Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 10/05/2012
Vraag om uitleg van de heer Chris Janssens tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over zijn pleidooi voor een aparte Vlaamse sociale overlegstructuur
- 1073 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Voorzitter, deze vraag om uitleg is al enige tijd geleden ingediend. Omwille van allerlei redenen, met inbegrip van mijn eigen gezondheidsredenen, is ze steeds uitgesteld en uiteindelijk vandaag op de agenda van de commissie terechtgekomen. Het is mogelijk dat de vraag om uitleg al wat aan actualiteitswaarde heeft ingeboet. Dat hangt natuurlijk voor een groot gedeelte af van het antwoord dat de minister-president zal geven.
Ik heb deze vraag om uitleg ingediend naar aanleiding van een interview met de minister-president dat op 1 februari 2012 in De Morgen is verschenen. In dit interview doet hij een oproep voor een eigen Vlaams sociaal overleg. Dit maakt deel uit van de copernicaanse revolutie. Het zwaartepunt wordt van de federale overheid naar de regionale overheden verplaatst. Volgens de minister-president mag de copernicaanse revolutie niet tot de politiek beperkt blijven: dit moet ook voor het sociaal overleg gelden. De over te hevelen bevoegdheden inzake het arbeidsmarktbeleid vormen volgens hem een bijkomend argument.
Het federaal sociaal overleg verloopt momenteel in de zogenaamde groep van tien. De vakbonden en de werkgevers maken hier uiteraard deel van uit. Het wordt, onder meer omwille van de communautaire tegenstellingen, echter steeds moeilijker tijdens dit overleg afspraken te maken en compromissen te sluiten.
Ik citeer de minister-president: Wanneer de sociale partners de laatste jaren rond de tafel zijn gaan zitten, hebben ze niet zo veel bereikt. Hij kan het natuurlijk weten: hij heeft zelf deel uitgemaakt van de groep van tien.
Een Vlaamse groep van vijf zou hier verandering in moeten brengen. Deze groep zou enkel uit de Vlaamse werkgeversorganisaties en vakbonden bestaan. Ik zou hierover graag een aantal vragen stellen.
Minister-president, hebt u de idee van een Vlaamse sociale overlegstructuur ondertussen met de Vlaamse werkgeversorganisaties en vakbonden besproken? Sinds de indiening van deze vraag om uitleg is al heel wat tijd verstreken. U hebt daar zeker de tijd toe gehad. Zo ja, wat is het resultaat van deze bespreking? Wat zult u doen om de aparte Vlaamse sociale overlegstructuur gestalte te geven? Welke stappen hebt u reeds gezet? Binnen welk tijdsbestek wilt u deze aparte overlegstructuur tot stand brengen?
In een recente publicatie heeft Voka een oproep gelanceerd om het aantal adviesraden en overlegcomités beter te stroomlijnen. Volgens Voka is dit aantal de voorbije jaren geëxplodeerd. Bent u het daarmee eens? Zo ja, wat wilt u ondernemen om die explosie in te dijken?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, in feite kan ik mijn antwoord op deze vragen vrij kort houden. Ik ga ervan uit dat de heer Janssens mijn oproep volledig ondersteunt. Ik heb deze oproep naar aanleiding van de zesde staatshervorming gedaan. Vlaanderen krijgt, zeker op het vlak van de arbeidsmarkt, meer bevoegdheden en zal zich over andere domeinen moeten buigen. De sociale partners zijn zeer geïnteresseerd in een toename van de Vlaamse bevoegdheden en willen hier een rol in spelen.
De heer Janssens heeft blijkbaar het interview gelezen. Ik dank hem daarvoor. Ik heb verklaard dat we, naar analogie met de groep van tien die overigens elf leden telt , een groep van vijf kunnen oprichten die dan zes leden zou kunnen tellen. Ik heb de sociale partners gevraagd daar eens over na te denken. Die oproep houdt in dat de copernicaanse omwenteling volgens mij niet louter politiek is: ook de sociale partners moeten een dergelijke omwenteling ondersteunen en ondergaan.
Er is wat commotie ontstaan omdat iedereen is beginnen te tellen. Als ze met vijf zouden zijn, zou er misschien iemand uitvliegen. De voorzitter van de groep van tien wordt echter niet meegeteld. Die groep telt elf leden. Dit betekent dat de Vlaamse groep zes leden zou tellen.
Ik heb natuurlijk al gesprekken gevoerd over de zesde staatshervorming en over de wijze waarop de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) dit ziet gebeuren. De SERV is intensief bezig met de zesde staatshervorming en met de eventuele consequenties op een aantal domeinen die de SERV belangrijk vindt.
Ik zal, naast die oproep, zelf geen initiatieven nemen. Het is duidelijk dat de mogelijkheid en de opportuniteit bij hen ligt. Ze moeten dit met beide handen aangrijpen. Het is niet de bedoeling dat ik die groep zelf zal samenstellen. Ik heb echter begrepen dat de sociale partners mijn oproep ernstig nemen. Dat is altijd een prettige vaststelling. Ik kijk uit naar de positie die ze zullen innemen.
Mijnheer Janssen, u en ik zullen samen kunnen vaststellen wanneer ze daarover zullen communiceren. Dit past immers onder meer in een langetermijnstrategie van de SERV en dergelijke. De SERV is er in elk geval zeer intensief mee bezig.
U vraagt binnen welk tijdsbestek dat zal gebeuren. Ik ga ervan uit dat men zijn tijd daarvoor neemt, maar dat men er ook niet te lang mee wacht, als men zich maximaal wil voorbereiden op de zesde staatshervorming en er ook een rol in wil spelen, zeker op domeinen zoals arbeidsmarkt en dergelijke.
Ik heb begrepen dat Voka een evaluatie wil van de adviesraden en mogelijk uit een aantal adviesraden wil treden. Dat is een oefening die Voka zelf kan doen. Ik heb er geen enkel probleem mee dat Voka alle aspecten goed in kaart brengt.
De adviesraden zijn decretaal verankerd, ook de samenstelling ervan. Het uiteindelijke voorstel van Voka, dat ik nog niet heb gekregen, zal heel wat elementen bevatten. Ik ga er ook van uit dat men best met de andere partners van de adviesraden overleg pleegt. Ook dat is een interessante oefening die Voka heeft aangekondigd maar die allesbehalve is afgerond, laat staan dat ik over documenten beschik waarin staat waar men in blijft en waar men uitstapt. Ik denk dat Voka daar nog niet klaar mee is.
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Minister-president, ik dank u voor het antwoord. Ik ben blij dat de sociale partners uw oproep in elk geval au sérieux hebben genomen. Wij hebben dat in elk geval ook gedaan.
Wij zijn uiteraard mee voorstander van een Vlaamse overlegstructuur, onder meer omwille van die zesde staatshervorming die eraan zit te komen. Hoewel we betreuren dat een aantal essentiële themas, bijvoorbeeld inzake arbeidsmarktbeleid, nog altijd op het federale niveau blijven, kunnen we toch tevreden zijn met een aantal aspecten van bijvoorbeeld het arbeidsmarktbeleid, die voortaan een Vlaamse bevoegdheid zullen zijn.
Minister-president, hebt u al enig zicht op de timing van de finalisering van die staatshervorming? Er is gezegd dat die uiterlijk in 2014 afgerond zou moeten zijn. In welke fase zitten we nu? Hebt u er enig zicht op wanneer we die bevoegdheden zouden kunnen incorporeren in ons eigen Vlaams beleid?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Dat is een goede vraag. Ik ga ervan uit dat men hard aan het werken is op federaal niveau om de akkoorden in wetgeving om te zetten. Ik heb net zoals u vastgesteld dat men Brussel-Halle-Vilvoorde en de Senaat als eersten zal behandelen in de plenaire besprekingen. Ik ga ervan uit dat de rest zeer snel volgt. Aangezien dat eerst op het federale niveau zwaar moet worden aangepakt, stel ik voor dat u aan een van uw collegas van uw partij vraagt om die vraag aan de federale regering te stellen.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.