Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 13/12/2012
Vraag om uitleg van de heer Robrecht Bothuyne tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over het kernversterkend beleid inzake winkelruimte
- 187 (2012-2013)
Vraag om uitleg van mevrouw Griet Smaers tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over het aantal ondernemers in Vlaanderen in de detailhandel
- 252 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Smaers heeft het woord.
Mevrouw Griet Smaers : Voorzitter, minister-president, collegas, ik had de voorbije weken en maanden enkele schriftelijke vragen gesteld over het aantal ondernemers in de detailhandel in Vlaanderen. Ik vond dat daaruit een aantal belangrijke vaststellingen te maken waren. Niet alleen uit het antwoord van de minister-president op deze schriftelijke vragen maar ook uit wat we in mijn stad en in omliggende steden en gemeenten vaststellen, blijkt dat er heel wat meer stopzettingen zijn van zelfstandige detailhandelszaken. Ik vroeg me af of dit een algemene Vlaamse dan wel enkel een regionale tendens was.
Uit de cijfers in de antwoorden op mijn schriftelijke vragen van 18 juli 2012 en van 4 oktober 2012 blijkt dat het toch wel om een algemene tendens gaat. Het is belangrijk om vast te stellen dat het aantal actieve ondernemers in de detailhandel tussen 2008 en 2011 met een vijfde verminderd is. Binnen elke categorie hoofdbezigheid, bijberoep en actief na pensioen is de daling van het aantal zelfstandigen in die detailhandel heel merkbaar. In totaal gaat het over een daling met 10.000: van 51.476 op 31 december 2008 naar 41.382 op 31 december 2011.
Op mijn vraag naar specifieke redenen voor de sterk dalende trend is er nog geen specifiek antwoord gegeven. U antwoordde, minister-president, dat dit te maken kon hebben met diverse algemene factoren zoals de economische crisis. Maar u hebt ook wel onmiddellijk aangegeven dat relevant onderzoek naar de redenen van de vele stopzettingen en de dalingen in de toekomst opgenomen kunnen worden in het opgerichte Vlaams Kennisnetwerk Detailhandel. Het is immers noodzakelijk verder onderzoek te doen naar de redenen voor de daling van het aantal ondernemers in die detailhandel en die dalende trend proberen om te buigen. Een sterke detailhandel draagt immers bij tot een gezonde samenleving. De sector is essentieel voor de distributie van goederen naar de consument en is, met 141.000 bezoldigde tewerkstellingsplaatsen, een belangrijke werkgever in Vlaanderen. Daarnaast bepaalt de detailhandel mee de couleur locale van de eigen stad of gemeente. Als we dan verder kijken naar de komende legislatuur en de lokale beleidsplannen, meen ik dat het toch wel een belangrijke taak kan zijn van de lokale overheden om ook daar op in te zetten.
Minister, ik heb hierover de volgende vragen. Wat is uw standpunt over de daling van het aantal zelfstandige ondernemers in de detailhandel? Op welke manier zult u onderzoek verrichten naar de oorzaken van die daling van het aantal ondernemers? Kan dit inderdaad gebeuren via het Kennisnetwerk Detailhandel? Hoe ziet u dit onderzoek via dat netwerk? Zult u ook werk maken van incentives en een kader voor de nieuwe provinciale en lokale besturen om een degelijk commercieel strategisch beleid te voeren? Hoe zal dit eventueel gebeuren? Welke andere acties of maatregelen plant u eventueel nog om bijkomend het aantal ondernemers binnen de detailhandel opnieuw op te krikken?
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : Voorzitter, minister-president, collegas, ik sluit me aan bij de vraag van collega Smaers. Ik denk vooral dat het probleem van detailhandel een probleem is van kleine en middelgrote steden. Als ik kijk naar mijn eigen stad 32.000 inwoners: niet klein, maar ook zeker niet groot , dan houd ik mijn hart vast voor de komende jaren. We hebben nu al veel leegstand, maar de komende tien jaar zullen enorm veel winkeliers met pensioen gaan. Wat die evolutie betreft, houd ik dus echt mijn hart vast.
Ik ben gisteren naar Brugge mogen gaan om de eed af te leggen als burgemeester van Menen. Je kon daar in Brugge wel op de koppen lopen. Het was woensdagnamiddag, je moest je door de winkelstraat wringen. Daar was toch wel geen sprake van leegstand. Het is een beetje hetzelfde fenomeen als bij shoppingcentra. Iedereen wil naar bepaalde aantrekkingspolen, en kleinere steden zijn daar toch wel de dupe van.
Sommigen onder jullie zullen dit misschien niet graag horen, maar er is toch een redelijk grote mentaliteitsverandering. Ik zag de generatie van mijn ouders dit niet doen: de hele dag gaan shoppen, een heel weekend weg. Nu is die mentaliteitsverandering er, en ik denk dat de politiek daar heel weinig aan kan doen. De politiek kan wel op lokaal vlak bepaalde initiatieven nemen, bijvoorbeeld inzake bereikbaarheid, parkeerproblematiek. Ook het proper houden van het openbaar domein is heel belangrijk voor de handel. En ook het inzetten op toerisme en recreatie kan een meerwaarde zijn voor de middenstand.
Daarnaast zijn ook de bedrijfsovernames een belangrijk aandachtspunt voor de Vlaamse overheid. Ik krijg daar veel opmerkingen over. De overnames van winkels zijn dus ook wel belangrijk. Er zijn al verschillende maatregelen genomen door u, maar misschien moeten de initiatieven nog beter bekend worden gemaakt. Het sexyer maken van het beroep vind ik ook een belangrijk aandachtspunt. Het beroep van winkelier is niet meer sexy, maar vroeger was dat een beroep met aanzien.
Ik wil me ook al aansluiten bij de vraag van de heer Bothuyne in verband met de winkelnota. Ik wil daar nu nog niet te veel in detail op ingaan, maar ik ben wel benieuwd naar uw antwoord op de vraag van de heer Bothuyne over het bekendmaken van de winkelnota bij de lokale besturen.
De voorzitter : Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Güler Turan : De problematiek is ook niet onbekend en ook niet onbemind vanuit Antwerpen. We hebben daar ook verschillende kernen die verloren dreigen te gaan, ondanks alle inspanningen die we doen en deden vanuit de stad om incentives te geven, om de straten te doen heropleven, met heraangelegde straten en dergelijke zaken meer. Ondanks alle inspanningen slagen we er echter toch niet in om de kleine winkelier terug naar de straat en dicht bij de mensen te brengen.
Ik wil eigenlijk al een kleine voorafname doen op mijn volgende vraag. Ik zie dat er een grote toename is van detailhandel via internet. Ik maak mij grote zorgen dat de detailhandel in de straat vanuit onze kernen verdwijnt ten voordele van de grote centra, maar misschien ook ten voordele van internetfora die detailverkoop aanbieden. Hebben we daar zicht op? Het nadeel zien we duidelijk, maar in het voordeel van welke handelaar gaat dit uitdraaien?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, collegas, er zijn een aantal vragen gesteld in verband met de winkelnota. De volgorde van de agenda was in die zin goed dat de eerder geagendeerde vraag van de heer Bothuyne al heel wat bijkomende accenten zou aanbrengen.
De voorzitter : Als u wilt, kunnen we de vraag van de heer Bothuyne samen behandelen met deze vraag van mevrouw Smaers.
Minister-president Kris Peeters : Dat zou inderdaad misschien een goed idee zijn.
Ik wil nog even zeggen dat het Vlaams Parlement natuurlijk zeer snel op de bal speelt. Ik heb de intentie om volgende week vrijdag de winkelnota voor te leggen aan de Vlaamse Regering. Als dit door de Vlaamse Regering is goedgekeurd, kan het verder deel uitmaken van het debat.
Dat is natuurlijk altijd een mogelijk punt van kritiek. De voorzitter van de commissie Financiën is hier ook. Als we een conceptnota opstellen, zijn er anderen die zeggen dat de regering het parlement buitenspel zet. En als we niet als regering beslissen, dan vraagt men of het al gedragen is door de Vlaamse Regering en zegt men dat het een individueel standpunt is van een individuele minister. De oppositie maakt gebruik van die argumenten, naargelang van de situatie.
Voorzitter, ik stel voor dat de heer Bothuyne nu eerst zijn vraag stelt, dan kan ik overschakelen naar de vragen van mevrouw Smaers en mevrouw Turan.
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Mijn nederige excuses voor de vertraging.
Ik heb begrepen dat u de primeur van wat u volgende week in de schoot van de regering wilt agenderen, aan het parlement zult geven. Dat is uiteraard, in het licht van de discussies die deze week al werden gevoerd, alleen maar toe te juichen. Waarvoor dank.
Ik stel mijn vraag over het kernversterkend winkelbeleid naar aanleiding van een communicatie van de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO), waarbij werd vastgesteld dat in 2011 in vergelijking met het jaar daarvoor 12 procent meer winkelruimte werd vergund, en dat ook de gemiddelde oppervlaktes per aanvraag stegen van 1712 vierkante meter naar 1871 vierkante meter. Bij iets meer dan de helft van de aanvragen ging het over nieuwe inplantingen, bij 23 procent om uitbreidingen van bestaande winkels.
We kennen de uitgangspunten en maatregelen van de winkelnota. Belangrijke uitgangspunten zijn het kernversterkend beleid en de brede maatschappelijke functie van winkels in onze centra en in onze stedelijke en lokale samenlevingen. Winkelruimte in de periferie dient complementair te zijn ten aanzien van die in de kern en mag uiteraard niet de winkels en de kernen versmachten. De gemeenten dienen de nodige ondersteuning te krijgen om een commercieel strategisch beleid te ontwikkelen, de uitvoering ervan is de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Dat was een van de uitgangspunten van uw nota, die wij sterk hebben ondersteund.
UNIZO pleit voor een verdere afbakening van winkelgebieden in stedelijk gebied en geeft hierbij als pijnpunt aan dat de winkelnota en de maatregelen die eruit voortvloeien nog te onbekend zouden zijn bij de lokale besturen. Uiteraard pleit UNIZO voor een beter gebruik van de schaarse ruimte.
Aangezien bij de start van een nieuwe gemeentelijke legislatuur ook op dit vlak het beleid wordt uitgetekend in de loop van de komende weken en maanden, is het nodig dat we daar vanuit het Vlaamse niveau de nodige impulsen aan geven, zodat de winkelnota ook op lokaal niveau voldoende doorwerking kent en ook daar effectief uitgevoerd wordt.
Minister-president, hoe reageert u op de bevindingen van UNIZO? Hoe kunt u het kernversterkend beleid nog meer tot uiting laten komen? Wat is de stand van zaken en wat is de verdere planning voor de uitvoering van de winkelnota? Ik begrijp dat daar volgende week een aantal stappen moeten worden gezet. Heel specifiek voor wat betreft de afbakening van winkelgebieden in stedelijk gebied: hoe reageert u op de kritische vaststelling en de vraag van UNIZO? Hoe gaan we daarmee om in de toekomst? Op welke manier zult u op dit cruciale moment, bij de start van een nieuwe gemeentelijke legislatuur, de lokale besturen ondersteunen bij het uitvoeren van een eigen winkelbeleid en hoe zult u ervoor zorgen dat het Vlaamse winkelbeleid en de uitgangsprincipes daarin nog beter bekend worden bij de lokale besturen?
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Wij hadden het er al over bij de bespreking van de beleidsbrief Economie. Ik ben benieuwd wat de Vlaamse Regering volgende week zal zeggen over de verdere uitwerking van de winkelnota.
Ik wil hier sterk pleiten voor de autonomie van de lokale besturen. Mijnheer Bothuyne, ik hoor u zeggen dat de winkelnota beter bekend moet worden gemaakt bij de lokale besturen. En ik begrijp dat dit ook de zorg is van UNIZO. Maar bij de bespreking van de beleidsbrief heb ik aangegeven dat zelfstandige ondernemers op dit ogenblik de facto worden gehinderd om naar een nieuwe locatie te verhuizen omdat het tegen de winkelnota zou ingaan, aangezien de nieuwe locatie in de periferie ligt.
In mijn gemeente en ik nodig u allen uit om ernaartoe te komen is er niet echt een winkelkern. Daaruit zou ik kunnen afleiden dat er in mijn gemeente geen enkele winkel meer mag komen. Eens te meer pleit ik hier voor lokale autonomie. De Vlaamse overheid moet niet telkens een uniforme regeling opleggen aan alle lokale besturen. De lokale besturen zijn wat dat betreft het best geplaatst om te zeggen wat waar kan.
Mijnheer Bothuyne, ik hoor u hier pleiten voor het opmaken van nog meer plannen door lokale besturen, om te bepalen waar welke winkels kunnen komen. Maar wij proberen nu net allemaal te ontkomen aan de overdreven planlast. En nu pleit u voor nog meer planlasten voor de lokale besturen? Ik ben daar absoluut geen voorstander van. Ik hoop dat dit straks niet het gevolg zal zijn.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Ik zal alle vragen samen behandelen, maar reageer eerst op mevrouw Peeters.
Mevrouw Peeters, u zei de vorige keer ook al iets dergelijks, en dan was u op een bepaald moment, als ik mij niet vergis, weg en u hebt niet gehoord wat ik toen gezegd heb. Dat is spijtig voor mij, maar het geeft mij de mogelijkheid om daar nog even op terug te komen. U verwijst naar een heel concreet dossier, dat mij bekend is. Dat dossier zit in de fietsensector. Dat dossier aangrijpen om te zeggen dat men zich op de winkelnota heeft gebaseerd, zonder dat dat een juridisch statuut heeft of zonder dat er duidelijkheid over bestaat dat dit nu de te volgen richtlijn is, is niet juist.
Ik moet hier niet over concrete dossiers tekst en uitleg geven, maar ik kan u verzekeren dat u met mijn kabinet contact kunt opnemen. Men zal u in dat concrete dossier duidelijk maken waarom de beroepsinstantie dit heeft geweigerd. Ik vind het een beetje sneu, ook voor de collegas die niet weten waarover het gaat, maar ik ga hier niet een heel concreet dossier in de commissie bespreken omdat dit de vertrouwelijkheid van de behandeling zou schaden. Maar u moet toch wel opletten: als u dat dossier en u hebt er ook de vorige keer naar verwezen gebruikt om kritiek uit te oefenen op de winkelnota, vergist u zich. Ik wil dat met u eens uitklaren om te voorkomen dat u nog een derde of een vierde keer dat argument gebruikt. De beroepsinstantie heeft andere argumenten aangehaald. Als u dat dossier op tafel legt, maar dat is dan uw verantwoordelijkheid, kan ik daarop reageren. Maar het is het een of het ander, denk ik en vind ik.
Mevrouw Lydia Peeters : Ik wil het u graag eens voorleggen, want het staat wel degelijk zwart op wit op papier. Ik begrijp dat het voor de collegas moeilijk is om een individueel dossier te beoordelen, maar ik pleit wat dat betreft des te meer voor de lokale autonomie. Ik vind het fout dat men de winkelnota gebruikt om bepaalde dossiers te verhinderen. Ik kaart het aan omdat het echt zwart op wit op papier staat.
Maar, minister-president, ik houd graag rekening met uw suggestie. Ik wil het voorleggen aan uw kabinet. Ik vind ook dat het niet kan. Ik zal zelfs meer zeggen: daags na de beslissing werd ik door UNIZO Limburg gebeld met de opmerking dat we dergelijke dossiers best vooraf kunnen bespreken. Ik vind dat dit niet kan. Ik wil het graag met u bespreken.
Minister-president Kris Peeters : Laat ons dat uitspreken en dan bekijken in welke mate wij de commissie daarvan op de hoogte kunnen brengen. U weet nog altijd niet hoe de vork aan de steel zit. Het is iets dat mogelijk uitgeklaard wordt.
Collegas, ik zal volgende week of toch zo snel mogelijk naar de Vlaamse Regering gaan, samen met minister Muyters, om uitvoering te geven aan de startnota Winkelen in Vlaanderen. Ik zal daar een pakket van samensporende beleidsmaatregelen voorstellen, waarbij financiële ondersteuning, vergunningenbeleid en planningsbeleid elkaar ondersteunen. Ik hoop dat jullie begrijpen dat ik eerst de goedkeuring van de Vlaamse Regering zal nastreven, om dan nadien in deze commissie tekst en uitleg te komen geven. Dat belet niet dat alle suggesties van de commissieleden, zowel van meerderheid als van oppositie, altijd zeer welkom zijn. Maar ik ga ervan uit dat het voor de discussie beter is dat de Vlaamse Regering een standpunt inneemt en daarover dan met deze commissie en met het Vlaams Parlement in discussie treedt om het desgevallend nog beter te maken dan het nu al is of zal zijn.
Als UNIZO laat weten dat er in 2011 in Vlaanderen 12 procent meer winkelruimte vergund werd dan in 2010, zegt dat op zich niet zoveel. Je moet dit samen lezen met enkele andere tendensen die reeds in de winkelnota beschreven stonden en die bevestigd worden door actuele cijfers. Er zijn een vijftal bevindingen. Er komen steeds grotere winkels: sinds 2008 is het gemiddelde winkeloppervlakte van nieuwe winkels gestegen van 190 naar 210 vierkante meter. De totale vloeroppervlakte is sinds 2008 gestegen met 11,6 procent. De filialisering zet zich onverkort voort. Het aandeel van de e-commerce neemt toe. De leegstand is toegenomen van 5,4 naar 6,8 procent van het aantal winkelpanden.
In de centrumsteden ligt het anders. In Brugge was de leegstand in 2008 4,6 procent, nu is dat 3,5. Er zijn nog positieve cijfers. In Gent is de leegstand gedaald van 5,1 naar 3,5 procent en in Mechelen van 7,6 naar 7,4 procent. In Antwerpen is er geen positief nieuws: in 2008 9,7 procent en nu 11,9. (Opmerkingen van mevrouw Güler Turan)
Niemand moet zich geviseerd voelen, ik geef slechts de cijfers.
Hopelijk kan dit na de goedkeuring in de Vlaamse Regering aan bod komen.
Wat in diezelfde periode sterk is toegenomen, zijn de nachtwinkels. De vraag is of dat zo positief is voor de distributie en een leefbare kern.
De veranderende winkelmarkt en de toenemende leegstand kunnen dus zeker niet alleen verklaard worden door de economische crisis. Dat is mijn punt. Er is van alles aan het veranderen. Iets helemaal anders: we hebben vandaag het Landbouwjaarrapport voorgesteld. Daarin is ook sprake van schaalvergroting en andere tendensen. Er is meer aan de hand dan de crisis.
Het belang van het internet, maar vooral de schaalvergroting binnen de detailhandel, leidt tot een verdringing. Door de schaalvergroting beantwoorden kleinere binnenstedelijke panden vaak niet aan de wensen van de ketenformules. Die hebben meer oppervlakte nodig, met alle gevolgen van dien. Daarnaast is het ontbreken van optimale vestigingsvoorwaarden, zoals een vlotte bereikbaarheid, soms een oorzaak.
Voor alle duidelijkheid: ik ben niet voor of tegen filialisering. De herkenbaarheid van grote ketens is duidelijk een vraag van de consument. Dankzij de herkenbare ketens stijgt de aantrekkingskracht en de wandel in de kern, waardoor er ook meer kansen zijn voor de zelfstandigen om publiek aan te trekken voor hun niche. Het zijn de zelfstandigen die zorgen voor de couleur locale van het winkelcentrum en waarmee een winkelgebied zich kan onderscheiden. Een goede combinatie zoeken blijft dus de uitdaging.
Ik ben wel resoluut tegen leegstand. Leegstand tast de aantrekkelijkheid van de kernen aan en, zoals in de startnota reeds uitvoerig aan bod kwam, riskeert de kern daarmee haar rol als sociale ontmoetingsplaats te verliezen. We willen dat absoluut voorkomen. We pleiten ervoor dat men in de copernicaanse omwenteling in het distributielandschap de kern als uitgangspunt neemt. De kern is ontzettend belangrijk als sociale ontmoetingsplaats. Dat bevordert de leefbaarheid van onze gemeenten en steden.
Inzake het kernversterkende beleid is niets doen geen optie. Vanuit projectontwikkelaarszijde worden periodiek bijkomende projecten aangekondigd en wordt de vermeende behoefte aan bijkomende winkelruimte onderstreept. Soms is dit een loutere verschuiving of verdringing van activiteiten, zodat de leegstand toeneemt. Dit is maatschappelijk niet verantwoord. Omgekeerd moet er wel voldoende kwaliteitsvol aanbod zijn en moet worden nagegaan of de handelspanden in de kernen nog wel aan de verwachtingen kunnen voldoen. Het zal dus niet volstaan om een individuele maatregel te nemen, bijvoorbeeld premies voor wonen boven winkels of algemeen verbod om nog bijkomend aanbod buiten de kern te realiseren, als er geen integraal beleid wordt gevoerd.
De overheid heeft een regierol in het winkelbeleid te vervullen en dat vergt een visie. Het krachtigste instrument dat de overheid kan inzetten om deze regierol op te nemen, is de ruimtelijke ordening. Op basis van een duidelijke visie over de commercieel-strategische toekomst van het winkelgebeuren, kunnen bestemmingsplannen en vergunningen worden opgesteld, beoordeeld en gemotiveerd. Als de inhoudelijke doelstellingen gedefinieerd zijn, kan ook met praktische projecten worden gestart. Soms moeten winkelruimtes worden samengevoegd, soms moeten bepaalde aanloopstraten worden afgebouwd. In het mobiliteitsbeleid wordt een optimum gezocht tussen verkeer en beleving, soms volstaat een beperking van de groei in de periferie. Compacte winkelzones worden aangeduid en winkels krijgen daar extra stimuli om te investeren.
Mevrouw Patricia Ceysens, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Mevrouw Peeters, wij willen onze regierol opnemen. We zullen daarbij de autonomie van de gemeenten en locale actoren respecteren. Een regierol opnemen is absoluut noodzakelijk om dit geïntegreerde beleid tot stand te brengen.
De startnota winkelen had in de eerste plaats de bedoeling de visie op de detailhandel en kernversterking uit het regeerakkoord te verfijnen en hierover overleg op te starten. Daarnaast werden ook reeds enkele beleidsinitiatieven aangekondigd om het evenwicht tussen periferie en kern te herstellen. Ten slotte voorzag de startnota in enkele maatregelen om de sector van de detailhandel en de lokale besturen die een detailhandelsbeleid willen voeren, te versterken.
Mijnheer Bothuyne, ik heb hier voor u een overzicht van de stand van zaken. Iedereen kan daar natuurlijk over beschikken. Ik geef een bondige schets. Er werd uitvoerig overlegd met de stakeholders over de startnota. In de marge van het stakeholdersplatform werd ook overleg opgestart tussen de VVP, de VVSG en de Vlaamse overheid om taakafspraken te maken.
De omzendbrief over de ruimtelijke planning werd in december 2011 door de minister van Ruimtelijke Ordening opgesteld. Daarnaast werd in juli 2011 het besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de lijst van toelaatbare zonevreemde functiewijzigingen aangepast.
Eind december 2010 werd een EFRO-oproep (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) Gemeentelijke gevelrenovatie en renovatie leegstaande handelspanden gelanceerd. In juni 2011 werden 42 projecten van steden en gemeenten goedgekeurd. Met een budget van 8 miljoen euro zullen zon 800 winkelpanden in handelskernen kunnen worden opgewaardeerd. De maatregel Rentetoelage bij Hinder door Openbare Werken tracht de gevolgen van openbare werken voor zelfstandigen en kmos zo beperkt mogelijk te houden. Door het openzetten van de maatregel voor de bestaande beroepsleningen is in 2011 het aantal aanvragen fors toegenomen in vergelijking met de vorige jaren. Daarom werd ook het krediet opgetrokken tot 3 miljoen euro.
Binnen het project Ondernemersvriendelijke gemeente werd in februari 2011 een oproep gelanceerd met als prioriteit het kernversterkend winkelbeleid, waarvoor een budget van 2 miljoen euro werd uitgetrokken. Veertien projectvoorstellen werden ingediend. De uitrol van het project Commerciële Innovatie werd opgestart. Er is een brochure. Er werd in 2012 een leidraad opgesteld voor de lokale overheden voor de opmaak van een commercieel strategisch plan.
In samenwerking met de provincies en de VVSG en met betrokkenheid van de werkgeversfederaties werd in 2012 een Kennisnetwerk Detailhandel in het leven geroepen. De VVSG heeft ook een werkingsbudget verkregen om overlegtafels te organiseren over de kernversterking.
Ik som niet alles op, maar heb de belangrijkste elementen gegeven, om minstens de oppositie nu al van antwoord te dienen, mocht ze zich afvragen wat er ondertussen zoal is gebeurd.
Dan was er de vraag over de stand van zaken met betrekking tot het actualiseren van de Vlaamse winkelnota. Daarop heb ik al voor een belangrijk deel geantwoord. Ik wil daar nog aan toevoegen dat de regionalisering van de IKEA-wet volop wordt voorbereid. Er worden nieuwe initiatieven uitgerold waarbij handelaars rechtstreeks worden ondersteund, met name de overheidsopdracht Commerciële inspiratie, als vervolg op en structurele verankering in het gevoerde beleid van de proefprojecten Commerciële innovatie. Er komt een programma met betrekking tot handelskernversterking, om lokale besturen een sterke actor- en regisseursrol te laten opnemen qua kernversterkend detailhandelsbeleid. Al die elementen zullen worden besproken en goedgekeurd door de Vlaamse Regering.
Ten slotte vroeg u op welke manier ik de lokale besturen, die volgens UNIZO niet goed bekend zijn met de winkelnota, zal betrekken. Er zijn een aantal initiatieven. Er zijn brochures gemaakt. We hebben de intentie om nog bijkomende initiatieven te nemen ten opzichte van die lokale besturen, zeker nu vanaf 1 januari nieuwe besturen zullen worden geïnstalleerd. De burgemeesters hebben bijna allemaal de eed afgelegd.
Ik kom tot de vragen van mevrouw Smaers. Het aantal ingeschreven zelfstandige ondernemers in de detailhandel is inderdaad gedaald. Mevrouw Smaers, u verwees al naar de schriftelijke vraag. Dit kwam ook al aan bod naar aanleiding van die vraag. Het aantal winkelunits blijft ongeveer constant, omdat één zelfstandige meerdere units kan beheren. Ik heb al aangegeven dat de filialisering een tendens is die zich verder doorzet. De schaalvergroting uit zich in een grotere vloeroppervlakte per handelszaak. Ik ben niet tegen of voor filialisering. Ik ben van mening dat zelfstandigen en ketenformules naast elkaar een plaats kunnen hebben, en elkaar ook kunnen versterken. Zonder zelfstandigen riskeren kernen uit te monden in een eenheidsworst, waardoor ze zich minder van anderen kunnen onderscheiden.
Dan was er de vraag over onderzoek naar oorzaken van de daling. Onderzoek naar de oorzaken kan zeker worden meegenomen binnen het Kenniscentrum Detailhandel dat we hebben opgericht en waarnaar ik daarnet heb verwezen. Voor alle duidelijkheid, dit is geen specifiek Vlaams probleem: we zien bijvoorbeeld eenzelfde tendens van schaalvergroting en filialisering in Nederland. Een oorzaak die vaak naar voren komt, is, naast de schaalvergroting, ook het feit dat veel handelaars de pensioenleeftijd naderen en hun zaak niet wordt overgenomen. Die aantrekkelijkheid van een baan als zelfstandig winkelier is daarnet al aan bod gekomen. Ter zake zullen we meer informatie opvragen, om met meer kennis van zaken een beleidsantwoord te kunnen geven.
Uw derde vraag heb ik al beantwoord met mijn antwoord op vragen van de heer Bothuyne. U vroeg me ten slotte welke andere acties of maatregelen ik eventueel nog bijkomend plan om het aantal ondernemers in de detailhandel opnieuw op te krikken. Het ondernemerschap in de detailhandel staat natuurlijk niet los van het aanmoedigen van ondernemerschap in het algemeen. Bestaande initiatieven voor ondernemerschap gelden dus ook voor de detailhandel. Specifiek voor de detailhandel is het project Commerciële innovatie zeer gericht op het verbeteren van de detailhandelszaak van de zelfstandige. Dit zetten we onverkort voort.
Ik wil nogmaals onderstrepen dat we dit alles mee in overweging nemen. Ik hoop dat dit zo snel mogelijk wordt goedgekeurd door de Vlaamse Regering, zodat er een duidelijke positie is van de regering en we daarover hier verder kunnen discussiëren. Om alle misverstanden te voorkomen: ik vind dit een goede werkwijze. De Vlaamse Regering neemt een standpunt in. Dat wordt besproken in het Vlaams Parlement. We kunnen daar al dan niet rekening mee houden, om dan de wetgeving aan te passen. Dan kan er nogmaals een discussie plaatsvinden. Dat hoeft niet, maar dat vind ik een goede gang van zaken.
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Minister-president, ik dank u voor uw antwoord.
Het primeurgehalte van de beslissing die de regering volgende week zal nemen, is vrij beperkt, maar dit geeft wel een volledig overzicht. Het geeft ook duidelijk aan dat er al heel wat is gebeurd ter uitvoering van de winkelnota.
Mevrouw Peeters, ik denk dat de filosofie moet zijn dat men die lokale autonomie inderdaad maximaal moet respecteren en die zelfs moet uitbouwen. De winkelnota en het winkelbeleid van de Vlaamse Regering moeten die lokale besturen instrumenten geven om een beleid te voeren. Dat is geen planlast. Dat is geen administratieve verzwaring. Integendeel, dit moet lokale besturen in staat stellen om betere resultaten te boeken op het vlak van kernversterkend beleid, de bestrijding van leegstand en het vorm geven aan een levendige en aantrekkelijke handelskern in de gemeenten. Dat lijkt me tot op heden de benaderingswijze ter zake te zijn geweest van het Vlaamse beleid, en ik vind dat het beleid dat nog meer moet doen. Daarvoor kijken we uit naar de beslissing van de regering volgende week.
De voorzitter : Mevrouw Smaers heeft het woord.
Mevrouw Griet Smaers : Minister, ook ik dank u voor uw antwoord. Ik deel uw zorg. De cijfers die we op dit moment zien, vind ik zorgwekkender dan de evolutie van vijf of zelfs drie jaar geleden. De afgelopen twee jaar is er sprake van een duidelijke dalende trend, die zich sneller voordoet, lijkt me, dan drie, vier of vijf jaar geleden. De cijfers bevestigen dat. Ik maak me zorgen, niet alleen door die cijfers, maar ook omdat ik zoals ik al zei heel veel bezorgde vragen daarover krijg van handelaars in middelgrote steden als Geel, Turnhout en Herentals. Dit beperkt zich niet tot Geel: ik zie dat er in al die gelijkaardige steden en stadskernen eenzelfde evolutie gaande is. Daarom was ik geïnteresseerd in al die cijfers. Ze bevestigen dat het niet alleen gaat over klaagzangen van een aantal handelaars. Ze bevestigen die trend en de vragen die ik hoor. Ik vind het daarom dus heel belangrijk dat cijfermateriaal te kunnen gebruiken als ondersteuning.
Afgaand op al die vragen die ik daarover krijg, vind ik het echt wel noodzakelijk dat er diepgaander onderzoek wordt gevoerd naar die oorzaken. Dat kan wel degelijk bijdragen tot een nog meer specifiek daarop gericht beleid, zeker gezien wat we de voorbije twee jaar zien en voelen. Ik ben het met u eens dat er de afgelopen jaren al heel belangrijke stappen zijn gezet, zeker ook met die winkelnota en met uw plannen voor de komende weken, met die evaluatie en die nieuwe stappen in die winkelnota. Met mijn vragen vandaag beoogde ik toch bijkomende alertheid te vragen voor wat u terecht bevestigt en ook ervaart, namelijk dat er de voorbije twee jaar toch meer aan de hand is dan wat we voordien verwachtten en voelden. Ik wil dus vragen dat er zeer gericht onderzoek zou worden gevoerd met betrekking tot al die stopzettingen. Hebben die alleen te maken met een verhoogde pensioenleeftijd en het feit dat er geen interesse bestaat om op te volgen? Persoonlijk voel ik het niet zo aan dat dit zich hiertoe beperkt. Ik denk dat er meer aan de hand is. Ik denk dat het ook over meer gaat dan enkel de economische crisis. Er moet dus pertinent onderzoek komen, om dan nog gerichter stappen te kunnen zetten.
Mevrouw Peeters, persoonlijk ben ik er niet van overtuigd dat dit een inbreuk is op de lokale autonomie van de gemeenten. Ik denk dat gemeenten heel wat middelen en instrumenten hebben om zelf ook een terecht en diepgaand beleid te kunnen voeren qua lokale economie en de lokale middenstand, maar dat kan niet zonder een geïntegreerde visie op ruimtelijke ordening, op bepaalde algemene stimulansen om dat te kunnen aanpakken. Wat de minister-president ter zake heeft geantwoord, is terecht. Ik ben er, zeker met de noden die we nu opnieuw horen en zien, van overtuigd dat de geïntegreerde aanpak van Vlaanderen én de gemeenten nodig is om daar misschien opnieuw voor een kentering te kunnen zorgen.
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : Minister-president, u sprak onder meer over een probleem met de winkeloppervlakte. Die problematiek bestaat in veel steden: de winkels zijn te klein voor grote ketens. In Menen geven wij subsidies voor wie van twee huizen één maakt. Misschien is dat een idee als we meer willen inzetten op winkelruimte. Als je twee winkels naast elkaar koopt en je wilt er één van maken, kun je daar subsidies voor krijgen, hetzij op lokaal, hetzij op Vlaams niveau. Zo zouden we daar de nodige aandacht aan kunnen besteden.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.