Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 31/01/2013
Vraag om uitleg van de heer Ivan Sabbe tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over het dalend aantal startende ondernemers
- 453 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Minister-president, we hebben het hier al vaak gehad over de faillissementen en het dalende aantal startende ondernemingen. Het ene is gekoppeld aan het andere: als er een belangrijke out is, is het even belangrijk dat de intake groter is dan wat er verdwijnt. We hebben nu een jammerlijk record behaald van 11.083 faillissementen. Opvallend is dat Vlaanderen daarbij de belangrijkste stijger is, met 5,24 procent, van de drie landsgedeeltes die België rijk is.
Niet alleen het beperken van het aantal faillissementen is belangrijk, maar natuurlijk ook de instroom van nieuwe startende ondernemers. Mijn vraag dateert al van begin december, toen De Standaard meldde dat er in de eerste tien maanden van 2012 in Vlaanderen 7,5 procent minder mensen een onderneming begonnen dan in dezelfde periode het jaar ervoor. In Brussel ging het om een daling van 4,7 procent en in Wallonië een daling van 3,9 procent. Het gaat om de sterkste daling sinds 2005, het jaar waarin de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) begonnen is met de meting van het aantal starters. De populariteit van zelfstandig ondernemen neemt dus in sneltempo af.
Ik zeg er eerlijkheidshalve bij dat er nogal wat discussie is over dat cijfermateriaal. Het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen (NSZ) zegt dat er 10 procent minder starters zijn. Uw federale collega, mevrouw Laruelle, heeft het over 4 procent en vindt het cijfer van 10 procent overdreven. Ook Graydon vond 10 procent overdreven. Uw eigen studiedienst is heel bescheiden en spreekt over 1,5 procent.
We laten de discussie over het percentage even in het midden, maar het is in elk geval duidelijk dat de trend niet goed zit. Het aantal starters gaat erop achteruit, ondanks het feit dat bij het begin van deze legislatuur duidelijk werd ingezet op een toename van het aantal startende ondernemingen. Het is misschien tijd om eens te bezinnen en het beleid ter zake in vraag te stellen. In het werkgelegenheids- en investeringsplan (WIP), dat al dateert van eind 2009, gaf u aan een gunstig klimaat te willen scheppen dat de oprichting en ontwikkeling van startende ondernemingen bevordert. In die optiek stelde de Vlaamse Regering voor om gebruiksvriendelijke maatregelen te ontwikkelen, die tegemoetkomen aan de kosten voor advies voor prestarters.
Daarnaast is er het actieplan Ondernemerschap van 2010, 2011 en 2012. Een van de drie uitdagingen die daarin verwerkt zijn, is de toename van het aantal starters. Daar is een resem projecten aan gekoppeld. Ik vermeld de drie belangrijkste in termen van budget.
Ten eerste: acht mediaprojecten, waarvoor de Vlaamse Regering een budget van in totaal 2,5 miljoen euro vrijmaakt. De fictiereeks Crème de la Crème is recent gestart, en vanaf maandag is Topstarter te zien op de VRT. Ten tweede: de adviesmaatregel prestarters, advies en begeleiding bij de opmaak van een haalbaarheidsstudie. Het budget daarvoor is 2 miljoen euro. Ten derde: het startersproject Bryo (Bright & Young). Jonge ondernemers worden drie jaar lang begeleid bij de opstart of overname van een zaak. Budget: 1,25 miljoen euro. De overige achttien projecten in het kader van het actieplan Ondernemerschap hebben een totaalbudget van 5,5 miljoen euro.
Alsof er nog niet genoeg subsidies zijn u weet dat ik geen voorstander ben van subsidies , besliste u om nog eens 8 miljoen euro vrij te maken voor een nieuwe oproep ondernemerschap voor startersinitiatieven. U wilt daarmee naar eigen zeggen extra impuls geven aan de ondersteuning van nieuw en jong ondernemerschap in Vlaanderen.
Minister-president, hoe evalueert u de cijfers met betrekking tot het dalende aantal startende ondernemingen? Hoe verklaart u het dalende ondernemersvertrouwen en de dalende ondernemerszin? Dat is eigenlijk een retorische vraag, want ik heb er wel antwoorden op, maar ik zou graag ook uw visie vernemen.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de voorgestelde tegemoetkoming in de kosten voor advies voor prestarters? Hoeveel keren maakten prestarters gebruik van die tegemoetkoming? Zijn er nog andere maatregelen andere dan subsidies die tot doel hebben enerzijds kandidaat-ondernemers, ondanks de afgenomen ondernemerszin, beter te overtuigen om effectief een onderneming op te richten, en anderzijds om de continuïteit van recent opgerichte ondernemingen te verbeteren?
De voorzitter : De heer Deckmyn heeft het woord.
De heer Johan Deckmyn : Minister-president, ik heb de bezorgdheid omtrent het dalende aantal starters al geregeld aangekaart in deze commissie, onder meer tijdens besprekingen van beleidsbrieven en dergelijke meer. We worden geconfronteerd met een dalend aantal starters, gecombineerd met een stijgend aantal faillissementen. Dan besef je algauw waar we heen gaan in Vlaanderen.
U wees telkens op de positieve maatregelen die u ter zake neemt of nam of zult nemen. Toch zien we in de feiten niet echt veel verbeteringen, wel integendeel. Hebt u een verklaring voor het feit dat, ondanks de initiatieven die de Vlaamse Regering in het verleden nam, het aantal starters blijft dalen?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Mijnheer Sabbe, ik werk met de cijfers van de Studiedienst van de Vlaamse Regering. In 2009, toen de regering-Peeters II is gestart, bedroeg het aantal starters 37.949. In 2012 nog altijd Peeters II waren er 42.185 starters. Mocht ik uw simplistische redenering volgen, dan zou ik zeggen goed bezig, want sinds 2009 zijn er starters bijgekomen. In 2010 en 2011 waren er nog meer starters, in 2011 waren er 42.791. Het is dus iets verminderd ten opzichte van 2011, dat was een zeer goed jaar. In 2009 was het aantal met 6 procent gedaald ten opzichte van 2007. Ten opzichte van het basisjaar 2007 zitten we nu aan plus 3,7 procent. Met zulke cijfers zou ik bij wijze van spreken felicitaties moeten krijgen van de twee vraagstellers.
Dat geldt ook voor de index. Als we in 2007 100 hadden, zitten we nu aan 103,73. Dat is de bocht scherp genomen. In 2011 zaten we met een index van 105,22. Dat is in 2012 niettegenstaande de economische crisis gestegen. Als het economisch wat moeilijker gaat, is dat allesbehalve evident. Dit gezegd zijnde, vind ik de daling vrij beperkt.
De problematiek van de faillissementscijfers werd onlangs nog besproken in deze commissie naar aanleiding van een vraag van de heer Sannen. Als we nu kijken naar de verhouding tussen stopzettingen en oprichtingen, dan zijn er nog steeds meer nieuwe bedrijven dan dat er ondernemingen sluiten. De vernieuwing van het economisch weefsel gaat onverminderd voort. In dat opzicht is er nog steeds voldoende ondernemerszin in Vlaanderen. Wat de toekomst van het ondernemersvertrouwen betreft, kan ik enkel hopen dat er dit voorjaar al enige herleving van de economie kan plaatsvinden. De factoren die daaraan bijdragen, liggen tot ver buiten Vlaanderen, ik kan alleen maar hopen dat de heropleving van het ondernemersvertrouwen toeneemt. In dat opzicht is het hoopgevend dat de voorbije twee maanden de synthetische conjunctuurcurve voor Vlaanderen een lichte opwaartse evolutie kent. Ik heb hier een grafiekje, mijnheer Sabbe, dat ik u laat bezorgen.
U zegt dat het aantal starters daalt en dat al die instrumenten niet veel uithalen. U huilt een beetje mee met de wolven in het bos. Het resultaat is toch nog altijd positief. Ik ga ervan uit dat de instrumenten toch helpen en mensen aanzetten tot ondernemerschap. Politici-ondernemers zoals u zelf zouden jonge ondernemers wat meer moeten enthousiasmeren. Maar het is me bekend dat u dat in uw vrije tijd ook doet.
De wijze waarop de generieke prestartersmaatregel Go4Business werd vormgegeven in uitvoering van het WIP en de tussentijdse stand van zaken van de generieke prestartersmaatregel werd al meerdere malen besproken. Er werd een budget van 2 miljoen euro uitgetrokken voor een uitvoeringsperiode van drie jaar. De bedoeling van de maatregel is om 2500 kandidaat-ondernemers te begeleiden bij het onderzoek van de haalbaarheid van hun ondernemersidee. De basisbedoeling van deze maatregel is kandidaat-ondernemers te begeleiden zodat ze beter voorbereid een zaak starten en de faalkans kleiner wordt.
Het project werd opgestart in het najaar van 2011. Er waren per 30 november 2012 zon 670 dossiers in behandeling. Enkel de volledig afgeronde trajecten worden vergoed. Tot dusver werden 265 trajecten volledig afgerond en ook al vergoed, wat overeenkomt met 210.400 euro. Ik heb ook de laatste cijfers van de uitvoering van de maatregel op papier, ik laat ze u bezorgen.
Het is duidelijk dat ook deze maatregel het effect van de conjunctuur en het gedaalde aantal starters voelt en daardoor minder snel uitvoering krijgt dan oorspronkelijk gedacht. De maatregel zal zeker over drie jaar lopen om de beoogde 2500 trajecten te halen, mogelijk zal een verlenging met bijvoorbeeld zes maanden worden overwogen.
In september 2011 zijn aanvullend ook vijf projecten uitgerold die begeleidingstrajecten aanbieden voor de doelgroepen, namelijk voor allochtonen, voor arbeidsgehandicapten, voor high potentials met Bright & Young (BRYO), voor vrouwen met Ondernemer in Zich(t) en voor ouderen met Start 50+. Al deze lopende acties zijn dus specifiek bedoeld voor mensen die nog niet beschikken over een KBO-nummer (Kruispuntbank van Ondernemingen), de zogenaamde prestarters. In het kader van al deze projecten samen werden al zowat 1800 prestarters bereikt.
In 2011 steeg het aantal starters heel snel. Omwille van de crisis in 2012 zijn er initiatieven genomen. Er zit wat vertraging op de groei, maar al die projecten zullen over meerdere jaren een zeer zinvolle bijdrage leveren.
Verschillende maatregelen, structureel ingebed binnen de werking van het beleidsveld Economie, dienen deze doelstellingen. Een ruimer kader wordt gevormd door de actieplannen ondernemerschap en ondernemend onderwijs en de werking rond bedrijven in moeilijkheden. In zekere zin kan echter het volledige beleid van het beleidsveld op vlak van ondernemerschapsbevordering en financiering worden aangehaald omdat hier telkens de slagzin meer en sterker ondernemerschap aan de basis van de acties ligt. Het aantal starters is één zaak. We moeten sterke starters hebben, waarbij de kans dat ze failliet gaan zo veel mogelijk wordt verminderd. Dit sluit allemaal aan bij de doelstellingen van Vlaanderen in Actie (ViA).
Eind 2012 werden nog specifiek twee extra initiatieven genomen om het bestaande aanbod aan maatregelen uit te breiden. Zo is er de oproep voor faillissementspreventie met een budget van 5 miljoen euro, die ertoe moet bijdragen dat de overleving van ondernemingen positief wordt beïnvloed. Ik zal straks, wanneer de heer van Rouveroij zijn vraag stelt ik heb begrepen dat hij zijn vraag zal beginnen met een gedicht , hierover meer toelichting geven.
Met een nieuwe oproep startersinitiatieven met een budget van 8 miljoen euro wil ik enerzijds een aantal projecten mogelijk maken die zorgen voor een omkadering van jonge bedrijven en zo hun overlevingskansen vergroten. In dit generieke luik wordt er ruime aandacht besteed aan steun voor het informeren, inspireren en coachen van starters. Zelf zie ik een grote toegevoegde waarde in het coachen. Dat is een goede manier om effectief resultaat te boeken. Anderzijds worden in de oproep enkele concrete doelgroepen voor nieuw ondernemerschap beoogd. Ook daar moet de nodige aandacht aan worden besteed. Ik denk bijvoorbeeld aan doelgroepen als starters in creatieve sectoren, starters in kennisintensieve diensten en vrije beroepen en kennisgebaseerde bedrijven en spin-offs.
Er zijn specifieke acties nodig ter ondersteuning van het management in pas gestarte bedrijven. Tools en coaching kunnen zorgen voor sterkere jonge bedrijven die beter gewapend zijn voor onzekere omstandigheden. Bovendien moeten we bijkomend nieuw ondernemerschap stimuleren in beloftevolle innovatieve activiteiten. Daarom wil ik extra omkadering mogelijk maken voor nieuwe bedrijven in onder andere de creatieve sectoren en spin-offs of spin-outs. Dergelijke vormen van kennisgedreven ondernemerschap zijn van onschatbare waarde voor de duurzame transformatie van ons economisch weefsel en de jobs van de toekomst.
Mijnheer Sabbe, het cijfermateriaal is duidelijk. Wat de initiatieven betreft: wij nemen veel initiatieven. Ik ken uw visie over subsidies. U houdt uw mantra al zo lang aan dat iedereen weet wat uw visie is. Ik werk in de huidige legislatuur. Ik ben er ook van overtuigd dat zeker ten aanzien van prestarters en starters subsidie een instrument is. We kunnen voor starters moeilijk met fiscale instrumenten werken want ze hebben nog geen belastingen te betalen. We hebben ten aanzien van de verschillende doelgroepen de nodige instrumenten ingezet en we zullen die nog inzetten. We hebben ook oog voor de nieuwe sectoren, de creatieve en kennisgebaseerde spin-offs. Ik ga ervan uit dat wanneer u de cijfers en de tabellen nog eens zult bekijken, u samen met mij kunt vaststellen dat het aantal starters in Vlaanderen nog altijd positief is, ook al is het moeilijk en is er nog altijd een economische crisis aan de gang.
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Minister-president, ik ben zeer diplomatisch geweest in het stellen van mijn vraag. Dat is geen natuurlijke eigenschap van mij, maar toch heb ik geprobeerd mijn vraag zo diplomatisch moeilijk te brengen. Uiteindelijk discuteren we een beetje over die cijfers maar ik wil toch even verwijzen naar uw eigen persmededeling van maandag 28 januari, een paar dagen geleden dus. Daar geeft u zelf aan: We zien dit dan ook in een terugval van het aantal effectief nieuw opgerichte ondernemingen in 2012 ten opzichte van 2011. We zijn het er dus over eens dat er een terugval is in 2012 ten opzichte van 2011. Dat is de essentie, daar gaat het over.
We zien ook een stijging van de stopzettingen ten opzichte van 2011 van 5,24 procent. Zo we al niet willen discussiëren over het geslacht van de engelen, dan zijn we het toch eens dat er een terugval is. Daar gaat het over.
Ik begrijp dat u zegt dat we ondersteuning moeten geven en ik begrijp ook dat Vlaanderen maar een beperkt aantal mogelijkheden heeft. De grote fiscale hefbomen zullen na deze staatshervorming nog altijd op het federale niveau blijven, maar er zijn toch een paar dingen die we kunnen doen en die we nog meer zouden kunnen doen.
Ik verwijs graag naar de motie die ik heb ingediend op 5 december, de dag voor Sinterklaas. Dat is ondertussen alweer bijna twee maanden geleden. Daarin breng ik een aantal dingen naar voren waarvan ik overtuigd ben de meeste behoren tot de Vlaamse bevoegdheid dat ze wel duidelijk bestaande ondernemingen kunnen helpen om te blijven leven en kunnen stimuleren om te groeien. Dat zijn de zaken die we moeten doen.
We hebben the pain in the ass voor de ondernemingen: het tijdskrediet. U weet dat goed: u komt genoeg in ondernemingen en bedrijven. U weet dat bijvoorbeeld de loopbaanonderbreking geen gemakkelijke zaak is voor de ondernemingen. Ik heb minister Muyters al een paar keer gevraagd om veel dringender werk te maken van het stopzetten van de Vlaamse premie om tijdskrediet te stimuleren. Ik weet dat u niets kunt doen aan de federale premie, maar u kunt wel iets doen aan de Vlaamse premie die daarbovenop komt. Dat zou al een teken zijn dat Vlaanderen inziet dat dit een heel moeilijk systeem is voor de bedrijven, dat de flexibiliteit absoluut niet ten goede komt en in vele gevallen zeer moeilijk in te vullen is, zeker wanneer mensen vier vijfde willen werken, want hoe los je dat op?
Nog een punt dat minister Muyters al veel van mij heeft gehoord, is het activeren van de 50-plussers. Daarvan weten we dat de VDAB een traject aan het volgen is, maar ik denk dat we dat traject nog veel uitgebreider kunnen maken en er veel meer energie in kunnen steken.
Dan is er het punt van de passende dienstbetrekking. De VDAB kan dit doorgeven aan de RVA. U weet dat Di Rupo er in een moment van zwakte mee akkoord is gegaan om de 25 kilometer voor een passende dienstbetrekking op te trekken naar 60 kilometer.
De voorzitter : Is dat geen discussie die met minister Muyters moet worden gevoerd? Dit gaat nauwelijks over starters. Misschien kunnen we het dan ook hebben over fitnessruimtes in bedrijven.
De heer Ivan Sabbe : Excuseer, maar dit gaat over wat we in het algemeen moeten doen voor de bedrijven. De minister-president is de coach van de ploeg. Als de ploeg niet goed speelt, dan zal men zich op de eerste plaats toch wenden tot de coach. Die drie punten zijn heel duidelijk de verantwoordelijkheid van de minister in kwestie, maar dit is zeer zeker ook teamwerk.
Een ander voorbeeld van dat teamwerk is dat van de unieke omgevingsvergunning. Minister-president, ik heb me laten vertellen dat u dat persoonlijk ter harte neemt. We hebben het daar ook al een paar keer over gehad. Ook dat behoort duidelijk tot de bevoegdheden van minister Muyters, maar in de plenaire vergadering hebt u verklaard ervoor te zullen zorgen dat die vergunning wordt gerealiseerd. Dit en de digitale bouwaanvraag zijn zaken die voor ondernemers duidelijk iets kunnen doen aan een hoop administratieve hindernissen en organisatorische moeilijkheden. Vlaanderen heeft die hefbomen in handen.
Ik geef nog wat voorbeelden die mogelijk zouden kunnen zorgen voor kortingen op de Vlaamse fiscaliteit. De schijnvertoning over de benoeming van gouverneur Briers vond ik bedroevend. We weten immers eigenlijk allemaal dat heel die handel van de provincie allang had moeten zijn afgeschaft. We durven dat echter niet te doen. Die 1,5 miljard euro, waarvan 900 miljoen euro voor Vlaanderen, had allang moeten resulteren in een lastenverlaging voor de Vlaamse werkende bevolking.
Op die zaken moeten we nog veel meer inzetten. Ik zal in dit geval niet pleiten voor minder ondersteuning. Ik laat het ondersteunen aan u. Ik pleit er echter voor dat u er vooral voor zou zorgen dat we minder hinderen. Naast uw ondersteuningstrajecten zouden de maatregelen die ik naar voren breng, ervoor zorgen dat er minder wordt gehinderd en dat ondernemen aantrekkelijk is.
U weet ondertussen dat een burgemeester gemiddeld 54 uur per week werkt. Het was interessant om dat deze ochtend te horen. Ik ben blij dat de burgemeesters zo actief zijn. Dat doet me plezier. Zo voelen we ons niet helemaal alleen. U weet echter ook dat 60 à 65 uur per week tegenwoordig zeker geen uitzondering is voor een ondernemer. We moeten die mensen een duwtje in de rug blijven geven, niet in de filosofie van meer ondersteunen, maar vooral in de filosofie van minder hinderen.
Ik verwijs ook naar minister Smet en het werkplekleren. U bent de coach. Ik ben zeer geïnteresseerd in dat project. Ik vind dat zeer nuttig. Men zegt aan jonge ondernemers waarop ze moeten letten, en welke maatregelen er zijn als bepaalde flikkerlichten gaan branden. Zo ook is het werkplekleren, om jonge mensen klaar te stomen voor onze industrie, voor onze ondernemingen, zeker een aandachtspunt waarop veel sterker moet worden ingezet.
Ik hoop dat we, voor juni 2014 aanbreekt, toch kunnen stellen dat de helft van die maatregelen zijn gerealiseerd. Dan zouden we al een heel eind op weg zijn. Dat zou een zeer positief signaal zijn om in Vlaanderen verder te ondernemen.
Minister-president Kris Peeters : Ter informatie, het is mei 2014. In juni is het te laat.
De heer Ivan Sabbe : Bedankt voor deze correctie.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.