Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 05/10/2011
Vraag om uitleg van de heer Filip Watteeuw tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de strategische investeringssteun aan bepaalde bedrijven
- 2883 (2010-2011)
Interpellatie van de heer Johan Deckmyn tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de projecten die worden gesubsidieerd met strategische investeringssteun
- 226 (2010-2011)
Interpellatie van de heer Ivan Sabbe tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de strategische investeringssteun voor bedrijven
- 230 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Voorzitter, minister-president, collegas, we kennen allemaal het systeem van de strategische investeringssteun voor kleine, middelgrote en grote ondernemingen. Het gaat over steun die op een kantelmoment voor het bedrijf gegeven wordt. Als er een aantal beslissingen moeten worden genomen die moeilijk omkeerbaar zijn en die een verbetering op de lange termijn nastreven, dan kan de Vlaamse Regering steun verlenen. De aanvragen worden beoordeeld op basis van drie criteria: het economische, het ecologische en het sociale.
Uit een artikel in De Morgen van 22 september 2011 bleek dat onlangs 884.000 euro strategische investeringssteun werd toegekend aan een onderneming voor het ombouwen van een kasteel tot wellnesscentrum. Daar kan men op zich al vragen over stellen, hoewel de steun niet noodzakelijkerwijs naar grote spelers of de industrie moet gaan. Als men het dossier bekijkt, dan ziet men dat de financiering van het project nogal afhankelijk is van vreemd vermogen: enerzijds van een private obligatielening, anderzijds vanuit leningen en bankfinanciering. Ook de Inspectie van Financiën stelt zich vragen en zegt dat dit een risicovol dossier is. Het gaat wel over 27 voltijdse equivalenten, waarvan 15 tewerkstellingsplaatsen voor kansengroepen. Een ander bedrijf kreeg 1 miljoen euro voor het uitbouwen van een toptrainingscentrum voor nationale en internationale ruiters.
Voor subsidies tot 500.000 euro heeft de minister, bevoegd voor de economie, delegatie en kan hij hierover dus autonoom beslissen. Andere leden van de Vlaamse Regering hebben hierbij blijkbaar vragen over de manier waarop met dergelijke dossiers wordt omgegaan. Ik denk dat er meer selectiviteit aan de dag moet worden gelegd en dat vooral moet worden ingezet op de modernisering en de verduurzaming van de economie. Dit wordt overigens ook voor een stuk gezegd in het witboek Nieuw Industrieel beleid bij Actie 50: de strategische opleidings- en investeringssteun richten op transformatie. Er zou een verfijnd onderzoek komen om na te gaan of het instrument van de strategische investeringssteun hiermee voldoende inspeelt op de krachtlijnen van het nieuw industrieel beleid.
Minister-president, erkent u het belang van voldoende selectiviteit bij het toekennen van strategische investeringssteun? Bent u het ermee eens dat hierbij vooral moet worden ingezet op de verduurzaming en de vergroening van de economie?
Hoever staat het met het verfijnd onderzoek dat in het vooruitzicht werd gesteld? Zijn hiervan al conclusies bekend? Zo ja, welke?
Zal er ook voor de andere economische sectoren dan de industrie een evaluatie en desgevallend een voorstel tot bijsturing gemaakt worden, met het oog op het groener, socialer, creatiever en innovatiever maken van de Vlaamse economie? Is er een timing?
Overweegt de Vlaamse Regering om het systeem van delegatie tot bedragen van 500.000 euro te herbekijken?
De voorzitter : De heer Deckmyn heeft het woord.
De heer Johan Deckmyn : Voorzitter, minister-president, collegas, mijn interpellatie is ook ingediend naar aanleiding van het opgemerkte artikel in De Morgen van enkele weken geleden.
De Vlaamse Regering blijkt nogal ad hoc om te springen met bepaalde soorten subsidies. Vooral de strategische investeringssteun, waarvoor u de verantwoordelijke minister bent, blijkt een heikel vehikel te zijn voor een van uw collega-ministers, die met het verhaal naar de pers stapte.
De Vlaamse overheid kan ondernemingen onder meer ondersteunen via een aantal kanalen, onder meer via PMV (ParticipatieMaatschappij Vlaanderen), maar heeft daarnaast nog een extra reserve van om en bij de 40 miljoen euro per jaar om strategische investeringssteun toe te kennen. De steun wordt gegeven in de vorm van een rechtstreekse subsidie, met andere woorden: de onderneming ontvangt rechtstreekse financiële middelen vanwege de Vlaamse Regering. Voor investeringen van minstens 8 miljoen euro kan een onderneming tot 1 miljoen euro krijgen.
Als bevoegd minister brengt u de investeringsdossiers op tafel in de ministerraad. Voor subsidies tot 500.000 euro hebt u delegatie en mag u zelf beslissen of u de subsidie al dan niet toekent. De Vlaamse Regering moet zelfs niet op de hoogte worden gebracht. Dat bedrag is behoorlijk hoog. We moeten ons de vraag stellen of dit bedrag niet moet worden herzien.
De andere dossiers moeten op de ministerraad worden voorgelegd. Op de ministerraad van 19 september gebeurde dit ook voor enkele subsidiedossiers. Toen bleek dat onder meer strategische investeringssteun werd toegekend aan een wellnesscentrum in Aalst voor bijna 900.000 euro, en aan een supermanege in Opglabbeek voor 1 miljoen euro. Heel vreemd dat, zeker in tijden van economische malaise, aan dergelijke vrijetijdsprojecten zon groot bedrag aan subsidie wordt toegekend, terwijl de meerwaarde voor de maatschappij hiervan zeer moeilijk kan worden ingeschat.
Ik sta zeker niet alleen met mijn bedenkingen. Naar verluidt, keken sommige ministers raar op toen het subsidielijstje op de ministerraad passeerde. Bovendien zien we ook niet echt een lijn in de toekenning van strategische investeringssteun. De ene keer worden belangrijke economische spelers zoals Barco of Umicore gesubsidieerd, de andere keer gaat de steun naar een sauna of een manege.
U repliceerde als volgt op de kritiek: Volgens de regels van de Europese Unie kan enkel steun worden gegeven als die een substantieel hefboomeffect heeft op de omvang van de investering. De ondernemingen moeten ook voldoen aan duidelijke economische, sociale en ecologische voorwaarden. Tewerkstelling is een belangrijke factor. Het is alvast duidelijk dat enkele collega-ministers uw mening niet echt delen.
Ik wil verwijzen naar het antwoord op een schriftelijke vraag van collega Chris Janssens, waaruit blijkt dat het aantal aanvragen voor strategische investeringssteun duidelijk afneemt. U antwoordde toen op zijn schriftelijke vraag onder meer het volgende: Wat het aantal aanvragen betreft, zijn er twee duidelijke evoluties op te merken. Enerzijds stijgt het aantal aanvragen voor strategische opleidingssteun, terwijl anderzijds het aantal aanvragen voor strategische investeringssteun duidelijk afneemt. ( ) In 2008 deden zeventien ondernemingen een aanvraag voor investeringssteun, terwijl in 2010 nog slechts acht aanvragen ontvangen werden. Dat betekent een daling van meer dan 50 procent. Een verklaring hiervoor kan gezocht worden in de heersende slechte economische toestand, waardoor ondernemingen minder geneigd zijn om zwaar te investeren in materiaal en machines en meer in opleiding.
Minister-president, kan de soepele toekenning van de strategische investeringssteun te wijten zijn aan het feit dat er minder aanvragen worden ontvangen? In het kader van het nieuw industrieel beleid in Vlaanderen dat door de Vlaamse Regering wordt gelanceerd, moet men zich afvragen of deze manier van werken wel strookt met de visie die wordt gehanteerd.
Intussen is een evaluatie gestart om na te gaan of er van het geïnvesteerde geld voldoende terugvloeit naar de Vlaamse economie. Op basis van deze evaluatie zal de Vlaamse Regering beslissen of de strategische investeringssteun wordt voortgezet. Wat is uw reactie op de kritiek van onder meer een van uw collega-ministers op de toekenning van strategische investeringssteun, en wanneer mogen we de resultaten verwachten van de geplande evaluatie?
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Voorzitter, minister-president, collegas, ik ga niet herhalen wat er al gezegd is, maar ik zal een aantal zaken aanhalen die anderen gezegd hebben.
De Inspectie van Financiën merkt op dat het project bvba CF&O in hoofdzaak steunt op financiering door derden en dat het project daardoor zeer risicovol is.
Minister-president, u zegt dat het gaat om grote projecten met internationale uitstraling, waar een 60-tal arbeidsplaatsen aan verbonden zijn, ook voor laaggeschoolden, oudere werklozen of allochtonen. Een lage tewerkstelling van die bijzondere doelgroepen de doelstelling is 15 voltijdse equivalenten voor laaggeschoolden, allochtonen en 50-plussers zal geen invloed hebben op de steunhoogte indien de onderneming kan bewijzen dat de nodige inspanningen werden geleverd om het streefcijfer te bereiken. Daarenboven is in beide projecten het merendeel van de punten, waaronder de 35 punten voor tewerkstelling, nog te bewijzen, hoewel het criterium tewerkstelling de belangrijkste reden is waarom de projecten een subsidie hebben gekregen.
Minister-president, de vraag is: welke kmo in Vlaanderen streeft er niet naar om een 60-tal arbeidsplaatsen te creëren? Gezien de krapte op de arbeidsmarkt hebben alle kmos een deel laaggeschoolden, oudere werklozen en allochtonen. Alleen al de elektricien bij mij om de hoek is een bedrijf met een 45-tal mensen en 9 nationaliteiten. U ziet dat dit momenteel het beeld is bij heel de Vlaamse economie en bij de door ons en zeker door u ook zo geliefde kmos, omdat ze geen andere keuze hebben. Wat is dan in godsnaam de reden om dit als criterium te gebruiken? Als u dit criterium toepast, dan moet u dat voor vrijwel alle Vlaamse kmos toepassen.
Ik wil econoom Paul De Grauwe citeren. Nu hij politiek gereinigd is, is het misschien nog beter hem te citeren. Hij vatte het eigenlijk goed samen in Het Nieuwsblad: Je neemt geld weg van de belastingbetaler, die dat niet meer heeft voor andere dingen. De Amerikanen hebben het immers bij het rechte eind: tax money is our money. De Grauwe stelt dat men het geld beter zou investeren in infrastructuur, wegen en onderwijs.
Minister-president, kortom, ik heb er al heel vaak, naar aanleiding van actuele vragen en andere uiteenzettingen, op gewezen dat we eigenlijk verkeerd bezig zijn in Vlaanderen. Wat we zouden moeten doen, is wat men back the winner noemt: we moeten een klimaat creëren van lastenverlaging en deregulering voor ondernemingen. Men kan het misschien niet meer horen, maar ik blijf het herhalen, want het is zo. In plaats van het beschikbare geld daarvoor te gebruiken, gaat u inderdaad uw bollenwinkel wat subsidiëren: wat voor een paardje, wat voor een sauna.
Uiteindelijk is dat toch niet de bedoeling van een Vlaams economisch beleid. De bedoeling van een Vlaams economisch beleid is ervoor te zorgen dat de ondernemers hun werk kunnen doen, dat ze kunnen ondernemen. Er moet voor worden gezorgd dat ze in een ondernemersvriendelijk klimaat kunnen werken, dat ze enkel dat moeten doen wat de overheid, de volksgezondheid en de bevolking vraagt dat ze zouden doen. Men mag echter zeker niet aan voornoemde zaken meedoen.
Daarom heb ik een aantal vragen, die hier al deels zijn gesteld. Ik ben echt benieuwd om te weten wat uw argumenten zijn om te stellen dat de ene wel iets krijgt en de andere niet. Als u al de richting uitgaat van een subsidiëring, welke terugverdieneffecten zullen er volgens u zijn?
Blijkbaar was er toch geen unanimiteit in de Vlaamse Regering over die specifieke projecten. Concreet lijkt me de tijd aangebroken om, naast een periodieke evaluatie die u in dezen moet doen, toch eens fundamenteel te bekijken wat u gaat doen met het subsidieluik. Is het niet voor eens en voor altijd tijd om subsidies de rug toe te keren? Het is al veel aangehaald in de economie: als men begint te subsidiëren, is er vijf à tien jaar later altijd een terugslag, een scheefgroei binnen een sector door die subsidies. De tijd is aangebroken om uw gezond verstand te gebruiken, om al uw pijlen te richten op het ondernemersklimaat en de bollenwinkel van de subsidies volledig te sluiten.
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Voorzitter, er zijn al heel wat vragen gesteld. Ook ik kijk uit naar het antwoord van de minister-president. Ik wil bijkomend echter ook verwijzen naar het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) dat er ter zake nog is gekomen. Ook de SERV pleit voor een meer kwalitatieve evaluatie voor er strategische investeringssteun wordt toegekend, met het oog op de maatschappelijke return ervan. Bijkomend pleit de raad er ook voor dat er, voor de Vlaamse Regering een beslissing neemt, zou worden teruggekoppeld naar het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC). Is dat in dezen ook gebeurd voor die investeringssteun werd toegekend?
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Voorzitter, ik wil mijn verbazing uiten over bepaalde onderdelen van de kritiek. Een goed jaar geleden, ten tijde van de Opelsaga, heeft Lijst Dedecker voorgesteld Vlaams geld te investeren om Saab aan te kopen. We weten allemaal hoe het Saab op dit moment vergaat, dus ik denk dat we weinig lessen te leren hebben van Lijst Dedecker als het gaat over het investeren van Vlaams geld.
De beslissingen van de Vlaamse Regering in dezen worden genomen in het kader van een decreet, en een besluit, dat we allemaal kennen en dat een aantal objectieve parameters bevat. Ik weet niet welk lid het heeft gehad over de punten voor tewerkstelling, maar dat is natuurlijk logisch: bij elk dossier dat wordt ingediend voor een nieuwe investering gaat het liefst over een investering in de toekomst en over een tewerkstelling die in de toekomst moet worden gecreëerd. De Vlaamse administratie controleert ook heel nauwgezet wat er uiteindelijk wordt gerealiseerd in de ingediende dossiers. Als een bedrijf een aantal beloftes of plannen niet kan realiseren, wordt ook de steun niet volledig uitgekeerd. In dat alles is er dus sprake van een duidelijke logica: de meerwaarde voor de Vlaamse economie staat altijd voorop, samen met de ecologische en sociale meerwaarde.
Ten gronde lijkt het me een belangrijk signaal dat ook deze bedrijven een beroep kunnen doen op strategische opleidings- en investeringssteun. Vroeger was die steun inderdaad vaak voorbehouden voor de grote jongens, de wereldspelers, de Volvos en Sidmars van deze wereld. We hebben het allemaal toegejuicht dat de Vlaamse Regering die steun heeft opengesteld voor kmos, dat ze die toegankelijker heeft gemaakt voor elk bedrijf.
Mijnheer Sabbe, inderdaad, iedereen kan een dossier indienen als hij voldoet aan de criteria en een substantiële investering doet in onze Vlaamse economie. Wij kunnen dat enkel maar toejuichen. Kmos zijn de ruggengraat van de Vlaamse economie en verdienen dan ook de nodige steun als ze een belangrijke investering doen in onze economie.
Dan is er ten slotte nog de aard van de investering en de sector waarin men actief is. Ik stel vast dat iedereen juicht als iemand als Hans Bourlon manager van het jaar wordt. Hij heeft een flink bedrijf in de vrijetijdsindustrie opgebouwd. Deze twee dossiers situeren zich ook in die industrie. Ik zie niet in wat daar mis mee is. Dat is een groeiende sector, een groeiende tewerkstellingspool in Vlaanderen. Ik zie dus niet in wat daar verkeerd aan kan zijn.
De voorzitter : Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Güler Turan : Minister-president, mijn fractie of toch ik persoonlijk heeft u al een aantal malen de vraag gesteld wat een strategische investering op zich is. (Opmerkingen van de heer Robrecht Bothuyne)
Neen, er is geen verschil, maar niet heel de fractie stelt de vraag. Ik stel de vraag. Die vraag staat dus los van de beide investeringen waarover we het vandaag hebben. Er zijn een aantal objectieve criteria, maar ik neem aan dat er ook een aantal minder objectieve criteria zijn, waardoor het een vraag blijft wat al dan niet strategisch is. Heel de hetze waarover we het vandaag hebben, wordt eigenlijk niet veroorzaakt door de vraag of de investering al dan niet strategisch is, maar eigenlijk gewoon door de industrietak. Moeten we er dan van uitgaan dat een bepaalde industrietak minder rechten heeft of minder interessant is? Logischerwijze heeft Vlaanderen elke investering nodig, lijkt me.
Mijn fractie en ikzelf hebben de link met de tewerkstelling altijd heel belangrijk gevonden. Men kan opwerpen dat niet iedereen gebruik kan maken van een sauna. Dat is een terechte vraag, maar in het verleden hebben we ook steun verleend aan bijvoorbeeld Opel en Ford om bepaalde aanpassingen te doen. Men kan zich ook afvragen wat de meerwaarde daarvan op korte termijn is geweest. Er kan sprake zijn van het behouden van tewerkstellingsplaatsen in moeilijke tijden. Men kan proberen ervoor te zorgen dat er geen afvloeiingen komen, in de mate van het mogelijke, of er kan sprake zijn van tewerkstellingsplaatsen in de toekomst, zoals hier. We moeten echter voor eens en altijd uitmaken of we bepaalde takken van de economie zullen uitsluiten van dergelijke steun, omdat die niet ten goede van iedereen kan komen. Dat is natuurlijk datgene waarvoor de publieke opinie zeer gevoelig is. Dan moeten we echter misschien ook kijken naar de investeringen die we doen in bepaalde luxewagens, die ook niet bedoeld zijn voor de lage bevolkingsklassen. Moeten we die dan ook niet uitsluiten?
Nu moeten we dus de juiste lijn trekken: wat vinden we strategisch genoeg? Wat heeft een meerwaarde en terugverdieneffecten? Daarop moeten we een duidelijk antwoord krijgen. Minister-president, u hebt dat al deels gegeven. Voor mijn fractie is en blijft tewerkstelling een van de belangrijkste factoren, zo niet dé belangrijkste factor voor het toekennen. Alle andere vragen zijn al gesteld door de andere leden.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Een aantal leden van deze commissie zijn druk aan het twitteren. Dat is zeer positief. (Opmerkingen van de heer Chris Janssens)
Ik heb nog niet gebeld. Moet ik bellen?
De heer Ivan Sabbe : Toen ik aan het woord was, had u uw telefoon aan uw oor.
Minister-president Kris Peeters : Het is een belangrijke dag. We proberen volop Dexia, zeker de Dexia Bank te redden. Dat op dezelfde dag deze vragen worden gesteld over steun aan twee dossiers, is waarschijnlijk toeval.
Het is ook belangrijk te onderstrepen dat de Vlaamse Regering die beide dossiers heeft goedgekeurd en dat ook de notulen de week nadien door alle leden van de ministerraad zijn goedgekeurd. Wat in de kranten is gekomen, is natuurlijk een spijtige zaak. Dat is allemaal zeer transparant gebeurd. De beslissingen van de Vlaamse Regering zijn openbaar. Begin juli is er zelfs een volledig jaarrapport overgemaakt, ook aan het parlement, waarin dat allemaal is opgelijst.
Ook hebben we in het verleden gezegd, zowel in het witboek als in de beleidsnota, dat we die strategische steun zullen evalueren. We zijn daar volop mee bezig. We hebben al verstrengingen doorgevoerd, maar dat was menig lid waarschijnlijk ontgaan. Nu worden over deze twee dossiers een aantal vragen gesteld, vermoedelijk ook omdat dit de media heeft gehaald. Ik kom daar straks nog op terug, maar voor mij zijn dat ondernemers die ondernemen en zware investeringen doen.
Mijnheer Sabbe, ik weet niet welke kmo en welk bedrijf wordt opgestart zonder vreemd vermogen, zonder te moeten lenen. Er zijn er een paar, maar die zijn op de vingers van één hand te tellen.
Mijnheer Watteeuw, er zijn natuurlijk voorwaarden verbonden aan het effectief uitkeren van die steun. Er is sprake van diverse fases, en als een en ander niet is gerealiseerd, zullen die schijven niet worden uitgekeerd. Er werd veelvuldig gevraagd of men die financiering wel rond zal krijgen. Er worden heel wat voorwaarden gesteld. Men zal dat geld niet zomaar uitgekeerd krijgen. Men zal daadwerkelijk stappen moeten zetten, zowel om de financiering rond te krijgen als qua tewerkstelling. In een van de beide dossiers is die tewerkstelling ook opgenomen.
Er is dus commotie geweest over Peeters, saunas en maneges. Ik vind dat betreurenswaardig. De heer Bothuyne stelde het al: die sectoren zijn ook belangrijk in onze samenleving. Ik geef een voorbeeld. De gamingsector kent een explosieve groei. Men vraagt of we iets moeten doen voor de gamingindustrie, maar dat is een van de meest dynamische sectoren. Men moet dus voorzichtig zijn met een selectieve invulling. Ik kom nog terug op dit alles.
Een ad-hocbeleid zou er net op neerkomen dat de administratie punten geeft en dergelijke, op basis van de huidige reglementering, maar dat ik zou oordelen dat dit mij niet goed uitkomt, dat ik dat zou blokkeren omdat ik verwacht dat de heren Deckmyn, Sabbe en Watteeuw daarover moord en brand zullen schreeuwen. Er is een regelgeving. Er is een kader, dat zorgvuldig door de administratie wordt bewaakt. Als men binnen dat kader recht heeft op die steun, dan lijkt het me zeer gevaarlijk dat een minister zou oordelen dat hij dat niet doet, omdat het hem niet aanstaat.
Belangrijk is natuurlijk wel dat dit kader wordt aangepast. We zijn dat volop aan het bekijken, zodat die steun in de richting gaat van onze strategische keuzes van Vlaanderen in Actie en het witboek Industrie, dat dit overeenstemt. Ik kan u verzekeren dat ik de regelgeving en de wetgeving nauwlettend toepas, maar ik beslis niet ad hoc dat iets niet gaat, ook al is men volledig in overeenstemming met die regels en met dat kader. Dat zou pas willekeur en een ad-hocbeleid zijn.
Ik zal nu een gestructureerd antwoord geven op de diverse vragen. Ik ga eerst in op de achtergrond van de strategische investerings- en opleidingssteun (SIOS), vervolgens op de verdeling van de strategische steun over de economische sectoren en ten slotte op de evaluatie van het SIOS-systeem wat zijn economische return en de geplande aanpassingen aan het nieuw industrieel beleid betreft.
Ik zal niet naar het verleden verwijzen. Dat zou ook gemakkelijk zijn. Er is opleidingssteun gegeven aan managementbureaus en consultancybureaus. Nogmaals, dat alles is ook toegekend volgens de regelgeving van toen, maar dat heeft toen niet de kranten gehaald. Er was toen ook geen sprake van een anonieme minister die dat zogezegd heeft bekendgemaakt. Daar is dus een hele geschiedenis aan verbonden. Ik wil maar zeggen: dit is niet nieuw. Dit bestaat al jaren. Nogmaals, in het jaarverslag dat u allen hebt gekregen en gelezen, staan daarover zeer interessante dingen.
Ik zal nu ingaan op de achtergrond en de beoordelings- en toekenningsprocedure van het SIOS-systeem. De basis van dat systeem is te vinden in het actieplan voor staatssteun van de Europese Commissie van 7 juni 2005. Het streefdoel van dat plan was: de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie worden. In die optiek besliste de toenmalige Vlaamse Regering om projecten van duurzaam strategisch belang te ondersteunen. In een eerste fase werd het systeem van strategische steunverlening geregeld via een richtsnoer dat niet openbaar werd gemaakt. Parallel werd aan strategische projecten van vooral de automobielindustrie Ford Genk, Volvo Cars en het toenmalige General Motors ad hoc opleidingssteun toegekend, op basis van de Europese richtlijn. Een echt regelgevend kader is er gekomen met het besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2008 en het ministerieel besluit van 18 april 2008. Dit is dus in alle transparantie vastgelegd, en het wordt ook zo behandeld.
Die strategische steun telt twee onderdelen. De investeringssteun stimuleert de expansie, de rationalisering, de modernisering en de diversificatie van de economische activiteiten van grote ondernemingen in de regionale steunzones en van kmos in heel Vlaanderen. Opleidingssteun kan worden toegekend aan alle ondernemingen die in Vlaanderen gevestigd zijn, ongeacht hun grootte. Opleiding speelt een onontbeerlijke rol bij de invoering van nieuwe technologieën en het aanmoedigen van innovatie en investeringen. Bedrijven in Europa investeren te weinig in opleiding. Ondersteuning door de overheid moet die onvolkomenheid van de markt corrigeren. De steun biedt de ondernemingen de mogelijkheid om opleidingsactiviteiten te ontwikkelen die in normale marktomstandigheden niet zouden plaatsvinden. Mijnheer Sabbe, tussen haakjes, ik zou natuurlijk ook liever met fiscale instrumenten werken om dat te doen, maar zolang die er niet zijn, moet ik werken met de middelen die we hebben, met de second best solution. Ik kan nog dagen en weken klagen dat ik graag dat fiscaal instrument zou hebben. Zolang ik dat echter niet heb, moet ik roeien met de riemen die ik heb. Ik kan u volgen als u stelt dat subsidies de tweede of de derde beste oplossing zijn. Samen met u ben ik een heel groot voorstander van die beste oplossing, namelijk die fiscale instrumenten. Maar goed, ik heb ze niet. Samen met vele andere doe ik er alles aan om die naar Vlaanderen te halen. Laten we hopen dat daar iets van komt.
De regeling is van toepassing op investeringen van meer dan 8 miljoen euro van kleine en middelgrote ondernemingen in heel Vlaanderen en van grote ondernemingen in de regionale steungebieden. Ik verwijs in dat verband naar de steunkaart met 25 gemeenten. De regeling is ook van toepassing op opleidingen van minstens 450.000 euro van kleine, middelgrote en grote ondernemingen in heel Vlaanderen. Sinds 17 december 2010 is er sprake van een subsidiabele opleidingskost van minstens 250.000 euro voor kleine ondernemingen en van minstens 300.000 euro voor middelgrote en grote ondernemingen.
Als een onderneming een steunaanvraag indient, wordt die onderzocht door de commissie strategische steun van het Agentschap Ondernemen. Die commissie gaat na of aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden is voldaan. Ik krijg daarover een advies en in gunstig geval stuur ik de onderneming een bevestigingsbrief waarin staat dat het investerings- of opleidingsprogramma principieel in aanmerking komt voor steun en dat er mag worden begonnen met de investeringen of de opleidingen.
De ontvankelijkheidscriteria zijn de volgende. Er is de vraag of het ingediende project strategisch is. Er wordt nagegaan of de investeringen of opleidingen betrekking hebben op een kantelmoment. Dat is heel belangrijk. Dat is ingevoerd om het wat te versterken. Met kantelmoment wordt een geheel van beslissingen begrepen waarvan de gevolgen moeilijk omkeerbaar zijn, die een verbetering op lange termijn nastreven en die een invloed hebben op de hele organisatie.
Vervolgens is er de vraag of het project voldoet aan de Europese principes van het stimulerend effect en de noodzaak van de steun. Voor investeringsprojecten moet de steun het lokalisatiegedrag van grote ondernemingen beïnvloeden. Wat de opleidingssteun betreft, moeten er meer en betere opleidingen worden aangeboden dan zonder die steun.
Dan is er de vraag of er bij de aanvraag een kwaliteitsvol ondernemingsplan of opleidingsplan is gevoegd, en ten slotte is er de vraag of de onderneming in orde is met de reglementering in verband met de benchmark- en auditconvenanten. De commissie strategische steun controleert ook de grootte van de onderneming en kijkt na of de activiteit van de onderneming voorkomt op de lijst met de NACE-codes (Nomenclature Générale des Activités Économiques dans les Communautés Européennes) die voor steun in aanmerking komen. Nadat de onderneming op de hoogte wordt gebracht van de ontvankelijkheid van de aanvraag, toetst het Agentschap Ondernemen de strategische waarde van de subsidieaanvragen aan een aantal beoordelingscriteria.
De heer Sabbe heeft mij gevraagd op basis van welke concrete criteria de administratie het strategische karakter van de projecten bepaalt. Welnu, het besluit van de Vlaamse Regering stelt dat er drie verschillende soorten beoordelingscriteria zijn die steunen op de drie pijlers van het maatschappelijk verantwoord ondernemen, de zogenaamde triple bottom line. Het gaat om bedrijfseconomische criteria die peilen naar de prestaties en de leefbaarheid van de onderneming, sociale criteria die nagaan of de onderneming haar sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid neemt en ecologische criteria die de inspanningen beoordelen die de onderneming levert om een milieuzorgsysteem uit te bouwen.
Mijnheer Sabbe, de criteria werden verder gedetailleerd beschreven in het ministerieel uitvoeringsbesluit dat vrij raadpleegbaar is op de website van het Agentschap Ondernemen. Ik had dat hier voor u nog eens allemaal opgelijst, maar ik veronderstel dat ik dit kan overslaan aangezien u allen de website grondig hebt behandeld. Er werd een puntensysteem ontwikkeld op basis van de bestaande regelgeving en het Agentschap Ondernemen neemt dat erg ter harte.
De evaluatie aan de hand van deze criteria levert een score op die het steunpercentage bepaalt. Dit percentage ligt voor de investeringssteun tussen 5 procent en 10 procent en voor de opleidingssteun tussen 20 procent en 25 procent. Als het Agentschap Ondernemen vaststelt dat er minstens 50 punten worden behaald, vraagt het advies aan de Inspectie van Financiën over de voorgestelde steun. Wanneer dit advies positief is, gaat het dossier naar de Vlaamse Regering voor de steuntoekenning. Wanneer het voorgestelde steunbedrag lager is dan 500.000 euro, heeft de Vlaamse Regering mij, als minister bevoegd voor economie, delegatie verleend. Deze delegatie werd ingegeven door overwegingen van administratieve vereenvoudiging. Ik onderstreep nogmaals dat hier een heel proces aan voorafgaat met een puntensysteem. De administratie bepaalt hoeveel punten met hoeveel steun overeenkomen.
Ik begrijp dat de heren Deckmyn en Watteeuw bedenkingen hebben bij deze delegatie. In de praktijk stel ik echter vast dat ten tijde van de economische expansiewetgeving de delegatieregels veel ruimer waren en dat de administratie een veel grotere beslissingsbevoegdheid had, ook al was het zo dat de toepassing van de regels veel meer interpretatie toeliet. Aangezien de politieke appreciatie in de huidige regelgeving onbestaande is, zou het dus integendeel logischer zijn om de delegatie aan de minister op te trekken. Ik meen echter niet dat het kalf daar gebonden ligt. Het gaat eerder over de vraag hoe we het kader na de evaluatie verder kunnen stroomlijnen dan over de vraag of de minister de delegatie heeft onder of boven 500.000 euro.
Ik kom tot de verdeling van de strategische steun over de economische sectoren. Elk van de vier vraagstellers heeft bedenkingen bij de toekenning van strategische investeringssteun aan ondernemingen uit de recreatieve sector, waarvan akte. (Opmerkingen van de heer Filip Watteeuw)
Mijnheer Watteeuw, als dat niet zo is, kunt u dit straks corrigeren.
De indeling van de bedrijfsactiviteiten in economische sectoren gebeurt traditioneel op basis van de Europese NACE-code van 2008. Een aantal sectoren zijn uitgesloten, omdat de Europese Commissie bijvoorbeeld geen steun toelaat, dat is het geval voor scheepsbouw, ijzer en staal, sommige synthetische vezels en zo meer. Andere sectoren staan niet op de Vlaamse NACE-codelijst omdat ze andere steunsystemen kunnen genieten, dat is het geval voor investeringen in de landbouwsector, de sociale sector en zo meer. Alle steunregimes binnen het economisch ondersteuningsbeleid waaronder de ecologiepremie, de kmo-portefeuille, de rentetoelage hinder openbare werken en dus ook de strategische steun, werken met dezelfde NACE-code.
De Vlaamse Regering handhaaft tot op heden in al haar economische steunsystemen het principe dat deze economische sectoren evenwaardig zijn. Een arbeidsplaats in de recreatieve sector heeft evenveel economische waarde als een arbeidsplaats in gelijk welke andere sector.
De activiteit van Sentower Park behoort tot de sectie R of Kunst, amusement en recreatie. De activiteiten van CF&O behoren tot de sectie U of Overige diensten. Er is vandaag geen mogelijkheid om ondersteuning te weigeren zonder afbreuk te doen aan de Vlaamse reglementering. Dat wil ik hier nogmaals onderstrepen. U gaat er dus van uit dat ik ongeacht de bestaande regelgeving, waar u trouwens al heel wat jaren kennis van hebt, dossiers zou weigeren. U vraagt me dus eigenlijk om de dossiers over de sauna en de manege te weigeren, terwijl ze nochtans voldoende punten krijgen. Ik zou volgens u moeten zeggen: Sorry, ik doe dat niet. Dat is de rode draad in al uw vragen.
De dossiers van de startende kmos Sentower Park en CF&O komen dus voor steun in aanmerking omdat hun activiteiten op de NACE-lijst van betoelaagbare activiteiten staan, omdat de investeringsprojecten passen binnen de Europese reglementering en omdat de investeringen voldoen aan de voorwaarden om in het SIOS-systeem als strategische projecten aanzien te worden.
Alle leden van de Vlaamse Regering hebben dit beslist op 19 september. Om alle onduidelijkheid naar aanleiding van de krantenartikels uit de wereld te helpen, heb ik op 23 september nog eens uitdrukkelijk gevraagd om de notulen goed te keuren en dat is eensgezind, en bijna met handgeklap, gebeurd. Ik betreur natuurlijk de anonieme toestanden, maar dat is een andere discussie en ik zal u niet aanzetten tot het stellen van verdere vragen hierover.
De vraag naar welke sectoren steun zouden verdienen en welke niet of minder, speelt al lang. Het is een discussie die niet nieuw is. Zo was de steunverlening aan grote ondernemingen uit de handel, bij het ontstaan van de economische expansie uitgesloten. Ze werden later toegevoegd als aanvaardbare sector. Zo waren de vrije beroepen in de oude expansiewetgeving uitgesloten, ze werden er met het decreet van 31 januari 2003 aan toegevoegd. Ook andere sectoren waren soms het voorwerp van discussie zoals de tabakssector om gezondheidsredenen, of de industrie die producten levert die tevens in de defensiesector kunnen worden gebruikt.
Sommige reacties naar aanleiding van de steunverlening aan de twee dossiers geven aan dat dergelijke bedrijven of activiteiten geen steun zouden verdienen. Dat werd hier nog eens onderstreept via de vraag waarom we er steun aan geven. Op welke argumenten dergelijke reacties dan wel gestoeld zijn, is mij niet duidelijk. Ik heb het voorbeeld al gegeven van de gamingindustrie. Vroeger hoorde die sector thuis in de recreatieve sector of branche, maar nu is gebleken dat dit een vrij kortzichtige houding was. Nu kan er zelfs een masterdiploma over worden gehaald, als ik me niet vergis aan de universiteit van Dublin of aan die van Utrecht. De gamingindustrie is echt booming en nu zegt iedereen dat we die moeten ondersteunen. In Kortrijk, maar ook in Genk, is men daar heel sterk mee bezig. Ik betwijfel of u vindt dat we ook hiervoor niets mogen doen.
Ook op Europees niveau is er een pendelbeweging. Waar het tot voor kort not done was om te spreken over een sectoraal beleid, zien we in recente evoluties toch weer andere tendensen opduiken. Bij schaarste aan middelen zijn er mogelijke argumenten om de middelen te focussen op bepaalde sectoren. Indien dit gebeurt, dient dit te gebeuren op een onderbouwde manier en met objectieve criteria. Het is dus niet zo dat een minister kan tegenhouden wat hem niet aanstaat of als hij vreest kritiek te zullen krijgen.
Mevrouw Peeters, misschien heb ik u niet goed begrepen, maar ik meen dat u stelde dat we elk dossier moeten voorleggen aan VESOC. Als ik dat goed heb begrepen, zou ik bij elk dossier aan de sociale partners, de werkgevers en de vakbonden moeten vragen of ik steun kan geven. Zij zouden daar dan op basis van hun inzichten uitsluitsel over kunnen geven. Dat lijkt me niet echt een goed voorstel te zijn, maar misschien heb ik u verkeerd begrepen.
Ik kom tot de evaluatie van het SIOS-systeem wat betreft de economische return en de geplande aanpassing aan het Nieuw Industrieel Beleid. Ik vind dit eerlijk gezegd het meest interessante element uit deze vraag om in deze commissie over te discussiëren. Op de rest van de vragen heb ik naar mijn mening afdoende geantwoord. (Gelach)
De regel schrijft voor dat elke overheidsmaatregel als het kan om de drie jaar het voorwerp uitmaakt van een evaluatie. Aangezien de SIOS-maatregel pas in werking trad begin 2008, was in een evaluatie voorzien in de loop van 2011. Echter in uitvoering van het werkgelegenheids- en investeringsplan, afgesloten in VESOC, werd door het Agentschap Ondernemen versneld een tussentijdse evaluatie doorgevoerd in de loop van 2010. Deze evaluatie heeft geresulteerd in de bijsturing van 17 december 2010.
Er weze opgemerkt dat deze evaluatie geen effectiviteitsevaluatie was, want ter bestrijding van de financieel-economische crisis keurde de Vlaamse Regering een versoepeling van de regelgeving goed waarbij ondernemingen hun investering konden uitsmeren over een periode van vijf jaar.
Op het ogenblik dat de interne evaluatie startte, was er nog geen enkel investeringsproject afgerond zodat een effectiviteitsstudie, in termen van tewerkstelling of andere maatstaven, zoals de heer Sabbe vraagt, simpelweg onmogelijk was. Meer nog, van de 135 besliste dossiers was voor de zomer slechts 1 dossier volledig afgewerkt, terwijl 28 dossiers al 2 schijven uitbetaald kregen. Het toont aan dat zelfs de aangekondigde evaluatie creatief zal moeten zijn om de effectiviteit van de maatregel in al zijn aspecten te kunnen onderzoeken. We moeten natuurlijk evalueren, maar we moeten ook de tijd krijgen om voldoende massa te verzamelen om te kunnen evalueren.
Er was een eerste evaluatie. Op 23 juli 2010 besliste de Vlaamse Regering principieel om het SIOS-systeem dat operationeel was sinds het jaar 2008, te actualiseren na twee jaar dus. Na een interne evaluatie van het systeem keurde de Vlaamse Regering, na positief advies van de SERV, de Raad van State en de Inspectie van Financiën, een aantal aanpassingen goed. Enerzijds werd SIOS dichter aangesloten bij de Europese beoordelingsregels van investerings- en opleidingssteun. Zo werden de principes van het stimulerend effect en de noodzaak van de steun ingebouwd, werden ook de instapdrempels voor opleidingssteun verlaagd van 450.000 euro tot 250.000 euro voor kleine ondernemingen en tot 300.000 euro voor middelgrote en grote ondernemingen en ten slotte werden de ontvankelijkheidscriteria en de criteria voor de beoordeling van de steunaanvragen geactualiseerd zodat ze beter aansloten bij de gewijzigde financieel-economische toestand en de praktijk in ondernemingen zoals op het vlak van klimaatbeleid en innovatie.
Het gewicht van de creatie van tewerkstelling nam toe en er werd een tewerkstellingsvoorwaarde ingebouwd via het principe van de proratering van de steun. Het principe van de beoordeling van de dossiers op basis van economische, ecologische en sociale criteria bleef gehandhaafd. De Vlaamse Regering wenste hiermee het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen via het principe van de triple bottomline te ondersteunen.
De invoering van de principes van stimulerend effect en noodzaak van de steun, waardoor een belangrijk gedeelte van de opleidingen niet meer voor steun in aanmerking komt, deed zich onmiddellijk voelen in de aard van de aanvragen.
U stelde hier een aantal vragen over, mijnheer Deckmyn. Ik kan bevestigen dat de trend die in 2010 werd vastgesteld, namelijk een sterke relatieve stijging van het aantal steunaanvragen voor opleidingsdossiers, sinds januari 2011 is omgebogen. Van de 26 dossiers die dit jaar werden ingediend, zijn er 14 steunaanvragen voor omvangrijke investeringen. Wellicht speelt ook de betere economische toestand hierbij een belangrijke rol; dergelijke aanvragen waren er in 2008 en 2009 immers bijna niet.
Er komt ook een tweede evaluatie. Zoals al aangekondigd in mijn antwoord op een vraag van mevrouw Turan voor het zomerreces, wordt SIOS binnenkort een tweede maal geëvalueerd. Er werd beslist om de evaluatie aan een extern onderzoeksbureau toe te vertrouwen. Dit gebeurde via e-tendering op 16 juni 2011. Van de ontvangen kandidaturen werd, na gunstig advies van de Inspectie van Financiën, Idea Consult geselecteerd, en dat is ondertussen van wal gestoken. De evaluatie heeft een dubbel voorwerp. Enerzijds zal gepeild worden naar de effectiviteit van de steun. Anderzijds zal het strategisch karakter van de steun onderzocht worden. Het is menig parlementslid misschien ontgaan dat mevrouw Turan deze vraag heeft gesteld, dat we hiermee bezig zijn en dat de evaluatie volop aan de gang is.
Ik kom tot de evaluatie van de effectiviteit van de steun. Als u het daarmee eens bent, voorzitter, laat ik u daar een volledige toelichting van bezorgen. Het kantelmoment ter beoordeling van het strategisch karakter is een heel belangrijk element in het toekennen van de steun.
Ik kom tot de conclusie. De twee dossiers werden heel zorgvuldig bekeken door de administratie op basis van de regelgeving die nog strenger geworden is. De twee bedrijven hebben die toets doorstaan via het puntensysteem. De Inspectie van Financiën heeft dit dossier bekeken en heeft er ook positief advies over gegeven, inclusief een verwijzing naar de zorg voor het extern financieren. In de voorwaarde is duidelijk opgenomen dat de schijven maar worden uitbetaald in de mate dat alles wordt gerealiseerd. Als dat niet het geval is, dan is het gedaan.
Ik ga ervan uit dat na deze toelichting iedereen ervan overtuigd is dat het met die zorgvuldige voorbereiding en adviezen niet aan een minister is om te zeggen: Dat doen we niet. Ik heb er persoonlijk een probleem mee dat ik niet zou mogen toestaan dat saunas en maneges die middelen krijgen. Het gaat trouwens om veel meer dan een sauna en een manege, want er wordt 15 miljoen euro geïnvesteerd. Mensen die de stap naar het ondernemerschap hebben gezet, weten hoe moeilijk het is om zulke bedragen bij elkaar te krijgen en ook hoe zwaar een hypotheek dan weegt.
Bovendien heb ik hier al aangekondigd dat de strategische steun moet worden geëvalueerd en dat we in de richting gaan van het nog selectiever maken ervan. Ik heb ook al verteld dat de evaluatie loopt. Ik heb dit toegelicht en op vraag van mevrouw Turan nog versneld. We moeten er zo snel mogelijk de resultaten van hebben en dan een aantal bijkomende aanpassingen doen.
Voorzitter, ik hoop dat met deze toelichting een aantal vragen afdoende werden beantwoord en dat ik met deze commissie verder kan discussiëren over de vraag hoe we de verstrenging zullen doorvoeren op basis van de evaluatie. Ik ga er ook van uit dat deze commissie met veel respect kijkt naar mensen die de stap naar het ondernemerschap zetten en daarvoor zware financiële engagementen aangaan. Ik heb respect voor al die ondernemers, mijnheer Sabbe, ongeacht of ze in de distributie zitten of in de gamingsector, in de wellness of in de recreatieve sector. Ik maak geen onderscheid en als de wetgeving en het kader dat niet toelaten, mijnheer Deckmyn, is het ook niet wijs om daar op een negatieve manier over te spreken.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Voorzitter, minister-president, de opschudding over deze dossiers is misschien vervelend en volgens sommigen misschien onterecht, maar hoeft voor mij niet nutteloos te zijn. Ik heb deze vraag niet geagendeerd om mee te stappen in de schandaalsfeer errond, maar wel omdat ze een aanleiding kan zijn om te bekijken of we selectief genoeg zijn in onze strategische investeringssteun, of we de juiste criteria hanteren, of we ons voldoende afvragen welke sectoren we moeten ondersteunen en welke niet. Eigenlijk zou dit gewoon een aanleiding moeten zijn om het systeem eventueel bijkomend te verbeteren naast wat er uit de evaluatie komt. We moeten dat niet doen om schandaaltjes aan te wakkeren.
Natuurlijk is het wel zo dat u een probleem hebt met uw regering. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
Minister-president, dat het probleem is opgelost, is altijd uw reactie, maar er duikt ook steeds een nieuw op. (Gelach)
U hebt gelijk dat dit werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering en dat die goedkeuring werd bevestigd via het goedkeuren van de notulen. Dat betekent wat mij betreft dat alle ministers mee verantwoordelijk zijn en dat alle fracties van de meerderheid achter de beslissing zouden moeten staan. Als een minister dan vindt dat hij hiermee naar buiten moet treden, dan hebt u toch wel een probleem. Het is een ander probleem dan dat van de strategische investeringssteun, maar u hebt wel een probleem.
Weet u ondertussen al wie het is?
Minister-president Kris Peeters : De zaak is opgelost, mijnheer Watteeuw. Vanuit de oppositie is dit misschien een interessant punt, maar het is een ander punt dan de strategische investeringssteun.
De heer Filip Watteeuw : Toch niet helemaal, want als een minister van uw regering zegt dat de delegatie de bollenwinkel is van Kris Peeters, dan gaat dat ook over dit systeem. Dat gaat voor een deel over de sfeer in de Vlaamse Regering. We weten al hoe die sfeer is. Maar het gaat ook over het systeem. Iemand stelt heel het systeem in vraag. U zegt dat het intussen opgelost is, maar blijkbaar is die minister bang van u en durft die er niet voor uitkomen.
Dat probleem moet u maar oplossen. We weten dat we over enkele weken al een ander schandaal krijgen. We worden op onze wenken bediend door uw regering, dus zullen we het daar niet verder over hebben.
Moet het enkel naar bepaalde sectoren gaan? Ik denk dat u gelijk hebt: dat is niet zo. Er gaat steun naar een wellnesscentrum, er wordt voldaan aan de criteria en er is tewerkstelling, dat kan natuurlijk wel, zeker als je weet dat de regio Zuid-Oost-Vlaanderen zich uitstekend leent voor zachte recreatie. Dan kan dat absoluut wel. Ik wil geen exclusieven maken. Ik vind dat uw redenering klopt. Natuurlijk moet het dossier op zich wel sterk genoeg zijn. Naar aanleiding van de opschudding moet de vraag zijn: moeten we niet meer voorwaarden stellen, bijvoorbeeld ten aanzien van de financiering? Als de Inspectie van Financiën zegt dat iets risicovol is, dan is dat een duidelijke uitspraak. Men geeft een positief advies, dat is juist, u hebt een punt, maar men wijst wel op het risico dat men neemt.
We zien dat opleiding zeer belangrijk is in heel dat systeem. Maar als ik dan in het dossier zie dat de inspanning die men wil doen in opleiding wordt geschat op 1,2 procent van de loonmassa, is dat niet zo uitzonderlijk. Dat is eigenlijk maar zeer middelmatig. Misschien moeten we naar aanleiding van deze dossiers ons afvragen of die 1,2 procent wel voldoende is en of een kwantitatief criterium op dat vlak wel voldoende is. Het is gemakkelijk om 1,2 procent van de loonmassa te gebruiken voor opleiding, maar de vraag is of dat dan goede opleidingen zijn, die toekomstgericht zijn en waarbij opleiding bijna een systeem is binnen de organisatie. Je kunt zeer gemakkelijk externe opleiding kopen en daar 1,2 procent van de loonmassa aan besteden, maar dat uiteindelijk slechts een kortstondig effect heeft. Daar moeten de vragen over gaan.
Minister-president, ik denk dat vooral het punt van de selectiviteit niet alleen naar de industrie maar ook naar de andere sectoren verder moet worden uitgewerkt. Ik hoop dat de evaluatie meer materiaal biedt. Ik hoop dat we dat hier zullen bespreken en bereid zullen zijn om het systeem aan te passen.
Minister-president Kris Peeters : Ik heb het al aangepast.
De heer Filip Watteeuw : Ik hoop dat u de openheid hebt om de evaluatie hier te bespreken, de suggesties die uit de commissie komen, mee te nemen en het systeem eventueel aan te passen.
De voorzitter : De heer Deckmyn heeft het woord.
De heer Johan Deckmyn : Voorzitter, ik wil vooreerst de minister-president geruststellen. Ik heb zeker respect voor mensen die de stap naar het ondernemerschap zetten. Ik ben zelf ondernemer, dus ik weet genoeg dat daar soms heel veel inspanningen voor nodig zijn, zeker in het financieel kader van dit land.
Minister-president, ik wil beklemtonen dat, zoals de vorige spreker heeft gezegd, u wel degelijk een probleem hebt in uw ministerraad. Ik wil beklemtonen dat uw collega-ministers daar kritische bedenkingen bij hebben gemaakt. Het is opvallend hoe vaak u daarnet al hebt gezegd dat het probleem opgelost is. Voor mij klinkt dat alsof u de vlucht vooruit kiest, dat u er niet meer van wilt horen en dat het probleem is opgelost. Voor mij is het probleem niet opgelost. Er zijn collega-ministers die daar serieuze bedenkingen bij hebben.
U zegt dat het een heel transparant systeem is, maar blijkbaar is het niet transparant genoeg voor uw eigen ministerraad, dat hebben we kunnen vernemen uit de kranten. U hebt het puntensysteem uitgelegd om tot een beslissing te komen, maar toch blijft de vraag een beetje hangen hoe het afwegen van het project gebeurt zodat de subsidies er wel of niet komen, al was het misschien maar omdat niet iedereen gebruik kan maken van die mogelijkheden. Misschien weten ze het niet allemaal.
Een van de belangrijke vragen, die trouwens al is gesteld, is of we wel selectief genoeg zijn. De vraag die ik me stel, is wanneer een project al dan niet in aanmerking komt. Kan men een project indienen? Ik wil in verband met het selecteren van dergelijke projecten verwijzen naar een opmerking die stond in de vraag van de heer Van Malderen, die er jammer genoeg niet is. Ik wil dit zinnetje uit zijn vraag zeker citeren: In meer abstracte zin kan de vraag worden gesteld of strategische steun slaat op strategisch voor Vlaanderen en zijn economie, of voor het project zelf. Ik vind dat een zeer goede bedenking die in deze context zeer pertinent is.
Ik wil niets insinueren, maar ik wil onmiddellijk aangeven dat dat vragen kan doen rijzen over eventueel lobbywerk bij het subsidiëren van een project. Soms is dat inherent aan subsidiepolitiek. Ik begrijp dat er een kader is voor de administratie om tot een beslissing te komen, maar ik herhaal dat zelfs uw eigen collegas hier vragen over stellen. Minister-president, ook zij hebben de mogelijkheid gehad om het jaarverslag te lezen, hoor. U hebt daarnet gezegd dat wij de mogelijkheid hebben om het jaarverslag te lezen en dat het allemaal heel transparant is, maar uw eigen collega-ministers hebben dat blijkbaar ook niet gedaan.
Minister-president, u stelt terecht dat u graag met fiscale middelen wilt werken en niet met subsidies, maar dat u helaas moet roeien met de riemen die u hebt. Maar u hebt ze niet. U hoopt dat er iets van komt, en wij hopen dat samen met u, al heel lang. Ik dacht echter dat u invloed kon uitoefenen op die belangrijke onderhandelingen inzake de staatshervorming. Laat dus de hoop aan mij en laat de daadkracht bij u aangezien u mee wilt doen aan het beleid. U moet niet hopen, minister-president, u moet een beslissing vanuit deze deelstaat afdwingen. U bent degene die al jarenlang met uw partij aan de macht bent. U bent degene die dergelijke beslissingen kunt afdwingen, en zeker bij een belangrijke staatshervorming zoals men nu denkt te realiseren. Ik kan alleen maar vaststellen dat na een 500-tal dagen onderhandelen over de staatshervorming we helaas ook hier niet zullen kunnen beschikken over meer fiscale middelen. Daar draagt u een verantwoordelijkheid in. U moet niet hopen, maar u moet de zaken afdwingen. Om u hierbij te helpen, kondig ik alvast een motie aan.
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Minister-president, ik wilde mij eerst richten tot de heer Bothuyne, maar hij is duidelijk niet bij de les, hij is zelfs niet meer in de les. Daarom vraag ik aan mevrouw Fournier en de fractiemedewerker van CD&V om wat ik hier zeg, in even veel woorden over te brengen. Hij is niet bij de les en dat komt misschien omdat hij met een overheidsbedrijf naar hier is gespoord en daardoor vertraging had.
Eerst en vooral: hij dwaalt over de naam van onze partij. Al bijna sinds een jaar is dat LDD. Ik dacht ook dat het niet meer CVP is, maar CD&V. Ik zeg ook niet CVP, ik zeg CD&V. Dat is zijn eerste dwaling. Nochtans heeft hij uiterlijk geen sporen van dementie, maar hij moet toch voorzichtig zijn in wat hij doet.
Ten tweede heeft hij een acuut geheugenverlies. In het Saabdossier heb ik gezegd de minister-president is daarvan getuige dat de minister-president heeft gewacht om zo veel mogelijk brugpensioen te maximaliseren en de vakbonden hun spel te laten spelen in plaats van, toen GM op de knieën zat, in onderhandeling te gaan met de Chinezen en Geely om de zaak te verkopen. Toen had GM immers het geld broodnodig. Dat heb ik gezegd. Maar ook die dwaling zal ik hem vergeven door zijn niet bij de les zijn, misschien ten gevolge van de NMBS.
Ten derde is Samson volgens mij geen paard, ook geen paard in de sauna, Samson is een hond, althans voor zover mijn kennis van Samson reikt. Bij mijn weten heeft dat bedrijf het niet gemaakt met subsidies. Mocht het dat al gedaan hebben, dan zal het zeker geen doorslaggevende rol hebben gespeeld bij het succes van deze firma.
Minister-president, ik wil naar de bredere context gaan. U zegt dat u de tools niet in handen hebt. Ik wil daar het volgende over zeggen. In eerste instantie is het normaal dat een bedrijf wanneer het start, een lening aangaat, naast de eigen middelen. Daarvoor bestaan banken, daarvoor bestaan risicokapitaalverschaffers. PMV is er één dat is gegroeid vanuit de overheid, maar er zijn er andere die volledig privaat zijn, die met de zogenaamde mezzaninefinanciering, u zeker bekend, geld ter beschikking stellen. Uiteindelijk kan elke kmo terecht bij private ondernemingen, naast de banken die aan financiering doen.
U zegt dat u niet eerder kunt evalueren dan op het einde. Neen, u kunt wel een tussentijdse evaluatie maken. Dat doen banken trouwens ook. Ze vragen, wanneer ze een krediet verstrekken, tussentijdse resultaten om te zien of het de goede richting uitgaat of niet en of men corrigerend maatregelen moet nemen.
Iets doet me wel plezier, minister-president. Ik wist dat u genetisch een verstandig man was. U weet waarom ik dat zeg, dat heeft bij u een andere connotatie dan bij de andere collegas. Ik verheug me dat u zegt dat subsidies second best zijn. U hebt in zoveel woorden gezegd dat u voor defiscalisering bent. Ik zal u regelmatig wijzen op wat u zegt. Ik ben zeer bezorgd, samen met de heer Deckmyn, over wat vandaag op tafel ligt bij de federale regeringsonderhandelingen. We zijn ontgoocheld dat we in het arbeidsbeleid verder mogen blijven morrelen in de marge en dat de werkloosheidsuitkeringen federaal blijven. Dat is al beslist, dat staat als een paal boven water. Wat betreft de fiscale tools die naar Vlaanderen komen, spreekt men, als ik goed ben geïnformeerd, over maximum 1000 euro. Op wat slaat die 1000 euro? Ik ben zeer bevreesd dat het eens te meer een maat voor niets zal zijn en dat die vette vis waar iedereen het over heeft, waarschijnlijk weer een paar borrelnootjes zullen zijn, zoals de hervorming van Brussel waarbij de straatvegers nu beter met elkaar overleg zullen plegen. Het is grappig, maar ironisch. Het is allemaal zeer waar en zeer spijtig.
U zegt: we zullen evalueren. De maatregelen voor kansengroepen, de mix van kansarmen en allochtonen, zijn een middelenverbintenis, geen resultaatverbintenis.
Ik wil even terug naar een aantal dossiers. We moeten dat in een bredere context zien. Ik wil eens te meer een pleidooi houden om te stoppen met die subsidiehandel. Wees creatief. U spreekt over Dexia. Laat ons eerlijk zijn: Dexia moet vandaag worden opgekuist door de shit die de politiek er zelf van heeft gemaakt. De vakbond, het ACV met name, heeft samen met de gemeenten 28 procent van de aandelen van Dexia in handen. Wat hebben ze ervan gebakken? Niets! Dat is de realiteit. Het is verkeerd dat de overheid of paraoverheid tussenkomt, laat het de privésector doen. Als ze zich dan verbranden, moeten zij op de blaren zitten. (Opmerkingen van mevrouw Güler Turan)
Ik ga nog verder, mevrouw Turan. Gelukkig bent u even gespaard, want het gaat nog altijd over CD&V. Ik verwijs naar het dossier-Schouppe. Dat is een bewijs van hoe het kan mislopen met subsidies. 1,3 miljard euro heeft die man gepompt in ABX. Hij heeft vrienden van mij, collegas van mij en ondernemers het bloed onder de nagels vandaan gehaald met de concurrentie die ABX heeft aangedaan aan alle vrachtwagentransportbedrijven in dit land! Allemaal: Essers, Dematra, Vuylsteke enzovoort. Uiteindelijk is die 1,3 miljard euro subsidie achteraf verkocht moeten worden voor 80 miljoen euro. Dan heeft een privémaatschappij op die subsidie winst gemaakt en de zaak verkocht voor 600 miljoen euro. Dat is een bewijs dat het scheefloopt met subsidiëring.
Daarom pleit ik eens te meer voor creativiteit. Ik dacht, toen de heer De Wever zei dat we buiten de lijntjes zouden kleuren, dat we hier ook buiten de lijntjes zouden kleuren. We blijven niet alleen binnen de lijntjes, we zitten nog maar in de kern van de lijntjes, er is zelfs nog geen lijntje aangeraakt. We moeten duidelijk buiten de lijntjes kleuren, zeker in dit beleid. De voorbeelden die ik geef, kunt u nagaan. Ze zijn allemaal gebaseerd op facts and figures, en komen niet uit de losse pols.
Ik kondig een motie aan. Ik zal teruggrijpen naar de voorstellen die ik heb gedaan in mijn resolutie inzake uw groen- en witboek. Die voorstellen zullen opnieuw ter tafel komen. Het zijn voorstellen die geen geld kosten en kunnen helpen om het ondernemen hier te stimuleren.
De voorzitter : Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Güler Turan : Het is niet aan mij om wie dan ook te verdedigen. Mijnheer Sabbe, ik ben het grotendeels met u eens dat wat vandaag bij Dexia gebeurt en wat vandaag niet op tafel ligt, gewoon onaanvaardbaar is en dat er moet worden opgetreden. U hebt een blind vertrouwen in de vrije markt en het kapitalisme. We hebben in het verleden gezien dat die bankiers ons ook genoeg hebben gekost. Daar zat de overheid voor niets tussen, maar de belastingbetaler is wel moeten inspringen om ze te redden.
De heer Ivan Sabbe : Door een gebrek aan een regulerend kader.
Mevrouw Güler Turan : Uw blind vertrouwen in de vrije markt moet ik toch onderuit halen.
Minister-president, wat betreft uw strategische investeringssteun, hebt u er al voldoende naar verwezen dat er een evaluatie komt. Het is me niet ontgaan dat er een tussentijdse evaluatie en een aanpassing is gekomen van de administratie. Ik kan alleen maar toejuichen dat vandaag een extern bureau is aangesteld. Mijnheer Deckmyn, u hebt de vraag gesteld, die ook mijn collega heeft gesteld: wat is strategisch? Blijkbaar is het terecht dat dat nu eens wordt bekeken.
U zegt dat er wordt gepeild naar de effectiviteit en het strategisch karakter. Minister-president, misschien moet u ons alleen kort zeggen tegen wanneer we de eindevaluatie mogen verwachten. Dan kunnen we dat in alle openheid in deze commissie bespreken, als dat kan.
Mevrouw Patricia Ceysens : Ik sluit me alleen aan bij de conclusie dat we in verband met subsidies, overheid en economie, altijd moeilijke debatten zullen hebben. Daar is geen goede kant aan. De vraag blijft naar de andere instrumenten. Ik heb ze nooit gevonden, anders hadden we de convertering al lang kunnen doen. De fiscaliteit blijft natuurlijk de weg die we moeten gaan, maar zolang we dat niet kunnen, zijn we gedoemd om met second best te werken. Ik vrees dat dat bij momenten altijd oprispingen zal geven omdat subsidies, overheid en economie een moeilijke cocktail is en dat zal altijd zo blijven.
Het klopt dat er wenkbrauwen omhoog gingen bij de concrete verhalen van de sauna en de paardenmanege. Ik zal blij zijn dat het 2013 is, want dan is het tien jaar geleden dat ik ooit geprobeerd hebt om in Vlaanderen wat andere sectoren naar voren te schuiven, zoals gaming en alles wat creativiteit is. Nu wordt Studio 100 genoemd, maar toen werd dat bijna verketterd. Je zou maar durven naar sectoren te gaan die in de creativiteit actief zijn. Het is nu eenmaal het lot van degene die het beleid moet maken, dat hij daarin soms wat voorop moet lopen, maar dat dat niet altijd in dank wordt afgenomen.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, collegas, het is een interessante discussie. Ik begrijp dat deze commissie concreet ten aanzien van de twee dossiers geen fundamenteel of zelfs geen probleem maakt op basis van het huidig kader. Er is wel verwezen naar de anonieme minister. Ik kan alleen maar zeggen dat op de ministerraad die daarop volgde, dit nog eens is voorgelegd en iedereen dat toen zonder de wenkbrauwen te fronsen heeft goedgekeurd.
Ik ontken niets, ook niet de vlucht vooruit, maar bij dezen is dat wat mij betreft opgelost. Ik hoop niet dat u gelijk hebt, mijnheer Watteeuw, dat we nog dergelijke incidenten in de toekomst zullen hebben.
De zorgvuldigheid in deze zaak is belangrijk. Ik wil hier de administratie zwaar verdedigen, en ook de Inspectie van Financiën. Mijnheer Deckmyn, insinuaties in de ene of andere richting wat betreft lobbyen, zijn wat mij betreft volstrekt onjuist. Dat insinueren, is zeer ten onrechte en dus niet ter zake.
Iedereen kijkt uit naar de evaluatie. Mevrouw Turan, die moet binnen de zes maanden rond zijn. Ik ga ervan uit dat we in het voorjaar van 2012 een heel interessant en belangrijk debat kunnen voeren over hoe we het strategische verder bekijken. Mijnheer Deckmyn, het strategische wordt nu op ondernemingsniveau bekeken. Daarom het kantelmoment. De vraag stelt zich of we dat op een andere manier kunnen doen en of we het witboek Industrie, Vlaanderen in Actie en dergelijke daarop kunnen stroomlijnen. Ik heb u verteld dat er telkens sectoren zijn bijgekomen. Vanaf het moment dat we ons meer focussen op bepaalde sectoren, heb ik gezegd dat ik zeer goed zou opvolgen of er nadien geen vragen worden gesteld waarom een bepaalde sector niet meer in aanmerking komt, hoewel een bepaald bedrijf toch een belangrijke investering doet en dat bedrijf dan ook de nodige steun moet krijgen.
Er is de algemene discussie over subsidies. Ik denk dat ik niet alleen genetisch verstandig ben. Werken met subsidies is de second best solution. Ten aanzien van startende bedrijven en O&O kan het subsidie-instrument nog altijd een belangrijk instrument blijven. Het fiscale biedt heel wat voordelen en dat kan efficiënter zijn, want er moeten dan geen ambtenaren bezig zijn met die dossiers voor te bereiden, te beoordelen en op te volgen. Ik heb begrepen dat er in deze commissie grote eensgezindheid over bestaat en dat iedereen er absoluut alles aan zal doen dat dat zo snel mogelijk onze bevoegdheid wordt. Ik wil jullie daar nu al op voorhand voor danken.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door de heer Deckmyn en door de heer Sabbe werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.