Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 28/04/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Martine Fournier tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over buurtsupermarkten
- 1441 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : Voorzitter, minister-president, collegas, buurtsupermarkten maken 40 procent uit van de totale Europese voedingshandel. De laatste 20 jaar is hun aandeel verminderd van 60 naar 40 procent.
Vertegenwoordigers van de buurtsupermarkten uit zeven Europese lidstaten zaten onlangs samen met Europarlementsleden. Ze vragen meer aandacht voor deze buurtsupermarkten. Nu ligt de focus te veel op het commerciële aspect, te weinig op het gediversifieerd winkellandschap. Buurtsupermarkten stellen relatief meer plaatselijk personeel tewerk, bevorderen het sociaal contact en hebben mobiliteits- en ecologische troeven. Deze buurtsupermarkten kunnen moeilijk op tegen de dumpingprijzen, koppelverkoop en andere lokpraktijken van de grote ketens.
Europa moet op zoek naar een evenwichtig en duurzaam winkelbeleid. Daartoe startte de Europese Commissie een Retail market monitoring report, een onderzoek naar de noden van de Europese supermarkten. Men wil een nieuw evenwicht tussen efficiëntie en eerlijke concurrentie, een duurzaam winkelaanbod. De buurtsupermarkten vrezen dat in deze studie te weinig rekening zal worden gehouden met hun specifieke noden.
Minister-president, hoe staat u tegenover het huidige Europese winkelbeleid? Hebt u weet van de bijeenkomst van vertegenwoordigers van de buurtsupermarkten uit zeven Europese lidstaten? Zijn er bepaalde resultaten uit de bijeenkomst gekomen die relevant kunnen zijn voor de winkelnota waar uw diensten mee bezig zijn? Hebt u weet van besluiten voortkomend uit het Retail market monitoring report? Hoe kunt u die resultaten toetsen aan het supermarktbeleid in Vlaanderen en toetsen aan de winkelnota waar uw diensten mee bezig zijn?
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Voorzitter, minister-president, collegas, men moet een beetje voorzichtig zijn, want wat is een buurtsupermarkt? De vele internationale filiaalbedrijven en Colruyt is dan toevallig een Belgisch, maar er zijn er ook andere zijn een format van buurtsupermarkten. De gemiddelde verkoopsoppervlakte van bijvoorbeeld Aldi schommelt rond 670 vierkante meter. Carrefour vervult met GB Partners de rol van buurtsupermarkt.
We moeten dus voorzichtig zijn in de analyse. We kunnen misschien beter nagaan wie er een zelfstandige eigenaar is en wie een deel van een winkelketen, wetende dat Jo Colruyt zaliger, de vader van Jef Colruyt, ook heel kleinschalig is begonnen.
Er zijn twee vragen. Voelen we er ons comfortabel bij dat een buurtwinkel geëxploiteerd wordt door een grote groep, maar door het aankoopvoordeel is dat bijna onvermijdelijk? Spar was lange tijd een vereniging van enkel zelfstandigen die enkel betaalden voor het logo. Vandaag zijn er maar twee exploitanten meer die de masterfranchise van Spar hebben: Colruyt en Lambrechts.
De zuiver zelfstandige buurtsupermarkt is gemarginaliseerd, behalve als het gaat over de zeer gespecialiseerde winkels. Ik wil toch oproepen om te nuanceren. Het exploiteren van winkels kun je politiek niet sturen. De evolutie van de markt is de evolutie van de markt: zoals er delokalisatie is van bepaalde activiteiten, is er ook concentratie van bepaalde activiteiten.
Daarom wil ik oproepen om die nuancering mee in de vraagstelling op te nemen en vooral te onderzoeken welk format het best past in welk stadsdeel, eerder dan wie de winkel exploiteert.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, collegas, ik kan verwijzen naar het verslag van de commissie waarin het ging over de problematiek van kleine levensmiddelenbuurtwinkels. Er zijn tendenzen waar te nemen. Ook grote winkelbedrijven vestigen kleinere winkels in de stad en op het platteland.
Ik heb begrepen dat mevrouw Fournier vooral vraagt hoe het nu zit met de buurtsupermarkten en buurtwinkels, los van het feit of ze in franchise of in een groter geheel worden uitgebaat. Mevrouw Fournier, u hebt al verwezen naar het Retail market monitoring report, dat door de Europese Commissie werd aangenomen in juli 2010. Het is waarschijnlijk toevallig dat de Vlaamse Regering in diezelfde maand ook de startnota Winkelen in Vlaanderen heeft goedgekeurd, waarover heel wat enthousiasme was en is. Het Retail market monitoring report was op dat moment slechts een stap op weg naar eventuele maatregelen, op te nemen in de aangepaste Single Market Act. De Commissie kijkt naar de detailhandel vanuit de heel specifieke bedoeling om de interne markt beter te doen functioneren. In het najaar van 2010 werd ook nog een publieke consultatie georganiseerd, waarbij overheden, bedrijven maar ook burgers hun visie konden geven over wat prioriteit moest krijgen in de beleidsmaatregelen van de Commissie als respons op het rapport.
Het rapport werd ook besproken in de IMCO-commissie (Interne markt en consumentenbescherming) van het Europees Parlement. De rapporteur, mevrouw Bildt, heeft haar ontwerpresolutie in maart gepubliceerd en de plenaire behandeling in het Europees Parlement vindt plaats voor eind juni 2011.
Voor het Europese winkelbeleid is het dus nog even afwachten. Er is wel progressie.
Het belang dat Europa aan de sector van de detailhandel hecht, kunnen we alleen maar bijtreden. De inleiding van de startnota laat zien dat we ook in Vlaanderen tot de conclusie gekomen waren dat de detailhandel economisch heel belangrijk is en ondersteuning verdient. De impact van Europa op de sector mag trouwens niet onderschat worden. De invloed van Europa op domeinen als btw, consumentenbescherming of milieuvoorschriften is daarvoor zeer groot. Dat initiatief vanuit Europa juich ik dus zeer sterk toe. We zullen dat van zeer nabij blijven volgen. Dat geldt ook voor het debat in het Europees Parlement van eind juni.
De bijeenkomst waarnaar u verwijst, was georganiseerd door de beroepsorganisatie Buurtsuper.be. Ik was daarop spijtig niet uitgenodigd. Ik denk niet dat het de bedoeling was dat ik, indien ik wel was uitgenodigd, er naartoe zou zijn gegaan. Ik heb gelezen dat verschillende beroepsorganisaties van oordeel zijn dat de focus van het Europese beleid te sterk op economische efficiëntie zal liggen, zonder oog voor duurzaamheidsaspecten of de maatschappelijke rol van detailhandel.
Ik was niet aanwezig op het overleg. We moeten nagaan wat de volgende stappen en resultaten zijn. De aandacht die gevraagd wordt voor de leefbaarheid van stads- en dorpskernen en de rol die winkels daarin spelen, de vraag om ook niet blind te zijn voor de negatieve aspecten van de polarisatie tussen kern en periferie op het vlak van mobiliteit, verminderde beschikbaarheid van basisproducten voor wie minder mobiel is, leegstand enzovoort sluiten sterk aan bij het streven naar het herstel van de harmonie tussen kern en periferie in de startnota.
Het Retail market monitoring report identificeerde enkele themas met potentieel negatieve impact op een meer efficiënte detailhandel, zoals: verminderde beschikbaarheid van winkels met basisgoederen in de nabije omgeving, schaarse vergelijkende prijsinformatie over producten die buiten de lokale of nationale markt aangeboden worden, trage groei van e-commerce, de geringe transparantie van allerlei kwaliteitslabels, het niet naar behoren functioneren van de arbeidsmarkt in de retailsector, de zeer gedifferentieerde aanpak voor een milieuvriendelijkere detailhandel in de verschillende lidstaten. Zoals u weet, kunt u dit rapport terugvinden op de website van de Europese Commissie.
Ik moet vaststellen dat in de definitieve versie van de Single Market Act, die recent door de Commissie aanvaard werd, behalve over het aanmoedigen van grensoverschrijdende elektronische handel, weinig terug te vinden is dat refereert aan de conclusies van het Retail market monitoring report. Ik weet op dit ogenblik niet of en hoe de commissie bepaalde elementen uit dat rapport zal concretiseren. De bezorgdheid over de afnemende keuzevrijheid voor de consument door het verdwijnen van heel wat winkels in landelijke gebieden en in sommige kernen strookt met de winkelnota. Die bezorgdheid deel ik ook.
Verder wordt in die ontwerpresolutie aan de Commissie gevraagd om een uitgebreid Europees actieplan voor de handels- en distributiemarkt voor te bereiden en tegelijk worden de detailhandelaars zelf, net als de leveranciers uit de branche, opgeroepen tot een open en constructieve dialoog om tot praktische oplossingen te komen. Dat laatste is een aanpak die we ook in Vlaanderen in opvolging van de startnota Winkelen in Vlaanderen gehanteerd hebben met het stakeholdersplatform Detailhandel.
Ten slotte wil ik er nog op wijzen dat we binnen het project Ondernemersvriendelijke gemeente ook inzetten op buurtwinkels, nabijheid en e-commerce. Daarnaast stelt de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) de praktijkgids Buurtwinkels in een landelijke omgeving ter beschikking van lokale besturen.
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : Minister-president, ik dank u voor het uitgebreid antwoord.
Mijnheer Sabbe, het grootste probleem en mijn grootste zorg is de leegloop van de stadskernen. De invulling kan eventueel gebeuren door franchise- of zelfstandige winkels. We moeten daar zeker voor openstaan en er ons bewust van zijn dat er meer en meer franchisewinkels in de stadskernen kunnen en zullen komen.
Er zal in de toekomst, als er nog zelfstandige winkels blijven bestaan, echter ook wel nood zijn aan commerciële samenwerking. Het zal immers moeilijk zijn om als kleine zelfstandige nog leefbaar of economisch haalbaar te blijven. Minister-president, u hebt daar ook op geantwoord. Ik kijk uit naar de debatten in het Europees Parlement over deze problematiek. Ik zal die zeker nauwgezet volgen.
Ik wil even terugkomen op de winkelnota. U hebt al diverse initiatieven genomen. U hebt die ook opgesomd. Zo is er onder meer het handelspandenfonds en zijn er de ondernemende gemeenten. De stad Menen heeft aan de beide meegedaan. We hebben een project ingediend. Als stad proberen we mee te doen aan al die projecten en zo ook ons handelscentrum te promoten. Ik ben naast schepen van Middenstand ook schepen van Mobiliteit.
Een van de belangrijkste pijlers van heel het winkelbeleid is het parkeerbeleid. In de meeste steden is er een betalend systeem in de kernen. Ook bij ons is dat zo. Dat is goed voor de rotatie. Wel kampen we met een tekort aan parkeerplaatsen voor langparkeren. In een stad als Menen is het niet altijd evident om gronden te kunnen benutten om een parking aan te leggen. Daarom wil ik een oproep doen. Kunt u onderzoeken of het eventueel mogelijk is om, binnen alle subsidies die u geeft voor ondernemende gemeenten en dergelijke initiatieven, gemeenten en steden te ondersteunen bij hun parkeerbeleid, bij het aanleggen van parkings voor langparkeren? Ik heb het dan wel over steden als Menen. In Kortrijk en Roeselare is dat misschien anders, omdat daar wordt gewerkt met een privéfirma. Dat kan een betalend systeem zijn. Voor steden als Menen is dat niet zo evident. Kunt u nadenken over eventuele projecten met betrekking tot langparkeren aan de stadsrand?
Ik verwijs eveneens naar het artikel van deze ochtend in de krant over de enquête met betrekking tot ruimtelijke ordening. Eén element daarin verontrust me, een ander verheugt me. Zo vind ik het verontrustend dat 62 procent van de ondervraagde personen vindt dat de stadscentra autovrij moeten zijn. Ik zie mijn collega van Groen! knikken, maar ik heb daar wel problemen mee. Misschien is dat minder een probleem voor Gent en Antwerpen, maar ik hoop dat dit niet voor alle stadskernen geldt. Menen telt 32.000 à 33.000 inwoners. Als we onze stadskern autovrij maken, zal dit nog een groter probleem vormen voor de kleine zelfstandige of de gewone zelfstandige die zich wil vestigen in de stadskern. Ook bleek uit de enquête dat 42 procent tegen lintbebouwing is. Nu, ik heb die enquête nog niet helemaal gelezen. Ik heb dat deze ochtend slechts even doorgenomen. Het benieuwt me wat er nog zoal in staat. Dat zijn echter twee tegenstrijdige berichten. Minister-president, kunt u uw visie geven op deze twee punten, of misschien over die enquête in het algemeen?
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Als men de stadskern wil versterken, dan moet men natuurlijk de toegankelijkheid van die kern verzekeren. Dat is een van de opmerkingen die we hebben geformuleerd naar aanleiding van de winkelnota. Ondergrondse parkings zijn daar één element van, maar het gaat ook over de toegankelijkheid van die parkeerplaatsen. Die moeten vrij centraal liggen. Vlamingen, net als de meeste Europeanen, zijn vrij lui als het gaat over de afstand die ze willen afleggen tussen de parkeerplaats en de plaats waar ze winkelen. Ik neem het voorbeeld van Gent, met de parking onder de Kouter. Goed, die sluit vrij snel aan op de Veldstraat, maar dat is niet zo in alle gevallen. In Kortrijk, bijvoorbeeld, vonden veel klanten destijds de parking onder het Schouwburgplein al te ver van de Lange Steenstraat. Daarom heeft het winkelcentrum K in Kortrijk een parking net onder het centrum gemaakt. Voor de start van K in Kortrijk was er die ondergrondse parking onder het Schouwburgplein, en was de Lange Steenstraat dé winkelstraat.
Men moet er dus voor zorgen dat de parking voldoende dicht is bij de plaats waar de commerciële activiteit plaatsvindt. Daarbij kan de lokale overheid uiteraard een rol spelen. Er is natuurlijk het punt van de toegankelijkheid. Ter zake gaan de Vlaamse en de lokale overheid hand in hand. Ik blijf dat herhalen. Dat betekent natuurlijk dat heel het beleid van 30 kilometerzones, verkeersdrempels en dergelijke meer moet worden bekeken.
Wie een aangename stadskern wil, waar het leuk vertoeven is en waar weinig wagens zijn, die moet er immers wel voor zorgen dat iedereen vrij vlot die kern kan bereiken. In bepaalde steden staat men nu van de afrit van de autosnelweg tot aan de parking in kwestie in de file. Dat heeft geen zin. Enkel en alleen dan zal de kern worden versterkt, als men een park-and-ridepolitiek toelaat, waarbij commerciële activiteiten in de stad meteen gepaard gaan met een optimale toegankelijkheid en men de steden niet bezaait met verkeersdrempels en andere hindernissen. Ik heb liever dat men consequent veilige fietspaden aanlegt, zodat er plaats is voor fietsers, in plaats van dat fietsers ofwel op het trottoir moeten rijden ofwel tussen de verkeersdrempels en de bus worden geplet.
Zo consequent moeten we dan wel zijn. Men kan niet willen dat er commerciële activiteiten in het centrum worden gecreëerd, als men tegelijk niet consequent is in de uitvoering ervan.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Het verbaast me wat dat de heer Sabbe er eigenlijk in berust dat de gemiddelde Vlaming blijkbaar vrij lui is als het gaat over parkeren en de afstand die hij wil afleggen om te winkelen. Ik stel vast dat hij gisteren probleemloos stelde dat mensen heel ver moeten gaan werken, in andere streken. Dat is allemaal geen probleem, maar als het gaat over het te voet afleggen van 300 of 400 meter, dan is dat blijkbaar te veel.
Mijnheer Sabbe, u hebt gelijk op één punt: het gaat over toegankelijkheid. Alleen is het natuurlijk de vraag hoe we die toegankelijkheid realiseren. Er is meer mogelijk, onder meer door een goede ruimtelijke ordening en het vermijden van lintbebouwing, dan alleen maar het voorzien in parkeergarages en de toegankelijkheid met de wagen. Ik stel vast dat in Gent, maar ook in andere steden, zoals Kortrijk, er heel veel protest was toen de eerste verkeersvrije straat werd georganiseerd. Altijd is er protest. Ik stel echter vast dat men nadien altijd zegt dat dit een meerwaarde is geweest.
Mevrouw Martine Fournier : Het wordt misschien iets te concreet. Over Kortrijk en Roeselare zouden we trouwens een heel debat kunnen voeren, maar het is wel zo dat de Lange Steenstraat in Kortrijk, een autovrije straat, bij momenten echt geen denderend succes was. Het centrum is nu weer wat opgebloeid dankzij K in Kortrijk, een heel mooi initiatief.
In Roeselare is het moeilijk om in de stad te geraken, maar het lukt en men kan parkeren in de hoofdstraat. In vergelijking zijn er redelijk veel mensen die moeite hebben om in Kortrijk te geraken omdat het om een autovrije straat gaat. Een autovrije straat implementeren in elke stad lijkt me geen goed toekomstbeeld.
De heer Filip Watteeuw : We moeten werken op maat.
De voorzitter : Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Güler Turan : Voorzitter, ik kan het niet nalaten om een goed voorbeeld uit Antwerpen te geven. Het is normaal dat zelfstandigen altijd eerst heel wantrouwig staan tegenover het verkeersvrij maken van een straat omdat ze vrezen dat hun klanten de winkels niet zullen bereiken, maar het beste succesverhaal wat dit betreft, is toch wel de Meir. Het is één van de beste winkelstraten. Toen de straat verkeersvrij werd gemaakt, was dat ook een groot probleem.
Mijnheer Sabbe, u hebt gelijk dat de toegankelijkheid belangrijk is, maar dat wil niet altijd zeggen dat men met de wagen tot bij de winkel rijdt. U had het daarna ook over fietspaden en daarover hebt u gelijk. Ook de park-and-ridezones zijn belangrijk, niet in de stad, maar buiten de stad, samen met een goede verbinding van het openbare vervoer. Dat is de toekomst.
En, mevrouw Fournier, u hoeft echt geen schrik te hebben van verkeersvrije straten.
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Ik heb niets tegen openbaar vervoer behoudens als het niet op tijd is maar natuurlijk moet er ook parkeergelegenheid gecreëerd worden, zodat men makkelijk op de trein kan wachten. We kunnen er natuurlijk niet zoals op het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw voor zorgen dat alle deelgemeenten met de trein bereikbaar zijn. Dat is nu niet meer zo en dat is begrijpelijk, maar men moet zijn wagen wel kwijt kunnen aan het station waar men de trein wenst te nemen.
Ik verwijs ook naar het punt inzake mobiliteit waar ik het gisteren over had. Industriezones hebben gelukkig niet hetzelfde nadeel als de winkelstraten, en natuurlijk zijn er heel weinig drempels op weg naar de industriezones.
Mijnheer Watteeuw, hoe dan ook blijf ik bij mijn standpunt dat als we de combinatie willen verwezenlijken, we ervoor moeten zorgen dat de vele middelen die u opsomt, ook functioneren en een aanvaardbare bereikbaarheid toelaten. Dat is de essentie. Als we daar samen aan werken, kunnen we leuke dingen doen. Een eenzijdig beleid op het vlak van verkeer, mijn grote bemerking bij de Winkelnota, zal er zeker niet toe leiden dat de handel zal investeren in de stadskernen.
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : Ik wil nog opmerken dat er een groot verschil is tussen steden als Gent en Antwerpen, en een stad als Menen van 32.000 inwoners. Een kleine stad vergt een andere benadering.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Mevrouw Fournier, wat u zegt, is juist: zulke zaken moeten op maat gemaakt worden. Wat in Gent werkt, zal niet per definitie ook in Menen werken, dat is duidelijk. Maar we mogen er ook niet te snel van uitgaan dat er niets mogelijk is in een stad van 30.000 inwoners. In het buitenland zijn er steden van 50.000 à 60.000 inwoners die een vrij groot verkeersvrij gebied hebben. Zo zijn er in Italië heel veel steden met een vrij groot autovrij gebied. Dat werkt en de winkeliers zijn er tevreden over. We moeten op maat werken, en voor Menen zal een andere oplossing nodig zijn dan voor Gent of Antwerpen.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, dit is een heel interessant debat. U moet eens bekijken waar de discussie over de enquête die deze morgen werd vrijgegeven, verder kan plaatsvinden, hier of in een andere commissie. Een van de vragen daarin was: Wat is uw ideale stad in 2050? Daarbij komen verschillende elementen en praktische bezwaren aan bod. 2050 ligt natuurlijk wat verder van ons af dan 2020, maar ik meen dat het interessant is om de enquête te bekijken en die daarna te bespreken in deze of in een andere commissie.
Ik heb tijdens de toelichting van de winkelnota onderstreept dat het mobiliteitsbeleid een belangrijk element is om het winkelbeleid alle kansen te geven in alle steden en gemeenten die Vlaanderen rijk is. Natuurlijk is dat mobiliteitsbeleid voor een groot deel de bevoegdheid van de gemeenten en de steden. Zij moeten met veel wijsheid handelen en daarbij evenwicht en maatwerk zoeken.
Ik heb het ook gehad over een level playing field, zeker voor wat het parkeren betreft, tussen het parkeren buiten de stad bij grote winkelcentra versus de mogelijkheden om de wagen kwijt te geraken in de stadskernen. Dat level playing field moet goed in de gaten worden gehouden, want anders zullen mensen altijd de stadskernen vermijden omdat het makkelijker is om naar een winkelcentrum te rijden waar men de wagen kwijtraakt zonder ook maar één euro te betalen.
Mevrouw Fournier, dit debat is zeker nog niet ten einde. Ook met de projecten proberen we te stimuleren dat men hier verder concreet mee bezig is. U vraagt dat specifiek het langparkeren zou worden meegenomen. Ik zal dat zeker doen, ook in de pilootprojecten die kunnen worden ingestuurd naar aanleiding van de oproep.
De voorzitter : Het incident is gesloten.