Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 31/01/2013
Vraag om uitleg van de heer Matthias Diependaele tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de Vlaamse ecologiepremie
- 629 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : De ecologiepremie (EP) is een financiële tegemoetkoming aan ondernemingen om hun ecologische investeringen te ondersteunen. De overheid wil daarmee het productieproces vergroenen.
De premie dateert van 2004 en onderging sindsdien meerdere aanpassingen. Eerst was er EP-oud, nadien EP-light, dan kwam er een systeem van calls en ondertussen zitten we aan EP-plus. De verschillende systemen van de ecologiepremie werden ook intern dikwijls aangepast. De laatste wijzingen dateren van 16 oktober 2012 en werden halverwege december doorgevoerd.
Ook de budgetten werden doorheen de tijd sterk gewijzigd. In de meeste jaren verhoogde een intern herverdelingsbesluit de definitieve kredieten in functie van de mate waarin de subsidiëring op een bepaald ogenblik succesvol was. In 2011 was er nog een budgettaire enveloppe van 102 miljoen euro, terwijl uiteindelijk 36 miljoen euro werd toegekend. In 2013 trekt de Vlaamse overheid 63 miljoen euro uit voor de ecologiepremie.
Op basis van informele cijfers van het Hermesfonds zou blijken dat het agentschap in de periode 2004-2011 voor de ecologiepremie maar liefst 687,3 miljoen euro aan vastleggingen en 356 miljoen euro aan ordonnanceringen heeft uitgevoerd. Dat is ongeveer de helft. Dat is toch wel een substantieel bedrag.
Het Rekenhof toonde zich in een recent rapport echter kritisch over de premie. Daar wil ik het met u over hebben. Het rapport hekelt onder andere het gegeven dat de aanpassingen aan het kader van de premie de voorspelbaarheid ervan ondergraven. Men heeft vooral vragen bij de veelvuldige aanpassingen van het premiesysteem en de impact van de premie. Zo varieerden de definitieve kredieten sterk in de tijd, maar ook de bestedingen en effectief toegekende steun.
Minister-president, hoeveel aanvragen werden er gedaan in 2012? Voor welk totaalbedrag? Volstond het vastgelegde bedrag in 2012 om aan alle aanvragen te voldoen? Wat zijn de vooruitzichten voor 2013, rekening houdend met afgelopen jaar en de budgetwijziging voor 2013?
Wat zijn de laatste wijzigingen die aan de ecologiepremie werden gedaan? Wat zijn de beoogde effecten daarvan? Ik denk dat de laatste wijziging van 16 oktober dateert. Hoe rijmt u de veelvuldige wijzigingen aan de premie met de kritiek van het Rekenhof over de problematische voorspelbaarheid van de premie?
Volgens het Rekenhof zijn er geen meetbare economische en ecologische doelstellingen vastgelegd en is het daarom moeilijk om na te gaan in hoeverre de premie bijdraagt tot de realisatie van de beleidsdoelstellingen. Dat is een belangrijk punt. Hoe interpreteert u deze stelling van het Rekenhof? Werd dit gegeven meegenomen in een evaluatie van de ecologiepremie? Wat zijn de eventuele bevindingen ter zake? Acht u een aanpassing aan de doelstellingen van de ecologiepremie wenselijk?
Voorts adviseert het Rekenhof om het stimulerend effect van de premie na te gaan. Met andere woorden, men vraagt zich af of de betrokken bedrijven de investeringen zouden doen zonder de premie. Kunt u dit aspect van de ecologiepremie toelichten vanuit uw ervaring? Werd dit in het verleden al onderzocht of werd dit gegeven al meegenomen in een evaluatie van de ecologiepremie? Wat zijn de eventuele bevindingen ter zake? Indien dit nog niet geëvalueerd werd, zal er alsnog een outcome-evaluatie plaatsvinden? Het Rekenhof zou zelf een bevraging hebben uitgevoerd bij de derde call in 2010 waaruit zou blijken dat 32 procent van de aanvragers de investeringen ook zonder de premie zouden hebben uitgevoerd. Dat is niet zo veel, een kleine 70 procent vindt de premie noodzakelijk.
Volgens het Rekenhof vindt de driejaarlijkse evaluatie waartoe de Vlaamse overheid zichzelf heeft verbonden, niet plaats. Ik heb daarover al eens een vraag om uitleg gesteld in september 2010. U stelde toen dat de bijgestuurde ecologiesteunregeling die begin 2009 van start ging, nog niet formeel werd geëvalueerd. Werd de ecologiepremie sindsdien wel geëvalueerd, conform de richtlijn dat een steunmaatregel drie jaar na het in werking treden, geëvalueerd wordt? Wat zijn de globale positieve en negatieve punten van de ecologiepremie ter zake? Voor alle duidelijkheid: het Rekenhof zegt dat die evaluatie niet heeft plaatsgevonden. Indien er nog geen evaluatie heeft plaatsgevonden, wanneer zal hiervan werk worden gemaakt?
In het rapport van het Rekenhof lees je, resumerend, kritiek op een viertal zaken. Eerst en vooral is dat het nut, het stimulerend effect. Ik heb al aangegeven dat 32 procent aangeeft dat het redelijk nuttig is. De juiste doelstellingen zijn niet meegegeven. De evaluatie heeft niet plaatsgevonden. Er is ook kritiek op de rechtszekerheid door de veelvuldige aanpassingen. Minister-president, u hebt zelf antwoorden gegeven op de opmerkingen van het Rekenhof, maar dan wordt het al snel een welles-nietesspelletje, want daarop heeft het Rekenhof dan weer zelf antwoorden gegeven. Ik had graag uw reactie gehad op die vier bezorgdheden van het Rekenhof.
De voorzitter : De heer Rzoska heeft het woord.
De heer Björn Rzoska : Voorzitter, minister-president, mijn brandstof voor het aansluiten bij deze vraag, is bezorgdheid, geen verzet, wel integendeel. Het zijn maatregelen die van belang zijn.
Mijn voorganger, de heer Watteeuw, heeft half november 2012 een vraag gesteld over de stand van zaken in het toekennen van de ecologiepremies. Toen bleek dat er 167 ontvankelijke aanvragen waren en er 166 gehonoreerd werden. Het totale bedrag dat toen was uitgegeven voor 2012, was 8,2 miljoen euro. Als je dan kijkt naar het budget dat daartegenover staat, aanvankelijk 99,5 miljoen euro, en dan via begrotingswijziging een kleine 72 miljoen euro, dan kun je toch wel vragen stellen bij de impact van de ecologiepremie, hoe belangrijk die ook is.
Ik stel me wel wat vragen, minister-president. In het Vlaams regeerakkoord en in een aantal beleidsdocumenten, onder meer de beleidsnota en de beleidsbrieven Economie van de opeenvolgende jaren, verwijst u nogal sterk naar de ecologiepremie als een motor voor de omslag naar een groene economie. Ik stel me daar toch wel wat vragen bij als je bekijkt wat de impact is van het instrument. Daar worden de laatste jaren, terecht, zeer stevige budgetten tegenover gezet, maar blijkbaar vinden de kmos, waar de steun vooral op gericht is, op een of andere manier de weg niet naar de ecologiepremie of komen ze te veel drempels tegen om gebruik te maken van de ecologiepremie.
Ik verwijs ook naar het rapport van het Rekenhof, trouwens een zeer interessant rapport. Ik ga de vragen van de heer Diependaele niet herhalen, ik heb grotendeels dezelfde. Ik wil de vraag wel een stukje opentrekken, wat eigenlijk ook gebeurt in het rapport van het Rekenhof. Dat verwijst naar de vraag die al in 2009 door u was beantwoord, namelijk dat er een masterplan groene economie komt. U hebt daar deels ook al op geantwoord in een eerdere vraag van de heer Watteeuw. In een antwoord op een vraag van 7 oktober 2011 hebt u verwezen naar dat masterplan groene economie en naar een aantal projecten van de Vlaamse Regering, onder andere het Nieuw Industrieel Beleid.
Een ander interessant rapport, dat collega Diependaele vermoedelijk gezien heeft, is het rapport van de innovatieregiegroep Eco-innovatie. Daar hebt u zelf toendertijd naar verwezen. Ik raad de collegas aan om ook dat rapport even te bekijken. Ik zie grote parallellen tussen wat de innovatiegroep Eco-innovatie in zijn rapport heeft neergeschreven en wat het Rekenhof heeft vastgesteld over de ecologiepremie. Bij uitbreiding kan ik nog verwijzen naar een rapport van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) van 2011, dat ook gaat over de groene transformatieprocessen in de Vlaamse economie. Als je die drie documenten naast elkaar legt, zie je een zeer sterke rode draad wat betreft het beleid voor groene economie van deze Vlaamse Regering, waar toch heel wat opmerkingen op te maken zijn.
Een van de belangrijkste opmerkingen die je doorheen de drie rapporten leest, is de versnippering. Dat is ook een concrete vraag van mij. Men stelt drie keer vast dat er ongelooflijk veel initiatieven zijn, maar ze zitten versnipperd over verschillende domeinen en onder verschillende ministers. De eerste aanbeveling van het eindrapport van 22 november 2012 van de innovatieregiegroep, is eigenlijk een cluster van aanbevelingen, een horizontale beleidsaanbeveling, namelijk de vraag naar sterkere coördinatie van alle verschillende initiatieven die in dezen worden genomen door de Vlaamse Regering. Als je het rapport van het Rekenhof goed leest, is een van de bemerkingen dat het op dit moment veel te versnipperd is en men door de bomen het bos niet meer ziet. Men zegt dat het belangrijk zou zijn om naar een masterplan groene economie te gaan om al die verschillende dingen mee te nemen in één grote beweging, zodat het duidelijk is wie wat doet, waarom, en binnen welk kader.
Er wordt zelfs in het eindrapport van de innovatieregiegroep zeer concreet naar u verwezen, minister-president, als geknipt persoon vanuit uw functie om de coördinator van alle individuele beleidsdomeinen op u te nemen. Ik zie u al lachen en denken: nog meer werk! Ik denk toch dat het een terechte bezorgdheid is. Als ik de drie documenten naast elkaar leg en analyseer, dan worden er in mijn ogen een aantal terechte bekommernissen geformuleerd. Wat is uw houding ten opzichte van dat laatste rapport? Wilt u die coördinerende taak, die in een aantal van die documenten naar voren wordt geschoven, ter harte nemen? Zoals de heer Diependaele heeft aangehaald, is het een zeer belangrijk domein en een zeer belangrijke tak binnen de economie om deze te verduurzamen. Op basis van deze rapporten heb ik toch de indruk dat er op dit moment veel te verspreid wordt gewerkt. Zoals het debat van gisteren ons geleerd heeft, is het vernevelen van middelen niet zo interessant.
De voorzitter : Het vernevelen leidt tot druppels op een hete plaat.
Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, collegas, in 2012 werden 193 aanvragen ingediend voor een ecologiepremie, met een potentiële subsidie van 12.419.268,26 euro. In 2012 werden 205 aanvragen voor een ecologiepremie beslist. Het aantal besliste aanvragen ligt hoger dan het aantal ingediende aanvragen omdat er ook aanvragen beslist werden die in 2011 werden ingediend. In 2012 werd een subsidiebedrag van 12.911.398,22 euro vastgelegd. Ik heb de meest recente informatie bij. Sinds de premie nog eens werd aangepast de laatste bijsturing dateert van 20 december 2012 , zijn er 47 dossiers ingediend met een investeringsbedrag van 18.753.953,78 euro en een subsidie van 5,5 miljoen euro. De bijsturing heeft er dus toe geleid dat, sinds december vorig jaar, er al 47 dossiers zijn. Er zijn er die zeggen dat het aantal dossiers door de bijsturing wat aan de lage kant is, maar we zullen afwachten hoe het zal evolueren.
Het budget voor de ecologiepremie voor 2013 bedraagt 63.462.000 euro. De verhoging van de steunpercentages zal ervoor zorgen dat het aantal dossiers hoger ligt. Er wordt ook op gerekend dat meer bedrijven hierdoor een dossier zullen indienen, wat ook al is vastgesteld. Daar komt nog bovenop dat er strategische ecologieprojecten zullen kunnen worden gesteund, waarbij er ook in de mogelijkheid is voorzien om superstrategische projecten te ondersteunen, waarbij een hoger steunbedrag kan worden toegekend. Dat zit dus goed. Morgen is er op de Vlaamse ministerraad een discussie over het Klimaatplan, waar ook het gedeelte Energie in zit. U zult dus op uw wenken het zijn niet uw wenken, maar onze eigen wenken die we concretiseren worden bediend. We zullen dan ook het Rekenhof van antwoord dienen.
De meest recente wijzigingen aan de ecologiesteunregeling dateren van 20 december 2012. Hierbij werd de bestaande EP-PLUS-steunregeling bijgestuurd en werd een nieuw steunregime voor strategische ecologieprojecten in het leven geroepen, waarbij het de bedoeling is om investeringen in groene spitstechnologie, die vanwege hun unieke bedrijfsspecifieke karakter niet kunnen worden gestandaardiseerd en opgenomen op de limitatieve technologieënlijst, te subsidiëren. Mijnheer Rzoska, met alle instrumenten die wij inzetten, kunt u alleen maar vaststellen dat we goed bezig zijn en dat de vergroening van de economie niet met woorden, niet met masterplannen, maar met concrete projecten dag na dag wordt gerealiseerd. Dat kan u alleen maar zeer positief stemmen. We moeten alleen nagaan welke vragen u in de toekomst nog kunt stellen.
In beide steunregimes werden de steunpercentages opgetrokken in functie van de maximale steungrenzen die de Europese Commissie toelaat, met als hoogste steunpercentage 70 procent van de meerkost van de groene investering. Omdat de maxima die de Europese Commissie toelaat, verschillend zijn voor milieu-investeringen en energie-investeringen, wordt ook deze opsplitsing gemaakt om het maximale steunpercentage te kunnen geven.
Mijnheer Diependaele, ik ga ervan uit dat u verwijst naar een vraag over e-commerce, waar nadien iets ruimer over in de pers is geschreven. Ik dacht het al. Ik heb heel wat tabellen bij, die ik u zal bezorgen (zie bijlage 1). Ik ga ervan uit dat u niet verwacht dat ik al die tabellen even toelicht. Als ze dan in de pers verschijnen, is dat ook goed, denk ik.
Via een herindeling van de technologieën in ecoklassen krijgen bijna alle aanvaardbare projecten een hoger steunpercentage. Het principe van de indeling van de technologieën in ecoklassen met daaraan gekoppeld een subsidiepercentage, blijft behouden om te sturen naar de meest performante technologieën: hoe performanter een technologie, hoe hoger de steun. De indeling van deze klasse zelf werd herbekeken. De bestaande indeling leidde tot een piramidestructuur met weinig technologieën in de klassen A en B en veel technologieën in de klassen C en D , wat tot gevolg had dat er weinig technologieën met een hoog steunpercentage waren en dus veel met een lager. Met de bijgestuurde steunregeling wordt een meer gelijke spreiding van de technologieën verkregen. Ik kan u die verschillende klassen en de spreiding ook geven (zie bijlage 2).
De ecologiesteunregeling is in de eerste plaats een economische maatregel die ressorteert onder de bevoegdheid van de minister bevoegd voor het economisch beleid en erop gericht is om bedrijven ertoe aan te zetten om het productieproces milieuvriendelijk en energiezuinig te organiseren. De Vlaamse overheid wil het concurrentieel nadeel dat de onderneming van een dergelijke investering ondervindt, zo goed mogelijk wegwerken. De doelstellingen ten aanzien van het milieu en het rationeel energiegebruik zijn uiteraard cruciaal, maar komen in de rangorde pas na de economische finaliteit van de maatregel, waarmee we vooral de concurrentiepositie van onze ondernemingen willen behouden. Als er dus operationele doelstellingen worden geformuleerd, dan zouden die op economisch vlak geformuleerd moeten worden, met name over de mate waarin de ecologiepremie erin slaagt om de concurrentiepositie van de deelnemende ondernemingen te behouden.
Het operationaliseren van zulke doelstellingen is geen evidentie en bovendien is de impact van andere factoren dan de ecologiepremie er moeilijk uit te filteren. Wat operationalisering van doelstellingen betreft, kan ik in verband met de milieu- en energiedoelstellingen enkel herhalen dat in het verleden de grote ondernemingen wel indicatoren moesten formuleren die dan ook opgevolgd werden, bijvoorbeeld in verband met de CO2 - emmissiereductie. Wegens de zware administratieve belasting die dit met zich meebracht voor de ondernemingen, is deze verplichting opgeheven.
Het standaardiseren van de impact van een technologie op de limitatieve technologieënlijst zou hier soelaas kunnen bieden. Ik stel echter vast dat de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), die heel wat expertise bezit inzake deze lijst, het onmogelijk acht om de impact van een technologie te standaardiseren. Die is immers afhankelijk van de implementatie van de investering in de specifieke bedrijfseconomische context, de grootte van de investering, de benuttingsgraad enzovoort. De impactmeting van een ecologie-investering zou via een bevraging achteraf kunnen gebeuren, al heb ik ook hier mijn bedenkingen bij wegens de administratieve last die dit met zich meebrengt voor het Agentschap Ondernemen en de bedrijven. Als ik dat zou doen, zou ik kritiek krijgen van u, en dat zou ik begrijpen.
Bij de nieuwe steunregeling voor strategische ecologieprojecten die zich richten op algemene of integrale milieu- en energieoplossingen, zal de beoordeling gebeuren door middel van een individuele behandeling van elke aanvraag. De meting van de impact van de investering op het milieu en het energieverbruik wordt bij deze benadering ad hoc wel mogelijk en die wordt meegenomen.
Ik kan verder alleen maar herhalen, voorzitter, dames en heren, dat in de huidige steunregeling niet moet worden getwijfeld aan de impact van de investeringen op het milieu en het energieverbruik omdat de technologieën die voorkomen op de limitatieve technologieënlijst, gebaseerd zijn op de sectorale BBT-studies (beste beschikbare techniek), wat betekent dat het om de meest performante technologieën gaat die op dit ogenblik op de markt zijn en waarbij dan ook de hoogst mogelijke impact op het milieu en op de besparing van energie kan worden bereikt.
Het Rekenhof adviseert een en ander. Het stimulerend effect van elke maatregel is moeilijk te controleren. Het is ook vaak de resultante of het samengaan van verschillende steunmaatregelen die gezamenlijk een stimulerend effect bewerkstelligen. Zo was het de combinatie van de ecologiepremie met de ondersteuning via de groene stroomcertificaten en de fiscale stimuli die samen maakten dat de investeringen in zonnepanelen enkele jaren geleden een enorme vlucht namen en die maakten dat investeringen in deze technologie economisch erg rendabel werden. Het precieze stimulerend effect van de ecologiepremie op zich hieruit filteren is allesbehalve evident en volgens sommigen zelfs vrijwel onmogelijk.
Door de diverse aanpassingen die er aan de ecologiepremie zijn doorgevoerd, wordt het instrument veelvuldig geëvalueerd. Zo hebben de lagere steunpercentages in 2012 geleid tot een verminderde steunaanvraag. Met betrekking tot de evaluatie van de regelgeving wil ik echter toch wel wijzen op de externe opdracht die het Agentschap Ondernemen op mijn vraag liet uitvoeren. De bedoeling daarvan was dat de door VITO gehanteerde methodologie bij het samenstellen van de limitatieve technologieënlijst door een objectieve partij zou worden geëvalueerd. TRITEL voerde deze opdracht uit, en het merendeel van de aanbevelingen die in deze studie naar voren werden gebracht, werden ook effectief geïmplementeerd of zullen dat in de nabije toekomst worden. Zo wordt er in de recent opgestarte nieuwe regeling voor strategische ecologieprojecten steun verleend voor het bereiken van generieke milieu- of energie beleidsdoelstellingen of algemene of integrale milieu- en energieoplossingen.
Voorts werd onlangs een studie uitgeschreven waarbij een tool zal worden ontwikkeld om de kosteneffectiviteit van een technologie te integreren in de bepaling van de performantie van een technologie. Op die manier kan VITO een nog betere indeling in ecologieklassen voorstellen.
Ten slotte wil ik nogmaals herhalen dat er enkel een procentuele steun wordt verleend voor dat deel van de investering waarbij verder wordt gegaan dan de norm. Alle technologieën worden permanent geëvolueerd zodat de steun vermindert als de norm intussen is opgeschoven.
Mijnheer Diependaele en mijnheer Rzoska, ik hoop dat u met dit antwoord al wat meer gerustgesteld bent en volgend jaar dus ook een gedicht zult voordragen. Dat kan alleen maar onderstrepen dat alle zorgen die u had in 2013, door de Vlaamse Regering werden behandeld en maximaal werden weggewerkt.
De voorzitter : De tabellen zullen als bijlage bij het verslag worden gevoegd.
De heer Matthias Diependaele : Ik heb er alle begrip voor dat een minister graag zelf uitpakt met zijn werk en dat het vervelend is als er een parlementslid tussen komt, maar we steken er ook ons werk in.
Bedankt voor uw uitgebreid antwoord, minister-president. 13 miljoen euro in 2012 was dan wel het minimum sinds 2004, denk ik. Het gaat bij de aanpassingen, zegt u zelf, om 47 dossiers sinds december 2012. We hopen dat dat beter gaat. Dat was ook het verwijt van het Rekenhof. De afdeling van het Agentschap Ondernemen heeft zelf gereageerd aan het Rekenhof dat ze begrip hebben voor de opmerking en dat het inderdaad geen goede zaak is dat de regelgeving voortdurend wordt omgegooid.
U zegt dat het een economische maatregel is, en daarom is het moeilijk om de doelstellingen te operationaliseren. Het Rekenhof antwoordt daarop dat het wel noodzakelijk is. In het antwoord aan het Rekenhof stond niet wat u nu hebt verduidelijkt, waar ik blij om ben. Ik ben er absoluut geen voorstander van om nog meer administratieve overlast te creëren. Als VITO zegt dat het onmogelijk is om die impactmeting uit te voeren, lijken me dat twee argumenten die de operationalisering tegenspreken.
Volgens het Rekenhof was de studie van TRITEL nog niet uitgevoerd. Ik neem aan dat die nog maar heel recent is uitgevoerd.
De heer Björn Rzoska : 47 dossiers sinds december: dat lijkt goed nieuws. Het zou me niet verwonderen dat we dat opvolgen in de loop van het jaar. Daarvoor dienen we ook wel. Ik vind het soms wel wat merkwaardig maar goed, dat is uw insteek dat u zegt dat het vooral een economische maatregel is en pas secundair een ecologische. Een van de kritieken van het Rekenhof is dat het instrument wel opduikt in meer milieugerelateerde beleidsdocumenten. U hebt daarnet zelf bij het begin van uw antwoord verwezen naar het Klimaatbeleidsplan, dat morgen door de regering wordt besproken. In se kunnen we het toch een stuk breder bekijken. Maar als u stelt dat we voor de vergroening goed bezig zijn, zullen wij dat de volgende maanden en jaren verder opvolgen.
Minister-president Kris Peeters : Ik dank de collegas.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.