Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden en Internationale Samenwerking
Vergadering van 27/11/2012
Vraag om uitleg van de heer Marc Hendrickx tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de gevolgen van de nieuwe federale wet inzake ontwikkelingssamenwerking
- 292 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Hendrickx heeft het woord.
De heer Marc Hendrickx : Minister-president, federaal minister van Ontwikkelingssamenwerking Magnette heeft in de Kamer van Volksvertegenwoordigers een wetsontwerp ingediend dat de wet van 1999 betreffende de Belgische internationale ontwikkelingssamenwerking moet vervangen. Met het wetsontwerp wil de federale overheid onder meer de coherentie en coördinatie tussen en met het federale niveau en de deelstaten bevorderen.
Uit concrete artikelen uit de wettekst valt af te leiden dat dit de bedoeling is. De juiste concrete inhoud van die bedoeling is echter niet zo duidelijk. De memorie van toelichting geeft daar wel wat meer uitleg over. De memorie van toelichting verwijst naar de coördinatie met de gewesten en de gemeenschappen en maximale coherentie van elk van deze beleidslijnen ten gunste van de ontwikkeling. Ook in deze commissie werd herhaaldelijk al gesteld en bevestigd dat afstemming inzake ontwikkelingssamenwerking zinvol is, maar dat er gezien de bevoegdheidsverdeling geen sprake kan of mag zijn van een federale aansturing of herfederalisering.
Een tweede opmerkelijk onderdeel van dit nieuwe wetsontwerp is de creatie van de wettelijke basis voor bevoegdheden die binnenkort zouden moeten worden overgedragen. Zo moet artikel 27 van het wetsontwerp volgens de memorie van toelichting een wettelijke basis geven aan de financiering van interventies van deze partners die belangrijke actoren zijn van de niet-gouvernementele samenwerking. Het artikel beoogt verder de universiteiten, de VVSG, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten APEFE, Association pour la Promotion de lEducation en de Formation à lEtranger en VVOB, Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand die sinds lang subsidies ontvangen van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Deze vormen vandaag het voorwerp van een debat in een interministeriële conferentie over een eventuele overheveling naar de gemeenschappen en gewesten. Zolang deze overheveling niet gebeurd is, behoudt het voorliggend ontwerp van wet een juridische basis voor hun subsidiëring.
Deze passage lijkt een regeling binnen de federale regelgeving uit te werken voor de zogenaamde usurperende bevoegdheden voor wat ontwikkelingssamenwerking betreft en zorgt hierdoor zonder meer voor onduidelijkheid.
Minister-president, hoe interpreteert u deze federale intenties inzake coherentie en coördinatie en hoe staat u hier tegenover? Hoe staat u tegenover de oprichting van een interministeriële conferentie inzake ontwikkelingssamenwerking? Hoe interpreteert en evalueert u deze federale plannen over de usurperende bevoegdheden?
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : Minister-president, coherentie is een van mijn dadas in het Vlaams ontwikkelingsbeleid. Mijnheer Hendrickx, u hebt het over een federaal wetsontwerp. Wat de coherentie betreft, is het toe te juichen dat de federale overheid bekijkt hoe de coördinatie tussen het federale en het deelstaatniveau kan worden georganiseerd. Het is me echter niet helemaal duidelijk of het gaat over pure ontwikkelingssamenwerking of over wat eigenlijk de bedoeling van coherentie is. Doet men bijvoorbeeld via het buitenlands beleid geen zaken waarmee het ontwikkelingsbeleid wordt tegengewerkt?
Maar goed, op zich gaat het vooral over de vraag hoe het concreet vorm zal krijgen. U spreekt over een interministeriële conferentie inzake ontwikkelingssamenwerking. Ik dacht dat er ook een interministeriële conferentie over duurzame ontwikkeling zou worden opgestart of al werd opgestart vanuit de federale overheid. Is dat dan niet de geschikte plaats daarvoor? Zou niet alles dat er in de brede zin van het woord onder hoort, daar moeten worden besproken?
Naar aanleiding hiervan wil ik, net als vorige week, vermelden dat ik het heel goed vind dat de Vlaamse Regering in september al een nota heeft gemaakt over de intra-Vlaamse coherentie. Dat is voor mij eigenlijk nog belangrijker, zodat we met onze eigen beleidsdomeinen de neuzen in dezelfde richting zetten. Ik ben heel blij dat daar ook instrumenten voor gecreëerd worden. Het was een belangrijke doelstelling van het kaderdecreet Ontwikkelingssamenwerking.
Wat de usurperende bevoegdheden betreft, veronderstel ik, maar ik heb dit niet bij onze federale collegas gecontroleerd, dat het een manier is om ervoor te zorgen dat de financiële engagementen die genomen zijn ten aanzien van de actoren VVOB, APEFE en VVSG, voor dit jaar en zolang het nodig is, kunnen worden uitgevoerd. Als dat de bedoeling is, dan ben ik daar natuurlijk heel blij mee, want dan zullen ze niet van de ene dag op de andere zonder financiering vallen omdat er geen juridische basis voor is.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, dames en heren, er zijn een aantal vragen die een juridisch antwoord vergen. De bijkomende vragen van mevrouw Poleyn zijn wat ik soft law zou noemen: men kan van alles organiseren en coördineren.
Staat u me toe om eerst de vragen van de heer Hendrickx te beantwoorden. Ik geef u een aantal juridische elementen die het debat wat kunnen verduidelijken, althans dat hoop ik. De federale wet op de ontwikkelingssamenwerking bindt op geen enkele manier de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking. Die wet heeft enkel en alleen betrekking op de federale bevoegdheid op het vlak van ontwikkelingssamenwerking. De Vlaamse ontwikkelingssamenwerking wordt geregeld door het kaderdecreet Ontwikkelingssamenwerking van 2007, dat recent nog werd gewijzigd door dit parlement.
De federale wet en het Vlaamse kaderdecreet zijn nevengeschikt: er bestaat geen enkele vorm van hiërarchie tussen beide normen ik stamp hier voor de zoveelste keer een open deur in, maar het is goed om dit nog eens duidelijk te maken.
Ik ben er ook zeker van dat indien de federale overheid de ambitie had om de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking te instrumentaliseren voor het federaal beleid, de Raad van State in zijn advies van 5 september 2012 over die bevoegdheidsverdeling zeker een opmerking zou hebben gemaakt.
Mijnheer Hendrickx, u verwijst naar artikel 13. Het erkent letterlijk de bevoegdheid van de gemeenschappen en gewesten. Verder stelt het artikel dat er wordt gestreefd naar coördinatie, synergie en complementariteit met de acties en programmas van de gemeenschappen en gewesten. Het artikel heeft het enkel over de federale acties om die complementariteit en coördinatie te bevorderen, en bepaalt dus niet wat de gemeenschappen en gewesten zouden moeten doen of laten. U zult het hopelijk met me eens zijn dat dit geen enkele bedreiging vormt voor de autonome uitoefening van de Vlaamse bevoegdheid aangaande ontwikkelingssamenwerking. We hebben daar de instrumenten en de wet achter ons of zoals u wilt naast ons.
Uw vraag over de organisatie van een interministeriële conferentie voor ontwikkelingssamenwerking hebben we eerder al besproken tijdens de commissiezitting van 22 mei 2012. Ik herhaal en benadruk wat ik toen ook heb gezegd, namelijk dat ik de oprichting van een nieuwe interministeriële conferentie naast de bestaande en bevoegde Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid (ICBB) niet wens aan te moedigen. We krijgen de ene conferentie na de andere. Er bestaat al iets, waarom dan een nieuwe?
Zoals eerder gezegd kan een nieuwe interministeriële conferentie enkel opgericht worden door het Overlegcomité dat is nog een ander element waarin de Federale Regering en de regeringen van de gemeenschappen en de gewesten vertegenwoordigd zijn. We wensen eerder in te zetten op het goed functioneren van de ICBB, waar we het al een tijdje over hebben.
Ik herhaal. De wetteksten zijn duidelijk. Er is al de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid, die ter zake bevoegd is. Als men een nieuw initiatief wil nemen, zal men dat naar het Overlegcomité moeten brengen en zal iedereen het ermee moeten eens zijn dat zon nieuw initiatief beter is dan het op de oude vertrouwde plaats van het ICBB te doen.
Over usurperende bevoegdheden wordt veel gesproken. Ik heb begrepen dat fantoombevoegdheden een van de tien woorden is die het zouden kunnen schoppen tot woord van het jaar. U ziet hoever men het kan brengen in het leven, maar ik ga ervan uit dat de negen andere nog interessanter zijn.
De federale overheid usurpeert geen bevoegdheden door universiteiten, de Vereniging van VVSG, de VVOB en de APEFE subsidies te verlenen in het kader van ontwikkelingssamenwerking. Aangezien de federale overheid een engagement is aangegaan om die actoren te steunen, is het haar verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat daarvoor een juridische basis is uitgewerkt binnen de wet op de ontwikkelingssamenwerking. Dat is belangrijk om te garanderen dat de financiering van die ontwikkelingsspelers mogelijk blijft. Er zijn immers nog steeds geen afspraken gemaakt om die financiering over te laten aan de gemeenschappen en gewesten. Wetsartikel 27 zegt voor alle duidelijkheid niet dat de federale overheid de enige overheid is die die ontwikkelingsspelers mag financieren, noch dat gemeenschappen of gewesten dit moeten nalaten. Stel dat er in de toekomst een onderlinge overeenstemming wordt bereikt over de verdeling van deze financiering, dan zou dat akkoord niet gehinderd zijn door dit wetsartikel.
Het is dus zeer genuanceerd. Er gebeuren dus financieringen op basis van de federale wetgeving. De federale overheid kan ons niet zeggen dat wij die financieringen in hun plaats moeten doen. Dat staat niet in de wet of in de artikelen die daarop betrekking hebben.
De voorzitter : De heer Hendrickx heeft het woord.
De heer Marc Hendrickx : Minister-president, ik dank u voor uw zeer concrete uitleg. Het stelt me al een beetje gerust. Juridisch is het dan misschien wel heel duidelijk, maar politiek zullen we toch de nodige waakzaamheid aan de dag moeten leggen. U zult dat zonder twijfel doen, en dan vindt u in mij en mijn partij een partner.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.