Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 17/02/2011
Vraag om uitleg van de heer Sven Gatz tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over het huidige overleg tussen het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, Vlaanderen en Wallonië naar aanleiding van Business Route 2018 van Brussels Metropolitan
- 915 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Gatz heeft het woord.
De heer Sven Gatz : Minister-president, het initiatief waarover ik u een vraag stel, is u genoegzaam bekend. Enkele jaren geleden hebben de werkgeversorganisaties Voka (Vlaams netwerk van ondernemingen) vanuit Vlaams oogpunt, Beci (Brussels Enterprises Commerce and Industry) vanuit Brussels oogpunt, UWE (Union Wallonne des Entreprises) vanuit het zuiden van het land en VBO als koepel het Brussels Metropolitan-project naar voren geschoven. Om het heel kort samen te vatten, komt het erop neer dat ze stellen dat de economische motor, die Brussel en zijn hinterland samen zijn, moeten worden verbeterd en versterkt door overleg tussen en gemeenschappelijk beleid van de verschillende gewesten. Dat was destijds het zeer algemene begin.
Inmiddels is men wat concreter geworden, heeft men doelstellingen geformuleerd en beleidsverantwoordelijken uit de verschillende gewesten bewust gemaakt, aangesproken en dergelijke meer. Het meest concrete was dat al die zaken op 9 december 2010 in het Business Route-plan 2018 werden voorgesteld. Daarin doet men vaststellingen, die aangeven dat het metropolitane gebied nog steeds een veerkrachtige topregio is, die de financiële en economische crisis van de voorbije twee jaar relatief goed heeft doorstaan. Daarnaast worden ook een aantal zwaktes blootgelegd van onze topregio. Sommige sectoren doen het minder goed, de verkeersknoop legt een vrij grote hypotheek en de sociale ongelijkheid in dat gebied is toch wel een tijdbom. Dat laatste zijn mijn eigen woorden. Maar ik denk dat we het daar helaas allemaal over eens moeten zijn.
Ze hebben ook vier doelstellingen naar voren geschoven. We weten allemaal dat Brussel een administratief centrum is: Belgisch, Vlaams, lokaal, Europees, internationaal. Brussel moet dat ook meer economisch en cultureel worden. Er zijn daarnaast ook een aantal niches die ontwikkeld moeten worden in de mondiale groeimarkten. Dat sluit trouwens aan bij de eigen doelstellingen van de Vlaamse Regering. Brussel moet ook een bruisende stad zijn, een aantrekkingspool voor talent en bedrijven. Dat alles moet ten slotte op een duurzame economische basis gegrondvest zijn.
Minister-president, dat zijn algemene, maar ook goede uitgangspunten en doelstellingen. Hoe staat de Vlaamse Regering tegenover deze vier voorgestelde speerpunten uit de Business Route 2018 en kan zij zich vinden in de actiepunten? Heeft de Vlaamse Regering voor zichzelf doelstellingen opgesteld die hiermee sporen of ermee samenvallen? Ik denk dan vooral aan het mee ontwikkelen van een gedeeld beleid voor de Brusselse metropolitane regio en gemeenschap. Mijn laatste vraag is ook de meest concrete. Wat is de voorbije maanden de bijdrage geweest van de Vlaamse Regering in het zoeken naar samenwerking tussen de verschillende overheden? Straks kan ik dat eventueel nog wat concreter maken. Het gaat meer bepaald over de bevoegdheidsdomeinen mobiliteit, werkgelegenheid, maar ook ruimtelijke ordening en, waarom niet, onderwijs en cultuur.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Voorzitter, minister-president, ik sluit me graag aan bij de vraag van de heer Gatz, maar dan vanuit een ander oogpunt. Het initiatief komt effectief van de werkgeversorganisaties. Wat te vrezen viel, is ook uitgekomen: het is een politiek dossier geworden. Franstalig politiek Brussel of Franstalig politiek België heeft het geaccapareerd om daar een politiek dossier van te maken en om er uiteindelijk voor te zorgen dat Brussel alsnog de facto wordt uitgebreid. Ze weten ook dat de uitbreiding van Brussel geen enkele kans maakt. De facto wordt het echter uitgebreid.
Ik begrijp niet waarom de metropolitane gemeenschap als notie deel moet uitmaken van communautair-institutionele onderhandelingen. Dat is het beste bewijs dat het een politiek en communautair dossier geworden is. Als we de non-nota van Di Rupo lezen want die is er wel degelijk , dan heeft men het over een bijzondere wet waarin die metropole gemeenschap verankerd zou worden. Bij bepaalde wegenwerken zou men zelfs een akkoord moeten sluiten vooraleer er iets kan gebeuren. In de nota van de heer Vande Lanotte staat ongeveer hetzelfde.
Dan zijn we al heel ver weg van het idee vanuit werkgeverskringen, dat op zich zeer nobel is, om de gewesten op bepaalde domeinen te laten samenwerken en hun beleid op elkaar te laten afstemmen op sociaal-economisch gebied, op het vlak van de infrastructuur, op het vlak van mobiliteit. Op zich kan men nooit iets hebben tegen samenwerking. Als men echter discussies voert om dat institutioneel in een bijzonder dossier te verankeren, dan is dat een andere zaak. De heer Reynders had het daar gisteren over in zijn persconferentie. Er wordt gesteld: Deze instantie zal zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van de drie gewesten, van de gemeenten uit Vlaams-Brabant, Waals-Brabant en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die dat wensen en aan wie het vrij staat al dan niet toe te treden. Dat is trouwens een letterlijke overname uit de nota van de heer Di Rupo.
Het is dus een politiek-communautair dossier geworden, waar dan toch wel een geurtje aan hangt. Minister-president, ik zou graag hebben dat u naar aanleiding van de vraag van de heer Gatz ook uw licht over dat aspect laat schijnen.
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : Voorzitter, ik sluit me graag aan bij de vragen van de heer Gatz en van de heer Van Hauthem, die wijst op de risicos. De discussie over Brussel in zijn geheel wordt de laatste tijd regelmatig gevoerd. We kunnen niet ontkennen dat Brussel nog altijd zeer belangrijk is op sociaal-economisch vlak, qua mobiliteit enzovoort. Het is erg belangrijk dat we vanuit Vlaanderen een sterke as ontwikkelen tussen Brussel en Vlaanderen, dat we hard inzetten op de ruit Antwerpen-Leuven-Gent-Brussel.
Dat er geen uitbreiding is, lijkt me wel evident ik denk niet dat hier iemand is die daar zou voor pleiten , maar wel voor samenwerking. Daar ligt wel het gevaar. We kunnen wel pleiten voor sociaal-economische samenwerking, maar andere mensen, Franstalige politici hebben wel degelijk gesteld dat ze daar een institutionele zaak van willen maken. Dat mogen we niet aanvaarden. Er mogen geen bijkomende bestuursniveaus worden ontwikkeld. Die samenwerking is nu perfect mogelijk vanuit het Vlaamse Gewest, vanuit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, vanuit het Waalse Gewest. Dat is perfect mogelijk, net zoals we dat ook doen voor andere zaken, waar we moeten samenwerken met andere buurlanden. Dat kan geen enkel probleem zijn.
Het is zelfs zo dat de vier werkgevers in Knack zelf hebben gezegd dat ze geen politiek verhaal brachten, dat ze geen politieke doelstellingen hebben en dat het enkel om een sociaal-economisch project gaat. We hebben geen probleem met een zuivere samenwerking. Dat is in het belang van Vlaanderen. Maar het mag op geen enkele wijze een institutioneel verhaal worden.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, collegas, wat de vragen van de heer Van Hauthem en de heer Diependaele betreft, daarover is het Vlaams regeerakkoord zeer duidelijk. Bij de samenwerking in het kader van de sociaal-economische belangengemeenschap Brussel-Vlaanderen kan er niets veranderen aan de grenzen of de eigen bevoegdheid van de betrokken overheden. Het regeerakkoord en de Octopusnota kunnen niet duidelijker zijn. Ik zal niet in detail ingaan op de voorstellen. Mijnheer Van Hauthem, met het regeerakkoord en de Octopusnota in de hand kan ik zeggen dat voor ons een samenwerking kan. Ik zal er straks iets meer over zeggen. Alle andere voorstellen zijn echter in strijd met wat deze meerderheid heeft afgesproken. Ik vermoed dat men zelfs buiten de meerderheid dat standpunt kan delen.
Mijnheer Gatz, inhoudelijk is dit een goed project. We kunnen ons in de doelstellingen terugvinden. Er zijn raakvlakken met Vlaanderen in Actie (ViA): de visie op lange termijn. Als ik men niet vergis, is bij hen de horizon 2018. Ik denk dat men op eenzelfde manier wil komen tot een gedragen visie, tot acties en projecten. Onlangs was ik aanwezig op een debatavond waar dat nog eens is voorgesteld. Ik heb daar ook publiek gezegd dat ik me daarin kan vinden. Meer nog, we hebben 75.000 euro subsidie toegekend om dat mogelijk te maken.
Het project sluit bovendien aan bij de visie van de Vlaamse Regering wat de relatie Vlaanderen-Brussel betreft en meer bepaald het belang van de samenwerking rond concrete dossiers en projecten, uiteraard met respect voor de bevoegdheidsverdeling. Wat mij betreft, mag daar geen twijfel over bestaan. Als er een politieke recuperatie is, dan kan ik dat niet verhinderen. Ze doen maar. Als minister-president kan ik zeggen wat de bedoeling is en dat alle andere elementen die daaruit voorvloeien, onze goedkeuring niet wegdragen en dus niet kunnen vallen onder samenwerking, concrete dossiers, et cetera.
Ik heb al een paar keer gezegd en zal het blijven zeggen: Vlaanderen benadert Brussel als zijn hoofdstad, op een positieve manier, rekening houdend met de specifieke kenmerken ervan omwille van de hoofdstedelijke, Europese en internationale functie. Brussel is een stadsgewest dat, rekening houdend met zijn bijzondere opdrachten en de grootstedelijke problematiek, structureel moet worden gefinancierd en dat efficiënt en tweetalig moet worden bestuurd. Ik stamp open deuren in, maar wil het toch nog eens duidelijk zeggen.
Vlaanderen wil door zijn gemeenschapsbevoegdheden ten volle uit te oefenen en in partnerschap met de Vlaamse Gemeenschapscommissie een wezenlijke bijdrage leveren tot het uitbouwen van Brussel tot een moderne stad die leefbaar is voor al haar inwoners. Mijnheer Gatz, u kent deze stad en dit stadsgewest zeer goed. Brussel wordt met belangrijke uitdagingen geconfronteerd. Dat is ook een open deur instampen. Het is mijn vaste overtuiging dat de aanpak van deze belangrijke uitdagingen onmogelijk is zonder een versterkte samenwerking tussen alle betrokken overheden, uiteraard met respect voor de bevoegdheidsverdeling. Ik verwijs naar de werkloosheid, die in Brussel meer dan 20 procent bedraagt. Zonder een bundeling van alle krachten en gebruik makend van alle expertise die op het terrein aanwezig is, zal het niet lukken. Daarom is het zo belangrijk dat de expertise die bij de werkgeversorganisaties aanwezig is, volledig wordt ingeschakeld. Natuurlijk moeten ook andere actoren een bijdrage leveren.
Ik verwees al naar het regeerakkoord: De centrale positie van Brussel als Europees en internationaal besluitvormingscentrum wordt aangewend om Vlaanderen internationaal te profileren. En verderop in dat regeerakkoord staat: De samenwerking tussen Vlaanderen en Brussel voor de gewestmateries wordt versterkt bijzonder op het vlak van mobiliteit, ruimtelijke ordening en werk. De sociaal-economische belangengemeenschap Brussel-Vlaanderen moet structureel versterkt en uitgebouwd worden. Dat kan gebeuren in het kader van een breed samenwerkingsplatform tussen Vlaanderen en Brussel, waarbij niets verandert aan de grenzen of aan de eigen bevoegdheden van de betrokken overheden, maar waarbij er op een gestructureerde wijze wordt samengewerkt rond concrete projecten.
Vlaanderen neemt Brussel ook mee in zijn toekomstproject, in Vlaanderen in Actie, zeker wat de internationale ambities betreft die wij hebben geformuleerd. Ook in het Pact 2020 staat letterlijk: Brussel hoofdstad van Europa en Vlaanderen en vestigingsplaats van heel wat internationale instellingen en hoofdkantoren van ondernemingen wordt als een sterk merk uitgespeeld. In dat Pact 2020 staat ook: We maken werk van duurzame, creatieve steden, zodat steden in Vlaanderen en Brussel in creatieve economische niches een voortrekkersrol vervullen.
Dit zijn de concrete doelstellingen die werden geformuleerd en waaraan gewerkt wordt. Er zijn al initiatieven genomen. U weet dat de pogingen om de interregionale arbeidsmobiliteit te bevorderen, al tot resultaten hebben geleid. De voorbije drie jaar hebben 7000 Brusselse werklozen een baan gevonden in Vlaanderen, vooral in de Rand rond Brussel. In 2009 waren er in totaal 42.310 Brusselaars aan de slag in Vlaanderen. Brussels Minister Benoît Cerexhe heeft mij die cijfers bezorgd. In het kader van het Strategisch Actieplan voor de Reconversie en Tewerkstelling (START) zijn initiatieven genomen om de interregionale mobiliteit aan te moedigen. Met betrekking tot het havenbeleid is er een sterke samenwerking tot stand gekomen tussen Vlaanderen en Brussel. De samenwerking inzake het Zoniënwoud is het voorbeeld van een ambitieuze aanpak om samen de grensoverschrijdende structuren van het woud te versterken. Er is ook periodiek overleg tussen de ministers-presidenten en de ministers van Onderwijs in verband met de capaciteitsproblematiek in het Brussels onderwijs. Dat heeft nog niet zo lang geleden plaatsgevonden.
Voorzitter, collegas, wij ondersteunen dus dat plan Business Route 2018. Wij hebben er zelfs een financiële bijdrage toe geleverd. Nu komt het erop aan om het, net zoals ViA, concreet in projecten uit te werken.
De voorzitter : De heer Gatz heeft het woord.
De heer Sven Gatz : Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Ik ga even in op het debat van de twee collegas die ook het woord hebben genomen Bien étonnés de se retrouver ensemble. Een aantal Franstalige politici, niet allemaal maar toch genoeg en misschien zelfs te veel, zien dit project op een andere manier dan wij. Het is ironisch dat het project vooral vanuit Vlaamse werkgevershoek tot leven is gekomen. Voka Halle-Vilvoorde is de Brusselse en Waalse werkgeverskringen gaan bewerken om mee te doen. Gelukkig met succes. We zijn ons inderdaad van die spreidstand bewust.
Ik wil daar nog enkele bedenkingen aan vastknopen. Territoriumuitbreiding, van welk land of gewest ook ten opzichte van een ander, is niet meer van deze tijd. Er zullen misschien altijd aspiraties zijn, maar dat heeft in de 20e eeuw tot veel conflicten geleid. De 21e eeuw is die van de grensoverschrijdende samenwerking. Dat is ook de filosofie van het Metropolitan-project. Zo werkt Kortrijk graag samen met Lille in een communauté urbaine omdat Kortrijk weet dat Lille, zelfs al ligt daar nog een staatsgrens tussen, niet de ambitie heeft om Kortrijk te annexeren. In die zin moet ook de samenwerking tussen Brussel, Vlaanderen en Wallonië gezien worden en komt ook het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde om de hoek kijken. Het is mijn ervaring, paradoxaal genoeg, dat samenwerking tussen de gewesten over de gewestgrenzen heen gemakkelijker zal zijn als men eens en voor altijd weet wat van wie is. Het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde past daar natuurlijk in.
Ik begrijp dat de steun van de Vlaamse Regering voor het platform, dat het Business Route-model en het plan ondersteunt, verworven is en dat er een goede samenwerking is en dat dat ook voor de volgende jaren zo kan zijn. U hebt ook verwezen naar enkele punctuele bevoegdheden. Wij hebben tot nu toe de beste ervaring met Werk. Voormalig minister Vandenbroucke is daarmee begonnen. Na enkele jaren is het aantal werkzoekende Brusselaars dat gaat werken in de luchthavenregio van Zaventem en omstreken, verdubbeld. Dat is positief. We moeten wel zien dat we daar mobiliteitsgewijs rekening mee houden. De Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel (MIVB) speelt daarop in. De Lijn zou dat ook kunnen doen. Het zijn vaak mensen met een moeilijk sociaal profiel, die bijvoorbeeld in de Kanaalzone in Molenbeek wonen, die in shifts moeten gaan werken in Zaventem. Het openbaar vervoer, of het nu Vlaams of Brussels is, is daar niet altijd op ingesteld. Er worden oplossingen gezocht, maar het is goed om dat te blijven doen. We kennen de instroom van 350.000 pendelaars per dag. Dat is een goede zaak: een stad heeft pendelaars nodig, anders zou het geen stad zijn. Maar ook de uitstroom, op gebied van werk, vergroot nog. Er zijn nu 70.000 Brusselaars die buiten Brussel werken. Men schat dat ook dit aantal de komende jaren nog zal toenemen. We moeten daar mobiliteitsgewijs rekening mee houden.
Het zou zinvol zijn om de bestaande samenwerkingsverbanden tussen de ministers Crevits en Grouwels nog verder te intensifiëren, in het bijzonder met betrekking tot het dossier van de ring. Ik heb mijn duit in het zakje gedaan, of ik probeer dat te doen, door ook op parlementair vlak daarvoor het draagvlak te vergroten, met hopelijk een van de volgende weken of maanden een gemeenschappelijke vergadering van de commissies Mobiliteit van het Vlaams en Brussels Parlement. Dit is een cruciaal dossier, niet alleen voor Brussel, lokaal en de omgeving, maar zeker ook voor de Vlaamse economie in het algemeen.
Op het vlak van Onderwijs zijn begin december de eerste stappen gezet. Wij hopen dat dit verder goed evolueert.
U zei dat ook Ruimtelijke Ordening een belangrijk punt van samenwerking is. We weten nu dat er in Brussel en de Rand de fameuze wedloop der shoppingcentra is. Er ligt een concreet plan voor van de Kanaalzone in Schaarbeek en nog een in Machelen, op de oude Renaultsite. En dan is er nog een vreemdsoortig plan op de Heizelsite. Daar is er een interne krachtmeting tussen gemeente en gewest om al dan niet de Heizelsite om te vormen tot een economische hefboomsite of tot een recreatiesite. Het gaat hier in feite om een interne Brusselse armworsteling. Zijn er al contacten geweest om hierover afspraken te maken? Ik ben niet naïef. Er zal altijd enige concurrentie tussen stad en rand bestaan. Nu lijkt het er echter op dat de eerste die een shoppingcentrum heeft, het zal halen. Beide centra liggen echter niet zo ver van elkaar. Hier komen allerlei mobiliteitsvraagstukken bij kijken. Ik hoop dat de verstandhouding tussen de gewesten momenteel goed is. Is het mogelijk dit punt in de besprekingen op te nemen?
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Ik dank de minister-president voor zijn antwoord. Hij verwijst traditioneel naar de Octopusnota. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
Ik heb nooit gezegd dat ik helemaal achter die nota sta. Ik heb enkel verklaard dat het een correcte vertaling van het Vlaams regeerakkoord en van de resoluties van het Vlaams Parlement betreft.
Dit is een institutioneel politiek dossier geworden. De minister-president is van mening dat aan de grenzen niet kan worden geraakt. Franstalig politiek België heeft echter een politiek dossier gemaakt van wat eigenlijk een normale samenwerking zou moeten zijn. De stelling is de facto dat dit nu Groot-Brussel is.
Enkele weken geleden stond in Le Soir een sociaal-economische kaart. Indien we dit in een bijzondere wet zouden gieten, zouden we een semibestuursniveau creëren. Dat heeft een heel andere dimensie dan wat de minister-president onder die samenwerking verstaat.
Minister-president, mag ik uit uw antwoord afleiden dat er in uw ogen geen sprake van kan zijn die metropolitane gemeenschap in een bijzondere wet te plaatsen of gemeenten de kans te geven zich hier op vrijwillige basis bij aan te sluiten? We weten allemaal om welke gemeenten het gaat. Vindt u dat dit idee van de werkgevers niet in institutionele, communautaire onderhandelingen thuishoort? Mag ik uw antwoord zo interpreteren?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Ik denk dat ik duidelijk ben geweest. Ik kan niet verhinderen dat anderen proberen dit ergens tussen te schuiven. Ze proberen er iets anders van te maken dan wat het voor mij kan zijn.
De heer Joris Van Hauthem : Mijn interpretatie is dus juist.
Minister-president Kris Peeters : Dat klopt.
De voorzitter : Het incident is gesloten.