Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 20/01/2011
Vraag om uitleg van mevrouw Güler Turan tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de werkbaarheidsgraad voor zelfstandige ondernemers
- 844 (2010-2011)
De voorzitter : Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Güler Turan : Voorzitter, ik heb minister Muyters voor het kerstreces ook al een vraag om uitleg over de werkbaarheidsgraad voor werknemers en zelfstandige ondernemers gesteld.
Eind december 2010 is de werkbaarheidsmonitor voor zelfstandige ondernemers gepubliceerd. De criteria voor en de bevraging van de zelfstandigen is eigenlijk identiek aan die van de werknemers. De nulmeting voor zelfstandigen is wel pas in 2007 begonnen. Toen bedroeg de werkbaarheid 47,7 percent. De cijfers voor 2010 tonen aan dat de werkbaarheidsgraad voor de zelfstandige ondernemers in Vlaanderen tussen 2007 en 2010 stabiel is gebleven en nu 48 percent bedraagt.
Uit de recente cijfers blijkt dat een grote groep ondernemers gemotiveerd is om aan de slag te gaan en veel leerkansen ervaart. Er zijn echter veel zelfstandige ondernemers die werkstress en problemen met de combinatie van werk en gezin ervaren. Ook per sector zijn grote verschillen merkbaar.
We kunnen niet voldoende benadrukken dat de balans tussen werk en privésfeer bijkomende aandacht verdient. Het aantal zelfstandige ondernemers dat deze balans als acuut problematisch ervaart, is tussen 2007 en 2010 met 1 procent toegenomen. Op zich lijkt dit niet veel. De vooropgestelde doelstelling de werkbaarheidsgraad met gemiddeld 0,5 procent per jaar verhogen, is niet gehaald. In de omgekeerde zin is de acuut problematische ervaring wel met 1 procent toegenomen.
Doelstelling 10 van Pact 2020 is duidelijk. De werkbaarheid van werknemers en zelfstandigen moet elk jaar met 0,5 procentpunt stijgen. De werkbaarheidsgraad voor werknemers moet tot minstens 60 procent stijgen. Voor zelfstandigen is dat wat vaag gehouden. Het moet zo dicht mogelijk bij 55 percent zijn. Dit impliceert dat voor de afzonderlijke werkbaarheidsdimensies in 2020 hogere groeicijfers moeten worden gescoord. Verder moet bijzondere aandacht aan vrouwen, kansengroepen en bijzondere gezinssituaties worden geschonken.
De SERV zou een aantal beleidssuggesties naar voren brengen. Ik denk dat ik het resultaat hier bij me heb. Dit advies dateert van 15 december 2010. Ik ben enigszins teleurgesteld. Eigenlijk gaat het gewoon om een weergave van de cijfers. Ik had meer beleidsopties, keuzes en sturing verwacht. Misschien had ik hier wel te veel van verwacht. Het gaat eigenlijk enkel om een weergave van de inhoud van het informatiedossier van de Stichting Innovatie & Arbeid.
Minister-president, u hebt dit punt ook in uw beleidsnota opgenomen. Het problematisch onevenwicht tussen arbeid en gezin bij zelfstandige ondernemers verdient een plaats op de beleidsagenda. U zult het me dan ook niet kwalijk nemen dat ik u hierover een aantal vragen stel.
De SERV is hier niet erg uitvoerig op ingegaan. Hoe evalueert u de resultaten van de werkbaarheidsmonitor voor zelfstandige ondernemers in 2010? Hoe zult u doelstelling 10 van het Pact 2020 nastreven? U weet dat hiervoor nood is aan een inhaalbeweging in het groeiritme die we sinds 2007 niet hebben gehad. Hoe zult u de werkbaarheid van zelfstandige ondernemers in de komende maanden hoger op de beleidsagenda plaatsen? Welke maatregelen mogen we dit jaar nog verwachten?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, ik neem mevrouw Turan niets kwalijk. Ze mag van mij nog veel verwachten.
Ik zal eerst een aantal zaken duiden en wat cijfergegevens meegeven. Wat de werkbaarheid betreft, zijn de doelstellingen van Pact 2020 duidelijk. Ik citeer: Zowel de werkbaarheid van werknemers als van zelfstandigen groeit jaarlijks minstens met gemiddeld 0,5 procentpunt. De werkbaarheidsgraad verhoogt daardoor voor werknemers tot minstens 60 procent in 2020 en komt voor zelfstandigen in 2020 zo dicht mogelijk bij 55 procent. Dit impliceert dat voor de afzonderlijke werkbaarheidsdimensies, psychologische vermoeidheid, welbevinden op het werk, leermogelijkheden en werk-privébalans, hogere groeicijfers gescoord worden. Bijzondere aandacht gaat naar vrouwen, kansengroepen en bijzondere gezinssituaties. Hiertoe wordt in het algemeen gestreefd naar een betere afstemming tussen arbeid en gezin.
Vraag is: waar staan we nu? Uit de SERV-studie waar u naar verwijst, blijkt dat in vergelijking met 2007 de werkbaarheidsgraad voor zelfstandigen in 2010 ongeveer gelijk is gebleven. Van alle zelfstandige ondernemers heeft 47,8 procent in 2010 werkbaar werk, zoals u hebt aangehaald. In 2007 was dat 47,7 procent. Deze zelfstandige ondernemers zijn niet psychologisch vermoeid door hun werk, ze hebben een job die hen motiveert en voldoende leermogelijkheden biedt. De balans werk-privé is in evenwicht.
Voor werknemers is er tussen 2008 en 2010 wel een vooruitgang vastgesteld van 54,1 naar 54,3. Dat is te beperkt willen we in 2020 voldoen aan de bepalingen van het Pact 2020, maar voor psychologische vermoeidheid is zon kleine vooruitgang toch wel belangrijk.
Ik betreur dat de werkbaarheid in 2010 niet significant verbeterd is ten opzichte van 2007. We moeten daar niet smalletjes over doen. Een argument dat misschien wel steek houdt, is dat we moeten vaststellen dat de monitoring is uitgevoerd in een economisch minder gunstige periode, en dat heeft zeker zijn invloed gehad op de werkbaarheidsdimensie, en dan zeker de psychologische vermoeidheid.
Positief is dat resultaten op het gebied van werkdruk significant zijn verbeterd. Toch zijn het globaal genomen geen gunstige resultaten. We moeten duidelijk conclusies trekken.
Uit de monitoring blijkt duidelijk dat de dimensies psychische vermoeidheid en werk-privébalans het meest problematisch zijn. Omdat deze werkbaarheidsdimensies ook in 2007 al het meest problematisch waren, ben ik van mening dat daar in eerste instantie zwaar aan moet worden gewerkt. Je kunt wel verwijzen naar de economische crisis, maar in 2007 was dat al problematisch. We mogen daarbij de andere werkbaarheidsdimensies niet uit het oog verliezen.
Hoe zullen we erin slagen om in 2020 te geraken waar we ons met zijn allen toe verbonden hebben? We moeten ons zeker wat meer focussen op de grootste pijnpunten: de psychische vermoeidheid en de werk-privébalans van de zelfstandige ondernemers. Daar zit het grootste probleem, met respect voor de andere aspecten. Voor het verbeteren van die balans bij werknemers met kinderen ben ik ervan overtuigd dat het aanbieden van voldoende en flexibele kinderopvang een belangrijke hefboom kan zijn. Momenteel worden voorbereidingen getroffen voor een nieuw decreet Kinderopvang, zoals aangekondigd is in het regeerakkoord. Het is de bedoeling dat het nieuwe decreet vanaf 2013 operationeel zal zijn. Minister Vandeurzen met zijn administratie, mijn administratie en de sociale partners zullen daar verder werk van maken.
In het SERV-advies wordt het verbeteren van de bedrijfsvoering gesuggereerd als middel om de psychische vermoeidheid tegen te gaan. Het verbeteren van de bedrijfsvoering maakt al enkele jaren onderdeel uit van het economisch beleid van de Vlaamse overheid met maatregelen zoals de peterschapsprojecten, de kmo-portefeuille, het vroegere Budget voor Economisch Advies, en het stimuleren van ondernemerschap in het onderwijs. Vanaf dit jaar zal er eveneens van start worden gegaan met de adviesmaatregel voor prestarters. Dit moet er ook voor zorgen dat de starter beter gewapend is bij de opstart. Hoe beter men gewapend is bij de start, hoe minder de psychische vermoeidheid zal toeslaan of hoe beter men daartegen gewapend is.
De SERV suggereert dat de tijdsdruk bij zelfstandige ondernemers moet worden aangepakt en dat de barrières voor het werken in flexibele ondernemingsvormen weggewerkt moet worden. Hier is echter een verdere analyse nodig om inzicht te krijgen in de specifieke noden en om die dan te kunnen beantwoorden. Mijn administratie zal deze diepgaandere analyse voor haar rekening nemen en daarbij een beroep doen op expertise van de SERV en andere actoren.
Het regeerakkoord nodigt de sociale partners uit om een akkoord te sluiten over werkbaar werk. De sociale partners zijn inmiddels gevraagd na te denken over de mogelijkheden op vlak van werkbaarheid. Willen ze een akkoord? Kunnen ze dat bereiken? Nu de federale collegas duidelijk hebben gemaakt dat sociale partners nog akkoorden kunnen afsluiten, hoop ik dat de Vlaamse sociale partners daartoe worden gestimuleerd.
Met het recente SERV-advies over de werkbaarheid van zelfstandigen, is het uiteraard aangewezen dat de sociale partners in hun analyse en aanpak inzake werkbaarheidsakkoord ook de specifieke problematiek van de zelfstandige ondernemers meenemen. Het Agentschap Ondernemen zal actief meewerken aan de verspreiding van de toolkit werkbaar werk van de Stichting Innovatie en Arbeid, door die, zodra die operationeel is, op te nemen in de verschillende communicatiekanalen, namelijk brochures, website, het Vlaams Ondernemerschapsbevorderend Netwerk, via infosessies en bij deelname aan beurzen.
De voorzitter : Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Güler Turan : Minister-president, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. Ik onthoud vooral dat u de cijfers evenzeer betreurt en dat u zich in de toekomst verder wilt inzetten voor en focussen op de twee grootste problemen om althans daar de barrières weg te halen. Ik zal dat voor u mee opvolgen.
We hadden nu een verbetering moeten vaststellen van 1,5 procent sinds 2007, dus 0,5 procent per jaar. We zijn maar met 0,1 procent vooruitgegaan. Als we over 2 jaar weer vaststellen dat we 0,1 procent vooruit zijn gegaan, dan zijn er ondertussen al 5 jaar voorbij en staan we nog niet verder. We zullen dat samen met u verder opvolgen. Ik hoop dat u, los van het overzicht dat u ons vandaag hebt gegeven, zich zult focussen op de barrières die er zijn.
De voorzitter : Het incident is gesloten.