Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 04/10/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Els Robeyns tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, en tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de financiële situatie van de Vlaamse gemeenten
- 2623 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Jan Verfaillie tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de financiële toestand van lokale besturen
- 2625 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Joris Van Hauthem tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de pensioenen voor de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten
- 2868 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Jan Verfaillie tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de alarmerende toestand van de gemeentefinanciën
- 81 (2011-2012)
De voorzitter : Het antwoord wordt gegeven door minister Bourgeois.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Mevrouw Els Robeyns : De financiële situatie van de gemeenten werd hier in het begin van het jaar nog besproken, en is in de afgelopen maanden jammer genoeg niet verbeterd maar verslechterd. Net als u ontvangen wij het ene negatieve bericht na het andere. Vlak voor het zomerreces kwam Dexia opnieuw met verontrustende cijfers naar aanleiding van zijn doorlichting van de gemeentelijke financiën. Die cijfers vormden toen aanleiding voor deze vraag.
Maar liefst zeven op de tien Vlaamse gemeenten zullen dit jaar naar verwachting hun rekeningen in het rood afsluiten. Ze gaven meer geld uit dan er binnenkomt, waardoor hun financiële tekorten vervijfvoudigden naar bijna 300 miljoen euro. Dexia concludeerde dat het onzekere economische klimaat alsmaar meer weegt op de financiën van de lokale besturen en hun mogelijkheden tot investeren. 70 procent van de Vlaamse gemeenten verwacht dit jaar een begrotingstekort. In 2010 was dat nog 59 procent. De tekorten lopen bovendien fors op van 62,9 naar 289,2 miljoen euro. Vergeleken met het Waalse tekort van 14 en het Brusselse van 2 miljoen euro, lijkt het grote Vlaamse tekort ronduit alarmerend.
Voorlopig is de situatie voor de meeste Vlaamse steden nog onder controle, dankzij hun spaarpot uit het verleden. Maar de toekomst oogt alleszins niet rooskleurig. Bovendien houden deze cijfers nog geen rekening met de moeilijkheden bij de Gemeentelijke Holding, die dit jaar geen dividend zal uitkeren aan de gemeenten. Ook de hogere eisen van de banken bij het toekennen van kredieten en hogere rente op leningen, zal de komende jaren zwaarder gaan doorwegen. Tot slot vormt ook de vergrijzing, in het bijzonder de pensioenuitgaven van de ambtenaren, een gigantische financiële uitdaging voor de lokale besturen.
Minister, dat waren de cijfers van Dexia van eind juni. Intussen heeft de VVSG vorige week voor de tweede keer denk ik ook aan de alarmbel getrokken. De boodschap is uiteraard dezelfde: de financiële situatie van de lokale besturen gaat alsmaar sneller en drastisch achteruit. De toestand wordt stilaan onhoudbaar. De redenen voor de achteruitgang die worden aangehaald, zijn ook steeds dezelfde en zijn niet nieuw. De cijfers die vorige week werden aangehaald, kwamen hard aan. Ik zal er enkele aanhalen. De financiering van de pensioenen kost meer dan 70 miljoen euro. Een daling van de dividenden uit de energiesector is goed voor een jaarlijkse vermindering van tientallen miljoenen euro. Dividenden uit de financiële holding waren tot voor de crisis nog goed voor 100 miljoen euro. De verkorting van de leningsduur en de toenemende kosten van de OCMWs, de politiezones, de brandweer, de waterzuivering en ga zo maar door, wegen zwaar.
De collegas zullen dit rijtje nog wel aanvullen. De ernst van de situatie is alleszins duidelijk. De nieuwe gemeentelijke beleidsperiode van 2013 zit eraan te komen en kondigt zich moeilijk aan en dat is dan nog een eufemisme.
Minister, ik moet mijn vraag van begin dit jaar herhalen. Plant u bijkomende financiële of andere initiatieven om de lokale besturen te ondersteunen?
Een tweede vraag is aan de minister-president gericht, mijn vraag om uitleg trouwens ook. Wat is de stand van zaken van de realisatie van het Plattelandsfonds? Het is misschien maar een druppel op een hete plaat, maar het zou zeker voor de kleine gemeenten extra ondersteuning kunnen bieden.
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Voorzitter, minister, ik zal het niet hebben over het Plattelandsfonds, het is een initiatief van minister-president Peeters. Hij heeft daar al meerdere malen uitleg over gegeven in de commissie. Het fonds zal in 2012 effectief van start gaan. Dat is misschien al een gedeeltelijk antwoord op uw vraag, mevrouw Robeyns. Minister Bourgeois heeft niet direct iets te maken met het Plattelandsfonds.
Minister, we zitten hier voor de zoveelste keer samen. De financiële toestand van de gemeenten baart niet alleen ons, maar ook u zorgen. De VVSG heeft twee weken geleden uitvoerig aan de alarmbel getrokken. U hebt hun bezorgdheid onderschreven, maar de gemeenten moeten niet bij u komen voor extra middelen, want u hebt er ook geen. Zo hebt u uitdrukkelijk gesteld. Ik ga daar geen grote verklaringen over afleggen. U hebt gesproken voor uw beleidsdomein en middelen.
Niemand kan ontkennen, minister, dat niemand in dit land meer geconfronteerd wordt met beslissingen van hogere overheden dan die lokale besturen. We worden soms in ons hemd gezet. Ik geef een voorbeeld. Het is een delicaat onderwerp, namelijk de kapitaalsverhoging die is doorgevoerd door de Gemeentelijke Holding. U hebt die verhoging misschien niet gepromoot, maar toch... (Opmerkingen van minister Geert Bourgeois)
U antwoordde op parlementaire vragen in deze commissie dat de financiële positie van de Gemeentelijke Holding was wat ze was, en om die positie enigszins te redden hadden de aandeelhouders weinig andere keuze dan in de kapitaalsverhoging in te stappen. Los van de actualiteit van gisteren en van vandaag de gemeenten gingen een dividend krijgen van 8 of 13 procent , zullen onze dividenden waarschijnlijk voor de rest van ons leven weg zijn. Het voortbestaan van de Gemeentelijke Holding staat waarschijnlijk zelfs op het spel.
De federale beslissing rond de hervorming van de pensioenen voor de lokale besturen of van de verhoging van de bijdragen is nog maar een eerste aanzet. Dat is inderdaad een federale bevoegdheid, maar het betekent een kostprijs voor de gemeenten die kan oplopen tot 70 miljoen euro. Dat is vooral het resultaat van de samenvoeging van diverse pools van de pensioenfondsen. De gemeente is in dit land het enige bestuur dat instaat voor de betaling van het pensioen van de eigen ambtenaren. Dat kan misschien veranderen met de overdracht van bevoegdheden, maar de federale overheid betaalt tot op vandaag het pensioen van de Vlaamse ambtenaren. Als een gemeentelijke ambtenaar vijf jaar voor zijn pensioen vastbenoemd wordt, heeft hij recht op een volledig vastbenoemd pensioen bij het lokaal bestuur en heeft hij geen gemengde loopbaan. U kunt zeggen dat we niets te maken hebben met die federale materie, maar ik wil u dat toch eens meegeven.
Wat nog het meest op mijn lever ligt, is dat de lokale besturen van start moeten gaan met de tweede pensioenpijler. Dat kost geld. U promoot die pijler voor de lokale besturen, maar u onderneemt niets om diezelfde pijler tot stand te brengen voor de contractuelen van de Vlaamse overheid. Het is gemakkelijk om iets te promoten bij een lager bestuur. Als u a zegt, moet u ook b zeggen en op uw eigen niveau diezelfde beslissingen nemen. Ik draag lokale bestuursverantwoordelijkheid, ik weet dat de middelen schaars zijn en de behoeften talrijk. Ik weet dat de Vlaamse overheid ook niet geconfronteerd wordt met een erg rooskleurige financiële situatie.
We hebben de verhoging van het Gemeentefonds van 3,5 procent op jaarbasis. Het grote probleem van het Gemeentefonds blijft dat door de veelvuldige en grote voorafnames van een aantal steden en gemeenten de procentuele kloof tussen de grote steden Gent en Antwerpen en de rest elk jaar stijgt. (Instemming)
Ik hoor graag dat ook collegas van de oppositie dit erkennen. Gent en Antwerpen winnen procentueel op jaarbasis veel meer dan de kleine. In plaats van het verschil dicht te rijden, groeit de kloof. Daar moet op korte termijn een oplossing voor komen. Door de veelvuldige voorafnames gaat de helft van het Gemeentefonds naar Gent en Antwerpen. Van de 2 miljard euro doen Gent en Antwerpen 1 miljard euro voorafname. Door die 3,5 procent en doordat ze ook nog in aanmerking komen voor de gewone parameters, zal het procentuele verschil tussen Gent en Antwerpen en een kleine gemeente zoals Lennik alleen maar groter worden. Er moeten inspanningen worden geleverd op dat punt.
Minister, dat zijn mijn opmerkingen en suggesties, maar ik ben de laatste om te zeggen dat Vlaanderen Sinterklaas moet gaan spelen voor de lokale besturen. Zij moeten zelf hun verantwoordelijkheid opnemen wat hun financiën betreft. Wij doen dat ook, maar wij worden nu eenmaal geconfronteerd met beslissingen van hogere overheden waar we zelf geen impact op hebben en de factuur voor mogen betalen. Dat is mijn boodschap van vandaag.
Hoe evalueert u de noodkreet van de VVSG? Voorziet u in bijkomende maatregelen om de lokale besturen zo nodig financieel bijkomend te ondersteunen? Welke concrete maatregelen gaat u uitwerken op korte en middellange termijn?
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Voorzitter, minister, dames en heren, ik wil twee voorafgaande opmerkingen maken. Het verbaast me nog altijd als ik hier hoor dat de gemeenten moeten opdraaien voor de beslissingen van hogere overheden. Die hogere overheid is niet zoiets wat daarboven in de lucht hangt. Dit parlement zit vol burgemeesters en schepenen. Hier worden decreten en begrotingen goedgekeurd. Nadien komen ze hier dan vertellen: ze doen ons wat aan. Dat geldt voor meerderheid en oppositie. Nee, u doet uzelf dat aan!
Twee, ik ben het met de heer Verfaillie eens dat we dringend iets moeten gaan doen aan dat Gemeentefonds, maar u vervalt in de oude ziekte. We hebben het Stedenfonds, we hebben het Gemeente- en Provinciefonds. U vindt de kloof te groot, en wat stelt u voor? Een Plattelandsfonds! En dat zit alle drie bij verschillende ministers. Het Stedenfonds zit bij de ene minister, het Gemeentefonds zit bij u en nu komt er een Plattelandsfonds bedoeld om het gat dicht te rijden bij weer een andere minister die misschien weer andere klemtonen gaat leggen. Het zou niet slecht zijn om de financiering van de lokale besturen allemaal onder te brengen bij één fonds en één minister. Nu moeten we van commissie naar commissie lopen om vragen te stellen. De verschillende fondsen hanteren andere parameters en de verschillende ministers leggen andere klemtonen. Ook dat hebben we aan onszelf te wijten.
Mijn vraag gaat specifiek over de pensioenen. Ik verwijs naar de vraag om uitleg van de heer De Meulemeester van 28 juni. U gaf een zeer uitgebreid antwoord. U zei dat u bij de federale ontwikkelingen niet betrokken of gekend was. Er is nu een federaal wetsontwerp waarbij de VVSG nog eens aan de alarmbel hangt. Volgens de VVSG zullen de Vlaamse gemeenten tussen 2012 en 2019 762 miljoen euro extra moeten vinden voor het pensioen van contractueel personeel. Indien het wetsontwerp goedgekeurd wordt, zou dat op 95 miljoen euro per jaar komen. Het Gemeentefonds stijgt volgens het decreet jaarlijks met 3,5 procent, maar dat is onvoldoende om de stijging van de pensioenbijdragen op te vangen. Volgens de VVSG is er aldus een tekort van 120 miljoen euro tussen 2012 en 2019 of 15 miljoen euro per jaar. Op 28 juni stelde u echter in deze commissie dat de gemeenten niet in het rood zullen gaan, ook niet volgens wat nu voorspeld wordt.
Wat is de stand van zaken in dit pensioendossier? Hebt u, uw administratie en kabinet, dit de afgelopen maanden opgevolgd? Ik neem aan van wel. Bent u uiteindelijk betrokken bij de totstandkoming van het federale wetsontwerp? Is dat al besproken op het Overlegcomité? Ik weet wel dat het Overlegcomité momenteel niet samenkomt omdat we een regering van lopende zaken hebben, maar voor zulke zaken zou het gerust kunnen bijeenkomen. Gaat u dat wetsontwerp, als u daar opmerkingen over hebt, op de agenda van het Overlegcomité zetten? Blijft u bij uw uitspraak dat de gemeenten niet in het rood zullen gaan, ondanks de cijfers waarmee de VVSG nu aan de alarmbel heeft getrokken?
De voorzitter : De heer De Meulemeester heeft het woord.
De heer Marnic De Meulemeester : Minister, ik kan de noodkreet van de collegas alleen maar ondersteunen. Een herschikking van het Gemeente- en het Stedenfonds dringt zich op.
Er komt nog iets onrustwekkends op ons af vanaf januari 2012. Met het Salduzarrest legt het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) ons op dat voor bepaalde delicten bij het verhoor van bij het begin een advocaat aanwezig moet zijn. Dat zal een aanzienlijke capaciteit vergen van de lokale politiezone. Er is nu al sprake van tientallen miljoenen aan capaciteit en werkuren. Dat zal uiteraard een weerslag hebben op de gemeentefinanciën. Er is al een wetsontwerp goedgekeurd door de Kamercommissie voor de Binnenlandse Zaken. Minister, hebt u over de gevolgen van het Salduzarrest al contact gehad met federaal minister van Binnenlandse Zaken Turtelboom? Wie zal die rekening betalen? De federale overheid? Ik hoop dat Binnenlandse Zaken betaalt en niet de lokale politiezones. Ik hoop het van ganser harte. Wij zijn verontrust. Dat zal heel veel geld kosten. Ook als er vertaling aan te pas komt, moet de advocaat aanwezig zijn. Hij moet meertalig zijn. Dat zal een enorme impact hebben op de gemeentelijke financiën.
In verband met de vraag over de pensioenen van 28 juni: zijn er al contacten geweest tussen u en federaal minister van Pensioenen Daerden, al dan niet in het Overlegcomité?
De voorzitter : De heer De Loor heeft het woord.
De heer Kurt De Loor : Minister, ik wil me aansluiten bij de vragen van de collegas omdat ik deze problematiek extra onder de aandacht wil brengen. We staan op een jaar van de gemeenteraadsverkiezingen, en in tegenstelling tot wat men zou kunnen verwachten op één jaar voor de verkiezingen, trekken de burgemeesters aan de alarmbel. In plaats van te verwijzen naar hun verwezenlijkingen of hun ambities te uiten voor de volgende bestuursperiode, slaken ze een noodkreet.
Die volgende bestuursperiode kondigt zich inderdaad zeer somber aan. Dat is een gevolg van het feit dat de financiële situatie van de lokale besturen pijlsnel achteruitgaat. Iedereen die lokaal actief is, zal ongetwijfeld de penibele situatie van onze gemeente- en OCMW-financiën aan den lijve ondervinden. Daarnaast is er natuurlijk ook de VVSG die een noodkreet slaat, en er is ook de studie van Dexia.
In het verleden zijn er al tools uitgewerkt waarmee we op lokaal vlak werk kunnen maken van een stabiel financieel beleid. Ik verwijs hierbij onder andere naar het Gemeentedecreet en naar de meerjarenplanning. Toch is de conclusie dat de situatie onhoudbaar wordt. Ik vrees dan ook dat, net zoals vroeger al is gebeurd, het aantal personeelsleden bij de lokale besturen op de helling zal komen te staan, dat er belastingverhogingen dreigen en dat investeringsprojecten op de wachtlijst zullen komen staan of zelfs volledig zullen worden stopgezet. De lokale besturen zijn nochtans belangrijke partners inzake investeringsprojecten.
De financiële dreiging waarmee de steden en de gemeenten geconfronteerd worden, is zeker niet enkel een discussie over begrotingscijfers. Het gaat ook over effectief beleid voeren en over de slagkracht van een lokaal bestuur. Het gaat over investeringen in onderwijs, in veiligheid, in lokaal sociaal beleid, in kinderopvang, in jeugdwerking, in lokale economie enzovoort. Ik vrees dat we in de toekomst niet langer zullen kunnen tegemoetkomen aan al die aspecten als we geen oplossing vinden voor de financiering van de lokale besturen. Daarom wil ik me aansluiten bij de vragen van de collegas.
Minister, welke oplossingen ziet u? Behoort een verhoging van de groeivoet van het Gemeentefonds, die momenteel decretaal verankerd is op 3,5 procent, tot de mogelijkheden?
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Ik wil me graag aansluiten bij de bekommernissen van de vraagstellers. We hadden het in deze commissie al over de kapitaalsverhoging van de Gemeentelijke Holding. Ik blijf bij wat ik toen zei, het is niet de rol van de gemeenten om dit te doen. Helaas vrees ik dat met wat nu aan de gang is, de kapitaalsverhoging een verloren kapitaal zal zijn. Zeker de dividenden die toen beloofd zijn, zullen onder de neus verdwijnen. Dat is jammer, want het bewijst dat de gemeenten zich niet in speculatieve operaties moeten begeven. Daarenboven, degenen die dachten dat Dexia een veilige haven was, komen nu van een kale reis thuis. Dat is jammer, maar laat het ook een les zijn.
Minister, u hebt heel snel gereageerd op het bericht van de VVSG vorige week, door te zeggen dat Vlaanderen al zijn broeksriem heeft aangespannen en dat het nu aan de gemeenten is om dat op hun beurt te doen, en dat het niet mogelijk is dat Vlaanderen een tandje zou bijsteken. Meent u dat zo hard?
We spreken over 15 miljoen euro die de gemeenten tekort zouden hebben in de komende jaren. Dan is dat nog altijd minder dan 1 procent van het huidige Gemeentefonds van 2,27 miljard euro. In deze tijden is het voor elke overheid lastig, ook voor de lokale besturen. Zou een gedeelde inspanning niet op zijn plaats zijn?
Ik kan niet anders dan vaststellen dat Vlaanderen volgend jaar 1 miljard euro extra middelen binnenhaalt, voornamelijk uit federale ontvangsten. Daarvan wordt een stukje opzijgezet tegen ongevallen in de economische wereld in gedachten zit ik al in de Dexiaoperatie. Er is 230 miljoen euro beleidsruimte. Minister-president Peeters heeft dat gezegd en ik heb dat goed in mijn oren geknoopt. Daarvan is 15 miljoen euro voor de gemeenten.
Als de Vlaamse overheid nog maar de helft zou dichtrijden via een gedeelde inspanning, dan zou dat voor het Vlaamse budget uit meerontvangsten te verwaarlozen zijn, terwijl de gemeenten afstevenen op minder ontvangsten, behalve het Gemeentefonds. Eerlijk is eerlijk: er is een groeivoet voor het Gemeentefonds en die wordt gerespecteerd. Ook in moeilijke tijden heeft de Vlaamse overheid dat gedaan en dat verdient waardering. De vraag is of Vlaanderen en de gemeenten volgend jaar niet toch een gedeelde inspanning kunnen doen, om samen die crisis te overwinnen, een crisis die dieper zal gaan dan we vandaag vermoeden.
Laten we hopen dat het niet zo zal zijn, dat er een economisch herstel is en dat de bancaire crisis niet zo erg wordt. Zou dat geen oplossing kunnen zijn? Minister, u hebt afwijzend gereageerd, maar wilt u toch openstaan voor de overweging om de risicos te delen?
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : De financiële situatie van de gemeenten is een aangelegenheid die veel mensen beroert. De lokale democratie is er onmiddellijk bij betrokken. Er zijn in dit parlement een aantal lokale vertegenwoordigers, waardoor dit onderwerp geregeld op de agenda komt.
Uiteraard ben ik op de hoogte van de Dexiastudie over de lokale financiën. Die studie wordt uitgevoerd op basis van de budgetrekeningen tot en met 2009 en van de oorspronkelijke budgetten voor de jaren 2010 en 2011. Daaruit blijkt dat de Vlaamse gemeenten er is een verschil met de Waalse gemeenten meestal een voorzichtig financieel beleid voeren. Meestal worden de ontvangsten licht onderschat, en de uitgaven licht overschat. Daardoor zijn de saldi van de budgetten doorgaans minder gunstig dan de saldi van de budgetrekeningen. Conclusies trekken uit een analyse van de budgetten en uit een vergelijking van budgetrekeningen met budgetten, moet dus uiterst voorzichtig gebeuren.
Op basis van de oorspronkelijke budgetten voor 2011 blijken de Vlaamse gemeenten op het eigen dienstjaar slechter te scoren dan de Waalse en Brusselse gemeenten, volgens Dexia. Over de periode 2007-2011 vertonen de Vlaamse gemeenten trouwens telkens negatieve budgetsaldi voor het eigen dienstjaar. De sterkere daling van het saldo van het eigen dienstjaar 2011 is vooral toe te schrijven aan een daling van de ontvangsten tijdens het dienstjaar, door onder meer een zwakkere groei van de belastingontvangsten, van de aanvullende personenbelasting, een stagnering van de belastingontvangsten (APB) en een terugloop van financiële opbrengsten (dividenden).
Wat de belastingontvangsten betreft, is de terugval inderdaad vooral te wijten aan het feit dat de snellere inkohiering van de ontvangsten uit de aanvullende personenbelasting in 2009 en 2010 tot een normaal peil is teruggevallen in 2011, en aan het feit dat de effecten van de financieel-economische crisis op de belastbare inkomens van 2008 en vooral 2009, grotendeels in de ontvangsten voor 2011 tot uiting zijn gekomen. In de budgetonderrichtingen voor 2011 werd trouwens aan de gemeenten het advies gegeven om voor de ontvangsten uit de aanvullende personenbelasting uit te gaan van een nulgroei.
De achteruitgang van het resultaat van het eigen dienstjaar staat in schril contrast met de continue verbetering van het algemeen budgetresultaat. Uit de Dexiastudie blijkt dat het algemeen budgetresultaat van de Vlaamse gemeenten over de hele periode veel beter is dan dat van de Waalse en Brusselse gemeenten. Het zou in 2011 12,4 procent van de gewone ontvangsten bedragen, ten opzichte van 6,9 procent voor de Waalse gemeenten en 5,2 procent voor de Brusselse gemeenten.
De schuld van de gemeenten per inwoner in 2009 bedraagt volgens Dexia in Vlaanderen 1261 euro per inwoner of 0,96 procent van de gewone ontvangsten, in Wallonië 1378 euro per inwoner of 1,20 procent van de ontvangsten en in Brussel 1369 euro per inwoner of 0,82 procent van de ontvangsten.
Eigen berekeningen van onze administratie geven het volgende, significante, verschil tussen de budgetten van de Vlaamse gemeenten en de rekeningencijfers. Ik laat een kopie circuleren van die cijfers, omdat ze tonen dat er een heel groot verschil is tussen de budgetcijfers eigen dienstjaar, het algemeen budgetresultaat en de rekeningcijfers in het algemeen budgetresultaat. Het algemeen budgetresultaat zit voor 2005 tot en met 2009 rond de 25 procent, de laatste jaren zelfs hoger.
Je moet dus vier zaken bekijken: begroting eigen dienstjaar, algemeen budget vorige dienstjaren inbegrepen, rekening eigen dienstjaar die positief is, en rekening algemeen budget met saldi van de vorige dienstjaren die vrij positief zijn.
De grote verschillen tussen de saldi voor het eigen dienstjaar en de algemene saldi zijn grotendeels te verklaren door de gunstige evolutie van de rekeningen. Veel Vlaamse gemeenten boekten de laatste jaren op de gewone dienst meer ontvangsten dan geraamd, wat aanleiding gaf tot belangrijke rekeningoverschotten, die nadien in de budgetten onder vorige dienstjaren werden verrekend en deel uitmaken van het algemeen resultaat. Er zijn nog geen cijfers beschikbaar over de rekeningen van het jaar 2010.
Mijn algemene conclusie uit de Dexiastudie en uit de feitelijke toestand zoals die blijkt uit de rekeningen van de Vlaamse gemeenten, is de volgende: de Vlaamse gemeenten hebben het momenteel financieel zeker niet slechter dan de Waalse en Brusselse besturen, en de totale financiële toestand van de gemeenten is tot op heden gezond. Meer zelfs, het totale overschot dat de Vlaamse gemeenten realiseren, is de afgelopen jaren stelselmatig verder aangegroeid. Dat is vooral te danken aan de uitzonderlijke ontvangsten uit bepaalde operaties, zoals de herstructurering van de energiesector, en aan de snellere inkohiering van de aanvullende personenbelasting.
Ook voor het jaar 2011 zijn alle steden en gemeenten erin geslaagd om hun budgetten en meerjarenbegrotingen in evenwicht in te dienen. Via de gouverneurs houden we hier toezicht op. Ik moet daar wel aan toevoegen dat in verscheidene gevallen gemeenten de overschotten van de vorige jaren moeten integreren om het financieel evenwicht te behouden. Maar dat was in het verleden ook al het geval. Vanzelfsprekend blijft waakzaamheid geboden, zeker in het licht van de huidige economische en financiële situatie.
Ik heb begrip voor de financiële noodkreet van de VVSG. Het feit dat er tot op heden positieve financiële saldi zijn, betekent geenszins dat de lokale financiën ook in de toekomst gewaarborgd zijn. Eerst en vooral ondervinden ook de gemeenten, weliswaar met enige vertraging, de weerslag van de financieel-economische crisis die woedt sinds het najaar van 2008, zowel ten gevolge van terugvallende fiscale ontvangsten als door de budgetbeperkingen die zijn ontstaan bij de hogere overheden.
Daarnaast wegen de pensioenkosten ten gevolge van de vergrijzing steeds nadrukkelijker op de lokale budgetten, mede ten gevolge van de hervorming van het statutair pensioenstelsel op het federale niveau. Over de federale hervorming van het pensioenstelsel heb ik indertijd gesprekken gevoerd met minister Daerden en premier Leterme. Ik heb de Vlaamse zorgen toen meegegeven. De boodschap was begrepen, maar ik heb geen terugkoppeling gekregen. U weet allemaal hoe de federale overheid met het groen- en het witboek is omgegaan. Nu is een beslissing genomen met betrekking tot de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZPPO). Mijn kabinet heeft daarover tot nu toe geen gegevens ontvangen.
Dat de pensioenhervorming zal wegen op de gemeentelijke financiën, is duidelijk. Iedereen die daarbij betrokken was, weet dat de toestand van de RSZPPO niet rooskleurig was. De maatregelen die moeten worden genomen om dat in evenwicht te krijgen, zijn heel belangrijk en vragen veel geld. Ik begrijp dan ook de noodkreet van de VVSG.
Ik wil daarover twee dingen zeggen. De heer Verfaillie zegt dat sommige gemeenten mensen voor de laatste vijf of zelfs twee jaar van hun carrière statutair maken om ze een statutair pensioen te geven, nadat ze lange tijd contractueel waren. Dat is natuurlijk de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Ik begrijp dat de federale overheid maatregelen heeft genomen om daar paal en perk aan te stellen. Dat vind ik ook maar correct. Iemand die 35 jaar contractueel was en 5 jaar statutair, moet ook zon pensioen krijgen. Er zijn gemeenten, zoals Alken, die hun contractuelen op het einde van hun loopbaan statutair maken. In solidariteit met de andere gemeenten is dat niet correct.
Aan de heren Daerden en Leterme heb ik ook gezegd dat onze ambtenaren te vroeg met pensioen gaan, ook in de lokale besturen. De meeste van onze lokale ambtenaren gaan op pensioen op 60 of 61 jaar, net zoals mijn ambtenaren dat doen. Ik begrijp die mensen. Meestal zijn het tweeverdieners die de kans zien om de rest van hun leven in volle gezondheid met vrije tijd in te vullen. Maatschappelijk kunnen we een ambtenarenloopbaan van 34 tot 36 jaar niet meer dragen. Elk jaar dat we met die hervorming verliezen, is een verloren jaar.
U hoort me niet pleiten voor het optrekken van de wettelijke pensioenleeftijd. Ik zeg wel dat we de pensioenleeftijd geleidelijk aan moeten optrekken, zeker bij de ambtenaren van de overheid. Je kunt de privésector oproepen om dat aan te pakken, maar als je zelf niet het voorbeeld geeft, werkt het niet. Het is juist dat dat hoge weddes zijn die ten laste blijven van de gemeenten. Die pensioenen zijn heel zwaar. Ze zijn berekend op de laatste vijf jaren van de loopbaan bij de statutairen en kosten dus dubbel zoveel. Als gemeentebestuur moet je dan een zwaar pensioen betalen, en je neemt een jongere in dienst die minder kost, maar die kost gradueel ook meer. De nettolast is zwaar voor de gemeenten. Maatschappelijk zullen we dat niet meer kunnen dragen.
Dit is geen verwijt aan de gemeenten. Ze kunnen alleen maar proberen, zoals ik dat doe, om de mensen te stimuleren langer te blijven. Vaak zijn dat pogingen die veel lof verdienen, maar niet altijd effect hebben. Op het Vlaamse niveau verloopt dat ook heel moeilijk. Er moet dus een federale maatregel komen, ofwel moet Vlaanderen de bevoegdheid krijgen. Tegen iemand van 59 gaan we niet zeggen dat hij of zij nu tot 65 zal moeten werken. Dat moet geleidelijk aan gebeuren. Ik kan me niet inbeelden dat iemand die nu start in onze administratie, het niet heel logisch zou vinden om tot 65 jaar te werken voor een volledige loopbaan. Elk jaar dat we verloren hebben, weegt heel zwaar, ook op de budgetten van de lokale besturen.
Ook indirect heeft de vergrijzing van de bevolking een ingrijpend effect op de budgetten, met name door een stijgende behoefte aan lokale dienstverlening in de zorgsector. Ik vraag altijd aan de gemeentebesturen om een activeringsbeleid te voeren. Er zijn OCMWs die dat doen, die zorgen dat de mensen met een leefloon in de mate van het mogelijke opnieuw worden toegeleid naar de arbeidsmarkt. Sommigen doen dat met succes, anderen doen dat helemaal niet. De gemeente heeft er belang bij zoveel mogelijk leefloners actief aan het werk te krijgen. Die zorgen dat er aanvullende personenbelasting binnenkomt en dat het aantal leefloners daalt.
Er zijn tegenvallende resultaten van de Gemeentelijke Holding en de grote investeringsbehoeften in de intercommunale sector. De CREG zegt niet onterecht dat de elektriciteitsprijzen veel te hoog zijn omdat de distributie van de hoog- en laagspanning te veel kost. In België betalen we zowat de hoogste prijzen voor elektriciteit van heel Europa. Dat heeft te maken met de hoge distributiekost. De CREG zegt dat het gedaan moet zijn.
Als de intercommunales minder distributiekosten kunnen aanrekenen, zal zich dat opnieuw vertalen in de opbrengsten van de gemeenten. De VVSG heeft gelijk, maar we zitten met twee maatschappelijke fenomenen. Enerzijds betaalt iedereen te veel voor elektriciteit, en anderzijds komen de opbrengsten van de hoge distributiekosten in de gemeentekas terecht. Daarin zullen keuzen moeten worden gemaakt.
Mijnheer Verfaillie, ik ga de analyse niet opnieuw maken van de toestand van de Gemeentelijke Holding. Vandaag geeft minister Muyters tekst en uitleg. Ik wijs erop dat het grootste deel van de schuld van de Gemeentelijke Holding gegroeid is uit de diversificatiepolitiek. In de periode 2000 tot 2011 is een enorme schuld opgebouwd, precies om een portefeuille op te bouwen in beleggingen en privé-investeringen om er allerlei dividenden uit te halen. Daarvoor is een heel zware schuld uitgebouwd in de Gemeentelijke Holding.
Nu gaan zeggen dat ik een oproep zou hebben gedaan aan de gemeenten om dat kapitaal te onderschrijven, is niet correct.
De heer Jan Verfaillie : Ik wil hier publiekelijk mijn excuses aanbieden. Op dat moment was er weinig keuze en er is ook geen verbod gekomen. We konden niet anders, of het was helemaal gedaan.
Minister Geert Bourgeois : Mijnheer Verfaillie, ik verwijt niemand iets in het verleden. Ik kon ook geen verbod opleggen. Er is een decretaal verbod voor gemeenten om te participeren in dat soort ondernemingen. De burgemeester van Leuven heeft mij op dat vlak geprovoceerd. Hij heeft aandelen gekocht van AB InBev, met geen andere bedoeling dan dat ik tot een vernietiging zou overgaan, wat ook is gebeurd. Toen zei hij: zie je wel, ik mag niet in AB InBev beleggen, maar via de Gemeentelijke Holding mogen we wel participeren in een beursgenoteerde vennootschap, namelijk Dexia.
Hij heeft een punt. Dat heb ik ook al herhaaldelijk gezegd. Als een stad of gemeente nu aandelen wil kopen van een beursgenoteerde vennootschap, dan zal ik zeggen: nee, dat mag niet, het Gemeentedecreet verbiedt dat. Dat is ook niet de taak van de gemeenten. Een gemeente moet het gemeentelijke belang behartigen. Alleen is bij de totstandkoming van dat decreet gezegd dat dit een historisch gegroeide toestand is. Er was het Gemeentekrediet van en voor de gemeenten. Dat is in een stroomversnelling geraakt, het moest Europees en multinationaal worden. Dan is Dexia ontstaan, een beursgenoteerde bank. We kennen allemaal de situatie waarin Dexia op dit moment jammer genoeg zit.
Ik heb alleen gezegd dat het een zaak is van verantwoordelijkheid nemen. Ik heb niemand gestimuleerd en ik heb niemand verboden. Er zijn steden en gemeenten die niet ingetreden zijn. Er zijn er die daar radicaal tegen zijn en die toch hebben ingeschreven, ook al wist iedereen dat voor het dividend van 13 procent heel veel zaken gunstig moesten evolueren.
Dexia heeft een aantal belangrijke aandeelhouders. Een ervan is de Gemeentelijke Holding met 15,3 procent. Op dat moment heeft elke overheid gedaan wat ze meende te moeten doen. Ook de Vlaamse Regering heeft in 2008 een half miljard Dexia-aandelen gekocht om te vermijden dat de bank zou kapseizen. Vandaag zitten we weer in een precaire situatie.
Ik wijs er wel op dat een dividend uit een beursgenoteerde vennootschap geen evidentie is. Het is wel met tussenpersonen, er zijn constructies opgezet, men gaat diversifiëren, men gaat andere beleggingen doen om de cashflow richting gemeenten verder te kunnen doen. Ook in 2009 is er geen euro gekomen naar de gemeenten. Jaar na jaar is het wel een bron van inkomsten geweest voor de lokale besturen.
Op het moment dat de VVSG haar eerste berichten de wereld heeft ingestuurd, heb ik gezegd dat het ging om een inspanning van iets meer dan 2 procent op een budget van 9,3 miljard euro van de gemeenten zonder de OCMWs. Men gaf het cijfer van 71 miljoen euro op voor de pensioenen, en 43 miljoen euro van de Gemeentelijke Holding. Er zijn ook gemeenten die daar al lang geen rekening mee houden. Andere dividenden drogen op. Als ik dat ruw optel, leek me dat perfect te doen voor de gemeenten, zeker in het licht van de overschotten zoals vastgesteld door mijn administratie.
Ondertussen blijkt dat die pensioenlasten oplopen en jaar na jaar stijgen. Het gaat dan over een stijging van 400 miljoen euro en meer. Ik heb er geen zicht op of de federale overheid van plan is om dat allemaal op de schouders van de gemeenten te laden of niet. Als de pensioenkost oploopt tot meer uitgaven dan 400 miljoen euro, dan spreken we over een totaal andere verhouding, ook al zal het budget van de gemeenten in 2014 meer dan 10 miljard euro bedragen. Dan gaat het niet meer over 2 procent, dan wordt de situatie ernstiger dan ze al is.
Niemand verwacht dat er de eerste jaren een gunstige kentering komt in de dividenden van de Gemeentelijke Holding. Laten we voorzichtig zijn. Ik kan niet vooruitlopen op wat de CREG zal doen met de distributietarieven. Het lijkt me niet onwaarschijnlijk dat er wordt opgetreden, dat men zegt dat die tarieven te hoog zijn en dat er moet in gesnoeid worden. Ik weet niet wat de stijging zal zijn van de inkomsten uit de aanvullende personenbelasting. De Vlaamse Regering is vertrokken van een groei van de economie zoals voorspeld door het Planbureau. We hebben onmiddellijk gezegd dat we voorzichtig moeten zijn. De grootbanken schroeven dat al terug van 2 naar 1,6 procent, en er zijn er die al lager gaan. Daarom hebben we een buffer ingebouwd. We houden er rekening mee dat de ontvangsten lager zullen zijn dan verwacht.
Wat kan de Vlaamse overheid doen? Ik heb de indruk dat de gemeenten onvoldoende beseffen welke grote inspanning de Vlaamse Regering doet door te zeggen dat het Gemeentefonds jaar na jaar cumulatief blijft stijgen met 3,5 procent. Ongeveer alle andere uitgaven van de Vlaamse overheid, op Welzijn na, zijn gedaald. Voor de gemeenten blijven we die inspanning doen. De schuld van de Vlaamse gemeenten is door de maatregelen die zijn genomen in 2008, sterk gedaald met meer dan 600 miljoen euro. Er is ook de Elia-compensatie, waarbij Vlaanderen blijft doen wat het moet doen ten opzichte van de gemeenten.
Er zijn ook andere factoren, zoals het Salduzarrest. Dat is een federale aangelegenheid. Daarover heb ik geen contact gehad met federaal minister Turtelboom. Een tijdje geleden kondigde ze aan dat ze een coördinator wou aanstellen voor de problematiek van de politie. Dat was in de periode dat de heer Koekelberg de job zou krijgen. Sinds de gevoerde procedures heb ik er niets meer over gehoord. Het is de bedoeling dat een verantwoordelijke zou overleggen met de regios over de politieaangelegenheden die van belang kunnen zijn voor de regios. Dat is niet voortgezet. Ik kan niet spreken voor alle politiezones. Ik kan enkel zeggen dat er in de politiezone waar mijn stad deel van uitmaakt, veel te veel administratie is en veel te weinig blauw. Iedereen geeft dat ook toe.
Los van de ernst van het probleem van de statutaire pensioenen dat bij ongewijzigd beleid op de gemeenten afkomt, zal dit een enorme weerslag hebben op de gemeentelijke financiën. Daarom herhaal ik aan de gemeenten, doe nu efficiëntie-oefeningen. U zult ze moeten doen. Wie zich daar niet op voorbereidt, zal plots met ernstige toestanden worden geconfronteerd. Er zijn gemeenten en steden die dat doen, die daarop anticiperen. Andere doen dat niet. Ik kan de oproep alleen maar herhalen en me alleen maar richten naar de politiezones. Ik spreek niet voor andere politiezones. Ik heb daar geen zicht op, ook niet als minister. Ik spreek nu als gemeenteraadslid. In mijn politiezone is de situatie scheefgegroeid.
Voor de rest brengen we zoveel mogelijk maatregelen in dezelfde lijn om de gemeenten toe te laten een efficiëntieoefening te doen. Er is het Planlastendecreet. Ik hoop dat iedereen daar coöperatief aan meewerkt. Dat kan leiden tot ruw geraamd een vermindering van de lasten van 40 miljoen euro op jaarbasis. Ik heb de personeelsmobiliteit mogelijk gemaakt tussen de gemeenten, steden en provincies. Tussen steden en OCMWs komt dat nog. Dat moet tot maximale synergie en efficiëntie leiden. We gaan alle belemmeringen voor samenwerking tussen gemeenten en OCMWs wegwerken. Er komt een nieuwe beleids- en beheerscyclus. We bieden zo veel mogelijk statistische informatie aan zodat de lokale besturen maatregelen kunnen nemen.
Dat is mijn antwoord op de gestelde vragen. Dat is een relativering van de financiële toestand van onze gemeenten. De globale besparing is 9,3 miljard euro. Dat is een gemiddelde van 1,5 tot 2 procent per gemeente. Dat cijfer zal niet voor alle gemeenten hetzelfde zijn. Voor sommige zal dat veel zwaarder zijn. Niet alle steden en gemeenten kunnen dat even gemakkelijk opvangen, dat weet ik wel. De financiële toestand en de reserves van de gemeenten verschilt sterk. Onlangs besteedde de pers aandacht aan de reserves van steden als Aalst en Mechelen. Ze toonden significante verschillen. Eén stad spaarde bewust, maakte grote reserves, een andere stad deed dat niet.
Het Plattelandsfonds is een bevoegdheid van minister-president Peeters. Ik heb hem om een antwoord op deze vraag gevraagd. Hij laat weten dat het de bedoeling is het ontwerp van decreet in de loop van 2012 in te dienen in het Vlaams Parlement, zodat het vanaf 2013 in werking kan treden. Dan kan het gelijk aanvangen met de nieuwe gemeentelijke beleidscyclus. De financiële middelen zullen onderwerp uitmaken van de begrotingsbesprekingen 2013.
De voorzitter : Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Mevrouw Els Robeyns: Ik dank u voor uw uitgebreid antwoord, minister. Ik heb wel zon beetje een déjà vu. Misschien had u dat ook met de vragen. Ik herken uw antwoord van begin dit jaar.
U nuanceert een aantal zaken en cijfers uit de studie van Dexia, terecht denk ik. U zegt opnieuw dat de gemeenten nog altijd hun budgetten en meerjarenbegrotingen in evenwicht hebben. Dat zijn ze ook verplicht. U geeft toe dat de reserves steeds meer moeten worden aangesproken. Momenteel is het nog overbrugbaar, maar de toekomst ziet er niet rooskleurig uit. Dankzij de reserves en bepaalde operaties lukt het voorlopig nog.
Uiteraard, dat heeft iedereen hier aangehaald, zitten veel aspecten bij de federale overheid. Ik denk aan de pensioenen en de politie. Ik minimaliseer de inspanningen van Vlaanderen niet. U hebt het de vorige keer ook aangehaald, misschien gaan de lokale mandatarissen er nogal vanzelfsprekend van uit dat de groeivoet van 3,5 procent behouden blijft. Ik wil dat niet tegenspreken. Ik wil het pleidooi van de heer Caron bijtreden. De komende jaren zou er bijkomende budgettaire ruimte zijn, volgens de cijfers van vorige week. Misschien kunnen er toch extra inspanningen worden geleverd. Of acht u dat nog niet echt noodzakelijk? Dit onderwerp zal over enige tijd nog eens terugkeren.
Het Plattelandsfonds valt natuurlijk onder de bevoegdheid van de minister-president. Ik zal hem zeker nog aanspreken.
Het witboek Interne Staatshervorming spreekt toch ook over de budgettaire ruimte. De verschillende criteria van de diverse fondsen kunnen in dat licht worden geëvalueerd en herbekeken. Dat is altijd gevaarlijk. Er moet eerst budgettaire ruimte zijn. Ik zal hier zeker nog op terugkomen.
De voorzitter : De heer Verfaillie heeft het woord.
De heer Jan Verfaillie : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Deels was dat een voorspelbaar antwoord. U hebt zich uiteindelijk toch bezorgd getoond over die lokale financiën. Mijnheer De Meulemeester, u had het over het Salduzarrest. Het is misschien interessant om het interview van zaterdagochtend op Radio 1 met de federale minister van Begroting eens te beluisteren. Ik heb hier een korte samenvatting van dat interview mee. Het komt erop neer dat minister Vanhengel in dat interview over de ongerustheid die er heerst over de toekomst van de gemeentefinanciën door de toegenomen lasten voor pensioenen en dergelijke, stelde dat de gewesten onverantwoord handelen. Hij zou het maar normaal vinden dat de gewesten bijspringen om de gemeenten te helpen. In het verleden is dat trouwens al gebeurd. De federale minister verwees naar de inspanningen van voormalig minister Van Mechelen. Minister Vanhengel vindt dat de Vlaamse Regering een inspanning moet leveren, vooral omdat zij het kan. De middelen kunnen volgens hem best beschikbaar worden gemaakt.
Minister, in het licht van het Salduzarrest en de uitspraken van minister Vanhengel kunt u misschien contact opnemen met uw federale collega van Binnenlandse Zaken en er bij haar op aandringen dat wie kookt, ook daadwerkelijk de ingrediënten betaalt. De minister van Binnenlandse Zaken heeft in de Kamer immers een wetsvoorstel laten goedkeuren met betrekking tot het Salduzarrest. Die wet zal de politiezones meer geld kosten. Zij zou dus in extra budgetten moeten voorzien, vanaf 1 januari van volgend jaar, voor de politiezones. Minister, indien u dat dus wenst, lijkt er me hier een kamerbrede meerderheid te zijn opdat dat ook daadwerkelijk zou gebeuren.
Minister, als ik het me goed herinner, hebt u geen uitspraken gedaan over de tweede pensioenpijler voor de Vlaamse contractuele ambtenaren. Ook is er het toegenomen verschil tussen de groten en de kleintjes in het Gemeentefonds. Dat verschil tussen de grootverdieners van dat fonds en diegenen die zeer weinig verdienen neemt elk jaar procentueel toe. Ik vind het zeer jammer dat de heer De Loor net weg is. De financiële toestand van de lokale besturen is niet rooskleurig, maar toch hebben we als stadsbestuur van Veurne niet moeten beslissen om in 2011 geen jobstudenten aan te nemen. We hebben nog altijd een aantal mensen die gelegenheid kunnen bieden.
Mevrouw Annick De Ridder : Mijnheer Verfaillie, grote steden hebben natuurlijk ook een aantal lasten die kleinere gemeenten niet of nauwelijks hebben. U moet het volledige beeld schetsen als u uw verhaal brengt.
De voorzitter : De heer De Meulemeester heeft het woord.
De heer Marnic De Meulemeester : Ik wil even reageren op wat de heer Verfaillie zegt over het Salduzarrest. De uitspraken van bepaalde federale ministers zijn wat ze zijn. Ik denk dat we daar hier niet over moeten discussiëren. Dat zou ons te ver leiden. We moeten ook niet discussiëren over bepaalde uitspraken die andere federale ministers hebben gedaan, en ook de premier. Dit is niet het forum om dat te doen.
Ik wil er toch op wijzen dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens ons dat Salduzarrest heeft opgelegd. Het is niet zo dat we dat vrijwillig hebben gedaan. De Kamercommissie heeft dat ook unaniem goedgekeurd. Ik kan u ook reeds zeggen dat we de minister van Justitie ter zake al hebben aangesproken. Trouwens, nu donderdag hebben we een onderhoud met hem over een aantal zaken, en ook over dat arrest. Dit zal natuurlijk door iemand moeten worden betaald. Ik zou ook liever hebben dat de federale overheid dat betaalt, in plaats van dat het terechtkomt op de rug van de lokale besturen. Dat is vrij duidelijk. Het lijkt me alleszins goed dat deze commissie opmerkzaam is en dat dit ook ter sprake kan komen bij een overleg tussen minister Bourgeois en de federale minister van Binnenlandse Zaken, zodat ook de bezorgdheden van deze commissie mee in overweging worden genomen.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Mevrouw Robeyns, ik heb dat tabelletje verspreid om er toch op te wijzen dat de rekeningcijfers eigen dienstjaar niet alleen in evenwicht maar zelfs positief zijn. Dat betekent: zonder gebruik te maken van de reserves. Dat is niet onbelangrijk. Dat is maar tot 2009, we hebben nog zicht op 2010. Ik neem aan dat die situatie niet zal verbeteren. Het was niet zomaar positief, u ziet de orde van grootte: 10 procent, 10 procent, 8 procent enzovoort. Er is voor mij dus geen algemene reden om de situatie van de gemeenten en steden momenteel slecht te noemen. Er zijn een aantal serieuze bedreigingen. We hebben ze al opgelijst. Mijn antwoord daarop is: in de meerjarenbegroting van de Vlaamse Regering is die stijging van 3,5 procent van het Gemeentefonds cumulatief opgenomen. Dit houdt ook stand. Dat is op zich een bijzondere prestatie. Ik wil erop wijzen dat dit niet evident is: voor sommigen onder u misschien wel, maar dat is het niet. Op het moment van forse bezuinigingen, vooral het eerste jaar, is alles in beeld gekomen. Alleen Welzijn en dat Gemeentefonds, dat volgend jaar 2,1 miljard euro zal bedragen, bleven buiten schot.
U bent bezorgd omtrent de criteria van het Gemeentefonds. We hebben daarover afspraken gemaakt in het witboek Interne Staatshervorming. Er is een ontwerp van decreet op til dat we straks aan u zullen voorleggen. Ik hoop dat we het snel kunnen behandelen met de wegwerking van een aantal technische anomalieën. Ik heb dat ook aangekondigd. Dat is niet de fundamentele hervorming van het Gemeentefonds, maar het is wel dringend. We moeten een aantal abnormale fluctuaties voor een aantal gemeenten wegwerken. Ik ga de grote fundamentele hervorming doorvoeren in theorie, ze kan maar vanaf 2014 in werking treden, als daar op dat moment voldoende middelen tegenover staan.
Wat het aanvullend pensioen betreft voor onze eigen ambtenaren, mijnheer Verfaillie, zie ik niet direct het verband, tenzij u bedoelt dat de Vlaamse overheid ook minder geld en mogelijkheden zal hebben voor de gemeenten als ze die pensioenen uitbetaalt. Dat programma loopt niet. Er is een algemene overeenkomst in het sectoraal akkoord dat Vlaanderen principieel daartoe bereid is, maar dat is bijlange niet aan een concretisering toe. We hebben daar op dit ogenblijk de middelen niet toe, en het zit niet concreet vervat in het sociaal akkoord.
De akkoorden zijn op een bepaald moment gesloten. De VVSG heeft daar een zeer actieve rol in gespeeld wat betreft de gemeentebesturen. Ik vond dat een goede zaak. Dat behoort tot de autonomie van de gemeenten, ze zijn niet verplicht dat te doen. Ik heb me toen afgezet tegen degenen die zeggen: het kan niet en het mag niet, u moet wachten op federale wetgeving. Het was niet meer dan dat.
De voorzitter : Het incident is gesloten.