Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 28/03/2013
Interpellatie van de heer Chris Janssens tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de tweede stap in de inbreukprocedure van de Europese Commissie tegen de Winwinlening
- 51 (2012-2013)
Vraag om uitleg van de heer Matthias Diependaele tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de toekomst van de Winwinlening
- 1007 (2012-2013)
Interpellatie van de heer Lode Vereeck tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het advies van de Europese Commissie met betrekking tot de Winwinlening
- 52 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Voorzitter, minister-president, we kunnen deze vragen over de Winwinlening relatief kort houden, ondanks het feit dat er uitvoerige, heel gedetailleerde interpellaties en een vraag om uitleg over werden ingediend. Er is een uitspraak van de Europese Commissie van 21 februari van dit jaar en ondertussen hebben we begrepen dat de Vlaamse Regering op vrijdag 8 maart een voorontwerp van decreet tot wijziging van het decreet aangaande de Winwinlening heeft goedgekeurd. Dat voorontwerp is ondertussen naar de SERV en naar de Raad van State voor advies. Ik meen dat dit ongeveer de stand van zaken is. We zullen dit later opnieuw op ons bord krijgen in deze commissie, wanneer het ontwerp van decreet tot wijziging van het Winwindecreet hier zal worden besproken.
Ik heb begrepen dat de Vlaamse Regering alsnog, in tegenstelling tot de eerdere halsstarrige houding die ze aannam aangaande de eerdere kritiek van de Europese Commissie in de eerste inbreukprocedure, met de bezwaren rekening wenst te houden en dat ze het decreet over de Winwinlening zal wijzigen overeenkomstig de kritiek van de Europese Commissie.
Er is nog één aspect waar niet zoveel duidelijkheid over is. De bezwaren van de Europese Commissie gingen in twee richtingen. Enerzijds werd gezegd dat de voorwaarde dat het krediet moet worden verstrekt aan een bedrijf dat zijn voornaamste exploitatiezetel in Vlaanderen heeft, strijdig is met de vrijheid van vestiging, overeenkomstig het verdrag over de werking van de Europese Unie. Daarvoor heeft men een decreet tot wijziging ingediend om het woordje voornaamste te schrappen. Ik meen dat hiermee inderdaad tegemoet wordt gekomen aan de kritiek van de Europese Commissie.
Het tweede aspect aan het bezwaar van de Europese Commissie was dat natuurlijke personen die in Vlaanderen werken en hun belastbare inkomen grotendeels in België verwerven, maar in een andere lidstaat wonen, recht hebben op dezelfde fiscale aftrekken voor de inkomstenbelasting als de inwoners van België. Wat dit betreft, is de Europese Commissie van mening dat er strijdigheid was met het vrije verkeer van werknemers, alweer overeenkomstig hetzelfde verdrag over de werking van de Europese Unie. Ik heb begrepen dat de Vlaamse Regering daarover in overleg is getreden met de Federale Regering, want uiteraard is de fiscale wetgeving voor niet-rijksinwoners een federale bevoegdheid. Wat dit betreft, minister-president, kreeg ik graag een stand van zaken van de problematiek en het overleg met de Federale Regering. Hoe wil men tegemoetkomen aan dat bezwaar van de Europese Commissie?
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : Voorzitter, minister-president, ik sluit me aan bij de vraag van de heer Janssens. De vragen die we hebben ingediend, zijn inderdaad al een beetje achterhaald.
Op 21 februari bracht de Europese Commissie een met redenen omkleed advies uit. Dat is de laatste stap voor ze naar het Hof van Justitie gaat. We hebben nu twee maanden de tijd om iets te doen.
Hoe zal de discriminatie opgelost worden? We hebben nu het voorontwerp. Als het toch tot een veroordeling zou komen, wat zal dan de impact daarvan zijn?
Wordt er ook gekeken naar buitenlandse voorbeelden? Wij hebben in het Verenigd Koninkrijk het voorbeeld gevonden van een tax relief system voor startende ondernemingen, het Seed Enterprise Investment Scheme (SEIS). Dat kan waarschijnlijk wat inspiratie opleveren voor de situatie bij ons en om de Winwinlening in die zin aan te passen.
De voorzitter : De heer Vereeck heeft het woord.
De heer Lode Vereeck : Voorzitter, minister-president, ook ik sluit me aan bij de vragen van de vorige twee sprekers.
Toen de wijziging van het decreet in de plenaire vergadering werd ingediend op 1 december 2010, hebben wij het gesteund omdat we ons duidelijk achter het instrument van de Winwinlening scharen. Het is een goed instrument dat er reeds voor heeft gezorgd dat er heel wat kapitaal ter beschikking kon worden gesteld van ondernemers. Aanvankelijk ging het om startende ondernemers, nu is dat uitgebreid. We hebben toen al, in 2010, onze bezorgdheid geuit over de houding van de Europese Commissie. U hebt toen, in dezelfde plenaire vergadering van 1 december 2010 gezegd dat u de argumenten zou uitspelen ten aanzien van de Europese Commissie en dan de antwoorden van de Europese Commissie zou afwachten. Mocht het dan toch nog onvoldoende zijn, zou u de wetgeving aanpassen. Minister Muyters heeft dat dan bevestigd in de vergadering van de commissie Financiën op 11 januari 2011.
Met betrekking tot de argumentatie dacht minister Muyters toen dat het zou volstaan om duidelijk te maken aan de Europese Unie dat het belastingvoordeel niet gekoppeld is aan de nationaliteitsvoorwaarde, maar aan de personenbelasting, en, in ondergeschikte orde, dat het maar een beperkt belastingvoordeel was dat men krijgt ten gevolge van een Winwinlening, die dan eigenlijk nog een compensatie is voor een nadeel, namelijk dat het om een achtergestelde lening gaat.
Ik heb ongeveer dezelfde vragen, maar misschien met nog iets meer detail omdat ik ondertussen, heel recent, nog een antwoord op een schriftelijke vraag van minister Muyters heb mogen ontvangen.
Minister-president, misschien kunt u nog eventjes de gevolgde procedure schetsen sinds 8 maart 2011, toen wij het met redenen omklede advies hebben ontvangen. Kunt u het verloop van de gevolgde procedure toelichten en hoe de uitwisseling van argumenten is gebeurd? Kunt u ook het advies nog eens specifiek toelichten?
Ik zou ook graag een bevestiging krijgen van de uitspraak van minister Muyters die zegt dat de procedure van ingebrekestelling geen impact heeft en zal hebben op de lopende contracten. Dat is bevestigd in zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag van 22 januari jongstleden.
U gaf aan dat u de regelgeving in lijn zou brengen met de Europese opmerkingen en dat daartoe reeds een voorontwerp van decreet is goedgekeurd op 8 maart. Minister Muyters heeft in het antwoord op mijn schriftelijke vraag al een tip van de sluier opgelicht door te zeggen dat het zou gaan over een uitbreiding van het toepassingsgebied. Op welke punten zal de regelgeving in het kader van de Winwinlening worden aangepast? Welke pistes voor een mogelijke aanpassing zijn al onderzocht? Welke aanpassingen worden uiteindelijk doorgevoerd?
Belangrijk is dat nu een antwoord moet worden geformuleerd tegen 21 april. Minister Muyters zegt vrij stellig dat de voorgestelde aanpassingen zullen volstaan en dat een dagvaarding van het Europees Hof van Justitie vermeden zal kunnen worden. Zijn de aanpassingen reeds afgetoetst a priori bij de Europese instanties?
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Voorzitter, we hebben vernomen dat dit niet louter een Vlaams probleem is, maar dat de Waalse Regering met dezelfde procedure geconfronteerd wordt, daar zou de Europese Commissie al naar het Hof van Justitie gegaan zijn. Er zal nog geen uitspraak zijn, want dit is pas in februari gebeurd. Aangezien Wallonië met hetzelfde probleem geconfronteerd wordt, zou het misschien nuttig zijn dat er overleg is en dat men samen naar een oplossing kan zoeken. Als men met twee is, is men altijd iets sterker.
Mevrouw Patricia Ceysens : U weet dat de Winwinlening een van onze troetelkinderen is. Ik weet dat ik me de vorige keer nog uitgesloofd heb om een amendement te maken om het Europees probleem toen al op te lossen, maar dat was toen absoluut niet gewenst of gewild. We hadden toen al aangegeven dat er sowieso een wijziging moest komen en we hadden ook een voorstel. We zijn uiteraard benieuwd.
Minister-president, ik sluit me aan bij de vele vragen van de collegas, maar ik heb nog een andere vraag. U hebt op een bepaald moment gezegd, in het kader van het bankenplan, dat het goed zou zijn om het maximum geleende bedrag op te trekken van 100.000 naar 200.000. U doet dat niet in dit ontwerp. We willen dat u zich aan uw woord houdt. Ik hoorde enkele weken geleden een mooie slogan: its better to underpromise and overdeliver. Ik heb het gevoel dat hier soms sprake is van overpromise en underdeliver. Zeker wat de verhoging van 100.000 naar 200.000 betreft, zouden we graag de delivery ervan zien.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Mevrouw Ceysens, maakt u zich geen zorgen wat het optrekken van de 100.000 naar de 200.000 betreft. We voorzien daarin in het programmadecreet. Er is natuurlijk ook een budgettaire consequentie. U weet dat wij gisteravond, vannacht en deze voormiddag aan de budgetcontrole gewerkt hebben. Vanavond doen we voort, daar wordt hard aan gewerkt. Maakt u zich geen zorgen wat de 200.000 betreft, het zal gebeuren. Het is een onderdeel van het bankenplan, en dat wordt stap per stap uitgevoerd. Ik kan niet alles in één keer doen.
Wat te doen als men overdelivert?
Mevrouw Patricia Ceysens : Dat wil zeggen dat men 200 heeft beloofd, maar 225 geeft.
Minister-president Kris Peeters : Het bedrag optrekken, dat is oké, maar er zijn nog andere zaken die interessant zijn. Mevrouw Ceysens, de Winwinlening is een instrument dat u tijdens de vorige legislatuur hebt gelanceerd. We hebben dat op een aantal punten uitgebreid. Het is een groot succes. Succesverhalen worden altijd met meerderen gedeeld, dat wil ik ook graag hier onderstrepen. Er zijn ook nog andere zaken mogelijk, maar die zijn voor een andere discussie. Houd er rekening mee dat we misschien overdeliveren.
Het gaat hier over het feit dat de Europese Commissie op 21 februari beslist heeft een verzoek te richten in de vorm van een met redenen omkleed advies om de regelgeving op de Winwinlening aan te passen. De vragen hebben enerzijds betrekking op de procedure die van toepassing is en anderzijds op de aanpassingen die de Vlaamse Regering kan doorvoeren om tegemoet te komen aan de eisen van de Europese Commissie. Ik zal proberen om al die vragen een voor een te beantwoorden.
De heren Janssens en Vereeck vroegen naar het verloop van de inbreukprocedure en naar de argumenten van de Vlaamse Regering. Bij ingebrekestelling nummer 2009/4278 van 25 november 2010 gaf de Europese Commissie aan dat de Vlaamse belastingvermindering in de personenbelasting naar aanleiding van een Winwinlening in strijd leek met de vrijheid van werknemersverkeer en de vrijheid van vestiging. Het gaat om artikelen 45 en 49 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) en de overeenkomstige artikelen 28 en 31 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER), dit omdat de belastingvermindering in het kader van de Winwinlening is beperkt tot inwoners van het Vlaamse Gewest en tot ondernemingen die daar hun voornaamste exploitatiezetel hebben gevestigd.
Ik licht dit nog even toe. De Europese Commissie is in de eerste plaats van mening dat de uitsluiting van ondernemingen die hun zetel in een andere EU-lidstaat of een ander EER-land hebben gevestigd, maar over een neveninrichting in het Vlaamse Gewest beschikken, strijdig is met de vrijheid van vestiging. Dat is artikel 49 van het VWEU. Als de financiering is bestemd voor de inrichting in het Vlaamse Gewest, dan zou een beroep moeten kunnen worden gedaan op de voordelen van de regeling, ongeacht of het om een hoofd- of neveninrichting gaat. Dit is het eerste element van de Europese Commissie.
Voor de strijdigheid met het vrij verkeer van werknemers dat is artikel 45 van dat verdrag verwijst de Europese Commissie naar het Schumacker-arrest van 14 februari 1995: In tegenstelling tot een werknemer die in het Vlaamse Gewest woont, kan een niet-inwonende werknemer geen beroep doen op het belastingvoordeel waarin de regeling van de Winwinlening voorziet. Inzoverre die werknemer in een andere EU-lidstaat of een ander EER-land woont maar zijn inkomen geheel of vrijwel uitsluitend door in Vlaanderen verrichte arbeid verwerft, terwijl hij in zijn woonstaat zo weinig inkomsten behaalt dat zijn persoonlijke en gezinssituatie daar niet in aanmerking kan worden genomen bij de belastingheffing dat is die Schumacker-werknemer staat dit ingevolge het Schumacker-arrest gelijk met een beperking van het vrije verkeer van werknemers. België als werkstaat moet aan Schumacker-werknemers dezelfde persoonlijke aftrekmogelijkheden toestaan in de inkomstenbelasting als aan inwoners van Vlaanderen.
Dat zijn twee elementen die de Europese Commissie aanwrijft op basis van de artikelen 49 en 45.
In een brief van 23 maart 2011 antwoordde de Vlaamse Regering dat de belastingvermindering in het kader van de Winwinlening geen discriminatie vormt, noch een ongeoorloofde beperking van de vrijheid van werknemersverkeer of vrijheid van vestiging. Die argumentatie hebben we niet zelf neergepend, daar is een gespecialiseerd advocatenkantoor voor ingehuurd.
De argumentatie die we hebben ontwikkeld, wil ik even toelichten. In de eerste plaats werd gewezen op het feit dat het sleutelelement van de regeling niet de nationaliteit van de belastingplichtige is of het feit dat de belastingplichtige onderdaan is van een of andere lidstaat, maar wel het fiscaal inwonerschap van het Vlaamse Gewest en de daarmee gepaard gaande onderwerping aan de Belgische personenbelasting.
Niet alleen inwoners van andere lidstaten worden van het fiscale voordeel uitgesloten, maar ook, en zelfs eerder, inwoners van het Waalse of Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Er is bijgevolg geen sprake van discriminatie.
Verder werd beargumenteerd dat de door de Europese Commissie aangehaalde Schumacker-rechtspraak in dit geval niet van toepassing is. In tegenstelling tot de zaken die door het Hof van Justitie werden behandeld, houdt de belastingvermindering die wordt verleend in het kader van de Winwinlening, namelijk geen enkel verband met het beroepsinkomen of enig ander inkomen van de belastingplichtige kredietgever. Het betreft integendeel een forfaitaire toekenning die op geen enkele manier afhankelijk is van de fiscale draagkracht van de belastingplichtige of deze beïnvloedt.
Bovendien werd beklemtoond dat het slechts een beperkt fiscaal voordeel betreft, dat bovendien zelfs gekoppeld is aan het verstrekken van een achtergestelde lening tegen een gunsttarief. Hierdoor is het erg onwaarschijnlijk dat de bescheiden belastingvermindering in aanmerking wordt genomen door een buitenlandse werknemer die in Vlaanderen zou willen komen werken of door een onderneming die eraan denkt om een neveninrichting te vestigen in het Vlaamse Gewest.
Meer nog, daar de belastingvermindering enkel bedoeld is om het financieel nadeel dat voortvloeit uit de lagere rentevoet op de verstrekte achtergestelde lening te compenseren, kan men zich bovendien afvragen of de belastingvermindering wel een echt voordeel uitmaakt in hoofde van de belastingplichtige.
Daarnaast werd aangehaald dat de belastingvermindering in de praktijk ook wordt toegestaan voor Winwinleningen die worden verstrekt aan ondernemingen met een neveninrichting in het Vlaamse Gewest. In ondergeschikte orde werd het volgende beargumenteerd: zelfs indien er toch sprake zou zijn van een discriminatie op grond van nationaliteit of een beperking van het vrije verkeer van werknemers of de vrijheid van vestiging quod non , dan nog kan het verschil in behandeling naargelang van het fiscaal inwonerschap objectief worden gerechtvaardigd. Daarbij werd in hoofdzaak beargumenteerd dat het doel van de maatregel, met name het aanpakken van het tekort aan beschikbaar risicokapitaal in Vlaanderen met het oog op het verkleinen van de financieringskloof, een dwingende reden van algemeen belang behelst.
Daarbij werd ook gewezen op het feit dat de Europese Commissie in haar mededeling van 31 maart 1998 over risicokapitaal als sleutel voor het scheppen van werkgelegenheid in de Europese Unie, zelf het belang benadrukt van maatregelen die de ontwikkeling van markten voor risicokapitaal stimuleren.
Op 21 februari 2013 ontving de Vlaamse Regering het met redenen omkleed advies. De Europese Commissie aanvaardde de argumentatie van de Vlaamse Regering dus niet en stelde dat de vrijheid van werknemersverkeer en de vrijheid van vestiging de artikelen 45 en 49 en de artikelen 28 en 31 van de EER worden geschonden.
De Vlaamse Regering is van mening dat men de Winwinlening kan bestendigen met een dubbele uitbreiding van het toepassingsgebied. Om conformiteit met de Europese regelgeving te verkrijgen, zal zowel de Vlaamse als de federale regelgeving moeten worden aangepast. Dit impliceert dus geen gedeeltelijke afschaffing van de Winwinlening, maar integendeel een tweevoudige uitbreiding van het toepassingsgebied, zowel ten aanzien van de kredietverstrekker (natuurlijke persoon) als van de kredietnemer (onderneming).
Het voorstel is om de uitsluiting van neveninrichtingen in het Vlaamse Gewest te verhelpen door het woord voornaamste te schrappen in artikel 3, paragraaf 2, ten tweede en artikel 5, paragraaf 1, tweede lid, ten vijfde en ten zesde, van het decreet van 19 mei 2006 betreffende de Winwinlening. De vervanging van de term de voornaamste exploitatiezetel door een exploitatiezetel in Vlaanderen zal weinig of geen invloed hebben op het aantal registraties van Winwinleningen. Aangezien de kredietnemer een kmo moet zijn volgens de Europese definitie, kunnen grote ondernemingen met meerdere exploitatiezetels niet in aanmerking komen als kredietnemer. Een ontwerp van decretale aanpassing van het Winwindecreet op dit punt werd principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 8 maart 2013 samen met de aanpassingen aan het Gigarantdecreet in uitvoering van het bankenplan. Het ontwerp van decreet ligt op dit ogenblik bij de SERV voor advies.
Gezien de exclusieve bevoegdheid van de federale overheid voor de belasting der niet-inwoners (BNI), kan het Vlaamse Gewest het probleem van de uitsluiting van Schumacker-werknemers echter niet zelf oplossen. In het Vlinderakkoord werd op pagina 63 gesteld dat de federale overheid in de BNI een belastingstelsel zal toepassen dat rekening houdt met de gewestelijke belastingregels opcentiemen, kortingen, belastingkredieten en -vermeerderingen en zodoende de naleving van de EU-verdragsbepalingen met betrekking tot de vier fundamentele vrijheden garandeert. In principe is dit probleem dus met ingang van de zesde staatshervorming van de baan.
In afwachting van de hervorming van de Bijzondere Financieringswet werd bij de federale minister van Financiën aangedrongen om intussen alvast een wettelijke grondslag te creëren voor de toepassing van gewestelijke belastingverminderingen in de BNI. Dit punt stond geagendeerd op het Overlegcomité van 6 februari 2013, maar de Federale Regering wenst deze aanpassing te doen in het kader van de hervorming van de Financieringswet voor de zesde staatshervorming. De teksten hierover worden nu opgesteld. Men gaat ervan uit dat dit met enige spoed wordt behandeld.
Bovengenoemde oplossingen volstaan om de Winwinregeling in overeenstemming te brengen met het Europese recht en doen geen afbreuk aan de essentie van de Winwinlening, zijnde een risicokapitaalregeling voor kmos.
Het Vlaamse Gewest heeft tot 21 april 2013 de tijd om een antwoord te formuleren op het met redenen omkleed advies van de Europese Commissie. Het is de bedoeling dat daarbij concreet de voorgenomen wijzigingen van het regelgevend kader worden uiteengezet met aanduiding van de prioritaire timing ervan. Zodra de decreetsaanpassing en de wetswijziging door de betrokken parlementen zijn goedgekeurd, zal dit onmiddellijk worden genotificeerd aan de Europese Commissie, met de vraag om het inbreukdossier te klasseren.
Aangezien een dagvaarding voor het Europees Hof van Justitie zo kan worden vermeden, riskeert het Vlaamse Gewest ook geen beboeting. Enkel indien België wegens een eventueel te trage aanpassing van de regelgeving toch voor het Europees Hof van Justitie zou worden gedaagd en het de uitspraak van het Europees Hof dan niet zou naleven, kan de Commissie de zaak weer voor het Hof van Justitie brengen en een boete vorderen op grond van artikel 280 van dat verdrag.
De Winwinregeling blijft ondertussen onverkort bestaan. Bedrijven en particuliere sponsors die vandaag al met de Winwinlening werken, zullen dus geen enkel gevolg ondervinden van het Europese inbreukdossier. Aangezien we de wetgeving in overeenstemming zullen brengen met de eisen van de Commissie, worden er dan ook geen alternatieven in overweging genomen.
Mijnheer Laurys, het is juist dat ook Wallonië met een discussiepunt zat. Voor de aankoop van aandelen en obligaties in verband met de Caisse dInvestissement de Wallonie is er nog geen duidelijkheid. Het klopt wat u zegt.
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Minister-president, u hebt overdelivered, want u hebt meer antwoorden gegeven dan er vragen zijn gesteld. U hebt zich uiteraard gebaseerd op de schriftelijke vragen die meer dan een maand geleden zijn ingediend. De kwestie kon nu pas worden behandeld door uw buitenlandse dienstreizen. De argumentatie van het gespecialiseerde advocatenbureau op de kritiek van de Europese Commissie is natuurlijk achterhaald, want u hebt beslist om toch tegemoet te komen aan de kritiek en het decreet over de Winwinlening aan te passen. Het is inderdaad een uitbreiding van het toepassingsgebied. We zullen het wijzigingsdecreet op zijn merites beoordelen op het moment dat we het in de commissie bespreken.
Ik mag samen met u hopen dat de Federale Regering inzake het tweede aspect van de kritiek van de Europese Commissie de Financieringswet met enige spoed wijzigt. Sta me toe om enigszins sceptisch te zijn als ik spoed en Federale Regering in een adem uitspreek.
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : We zijn het erover eens dat de Winwinlening een goed instrument is. In die zin is uw laatste opmerking correct dat de bestaande leningen die afgesloten zijn, overeind blijven. Dat signaal hebt u al herhaaldelijk gegeven, ook in de plenaire vergadering. Dat is zeker cruciaal.
We zullen nooit weten of de argumentatie die we hebben gegeven een discussie die op het Europese niveau moet worden gevoerd zal standhouden. Dat is wel zeer interessant. Voor Europa zijn dat vraagtekens over hoe ver ze die vrijheid van vestiging en dergelijke laten gaan. We zullen zien wat het aanpassingsdecreet zal geven. We zullen dat op dat moment bekijken.
De definitie van kmo op het Europese niveau is anders dan op het Vlaamse niveau. Dat gaat tot 200 werknemers, is het niet?
Minister-president Kris Peeters : Het gaat tot 250 werknemers.
De heer Matthias Diependaele : Oké. We hopen dat hiermee heel de heisa nu voorbij is en dat we een veroordeling hebben kunnen afwenden.
De voorzitter : De heer Vereeck heeft het woord.
De heer Lode Vereeck : Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben heel tevreden dat u nog eens uitdrukkelijk bevestigt dat alle regelingen en concrete afspraken die nu lopen, zullen worden gehonoreerd en dat de mensen die in het systeem zijn gestapt, dus niets te vrezen hebben.
Ik ben een beetje verrast door de wat voorzichtige houding van de heer Diependaele, omdat minister Muyters in zijn schriftelijke antwoord heel wat fermer is. Hij zegt daarin dat de voorgestelde aanpassingen, zoals de minister-president ze nu nog eens herformuleert, zullen volstaan en dat een dagvaarding voor het Europese Hof van Justitie zal kunnen worden vermeden. Hij is dus, alvast in zijn schriftelijke antwoord, heel zeker van zijn stuk. Ik volg de ietwat voorzichtiger piste van collega Diependaele. Minister-president, is er bij de Europese instanties niet afgetoetst of dit nu zal volstaan?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Het vooraf aftoetsen is niet gebeurd, mijnheer Vereeck. Wij hebben tot 21 april de tijd. We gaan ervan uit dat dit wel goed zit.
De voorzitter : De interpellaties en de vraag om uitleg zijn afgehandeld.