Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden en Internationale Samenwerking
Vergadering van 29/03/2011
Vraag om uitleg van de heer Marc Hendrickx tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over mogelijke hulpverlening aan Japan
- 1605 (2010-2011)
Vraag om uitleg van mevrouw Ann Brusseel tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de terugroeping van de vertegenwoordigers van Flanders Investment & Trade (F.I.T.) uit het getroffen Japan
- 1666 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Paul Delva tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over het terugtrekken van personeel van de Vlaamse overheid in Japan of andere risicogebieden
- 1636 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Hendrickx heeft het woord.
De heer Marc Hendrickx : Voorzitter, minister-president, ik ga mijn vraag niet meer voorlezen omdat ze een tweetal weken geleden in een voorwaardelijke wijs is opgesteld en we intussen door de gebeurtenissen zijn ingehaald. De twee andere vraagstellers hebben ook nog een aantal concrete vragen.
Ik ga me beperken tot de prioriteitsbepaling van de noodhulpdossiers. Minister-president, ik verwijs ook naar uw beleidsbrief en ik wacht uw antwoord af.
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Voorzitter, minister-president, op 11 maart 2011 werd Japan door een zeer zware aardbeving en tsunami getroffen. De combinatie van beide natuurrampen heeft zeer ernstige gevolgen, onder andere op de kerncentrales.
Uit een persbericht dat op 15 maart 2011 op Belga verscheen, kon ik opmaken dat de Vlaamse vertegenwoordiger en de technologieattaché van Flanders Investment & Trade (F.I.T.) uit Tokio teruggeroepen werden. Dirk De Ruyver, de Vlaamse economische vertegenwoordiger (VLEV), en Ben Kloeck, technologieattaché bij F.I.T., werden verzocht zo spoedig mogelijk terug te keren naar ons land. Ze werden aangeraden om ook hun gezinsleden naar België over te brengen. Beiden zouden tijdelijk hun taken in de hoofdzetel van F.I.T. in Brussel voortzetten en zouden zich daar ter beschikking van de bedrijven houden. Voorts meldt het persbericht dat het F.I.T.-kantoor in Tokio tijdelijk gesloten wordt. Aan de medewerkers onder lokaal contract werd dienstvrijstelling tot nader order verleend.
Minister-president, ik heb alle begrip voor uw bekommernis voor de veiligheid van het personeel van de Vlaamse overheid. Ik deel die bekommernis, maar vraag me tegelijk ook af hoe het gesteld is met andere landgenoten die in Japan of Tokio verblijven. In tijden van nood kunnen de Belgen in het buitenland een beroep doen op de Belgische ambassade, die op dergelijke momenten alle personeelsleden en middelen 24 uur op 24 inzet om aan de vragen om bijstand en informatie te kunnen voldoen.
In deze commissie wordt vaak verwezen naar de goede samenwerking van de Vlaamse en Belgische vertegenwoordigers. Ik was enigszins verwonderd te moeten lezen dat de Vlaamse vertegenwoordigers zo snel naar België teruggeroepen werden. In een dergelijke crisissituatie, waar alle vertegenwoordigers van Belgische overheden ter plaatse overbevraagd worden door ongeruste landgenoten, bedrijven en media, is dat een enigszins vreemde beslissing.
Minister-president, hadden de Vlaamse vertegenwoordigers op post al vragen om bijstand, medewerking of informatie gekregen van Vlamingen of van de Belgische ambassade? Zou de technologieattaché geen nuttige rol kunnen vervullen in zon crisissituatie, gezien de ongerustheid bij Belgen ter plaatse over de situatie rond de kerncentrale van Fukushima en de noodzaak om ze daar zo nauwkeurig mogelijk over in te lichten? Dit zou de technologieattaché op zon moment als geen ander kunnen doen. Werd over de terugkeer van de Vlaamse vertegenwoordigers overleg gepleegd met uw federale collega? Zo ja, graag uitleg. Zo neen, waarom niet? Deze laatste vraag is voor mij uiteraard de belangrijkste vraag, want alles begint bij overleg.
De heer Paul Delva : Minister-president, het kader van de vraag is al voldoende geschetst door de vorige vraagstellers. Ik heb nog een drietal vragen.
Ik heb er alle begrip voor dat de mensen van F.I.T. zijn teruggekeerd, z owel de Vlaamse economische vertegenwoordiger als de technologieattaché. Ik vraag me enkel af welke criteria precies aan de grondslag liggen van een dergelijke beslissing. Ik begrijp dat het nu evident was om die mensen terug te roepen. Bestaat daar een schema voor dat gevolgd kan worden? Moeten een aantal instellingen of diensten sowieso worden gecontacteerd eer men mensen terugroept? In welke mate is deze beslissing genomen na overleg of afstemming met de FOD Buitenlandse Zaken, die de gezondheidssituatie voor de Belgen in Japan en in andere landen in de gaten houdt?
Zijn er momenteel nog andere landen die in het bijzonder worden opgevolgd? Vlaanderen heeft redelijk wat mensen in het buitenland. Bestaat er een lijst van landen die men extra in het oog houdt en waar men nauwlettend toeziet hoe de situatie er is voor de mensen van bijvoorbeeld F.I.T. die er werken?
In welke mate is er al zicht op enerzijds de vraag van Japan aan Vlaanderen met betrekking tot noodhulp, en anderzijds het antwoord dat wij daarop zouden kunnen verschaffen?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, collegas, de terugtrekking van personeel wordt geval per geval bekeken. Momenteel wordt de toestand in Noord-Afrika en het Midden-Oosten op dagdagelijkse basis opgevolgd.
Als zich in het buitenland een situatie voordoet waardoor de gezondheid en de veiligheid van personeelsleden van de Vlaamse overheid in gevaar komen, wordt overleg gepleegd over mogelijke terugtrekking op basis van een aantal criteria. Ten eerste: veiligheid en gezondheid. Dat criterium wordt gebaseerd op het advies van de FOD Buitenlandse Zaken. Ten tweede: de continuïteit in de dienstverlening. Ten derde: de hoogdringendheid. Dat zijn de drie relevante criteria die worden gebruikt, geval per geval, als er mogelijk personeel wordt teruggeroepen.
Wat de situatie in Japan betreft, is de procedure als volgt verlopen. Ongeveer twee uur na de aardbeving is er een bevestiging gekomen van de Vlaamse economische vertegenwoordiger in Tokio dat iedereen ongedeerd was. Op het ogenblik dat de problemen met de kerncentrale begonnen, meldde de VLEVer ons dat hijzelf met echtgenote en twee kinderen naar Osaka was uitgeweken, waar zijn schoonfamilie woont. Hij vroeg om zijn echtgenote en kinderen terug te roepen. Zelf wenste hij in Japan te blijven. De technologieattaché, diens echtgenote en vier kinderen waren nog in hun domicilie en hadden het plan om naar België terug te keren. Ten derde meldde de VLEVer dat alle ondersteunende personeelsleden in veiligheid waren buiten Tokio: één in Hiroshima, één in Nagoya, twee in Osaka en één in New York.
Op basis van dit verzoek adviseerde de directieraad van F.I.T. op 15 maart om bij hoogdringendheid het door F.I.T. uitgezonden personeel, de Vlaamse economische vertegenwoordiger en de technologieattaché zo spoedig mogelijk vanuit Tokio naar België terug te roepen, met het sterke advies dat zij ook hun gezinsleden naar België zouden overbrengen. De kosten daarvan worden gedragen door F.I.T., zoals bepaald door het interne reglement. Beide medewerkers kunnen hun taak in de hoofdzetel van F.I.T. voortzetten en zich ter beschikking houden van de bedrijven.
Ten tweede werd geadviseerd om het F.I.T.-kantoor in Tokio tijdelijk te sluiten en aan de medewerkers onder lokaal contract dienstvrijstelling te verlenen tot nader order, zodat ook zij zichzelf en hun gezin in veiligheid konden brengen. Ook voor de werknemers met een lokaal contract voorziet F.I.T. in een bijdrage in de gemaakte onkosten.
De beslissing om het personeel terug te trekken, werd door de gedelegeerd bestuurder genomen na advies van de directieraad. De personeelsleden werden geëvacueerd op het ogenblik dat de situatie veilig werd geacht en de evacuatie praktisch mogelijk was, na positief reisadvies van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken. Als de situatie opnieuw genormaliseerd is, wordt op basis van gezondheids- en veiligheidscriteria beslist om de personeelsleden terug te sturen naar hun buitenlandkantoren. Dat wordt door de gedelegeerd bestuurder beslist, na advies van de directieraad. Daarnaast wordt ook rekening gehouden met het reisadvies van de FOD Buitenlandse Zaken.
Ik sta, voor alle duidelijkheid, volledig achter de beslissing die de directieraad en de gedelegeerd bestuurder hebben genomen. Wij hebben gehandeld met heel veel zorg voor de gezondheid van onze mensen en diegenen die onder contract staan en hun familie. Het kantoor kon door de omstandigheden toch niet meer functioneren. Wij hebben rekening gehouden met het reisadvies van de FOD Buitenlandse Zaken, en hebben dus geen overleg gepleegd, omdat de mensen toch al vertrokken waren of gingen vertrekken in Tokio en de werking en de opvolging in Hiroshima, Nagoya en Osaka niet kon worden gerealiseerd, laat staan gegarandeerd.
Verder was er nog een vraag over het verlenen van bijstand door de personeelsleden van de Vlaamse overheid in Japan. De Vlaamse economische vertegenwoordiger werd reeds op vrijdag 11 maart 2011 door de Belgische ambassade gevraagd om de vragen van de Vlaamse pers voor zijn rekening te nemen, wat hij ook heeft gedaan. Omdat hij de Japanse taal vloeiend spreekt en leest, stond hij de ambassade in Tokio ook telefonisch bij met het mondeling vertalen van Japanse informatie. Hij hield verder de Japanse berichtgeving in de gaten om onmiddellijk de ambassade te kunnen verwittigen indien er zich belangrijke wijzigingen in de toestand voordeden, bijvoorbeeld in het niveau van de radioactiviteit in Tokio. Hij stond ook alle landgenoten bij in Japan wanneer die vragen hadden.
Dat alles vond plaats in de periode van vrijdag 11 maart tot en met dinsdag 15 maart. Op 16 maart keerde de Vlaamse economische vertegenwoordiger terug naar België. Tussen 16 maart en 18 maart beantwoordde de VLEV van hieruit verder vragen van Vlaamse journalisten. Hij meldde de ambassade in Tokio op 17 maart dat hij nog steeds ter beschikking stond voor het verwerken van Japanse info, maar dan vanuit Brussel. Er kwamen echter geen verzoeken om ondersteuning meer binnen vanwege de federale ambassade in Tokio.
Ook onze technologieattaché, die eveneens vloeiend Japans spreekt, heeft de ambassade in Tokio onmiddellijk bijgestaan, in het bijzonder door het volgen van alle Japanse nieuwsberichten en die te vertalen voor de in Japan aanwezige landgenoten en de adviesdienst van Buitenlandse Zaken. We mogen dus stellen dat onze personeelsleden in Japan hun kennis en expertise ten volle hebben ingezet om collegas, landgenoten en journalisten te ondersteunen waar mogelijk.
Voor de gezondheid en de veiligheid van het personeel en hun familie was het evenwel noodzakelijk deze personeelsleden op korte termijn uit Japan terug te trekken. De dienstverlening en de beantwoording van vragen is op geen enkel moment onderbroken, noch vanuit Tokio, noch vanuit Osaka, noch wanneer de VLEV en de technologieattaché terug in Vlaanderen waren.
Ook alle vragen over de samenwerking tussen het personeel van de Vlaamse overheid, de FOD Buitenlandse Zaken, en de federale ambassade in Tokio zijn hiermee afdoende beantwoord.
Toen zij daar waren, is de nodige ondersteuning gegeven. Voor de veiligheid zijn ze teruggeroepen en hebben ze van hieruit ook de nodige ondersteuning gegeven. De veiligheid van hun gezin en de mensen zelf heeft de doorslag gegeven om hen terug naar België te halen.
Wat de financiële of logistieke hulp aan Japan betreft, is er heel nauw contact met de Japanse ambassade hier, om te kijken wat we konden doen en nog kunnen doen. We hebben de interventie van het medisch team aangeboden, maar Japan heeft duidelijk aangegeven dat het over voldoende ziekenhuizen, medicijnen en geschoold personeel beschikt.
Wij staan in nauw contact met de goede relaties die wij in Japan hebben. Elke hulp die wij kunnen aanbieden, zullen wij ook verder aanbieden.
Voorzitter, collegas, ik denk dat dit gelukkig maar een uitzonderlijke situatie was. Het is geen eenvoudige zaak om op het juiste moment de afweging te maken uw mensen terug te roepen. Ook voor die mensen zelf is dat geen eenvoudige afweging. Zij voelen loyauteit tegenover het land waarin zij vertoeven. Voor hen is dat natuurlijk een delicaat gegeven. Als goede werkgever moet je soms beslissingen nemen voor je mensen en afwegingen maken. Dat is gebeurd door de directieraad en de gedelegeerd bestuurder van F.I.T. Men heeft alles gedaan om niemand in de steek te laten en alle hulp aan te bieden van op afstand. Zelf heb ik contact gehad met de heer Dirk De Ruyver om hem te vragen hoe hij de dingen zag. Op een bepaald moment heeft hij een interview gegeven op de radio. Ik ben daar zeer bezorgd over omdat die afwegingen allesbehalve evident zijn, ook voor de familie trouwens.
Dit geeft, denk ik, een antwoord op de vragen die gesteld zijn. Mevrouw Brusseel, naast het reisadvies, is er nadrukkelijk aangeboden om de ambassade in Tokio verder te helpen en op die manier is er maximale ondersteuning gegeven.
De voorzitter : De heer Hendrickx heeft het woord.
De heer Marc Hendrickx : Minister-president, ik dank u voor uw duidelijk antwoord, waaruit het accurate optreden van onze mensen blijkt. Die noodhulp is al niet eenvoudig. Op zon moment dan nog zo snel en efficiënt optreden, daar neem ik mijn hoed voor af.
Zijn er op Europees niveau ook bepaalde afspraken gemaakt om die noodhulp te coördineren en structureren? Dat kon ik namelijk niet afleiden uit uw antwoord.
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Minister-president, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. U zegt dat er samenwerking is geweest, maar ik kan uit uw antwoord niet afleiden of er daadwerkelijk overleg is geweest over de manier van samenwerken. Er is wat ad hoc samenwerking geweest voor het vertrek van de VLEVs.
Zoals ik daarnet al zei, is het inderdaad belangrijk om de veiligheid en gezondheid van de werknemers in het oog te houden en rekening te houden met bepaalde adviezen, in casu het reisadvies van de FOD Buitenlandse Zaken. Het reisadvies van de FOD Buitenlandse Zaken wordt opgesteld door de ambassade in samenwerking met het crisiscentrum van de FOD Buitenlandse Zaken. Het dient eigenlijk als advies voor de Belgische onderdanen en niet voor het personeel van Belgische overheidsdiensten die zich in crisissituaties meestal allen samen inzetten om de bijstand en de informatie aan Belgische onderdanen te garanderen. Zelfs wanneer het reisadvies luidt Kom niet naar Tokio, kom niet naar Japan, zijn de opstellers van dat reisadvies wel nog op post. Dat zijn de laatsten die vertrekken. Het gebeurt zeer zelden dat zij vertrekken, net omdat zij een rol te spelen hebben ten aanzien van de Belgen in het buitenland.
Toen de genocide in Rwanda plaatsvond, in 1993, zijn ze uit Kinshasa vertrokken nadat de diplomaten daar eigenhandig achthonderd burgers geholpen hebben de Congostroom over te steken in bootjes. Normaal gezien is dat ook niet de taak van een diplomaat of van het personeel van een ambassade. Op zulke momenten dus wel.
Ik vind het wat jammer dat er voorafgaandelijk niet wordt overlegd over de aard van de concrete samenwerking van alle actoren op het terrein die het diplomatieke statuut genieten. Het gehele team dat het diplomatieke statuut geniet, valt, in zekere zin, toch wat Japan betreft, onder de verantwoordelijkheid van de ambassadeur. Dat is een beetje geven en nemen. De Belgische diplomatie zet zich graag in om het diplomatieke statuut te verkrijgen voor regios. Maar het zou zeer vriendelijk zijn van de regios om in tijden van nood een team te vormen met de rest van de Belgische ambassade. In zekere zin is dat ook gebeurd. De Defensie-attaché is van Bejing naar Tokio gevlogen om het team te versterken en beter te kunnen bijstaan. De man van het Agence wallonne à l'Exportation et aux Investissements étrangers (AWEX) heeft dat ook gedaan. Hij heeft ook 24 uur op 24, 7 dagen op 7 geholpen. Een nieuwe ambassadeur die moest worden aangesteld, is ook vroeger dan gepland vertrokken om de ambassade te versterken. In die zin denk ik dat het in de toekomst nuttig zou zijn om in bepaalde situaties vooraf vooraleer bepaalde regios hun mensen laten vertrekken te overleggen of België niet wat hulp kan gebruiken. Voor alle duidelijkheid: België ligt niet buiten Vlaanderen, het is uiteindelijke nog altijd het thuisland van de Vlamingen. Daarom zou het niet onlogisch zijn dat er op zon momenten beter wordt samengewerkt.
De communicatie via de radio heeft de werking van de ambassade bemoeilijkt. Ik betreur dat er daar ook niet beter werd overlegd. Niet alleen op momenten van crisis, maar te allen tijde, is er op de ambassade een afspraak wie er de lead neemt in een bepaalde communicatie. Het is belangrijk dat die communicaties elkaar niet doorkruisen, maar op elkaar worden afgestemd. De verklaringen van de VLEV hebben eigenlijk voor meer paniek gezorgd dan de ambassade ter plekke aankon. Ook dat is iets waar we een les uit moeten trekken.
Ten slotte, met alle begrip dat er is voor de veiligheid en gezondheid, ben ik er bezorgd over dat er een team kan worden gevormd als alles goed gaat, maar niet als het slecht gaat. Ik zie daarin een gebrek aan een solidair gevoel met de landgenoten die op een ander niveau werken. Ik zou dat in de toekomst graag anders zien.
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Minister-president, ik dank u voor uw antwoord met een zeer gedetailleerde chronologische weergave van de gebeurtenissen in de dagen na de ramp. Ik doe wel mijn spreekwoordelijke hoed af voor het functioneren van onze mensen, onze attachés, die die moeilijkste dagen, onmiddellijk na de tsunami, hebben getuigd van zeer professioneel gedrag. Ik merk uit uw antwoord dat er wel degelijk samenwerking is geweest met de FOD Buitenlandse Zaken. Op dat vlak is uw antwoord dus zeer bevredigend.
Mevrouw Sabine Poleyn : Hebben de Vlaamse economische vertegenwoordigers zicht op de situatie vandaag van de Vlaamse bedrijven in Japan? Als de situatie daar helderder wordt en men aan de heropbouw kan beginnen, wordt het dan duidelijk of onze bedrijven economische schade hebben opgelopen? Welke rol moet of kan F.I.T. daarin spelen? Onze economische vertegenwoordiger is daar toch aanwezig om onze Vlaamse bedrijven te ondersteunen.
De voorzitter : De heer Van Overmeire heeft het woord.
De heer Karim Van Overmeire : Minister-president, hebt u vragen gekregen van de FOD Buitenlandse Zaken of van de Belgische ambassade in Tokio, waarop u dan negatief hebt geantwoord? Hebt u nadien klachten of opmerkingen gekregen vanuit de FOD Buitenlandse Zaken of van de federale minister van Buitenlandse Zaken? Mocht dat zo zijn, dan hebben we een probleem. Mocht dat niet zo zijn, dan is dat probleem kleiner.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Het antwoord op de laatste vraag is neen. Men was heel tevreden over de inbreng die we hebben gedaan. In Osaka wil men nog meer samenwerking en afspraken.
Mevrouw Brusseel, rekening houdend met de omstandigheden waarin moet worden gewerkt, hebben onze mensen alles gedaan wat ze konden. De Belgische ambassadeur is niet vroeger vertrokken, maar op het geplande moment. Maar dat is niet het belangrijkste. Men heeft alles gedaan om iedereen die er was, bij te staan en dag en nacht de nodige informatie te geven. Toen ze hier waren, hebben ze nog hulp geboden en informatie verstrekt. Ik wil die mensen, als dat nodig zou zijn, zwaar in bescherming nemen omdat ze alles hebben gedaan wat ze konden. Alleen felicitaties passen daarbij.
De VLEVer en zijn familie waren al naar Osaka gegaan omdat zijn schoonfamilie daar was. Ook de technologieattaché met zijn vier kinderen had de wens uitgedrukt om terug te komen. Als werkgever was het niet onbelangrijk om daarmee rekening te houden, met de afweging dat wat ze konden doen, ook vanuit Vlaanderen kon gebeuren. Dat hebben ze dan ook gedaan.
We moeten geval per geval bekijken. Japan, nog altijd een van de belangrijkste economische grootmachten in de wereld, zit in een andere situatie dan ontwikkelingslanden. Dat is ook de reden waarom Japan niet meteen hulp heeft gevraagd. Het meent alles zelf aan te kunnen. Als ze specifieke vragen hebben over robots in de kerncentrales, dan zullen ze dat ook doen.
In zulke crisismomenten moet er goed worden overlegd. We moeten onze krachten maximaal inzetten om onze landgenoten en bedrijven te ondersteunen. Reisadviezen gelden in de eerste plaats voor niet-professionele landgenoten. Die mensen hebben een belangrijke afweging moeten maken. De afweging die de directieraad heeft gemaakt om hen terug te roepen, heb ik als bevoegd minister ondersteund, wetende dat ze vanuit Vlaanderen de nodige ondersteuning konden geven.
Het was me niet bekend dat de berichtgeving vanuit de ambassade over een en ander wat ongelukkig was. Ik zal dat onderzoeken. Voor de rest heb ik geen enkele negatieve reactie ontvangen, integendeel. Het werd erg geapprecieerd. We moeten dit geval per geval bekijken.
Ik zal zelf naar Japan afreizen in de mate dat dit wordt gesteund door Japan. Ik wil daar niemand voor de voeten lopen. Er was een zending gepland naar Japan, Korea, Hongkong en Singapore. We onderzoeken of het is aangewezen om nu naar Japan te gaan, omdat ik daar niet in de weg wil lopen. In dat geval kunnen we beter thuisblijven.
De voorzitter : De heer Hendrickx heeft het woord.
De heer Marc Hendrickx : Mag ik terugkomen op mijn vraag naar de Europese contacten?
Minister-president Kris Peeters : Er is Europees over gesproken. Maar net zoals het niet vragen van hulp of ondersteuning vanuit Vlaanderen, zijn er op Europees niveau contacten geweest. Japan heeft gezegd dat het voorlopig geen ondersteuning nodig heeft. Dat wordt elke dag opgevolgd. Met de kerncentrales is er een heel gevaarlijke, delicate situatie ontstaan. Als Japan meent dat het daar nood aan heeft, wil Europa hulp aanbieden.
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Minister-president, het moet zijn dat vrouwen iets meer empathie hebben dan mannen, want bij mij zijn sommigen wel komen uithuilen en bij u en uw collega niet. Laten we zeggen dat als ze niet bij de minister gaan uithuilen, het allemaal nog wel meevalt.
Ik ben blij dat het reisadvies wordt geconsulteerd. Dat staat vol interessante informatie. Ik zie dat men het reisadvies heeft aangevraagd aan de FOD Buitenlandse Zaken op 21 maart, en dan waren ze al terug. Dat vind ik een beetje vreemd. Ik zal daar niet verder over redetwisten. Voor mij is deze zaak afgesloten.
Minister-president Kris Peeters : Voor alle duidelijkheid: dat advies is gevraagd voor een mogelijke terugkeer naar Japan.
De voorzitter : Het incident is gesloten.