemarkten.
De brede keuze van materialen en de verbeterde testvoorschriften zullen bijdragen tot de bescherming van de biodiversiteit en een veredeling die gericht is op duurzame landbouw. Het gebruik van zaaigoed in privétuinen is niet opgenomen in de EU-wetgeving. Er wordt bovendien verduidelijkt dat een niet-professionele tuinder, bijvoorbeeld een privétuinder, zaad met andere particuliere tuinders kan uitwisselen zonder te vallen onder de regels van de voorgestelde verordening.
Deze ontwerpregelgeving vanuit de Europese Commissie moet nog een lange regelgevende procedure doorlopen. Er moet een consensus worden bereikt tussen de Europese Commissie, de Raad en het Europees Parlement, vooraleer het definitief kan worden. De huidige verwachting is dat dit pas in 2016 zal gebeuren. In het regelgevend proces zal Vlaanderen van dichtbij betrokken worden via de deelname aan de raadswerkgroepen, waarin het voorbereidende werk zal gebeuren voor Coreper en de Raad van Ministers van Landbouw.
Onze administratie bestudeert de voorstellen van de Europese Commissie in overleg met externe experten. Indien nodig zal Vlaanderen, in overleg met Wallonië, verbetervoorstellen doen om de voorstellen bij te schaven of bij te sturen. In elk geval zal vanuit Vlaanderen de nodige aandacht gaan naar aangepaste regels voor oude landrassen en amateurrassen. Tezelfdertijd zal erop worden toegezien dat de bestaande professionele zaaizaadsector en het hoge niveau van kwaliteit van het zaaigoed niet ondermijnd wordt.
Voorzitter, collegas, het is terecht dat dit probleem hier wordt aangekaart. We staan aan het begin van een lange periode. Onze administratie bekijkt dit momenteel. Als deze commissie daar verder een debat over wil voeren, sta ik daarvoor open. We kunnen dan experten inschakelen die ons verder kunnen inlichten en waaraan we vragen kunnen stellen. We zullen politiek ook onze standpunten verder opmaken en verfijnen. Ik sta daar dus zeker voor open. Ik hoop dat ik met mijn antwoord toch al een en ander heb kunnen duiden, en dat ik minstens duidelijk heb kunnen maken dat we nog tijd hebben om daar uitgebreid over te discussiëren, mocht u daarop aandringen.
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. De berichtgeving hierover gebeurt vandaag vooral in de Duitse pers, en minder in de onze. Ik stel deze vraag omdat ik vind dat dit parlement en de Vlaamse overheid moeten kunnen bekijken wat de toekomst zal brengen op dit vlak. U zegt dat de weg nog lang is, en u hebt gelijk, maar het is toch wel belangrijk dat Vlaanderen een heel duidelijk standpunt inneemt ten aanzien van de Europese Commissie.
We willen allemaal de pesticiden en sproeistoffen doen afnemen. Dat komt uiteindelijk ook de volksgezondheid ten goede. Daarvoor hebben we echter die oudere, inheemse soorten nodig, want net die soorten vergen veel minder pesticiden. Dat vind ik belangrijk. Dat is het aandachtspunt waarop ik wil wijzen. Natuurlijk geldt dat niet voor de privétuinen, dat weet ik ook wel. Er zijn echter toch nog heel veel landbouwers die met die oudere gewassen werken. Natuurlijk zal er ook sprake zijn van een soort prijzencompetitie. Er zal sprake zijn van prijzen met twee snelheden voor zaaigoed, met het industriële zaaigoed enerzijds en het inheemse, ambachtelijk gemaakte zaaigoed anderzijds. Vlaanderen probeert in de toekomst zo veel mogelijk het gebruik van pesticiden en dergelijke te vermijden. We moeten hier dus voldoende aandacht aan schenken. Ik weet het: het is misschien nog heel vroeg om daarover een heel duidelijk standpunt in te nemen, maar ik hoop dat de bedenkingen die hier werden geformuleerd naar aanleiding van deze vraag, alleszins mee in overweging worden genomen.
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Ik neem er akte van dat we de verbetervoorstellen eventueel nog eens kunnen bespreken in deze commissie, dat er aandacht voor zal zijn. Dat verheugt me. Anderzijds lees ik ook in de pers dat er bij het Directoraat-Generaal voor Landbouw en Plattelandsontwikkeling toch ook wel verzet is tegen het voorstel van SANCO. U hebt terecht opgemerkt dat het nog vrij vroeg in de besluitvorming is, maar ik denk ook dat er veel verdeeldheid is over het voorstel dat nu wordt gelanceerd. Eens te meer is het dus belangrijk dat deze commissie daar toch enig zicht op kan hebben, dat we de ontwikkelingen kunnen volgen. Voorzitter, misschien kunnen we daar straks aandacht voor hebben, bij de regeling van de werkzaamheden. Er is natuurlijk nog tijd: dit zal niet voor volgende maand zijn. Het is echter toch een thema dat we op de agenda moeten zetten.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.