Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 05/02/2013
Vraag om uitleg van de heer Jean-Jacques De Gucht tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, en tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de opstart van de ontvangstinrichtingen voor sedimenten ten gevolge van de inwerkingtreding van het Ballastwaterverdrag
- 621 (2012-2013)
Vraag om uitleg van de heer Johan Verstreken tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, en tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over het Ballastwaterverdrag
- 711 (2012-2013)
De voorzitter : De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Jean-Jacques De Gucht : Voorzitter, als ik het goed heb begrepen, zal minister Schauvliege deze vragen om uitleg beantwoorden. Eigenlijk heb ik mijn vraag om uitleg tot de minister-president gericht. Aangezien de minister dit beleid gedeeltelijk opvolgt, zal zij het antwoord geven.
Schepen vervoeren jaarlijks naar schatting 5 tot 10 miljard ton ballastwater. Het ballastwater aan boord van schepen is noodzakelijk om redenen van stabiliteit, om de diepgang te regelen en om het stuur- en vaargedrag te verbeteren. De meeste scheepstypes maken gebruik van ballastwater. Grote schepen kunnen meer dan 10.000 kubieke meter ballastwater aan boord hebben.
Het ballastwater dat wordt opgenomen, bevat schadelijke aquatische organismen en eventueel ook ziektekiemen. Deze organismen en eventuele ziektekiemen worden over grote afstanden getransporteerd van een lokaal ecosysteem, de haven van vertrek, naar een ander ecosysteem, de haven van bestemming.
De meerderheid van de organismen overleeft deze reis niet. Er bestaan echter organismen die zon reis wel overleven. Het lozen van het ballastwater in de haven van bestemming kan tot een bedreiging van de biodiversiteit van het ontvangend ecosysteem leiden. Als de biologische en fysische omstandigheden gunstig zijn, kunnen deze uitheemse organismen zware schade aan een lokaal ecosysteem toebrengen.
De uitheemse organismen kunnen niet enkel ecologische schade veroorzaken, ze kunnen ook een negatieve impact op de volksgezondheid en op de economie hebben. Zo is het mogelijk dat bestaande commercieel interessante vissoorten of schaaldieren worden verdrongen. Het is ook mogelijk dat de meegebrachte organismen giftig of ziekteverwekkend zijn.
Het Internationaal verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen, ook wel Ballastwaterverdrag genoemd, is erop gericht de verplaatsing van schadelijke aquatische organismen en ziektekiemen te voorkomen, te beperken en uiteindelijk uit te bannen door middel van controle en beheer van het ballastwater en de sedimenten van schepen.
De aangelegenheden die door het Ballastwaterverdrag worden geregeld, behoren deels tot de bevoegdheden van de federale overheid en deels tot de bevoegdheden van de gewesten. De ontvangstinrichtingen voor sedimenten van schepen en de ontvangstinrichtingen voor de opvang van ballastwater van schepen vallen onder meer onder de bevoegdheden van de gewesten. De inwerkingtreding van het verdrag nadert met rasse schreden.
Minister, welke voorbereidingen zijn in de Vlaamse havens reeds getroffen met betrekking tot de bouw en de uitbating van de ontvangstinrichtingen?
Wat is de budgettaire impact van de verplichtingen die uit de inwerkingtreding van dit verdrag voortvloeien? Kunt u deze impact cijfermatig toelichten? Kunt u meedelen ten laste van welke begroting deze impact zal vallen?
Wordt voorzien in een financiering van de respectieve havenbedrijven of rederijen? Kunt u per haven het financieel plaatje toelichten met betrekking tot de kostprijs van de controle, de uitbating en de uitbouw van deze ontvangstinrichtingen?
De voorzitter : De heer Verstreken heeft het woord.
De heer Johan Verstreken : Voorzitter, mijn vraag om uitleg volgt dezelfde lijn. Het Internationaal verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen of Ballastwaterverdrag dateert van 13 februari 2004.
Ballastwater is aan boord van een schip aanwezig voor de stabiliteit, de diepgang en de verbetering van de stuurbaarheid en het vaargedrag. Dit water bevat vaak schadelijke organismen en ziektekiemen. Zij vormen een bedreiging voor het ecosysteem op de plaatsen waar dit water wordt geloosd. Bovendien gaat het vaak om uitheemse organismen die schade aan het lokaal ecosysteem kunnen toebrengen en die een impact op de volksgezondheid kunnen hebben.
Het verdrag bepaalt dat het ballastwater in ontvangstinrichtingen moet worden opgevangen en verwerkt. Dit betekent dat de staten hun schepen zelf moeten certificeren en schouwen. Het betreft hier een gemengd verdrag. Het gedeelte betreffende de schouwing en de certificering valt onder de federale bevoegdheden. De ontvangstinrichtingen behoren tot de bevoegdheden van de deelstaten.
Het verdrag treedt in werking twaalf maanden na de datum waarop dertig lidstaten die samen 35 procent van de brutotonnenmaat van de wereldkoopvaardijvloot vormen het verdrag zonder voorbehoud hebben geratificeerd. Volgens de recente cijfers zouden ongeveer 36 landen, met een totale brutotonnenmaat van ongeveer 29 procent, het verdrag hebben geratificeerd. Hiermee is het vooropgesteld percentage van 35 procent nog niet bereikt.
Minister, wat is de stand van zaken in verband met de ratificatieprocedure in Vlaanderen? Wat zijn de gevolgen van het verdrag? In welke mate beantwoorden we reeds aan dit verdrag? Wat is nodig om dit tegen uiterlijk 2016 haalbaar te maken? Zijn er financiële consequenties? Zo ja, om welke consequenties gaat het dan? De heer De Gucht heeft daarnet trouwens ook naar de financiële impact gevraagd. Zijn de Vlaamse havens en het Vlaamse Gewest op de hoogte van de gevolgen van dit verdrag?
De voorzitter : Het antwoord wordt gegeven door minister Schauvliege.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Voorzitter, geachte leden, het antwoord dat ik zal geven, is ook nagekeken door de collega aan wie eveneens vragen waren gesteld. Het is dus een gecoördineerd antwoord.
Op 24 maart 2004, dus al een tijd geleden, heeft de Werkgroep Gemengde Verdragen (WGV), een adviesorgaan van de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid (ICBB), heel uitdrukkelijk het gemengde karakter van dit verdrag vastgelegd. Dat betekent dus dat het over zowel federale bevoegdheden als bevoegdheden van de gewesten gaat. De bevoegdheden van die diverse overheden zijn wat verstrengeld. De opvolging én de uitvoering van het verdrag zullen dan ook verlopen via werkgroepen en overlegfora waarin zowel de federale overheid als de gewesten zijn vertegenwoordigd.
Naar aanleiding van die beslissing van 2004 heeft de Vlaamse Regering machtiging verleend om het verdrag te ondertekenen. Een tijd nadien gaf de federale overheid echter het signaal dat België zich om diverse redenen niet of nog niet bij het verdrag wou aansluiten. Pas vele jaren later heeft de federale overheid opnieuw het licht op groen gezet voor de aansluiting bij het verdrag. Voor het verlenen van de machtiging tot ondertekening werd aan de Vlaamse Regering een nota voorgelegd met een beschrijving van de vermoedelijke impact die dit zal hebben voor België en Vlaanderen. Uit dit onderzoek kwamen toen aan Vlaamse zijde enkele aandachtspunten naar voren, maar er waren geen zware hinderpalen. Ook ging men ervan uit, in een eerste inschatting, dat er voor de Vlaamse overheid weinig of geen bijkomende kosten of lasten aan de tenuitvoerlegging van het verdrag zouden vastzitten. Het gaat immers om acties en initiatieven die vaak of in bijna alle gevallen binnen de bestaande middelen konden worden ingepast.
Voor de definitieve goedkeuring van het verdrag moet nu dus nog met een instemmingsprocedure worden gestart. Er moet een voorontwerp van instemmingsdecreet worden opgesteld, dat moet worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering en uiteraard ook aan het Vlaams Parlement. Momenteel bevindt de procedure zich op Vlaams niveau nog in de administratieve fase. Teneinde het dossier voor te bereiden, werden de voorbije maanden contacten gelegd tussen de diverse Vlaamse administraties die bij dit dossier betrokken zijn. De gegevens in de oude nota zullen uiteraard worden geactualiseerd, ook in het licht van feitelijke en juridische ontwikkelingen. Daarnaast zal ook moeten worden bekeken welke implementatiemaatregelen nodig zijn. Tijdens dit proces zal ook worden overlegd met alle relevante sectoren, en uiteraard ook met de federale overheid.
Het verdrag heeft tot doel de schadelijke effecten ten gevolge van de lozing van ballastwater en sediment in het mariene milieu te beperken en te voorkomen. Zeeschepen zullen moeten zijn uitgerust met systemen die ervoor zorgen dat het ballastwater wordt geneutraliseerd alvorens het wordt geloosd. Staten die het Ballastwaterverdrag ratificeren, moeten havenontvangstinrichtingen beschikbaar hebben voor het ontvangen van het sediment dat zich na verloop van tijd in de tanks verzamelt. Het verdrag verwijst naar die havenontvangstinrichtingen en hoe die er moeten uitzien, maar legt niet echt een verplichting op om in dergelijke inrichtingen te voorzien. Artikel 14 stelt wel dat, indien er dergelijke inrichtingen zouden zijn, we de plicht hebben om de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) daarvan op de hoogte te brengen.
Los van deze wettelijke bepalingen wordt hierover uiteraard gesproken. Er is overleg met de havens. Zo heeft de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) bij het opstellen van de nieuwe Vlaamse afvalbeheersplannen voor de zeehavens, in overleg met die Vlaamse zeehavens, ook rekening gehouden met de inwerkingtreding van dit verdrag. Ook werd in dat kader reeds overleg gepleegd met Belshore, de federatie van de Belgische havenontvangstinrichtingen. Op Vlaams niveau kunnen we de geruststelling geven dat alles aanwezig is om hier klaar voor te zijn. We kunnen dus ook snel van start gaan. Trouwens, nu al zijn er een aantal havenontvangstinrichtingen actief.
Naast de ratificatieprocedure is er ook afstemming nodig met andere betrokken Europese, Belgische en Vlaamse collegas, zeker als het over de verwerkingsvereisten gaat. Sommige verwerkingsmethodes zijn immers goedkoper dan andere, en het is belangrijk om dit ook internationaal te bekijken, om te vermijden dat schepen gaan shoppen, dat ze gaan waar dat voordeliger is. Het gelijke commerciële speelveld in Europa mag niet op het spel worden gezet. Dat is heel belangrijk. Op Vlaams niveau is de voortzetting van het reeds bestaande overleg tussen de OVAM en de havens, maar ook met Port State Control en Belshore, noodzakelijk.
Zolang er geen verplichting is met betrekking tot de ontvangst van ballastwater, zijn er ook geen onmiddellijke financiële consequenties te verwachten. Indien er een verplichting zou zijn om te voorzien in de ontvangst van ballastwater, heeft dat mogelijk wel financiële gevolgen, omdat het voorzien op ruimere schaal van dergelijke havenontvangstinrichtingen natuurlijk een grote kost betekent voor de zeehavens. Op dit ogenblik is dus nog niet in financiële middelen voorzien, omdat die verplichting vandaag nog niet bestaat.
Dat is de stand van zaken. Dit wordt verder opgevolgd in de werkgroepen. Alles wordt nu administratief afgehandeld, zodat dit ook politiek kan worden gefinaliseerd.
De voorzitter : De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Jean-Jacques De Gucht : Minister, ik dank u voor uw toelichting. Als ik het goed samenvat, dan is er op dit moment dus nog geen contact geweest met de diverse havens om te bekijken welke financiële impact die ontvangstinrichtingen zouden kunnen hebben. Het is momenteel dus nog niet uitgemaakt wie de kosten zal dragen indien er een verplichting komt om dergelijke inrichtingen te installeren in onze zeehavens. Het lijkt me toch niet oninteressant dat men met de diverse spelers ter zake rond de tafel gaat zitten. De kans is immers reëel dat die verplichting er wel degelijk zal komen.
Uw antwoord was voor de rest zeker en vast uitvoerig genoeg. Alvast bedankt.
De voorzitter : De heer Verstreken heeft het woord.
De heer Johan Verstreken : Minister, ik dank u voor uw antwoord. We kijken dus uit naar het ontwerp van decreet.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege : Mijnheer De Gucht, voor alle duidelijkheid, er is al wel contact geweest, in tegenstelling tot wat u zei. Er is absoluut al overleg geweest met de diverse havens en de OVAM. Dat overleg gebeurt ook door andere diensten. Er is dus al overleg, maar dat wordt voortgezet en nog verfijnd. We hebben nu nog niet echt een zicht op de exacte financiële gevolgen van de goedkeuring van dit verdrag, als we ingaan op dat punt van die ontvangstinrichtingen. Er is dus contact geweest, maar we moeten daar dus nog verder op inzetten.
De voorzitter : De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Jean-Jacques De Gucht : Ik had u ook wel begrepen wat dat betreft. Ik wil alleen benadrukken dat er bij die contacten die er zijn geweest, nog geen uitsluitsel is over het inrichten van die ontvangstinrichtingen. Het zou dus interessant zijn om daar in de toekomst overleg over te plegen, zodat we weten waar we financieel aan toe zijn en wie dan precies die kosten zal dragen.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.