Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vergadering van 19/10/2011
Vraag om uitleg van de heer Peter Reekmans tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de sterke terugval van het Vlaamse land- en tuinbouwinkomen
182 (2011-2012)
Vraag om uitleg van mevrouw Els Robeyns tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de daling van het land- en tuinbouwinkomen
229 (2011-2012)
De voorzitter : We draaien de volgorde van de sprekers om, de heer Reekmans zit nog in de commissie Leefmilieu, hij komt zo dadelijk.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Mevrouw Els Robeyns : Minister-president, recente cijfers van de Boerenbond tonen aan dat het globale inkomen van de Vlaamse land- en tuinbouwers in 2011 zal dalen met maar liefst 50 procent. Dat slechte resultaat wordt verklaard door structurele factoren en eenmalige incidenten waar we het hier al over gehad hebben en waar ik niet dieper op zal ingaan. De voornaamste structurele factoren waar de studie op wijst, zijn de constante toename van de bedrijfskosten en de historisch hoge productiekosten waarmee de land- en tuinbouwers worden geconfronteerd. Dat zijn kosten die de sector niet kan doorrekenen in de eindproducten.
Tussen 2003 en 2011 stegen de productiekosten in de landbouw met 1,4 miljard euro, terwijl de omzet slechts toenam met 514 miljoen euro. Vooral de stijging van de directe kosten voor voeders en energie holt het inkomen van de land- en tuinbouwers langzaam maar zeker uit. De prijsvorming voor de producten is volledig losgekoppeld van de evolutie van de kostenstructuur van de bedrijven.
Minister-president, het zijn gemiddelde cijfers die ik geef, het is ook een raming voor de rest van het jaar, en gelukkig zijn er deelsectoren waar men wel een behoorlijk inkomen kan verwerven. De harde realiteit is wel dat er vandaag anno 2011 heel wat deelsectoren in een diepe recessie verkeren. Ze zijn hier al vaak individueel aan bod geweest: de varkenssector, de groentesector enzovoort. De kosten zullen zeker ook door alsmaar schaarser wordende ruimte en energie blijven stijgen. Het voortbestaan van een aantal deelsectoren wordt, zonder gepaste maatregelen, bedreigd.
Ik wou ook vragen stellen over het Europese landbouwbeleid, maar de voorzitter heeft me gevraagd om daarmee te wachten tot volgende week. Ik wil wel vermelden dat Europa een belangrijke rol te spelen heeft om de nodige structurele maatregelen te nemen. Daar kunnen we dan volgende week misschien in detail op ingaan.
Minister-president, kunt u beamen dat het inkomen van onze land- en tuinbouwers dit jaar drastisch dreigt te verminderen als gevolg van de aangehaalde feiten en gebeurtenissen? Welke bijkomende maatregelen plant u om de inkomensverliezen van de land- en tuinbouwers te compenseren en om het voortbestaan van de sector veilig te stellen?
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Minister-president, uit een zopas voorgestelde voorlopige raming van de Boerenbond, op basis van de eerste acht maanden van het jaar, blijkt dat het inkomen van de Vlaamse land- en tuinbouwsector dit jaar de helft lager zal liggen dan in 2010. Dat is het laagste niveau van de afgelopen tien jaar. Op een totale omzet van 5,1 miljard euro wordt een inkomen gerealiseerd van 432 miljoen euro.
De Vlaamse land- en tuinbouwsector stelt bijna 40.000 voltijdse equivalenten tewerk. Hij zit vandaag meer dan ooit in de problemen. De komende hervormingen en onderhandelingen, de protesten die u aan uw deur kreeg, alles toont aan dat de sector vandaag heel veel onzekerheden kent.
Zowel vanuit uw bevoegdheid Landbouw als Economie zijn hoger genoemde cijfers dus dramatisch, aangezien de terugval niet enkel een aantal hopelijk eenmalige tegenvallers als oorzaak heeft, maar ook eerder structurele redenen die kostenverhogend van aard zijn zonder dat er rek zit op de prijszetting van de eindproducten.
Welke mogelijkheden ziet u om een verdere inkomensterugval te stoppen en uit dit dal te klimmen? Welk initiatief wilt u nemen? Ziet u dit realiseerbaar binnen korte termijn, aangezien de huidige toestand voor vele land- en tuinbouwbedrijven onmogelijk langdurig te overleven is?
Het is belangrijk voor de land- en tuinbouwers dat ze weten wat de overheid voor hen kan en gaat doen, zeker nu we vanuit Europa zoveel onzekere berichten krijgen.
De voorzitter : De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens : Minister-president, ik sluit me zeker aan bij de vraag. Ik ben geschrokken van het artikel van Bart Staes van Groen!. Hij schrijft dat we binnenkort geen landbouwers meer zullen. Als ik zoiets lees, stel ik me ernstige vragen. De negatieve evolutie in de landbouw is zeer ernstig. Staes is bang dat we zonder kwalitatief en gezond voedsel zullen vallen omdat de landbouwers zouden verdwijnen en alles zou terechtkomen bij de agro-industrie. Ik denk dat hij gelijk heeft! Gedeeltelijk toch. Volgende week gaan we over het Europese beleid praten. We zullen aanvoelen dat het een druppel op een hete plaat zal zijn.
Minister-president, ik hoop dat we samen naar goede, snelle oplossingen kunnen zoeken inzake prijzen en kosten. Ik hoop dat we dat kunnen realiseren om onze landbouw in stand te houden.
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Dames en heren, 2010 was inderdaad een rampjaar voor de land- en tuinbouw.
Voor de spectaculaire daling van het inkomen zie ik twee categorieën van oorzaken. Eerst en vooral gaat het over eenmalige gebeurtenissen waarvan er zeer veel waren in 2010. Dat zijn dan onverwachte zaken zoals de EHEC-bacterie, droogte en de dioxinecrisis in Duitsland. In 2011 werden we alweer met nieuwe zaken geconfronteerd. Daar kunnen we ons niet tegen wapenen.
De tweede categorie bestaat uit structurele problemen. Ik wil al verwijzen naar het nieuwe Europese gemeenschappelijke landbouwbeleid. Dat is nu brandend actueel. We hebben nog geen juiste cijfers. De eerste berekeningen leren ons dat de premies voor een gemiddeld Vlaams melkveebedrijf zullen dalen met 30 procent, voor een vleesveebedrijf met 20 procent en voor een akkerbouwbedrijf met 6 procent. In de loop van de tijd zou een akkerbouwbedrijf zich wel kunnen herstellen. We spreken nu alleen nog maar over de premies. Dat is allemaal nog zeer vaag.
Misschien kunnen we voor de bespreking van volgende week de afdeling Monitoring en Studie van het Departement Landbouw en Visserij uitnodigen. Misschien kunnen zij de gegevens transformeren naar een gemiddeld Vlaams land- en tuinbouwbedrijf zodat we zien wat ze precies betekenen. Dit zijn maar voorlopige calculaties. Welke invloed kan dat hebben op de premies? Wat betekent dat op bedrijfsniveau? We moeten daarbij een onderscheid maken tussen worst case en minder slechte scenarios.
Minister-president, het zou misschien nuttig zijn indien de studiediensten dit verder zouden uitwerken met het oog op volgende week. Misschien hebben zij dit voornemen al en is deze suggestie overbodig. Dit zou het debat van volgende week kunnen versterken. Wij moeten weten waarover we spreken als we het hebben over inkomensverlies bij de Vlaamse land- en tuinbouwers.
De heer Stefaan Sintobin : Minister-president, ik deel ook, namens mijn fractie, deze bezorgdheid. Wij hebben dit in deze commissie altijd al gedaan over de partijgrenzen heen, misschien met uitzondering van Groen!, gezien de stellingen die zij innemen over het verdwijnen van de familiale landbouw. Maar na ons bezoek aan de Anuga-beurs in Keulen is het toch ook mijn vaststelling dat kleine landbouwbedrijven stelselmatig zullen verdwijnen. Met de helft minder inkomen zal het voor die kleine landbouwbedrijven nog moeilijker worden om te overleven.
Minister-president, ik weet wel dat ook u alles in het werk stelt om die landbouwbedrijven te redden en om de landbouw te ondersteunen. Dat is in deze commissie al jaren de algemene teneur.
Mevrouw Robeyns, u hebt gelijk: deze vraag komt een beetje te vroeg omdat ze voor een deel gekoppeld is aan het debat over het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat we volgende week zullen voeren. Blijkbaar ziet dat er niet zo goed uit voor Vlaanderen. Minister-president, misschien kunt u vandaag al een tipje van de sluier oplichten?
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, beste collegas, ik ga ervan uit dat wij volgende week een uitgebreid debat kunnen hebben. Ik reken erop dat wij, net zoals bij de vorige debatten over het gemeenschappelijk landbouwbeleid, vanuit deze commissie een aantal heel duidelijke standpunten kunnen innemen. Het is juist dat het, zoals het nu voorligt, om verschillende redenen geen goed voorstel is, wat zwaar aankomt voor de Vlaamse land- en tuinbouw. De eerste berekeningen wijzen uit dat wij voor de eerste pijler, de directe steun, 40 miljoen euro minder zouden ontvangen. Ook de hele discussie over de vergroening zou onze landbouwers sterk raken. Volgende week kunnen wij daarover discussiëren, met de uitgangspunten die in deze commissie in het verleden werden goedgekeurd. Mijnheer Ceyssens, wij zullen dan alle materiaal dat wij ter beschikking hebben, kunnen bespreken.
De analyse van de Boerenbond is macro-economisch en vertrekt van vastgestelde evoluties inzake opbrengsten, productieprijzen en operationele kosten. Het model berekent een arbeidsinkomen. Er dient op gewezen dat de vergoeding van het ingezette kapitaal hierin niet vervat is. In de land- en tuinbouw is er een belangrijke inzet van familiaal kapitaal.
Volgens de Boerenbond daalt het globale inkomen in de Vlaamse land- en tuinbouw in 2011 naar verwachting met 50 procent. Dat is ook in de vraagstelling aan bod gekomen. Het gaat om een eerste voorlopige raming, uitgevoerd op basis van de gegevens van de eerste acht maanden, zodat het geciteerde cijfer met de nodige omzichtigheid geïnterpreteerd moet worden. Voor bepaalde landbouwsectoren zijn nog niet alle oogsten achter de rug en is er dus nog weinig cijfermateriaal voorhanden. Wij moeten zo snel mogelijk volledig cijfermateriaal hebben.
Onze administratie maakt traditioneel half december een raming op voor 2011. De definitieve cijfers van 2011 zijn pas beschikbaar volgend jaar in december. Het is dus nog te vroeg om de inkomensdaling van 50 procent te beamen. Alles wijst er wel op dat het inkomen een neerwaartse tendens zal vertonen in 2011, na een gedeeltelijk herstel in 2010.
Het globale inkomen van de Vlaamse landbouw schommelt inderdaad van jaar tot jaar. Door een toenemende marktliberalisering en het terugtreden van het Europees marktbeleid in land- en tuinbouw is de inkomensvolatiliteit sterk toegenomen. Wij hebben het hier daarover al uitgebreid gehad.
In 2010 werd de kostenstijging ruimschoots gecompenseerd door de sterke toename van de productiewaarde, zodat in 2010, na twee jaren met zeer zwakke inkomenscijfers, het globale inkomen steeg met 29 procent. Ook dat is nog geen definitief cijfer. Dat herstel wordt echter niet voortgezet in 2011. De eerste cijfers wijzen erop dat de kosten blijven stijgen, onder andere van veevoederkosten en energie, maar dat de productiewaarde niet in dezelfde mate volgt, met als gevolg een daling van het inkomen. De stijging van de productiewaarde werd onder meer belemmerd door de dioxinecrisis in Duitsland, de extreme weersomstandigheden met droogte in het voorjaar en stormschade tijdens de zomer, en de EHEC-crisis.
Het gemiddelde inkomen is echter het resultaat van soms tegengestelde evoluties bij de samenstellende sectoren. De sectoren die het hardst getroffen zijn, zijn de tuinbouw en de varkenssector. De melkveehouderij kon bijvoorbeeld door de gunstige ontwikkelingen op de internationale zuivelmarkten gedurende de eerste acht maanden van 2011 wel rekenen op een sterke prijsverbetering ten opzichte van 2010.
In de melkveehouderij zien we dan ook een sterke stijging van het investeringsvolume. Op twee jaar tijd is het aantal investeringen waarvoor steun gevraagd wordt van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF), gestegen met maar liefst 42 procent, en heeft nu een omvang van 82 miljoen euro. De totale melkproductie is op vier jaar tijd met om en bij 10 procent gestegen. Daarmee zijn we in Europa koplopers wat groei betreft.
Trouwens, globaal zien we dat het investeringsvolume en het aantal investeringsdossiers bij het VLIF niet afnemen, wat erop wijst dat de Vlaamse land- en tuinbouwsector ook in moeilijke tijden blijft investeren. In 2010 heeft het VLIF trouwens een recordbedrag van 102,1 miljoen euro steun toegekend voor investeringen en de vestiging in de Vlaamse land- en tuinbouw. Daarnaast wordt het VLIF, zoals u weet, ook ingezet om kortetermijnoplossingen zoals overbruggingskredieten, uitstel van aflossing en kredietherschikkingen aan te reiken voor sectoren in crisis.
Deze gemiddelde waarden van het arbeidsinkomen verbergen bovendien een grote variabiliteit tussen de bedrijven binnen de sectoren. Bij de fruitbedrijven bijvoorbeeld werd 30 procent van de bedrijven sterk getroffen door stormschade in augustus, maar de 70 procent andere bedrijven hebben een recordoogst gerealiseerd. Er zijn dus niet alleen verschillen tussen de sectoren, maar ook binnen de sectoren. De fruitbedrijven die de malchance hebben gehad om in de lijn van de storm te liggen, verkeren in een heel andere situatie dan de bedrijven die niet door de storm werden getroffen.
Wij doen, zoals de voorzitter het al zei, waarvoor dank, alles om de gevolgen van de crisis in de sector te milderen. Zo maken wij ook gebruik van de mogelijkheden die de Europese Commissie ons geboden heeft om een vervroegde uitbetaling te doen van de Europese steun, dit wegens de droogte in het voorjaar. Ik kan u meedelen daarover was er gisteren ook een communicatie dat vandaag een voorschot van 50 procent op de toeslagrechten en een verhoogd voorschot van 80 procent in plaats van 60 procent uitbetaald wordt op zoogkoeienpremies. Het gaat om 13.130 landbouwers die in totaal 84,4 miljoen euro zullen ontvangen. Er volgen, gespreid, nog betalingen de komende periode. Voor eind december zullen de toeslagrechten van dossiers die administratief in orde zijn, allemaal uitbetaald zijn. Wat de meer structurele maatregelen betreft, verwijs ik naar mijn beleidsbrief, die hier binnenkort zal worden besproken.
Ook het Strategisch Plan Korte Keten, dat vorige week in deze commissie is voorgesteld, en de geplande budgettaire versterking van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds in 2012 moet in dit kader worden bekeken.
De bedrijfstoeslagregeling bepaalt dat 50 procent van het voorschot voor de e-loketdossiers wordt uitbetaald. Op 9 november krijgt men 50 procent van het voorschot voor de papieren dossiers. Op 1 december wordt het saldo voor de e-loketdossiers uitbetaald en op 20 december het saldo voor de papieren dossiers.
Wat de zoogkoeienpremie betreft, zit het zo. Op 31 oktober wordt 80 procent van het voorschot voor de e-loketdossiers en op 30 november 80 procent van het voorschot voor de papieren dossiers uitbetaald. Op 31 maart 2012 wordt het saldo voor alle dossiers uitbetaald. Wij doen dus wat wij kunnen. Normaal zouden de betalingen op 1 december gebeuren, maar dat gebeurt, zoals aangekondigd, dus vervroegd. In de komende dagen staat het geld op de rekeningen van onze landbouwers.
De heer Peter Reekmans : Ik dank u voor het antwoord. De cijfers voor de eerste acht maanden of die voor twaalf maanden kunnen enorm verschillen. Traditioneel gebeurt de evaluatie medio december. Het is giswerk, maar kunt u nu al zeggen of de cijfers zouden kunnen verbeteren? Zijn er daarvoor aanwijzingen?
U sprak over de genomen maatregelen. Maar de tuinbouwsector en de varkenshouderij blijven de zwakste schakels in onze landbouwketen. De fruitsector is een geval apart: sommige bedrijven hebben de storm moeten trotseren, andere hebben goede oogsten gekend. Kunt u daarover iets zeggen? Of komt dat in de komende beleidsbrief aan bod?
Mevrouw Els Robeyns : Ik dank u voor het antwoord. U neemt maatregelen en u doet wat u kunt. Wij hopen dat de ramingen niet werkelijkheid worden en er geen inkomensdaling met 50 procent komt. In elk geval is het onwaarschijnlijk dat de negatieve tendens in een periode van vier maanden wordt gekeerd. De problemen van inkomensvolatiliteit en de korteketenverkoop zijn al aan bod gekomen. Vorige week hebt u uw strategisch plan voorgesteld. Dat kan op termijn een oplossing bieden, maar ik denk toch dat vooral op Europees niveau naar een uitweg moet worden gezocht voor de loskoppeling van de prijzen en de kosten. Het is positief dat landbouwers ook in moeilijke tijden blijven investeren. Voor de structurele maatregelen kijken wij uit naar wat in de beleidsbrief staat. Volgende week zullen wij daarover en ook over het Europees landbouwbeleid discussiëren.
De heer Lode Ceyssens : Ik dank u voor het uitvoerige antwoord. Ik heb begrepen dat wij volgende week goed gedocumenteerd de discussie zullen voeren. Ik wil toch nogmaals vragen of het niet mogelijk is om per sector de gevolgen voor het gemiddelde Vlaamse landbouwbedrijf te bekijken. Dat zou erg verhelderende inzichten kunnen opleveren.
De heer Karlos Callens : Ik dank u voor het antwoord. Ik wil nog iets zeggen over hoe wij deze problemen in de toekomst beter zouden kunnen aanpakken. Het is duidelijk dat er tussen de sectoren en tussen de streken verschillen zijn. Een product dat het op de ene plaats goed doet, doet het elders minder goed. De vraag van de heer Ceyssens is dus interessant: kunnen wij per sector bekijken hoe in de voorgaande jaren winsten, verliezen en kosten evolueerden? Op basis daarvan zouden wij dan een studie kunnen laten verrichten, gecentreerd rond de vraag of de producten die het goed doen, ook in de toekomst nog een kans hebben. Met die studie in de hand kunnen wij de landbouwers dan helpen de toekomst in te schatten.
Wat dieren betreft, is de klimaatverzekering natuurlijk geen oplossing. Wat groenten en fruit betreft, kan die verzekering ten dele voor een oplossing zorgen. Wat de prognoses betreft, moeten wij vooral nagaan of de bedrijven die producten afnemen, de komende vijf of tien jaar die producten tegen de actuele prijs kunnen blijven afnemen zonder aan concurrentiekracht in te boeten.
Veilingen houden de vinger aan de pols van de internationale en lokale markt. Misschien kunnen wij hen eens op een hoorzitting uitnodigen. Zij kunnen vertellen wat zij denken over de toekomst van bepaalde producten. Kleine en middelgrote bedrijven kunnen slechts overleven wanneer de toekomst van hun producten is veiliggesteld. Bepaalde sectoren kampen met zware kosten, onder meer wegens het ingrijpen van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV). Moeten wij niet eens op tafel slaan en eisen dat dat wordt geremedieerd?
Minister-president Kris Peeters : Mijnheer Ceyssens, dank u voor de suggestie. Wij zullen zo veel mogelijk cijfermateriaal bezorgen.
Mijnheer Reekmans, u vraagt of het uiteindelijke resultaat minder slecht zal zijn. Ik ga ervan uit dat het eindresultaat toch minder dan 50 procent zal zijn, zoals de Boerenbond heeft berekend. Een en ander moet nog worden verrekend, want er moeten nog oogsten worden binnengehaald. Er is dus grote voorzichtigheid geboden. Ik hoop alleszins dat het eindresultaat niet slechter zal uitvallen.
Op de toestand van de tuinbouw- en de varkenssector zullen wij eventueel in de beleidsbrief dieper ingaan. Wij organiseerden dialoogdagen die binnenkort voor de varkenssector worden afgerond. De varkenshouderij kampt met structurele problemen, en daar moeten structurele maatregelen tegenover staan.
Mijnheer Callens, de administratie levert al veel cijfermateriaal aan, ook cijfers per sector. Misschien moeten wij die van de voorgaande jaren ook meegeven. De toestand kan echter zeer snel wijzigen, getuige de ervaringen met de melkveehouderij. Een tijdje geleden dacht iedereen dat de melkveehouderij ten dode was opgeschreven. Maar twee jaar later doet de sector het vrij goed. Het is dus moeilijk om prognoses te maken. De complexiteit van de landbouwsector is groot. De prijzen komen op Vlaams, Belgisch, Europees én wereldniveau tot stand. Het kan snel evolueren, in positieve of negatieve zin.
In elk geval sta ik open voor suggesties. Morgen vindt er een vergadering van de Landbouwraad plaats waar het gemeenschappelijk landbouwbeleid van Europa wordt besproken. Volgende week kunnen wij daarover uitgebreid discussiëren, op basis van alle informatie die wij zullen overmaken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.