Commissie voor Algemeen Beleid, Financiƫn en Begroting
Vergadering van 09/11/2010
Vraag om uitleg van de heer Eric Van Rompuy tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over het rapport van de Verenigde Naties over de zogenaamde taalbeperkingen in Vlaanderen
- 438 (2010-2011)
Vraag om uitleg van de heer Joris Van Hauthem tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de naleving van het Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten
- 454 (2010-2011)
De voorzitter : De heer Van Rompuy heeft het woord.
De heer Eric Van Rompuy : Vorige week werd de Franstalige pers opgeschrikt. La Libre Belgique titelde op haar eerste pagina: L'ONU épingle la Flandre. Er werd stelling ingenomen over de problematiek van de Vlaamse Rand. Het Hoog Commissariaat voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties heeft scherpe kritiek geuit op zogenaamde taalbeperkingen die sommige Vlaamse gemeenten aan anderstaligen in de Rand rond Brussel heeft opgelegd. In het rapport staat het wel wat voorzichtiger geformuleerd dan in de Franstalige pers.
Zo tonen de VN-mensenrechtenexperts zich bezorgd over sommige Vlaamse lokale besturen, de verkoop van gemeentelijke gronden in Zaventem en sociale woningen in Vilvoorde, de toegang tot huisvesting vanwege de Vlaamse Wooncode, het recht op sociale uitkeringen en de verplichte taalcursussen bij de VDAB. Het rapport gaat ervan uit dat de lokale besturen taalbeperkingen opleggen en ziet er discriminatie in.
We hebben dat argument een paar jaar geleden ook al gehoord. Toen was het de Raad van Europa, nu zijn het de VN. Ik vind het ver gaan dat dit soort van problemen samen wordt gebracht met de discussie over politie en gerecht. De indruk ontstaat zo dat er fundamentele mensenrechten worden geschonden. Sommige politici lopen de kantjes eraf. Men zou denken dat de blauwhelmen in de Vlaamse Rand zijn geland: Les casques bleus sont de retour. Dat is pure krijgstaal. Uw collega, Brussels minister-president Picqué munt daarin uit. Hij heeft verregaande uitspraken gedaan. Hij zegt dat de gemeentebesturen taalbeperkingen opleggen omdat zij niet de verfransing maar de migratiestromen uit Brussel willen tegengaan. Vlaamse gemeentebesturen zouden migranten willen weren. Hij zegt dat Vlaanderen zich terugplooit op zichzelf en al wat vreemd is afstoot of La Flandre est occupée à se racrapoter.
Dat beantwoordt niet aan de feiten. Vanuit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest komen er jaarlijks 1 200 à 1 300 personen naar Zaventem en Vilvoorde om er zich te vestigen. De meerderheid daarvan zijn niet-Belgen. Er is een studie over gevoerd door de Vlaamse Gemeenschap, met een extern migratiesaldo van verschillende duizenden alleen al voor sommige gemeenten rond Brussel. Het is dus een vertekend beeld. Het is onaanvaardbaar dat de minister-president van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest dat beeld over Vlaanderen en de Vlaamse gemeentebesturen ophangt.
De Vlaamse minister-president stelt in een persbericht da t de Vlaamse Regering zal nagaan of en hoe aan deze aanbevelingen gevolg zal worden gegeven. Ook wordt gezegd dat zij daarover aan de VN zal rapporteren.
Wat is uw standpunt over de verschillende verwijten van discriminatie? Hoe reageert u op de uitspraken van Brussels minister-president Picqué dat sommige gemeentebesturen in de Vlaamse Rand de migrantenstromen proberen tegen te houden zodat Brussel nog alleen staat om die te beheren? Ik citeer: Le ministre-président bruxellois Charles Picqué a indiqué sêtre entendu signifier que, par-delà la volonté de mettre fin à la francisation, les mesures prises au nord du pays en vue de préserver le caractère flamand de la périphérie visent à rendre Bruxelles seule responsable de la gestion des flux migratoires dans la région.
Dat zijn verregaande verwijten die niet aan de realiteit beantwoorden. Ik had graag het standpunt van de Vlaamse Regering daarover gekend.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Ik herhaal het discours van de heer Van Rompuy hier niet. We kennen de verwijten. Een van de aanbevelingen van het Hoog Commissariaat van de Mensenrechten van de Verenigde Naties stelt dat: Il u dus devrait également favoriser la connaissance et lexercice du droit de recours contre de telles décisions, auprès de la population concernée. Als u deze aanbeveling zou opvolgen, moet u duidelijk maken dat men juridisch verzet kan aantekenen tegen maatregelen die door de gemeenten en de Vlaamse overheid zijn genomen.
Mijn vraag is of het normaal is dat we op alle mogelijke internationale fora, jaar na jaar, op de vingers worden getikt voor zogenaamd racisme. We hebben intussen de Raad van Europa over ons heen gekregen met onder meer mevrouw Nabholz-Heidegger en het comité van de lokale besturen van de Raad van Europa in verband met de benoeming van de drie burgemeesters.
Ik herinner me zeer goed dat onze gewezen minister van Binnenlands Bestuur, die hier nu aanwezig is, zei dat er geen enkel juridisch probleem was, dat er een document zou worden opgesteld en een dossier samengesteld. Intussen hebben we wel een veroordeling opgelopen. Het is geen juridische, maar een politieke aangelegenheid.
In 2008 hebben we er in dit Vlaams Parlement ook over gedebatteerd. We kregen toen de Europese Commissie over ons heen over onder meer Zaventem en ook in 2008 het comité van de Verenigde Naties over raciale discriminatie in verband met de Vlaamse Wooncode. De wooncode zou zelfs racistisch zijn.
Ondanks vroegere debatten is stilaan het beeld gecreëerd van een bekrompen en racistisch Vlaanderen. In Franstalig België loopt alles duidelijk op wieltjes. De vraag is hoe het komt dat deze situatie blijft voortduren. We zijn het beu dat internationale fora steeds weer door de Franstaligen eenzijdig worden geïnformeerd. Deze fora moeten hun informatie correct vergaren. Naar aanleiding van dit rapport heb ik vragen bij de toepassing van burgerlijke en politieke rechten.
Telkens hebben we hier gezegd dat de Vlaamse Regering ervoor moest zorgen proactief op te treden, zeker ten aanzien van de internationale fora. We moeten niet wachten tot we met de vinger worden gewezen. Dan moeten we steeds weer uitleggen dat de situatie niet is zoals ze in het rapport staat beschreven. Of het nu om de Raad van Europa, de VN of de Europese Commissie gaat, de Vlaamse Regering is er nog altijd niet in geslaagd een correct beeld op te hangen van wat hier aan de hand is.
Werd de Vlaamse Regering geconsulteerd bij het opstellen van dit programma, hetzij rechtstreeks of onrechtstreeks? Welke Belgische organisaties of instellingen zijn door de VN geconsulteerd voor de redactie van dit rapport? Net zoals in 2008 lees ik dat de voorzitter van de Franstalige Liga van de Rechten van de Mens er voor iets zou tussen zitten. Als men daar over Vlaanderen oordeelt en een rapport schrijft, dan is de vraag toch wel welke Belgische instellingen en organisaties daarvoor worden geconsulteerd en als referentie beschouw d.
Heeft de Vlaamse Regering al een antwoord klaar en zo ja, hoe luidt het?
En dan de belangrijkste vraag: wat heeft de Vlaamse Regering sedert de vorige berispingen al op diplomatiek vlak ondernomen om op voorhand de vrij absurde beschuldigingen inzake discriminatie ten aanzien van anderstaligen eens en voorgoed te ontkrachten?
De voorzitter : De heer Keulen heeft het woord.
De heer Marino Keulen : Voorzitter, minister-president, collegas, wij mogen dit soort incidenten niet minimaliseren vanuit de houding dat we allemaal onder elkaar wel weten dat we onszelf niets te verwijten hebben, waarna we overgaan tot de orde van de dag. Dit zijn koortsaanvallen die ons geregeld treffen. Koortsaanvallen zijn niet dodelijk, maar ze tasten de gezondheid en uiteindelijk ook het gestel aan.
Wij mogen echt niet minimaliseren dat we kampen met een imagoprobleem in het buitenland. Je kunt dat analyseren. Er is voor een deel intox vanuit Franstalig België. Ik heb het in mijn periode ook meegemaakt. Iemand als Jean-Claude Van Cauwenberghe, voormalig minister-president van het Waalse Gewest, was heel actief in de schoot van de Raad van Europa om daar het standpunt van de Francité, van Franstalig België, over België en vooral over de communautaire problemen ingang te doen vinden. Nu doet Charles Picqué dat, de minister-president van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Dat getuigt van een groot gebrek aan federale loyaliteit van een toch wel belangrijke deelstaat ten aanzien van het koninkrijk België.
Je mag ook niet vergeten dat de internationale beeldvorming via de media ontstaat. In dit land gebeurt dat nog altijd via de Franstalige media. Een krant als Le Soir heeft een grotere impact, hoe spijtig de Vlaamse publieke opinie dat ook vindt.
Minister-president, u bent ook voor Buitenlands Beleid de verantwoordelijke minister. We moeten met onze eigen, beperkte, buitenlandse dienst assertiever optreden. We moeten permanent onze Vlaamse diplomaten loslaten op organisaties als de Raad van Europa, de Europese Unie en de Verenigde Naties. Wij vragen ons snel af wat dat kan helpen. Maar het is zoals met alles: de aanhouder wint, je moet altijd op dezelfde nagel kloppen. In alle mogelijke debatten die ik met die instanties heb gehad, heb ik ondervonden dat zij een deel van onze juridische context niet begrijpen. Zij begrijpen bijvoorbeeld niet waarom de drie burgemeesters niet kunnen worden benoemd. Dan moest je hun uitleggen dat dit te maken had met respect voor wetgeving en met het feit dat in ons land de burgemeesters ook de vertegenwoordigers zijn en dat is uniek in de wereld van de centrale overheden op hun grondgebied. Die centrale overheden moeten met andere woorden ook kunnen rekenen op de loyaliteit van die burgemeesters, ook al hebben zij een andere politieke opinie, om de onderrichtingen correct uit te voeren.
En dan was er nog iets wat altijd opnieuw moest worden gezegd, waarop altijd een langdurige stilte viel. In Vlaanderen zijn er burgemeesters die zijn verkozen op Franstalige lijsten en die wél benoemd zijn. Het beeld bestond dat je politiek niet meespeelt als je een Franstalige achtergrond hebt. Ik weet dat het als een overdrijving klinkt, maar internationaal werden wij vergeleken met de Serven.
Wij moeten onze eigen buitenlandse dienst, hoe beperkt ook, laten werken aan het goed informeren van de internationale gremia, de Raad van Europa, de Europese Unie, de Verenigde Naties. Als je ziet dat supermachten zoals de Verenigde Staten van Amerika daar permanent mee bezig zijn, en ze zijn nochtans de sterkste: dat geeft aan hoe belangrijk het is om dat proces continu vol te houden.
Wij moeten doordacht te werk gaan. Als onze regering maatregelen neemt, moet zij er als uitvoerend orgaan voor zorgen dat dit juridisch gedekt is. Met de burgemeesters konden wij dat altijd uitleggen. Mijnheer Van Hauthem, denk alleen al aan het feit dat zij niet naar de Raad van State durfden te gaan. Voor de Vlaamse Wooncode in de sociale huursector hebben het Grondwettelijk Hof, waarin ook Franstalige rechters zetelen, en de Raad van State ons groen licht gegeven.
Maar wij moeten ook de hand in eigen boezem durven te steken. Als je vandaag taalvoorwaarden hebt in de koopsector, en als je eigen administratie, het Agentschap Wonen en het Agentschap Inspectie, je een rode kaart geeft, dan moet je daar niet aan beginnen. Dan moet je de moed hebben om te zeggen dat er ook grenzen zijn aan wat je vanuit een emancipatorisch gedachtegoed doet, als dat indruist tegen de internationale rechtsorde. Daar moet je op zeker ogenblik kritisch zijn ten aanzien van je eigen handelen.
Minister-president, ik vraag, en dring erop aan, om daar vanuit uw portefeuille Buitenlands Beleid zwaar op in te zetten. Het Amerikaanse State Department nodigt nog altijd jaar na jaar opiniemakers uit alle landen van de wereld uit om gedurende een aantal weken in de States rond te toeren. Nochtans zijn de Verenigde Staten elke dag in het nieuws, van de Noordpool tot de Zuidpool. Ze zijn overal de internationale politieman. Maar ze zetten nog altijd geld in om aan opinievorming te doen en om de opinie voor een deel te beïnvloeden, om het eigen land in al zijn rijkdom en al zijn nuances aan de buitenwereld te tonen.
Laten wij onszelf geen vermijdbare fouten aandoen. Op een zeker ogenblik moeten wij een streep trekken en zeggen: tot daar en niet verder. Ook al is het goedbedoeld, als het juridisch gesproken internationaal niet kan, moeten wij daar niet aan beginnen. En dan denk ik inderdaad aan de taalvoorwaarden in de koopsector. Op andere domeinen kan het wel, en dan moet je het doen. Maar je moet het telkens opnieuw uitleggen. De kracht van communicatie is heel vaak de herhaling.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Minister-president, collegas, als de VN zich hiermee bezighouden, dan moet het goed gaan in de wereld. Moeten we dit ernstig nemen? Ja, wij moeten dit heel ernstig nemen. Maar ik wijs de VN niet met de vinger. Ik steek ook niet de hand in eigen boezem. Ik stel me wel de vraag waarom zulke zaken tot zulke proporties worden opgeblazen.
Sommigen glimlachen, en dat mag. Maar ik kan me niet van de indruk ontdoen dat het diegenen zijn die ons in het gezicht spuwen die anderzijds uit onze hand eten. De Vlamingen zijn in dit land goed om het gelag te betalen en om alles overeind te houden en solidair te zijn en alles goed te laten toepassen. Maar anderzijds schrikken anderen er blijkbaar niet voor terug om ervoor te zorgen dat wij het etiket intolerant en bekrompen krijgen.
Minister-president, Vlaanderen moet inderdaad wat dat betreft een beleid voeren of toch in ieder geval inspanningen leveren om te onderstrepen dat wat hier gebeurt in verband met de Vlaamse Wooncode, de problematiek van de VDAB-taalcursussen en andere zaken, steeds is ingegeven vanuit zaken die de VN nu net bemoedigend zouden moeten vinden. Het zijn inspanningen om een samenleving tot stand te brengen waarin buren elkaar begrijpen en waarin een goede verstandhouding kan ontstaan. Het gaat om taalcursussen voor mensen die werk zoeken, juist om hen werk te laten vinden en zich zo te laten ontplooien, waarbij ze ten volle de waarden die de VN hoog in het vaandel voeren, in de realiteit kunnen omzetten. Het zijn juist die bepalingen die de Vlaamse overheid, in de wooncode en in andere decretale bepalingen, naar voren heeft geschoven: om nu net die samenleving in Vlaanderen tot stand te brengen.
Minister-president, namens de N-VA-fractie zeg ik dat we niet zozeer de hand in eigen boezem moeten steken voor de fouten die we hebben begaan. Ik denk dat wij lessen moeten trekken om aan de buitenwereld duidelijk te maken dat wij met ons beleid nu net de mensenrechten dienen en een samenleving tot stand brengen waarin mensen op een harmonieuze wijze kunnen samenleven.
Wat de burgemeesters betreft, heeft de heer Keulen een punt: het gaat er niet om dat zij Franstalig of eender wat zijn. Ik nodig de zogenaamde rapporteurs van de VN uit om mij de Amerikaanse burgemeester voor te stellen die geen Engels spreekt, of de Franse burgemeester die geen Frans spreekt. Ik wil ze allemaal, een voor een, ontmoeten, maar ik denk dat het er niet veel zullen zijn om niet te zeggen dat ik geen ontmoetingen zal hebben.
De voorzitter : De heer Demesmaeker heeft het woord.
De heer Mark Demesmaeker : Voorzitter, het frappeert mij vooral dat de Franstaligen erin zijn geslaagd om hun visie alweer te laten doorklinken op het internationale forum. Het is inderdaad niet de eerste keer. Wij moeten telkens opnieuw vaststellen dat men daar één kant van de klok hoort, of dat er één geluid doorsijpelt naar die internationale fora. Wij moeten dat ernstig nemen. De vorige sprekers hebben zeer terechte vragen gesteld. Wij moeten veel assertiever zijn en veel krachtiger werk maken van ons diplomatieke optreden op het internationale forum.
Wat minister-president Picqué van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest daar allemaal excuseert u mij de term uitgekraamd heeft, vond ik zeer verregaand. Het is te zot om los te lopen. Hij heeft ons eigenlijk onverholen beschuldigd van een soort racisme. Dit is totaal onaanvaardbaar. Dit bewijst nog maar eens dat de federale loyaliteit in dit land maar van één kant komt.
Ten gronde en ik zeg dit als inwoner van de Vlaamse Rand is het in de realiteit net het tegenovergestelde van wat de Franstaligen beweren. Ik ken geen enkel volk dat zo braaf en tolerant is als het Vlaamse. Kom eens naar de Vlaamse Rand en loop eens rond bij de bedrijven, de handelaars, de bewoners, de instellingen. U zult zien dat men zich uitput om nieuwkomers en Franstaligen in hun eigen taal te woord te staan. Een Vlaming is commercieel ingesteld en braaf. Hij past zich aan aan de nieuwkomers. Eigenlijk zou je het omgekeerde verwachten. Wij zijn zo tolerant dat wij ook elk jaar 10 miljoen euro investeren en betalen voor Franstalig onderwijs in Vlaamse gemeenten met faciliteiten. Hoeveel euro investeert de Franse Gemeenschap in onderwijs voor Vlaamse kinderen in Waalse gemeenten met faciliteiten? 0 euro. Zo tolerant zijn wij. Ook dat zou ten aanzien van de buitenwereld en het internationale forum wel eens duidelijk gemaakt mogen worden.
En zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan. Ik ken in de hele wereld geen enkele situatie waar, in een federaal land, één deelstaat grondgebied opeist en blijft opeisen van een andere deelstaat. Ook dat is uniek, ook dat moet eens duidelijk worden gemaakt. Diezelfde Charles Picqué komt op de televisie met een kaartje van Wallo-Brux, heel mooi getekend op een schoolbord. En daar lijft hij de hele zuidrand van Vlaams-Brabant in bij Wallo-Brux van federale loyaliteit gesproken.
Minister-president, ik zou het signaal willen krijgen dat de Vlaamse Regering achter haar lokale besturen in Vlaanderen blijft staan. Het zijn die lokale besturen die heel veel inspanningen leveren om kansen op integratie te bieden. Met de steun van de provincies en de Vlaamse overheid maar ook met veel eigen middelen investeren zij in allerlei initiatieven om die integratie te bevorderen: taalkampen, taalbaden, allerhande ontmoetingsmogelijkheden om mensen aan taalverwerving te laten doen. Daarin wordt enorm veel geïnvesteerd. Maar dat verliest men altijd uit het oog. Ik zou graag hebben dat de Vlaamse Regering, ondanks dit eenzijdige rapport, het signaal geeft dat zij achter de gemeentebesturen blijft staan.
Ik zou ook graag hebben dat u in eigen naam reageert op die uitlatingen van uw collega uit Brussel. Want het is totaal onaanvaardbaar wat hij heeft gesteld. Ik vraag ook dat u een tandje bij steekt en dat u diplomatiek, op het internationale forum, een initiatief neemt om daar een ander geluid te laten horen, om onze kant van het verhaal ook eens te laten weerklinken, en dat u dat aanhoudend doet. Er is een Latijns gezegde dat stelt: In repetitio mater studiorum est. Het is in om wat Latijn te gebruiken. De Franstaligen doen het keer op keer. Ze steken er enorm veel energie in om ons altijd verdacht te maken op het internationale forum. Men zou zich beginnen afvragen waarom ze dan toch mordicus in één staatsverband willen blijven leven met een zo intolerant, racistisch volk als wij.
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Voorzitter, ik zal kort zijn, want de klok tikt. Ik kan me grotendeels vinden in wat de collegas hebben gezegd. Ik denk niet dat het nodig is dat we elkaar in de commissie ervan overtuigen dat we een correct beleid voeren. Dat is overbodig. Het komt erop aan om onze stelling duidelijk te maken aan de rest van de wereld en, via de diplomatie, zeker aan de internationale instellingen.
In de Septemberverklaring heeft de minister-president het idee gelanceerd om een Handvest voor Vlaanderen op te stellen. Het is heel duidelijk dat dat een hulpmiddel bij de communicatie kan zijn. Ik zou de minister-president willen vragen hoe hij dat ziet en of het ook een instrument kan zijn om de punten op de i te zetten.
De voorzitter : De heer Vereeck heeft het woord.
De heer Lode Vereeck : Voorzitter, ik heb een aantal collegas horen pleiten om harder in te zetten op een soort diplomatiek offensief om onze Vlaamse standpunten duidelijker te maken op die internationale, diplomatieke gremia. Ik zou er nog één puntje willen aan toevoegen. We moeten er vooral voor zorgen dat we in de internationaal opiniemakende fora aanwezig zijn. Een van de zaken die ik ook al in een vorige commissievergadering heb gemeld, is dat we vroeger met onze Vlaamse kranten veel meer reporters in het buitenland hadden. Misschien nog veel meer dan onze diplomaten waren onze buitenlandse correspondenten van onze Vlaamse kranten verantwoordelijk voor het feit dat de internationale opiniemakers beter op de hoogte waren van de standpunten.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Voorzitter, collegas, er kunnen heel wat bedenkingen gemaakt worden over de wijze waarop dat rapport tot stand is gekomen en misschien nog meer bedenkingen over de wijze waarop het door sommigen wordt gebruikt en vooral misbruikt. We kunnen ons dan zeer verongelijkt voelen. We kunnen zeggen dat degenen die dat doen van slechte wil zijn en dat ze ons niet begrepen hebben. Maar we kopen daar dus niets voor. Dit is nu al het zoveelste rapport dat Vlaanderen brandmerkt. We moeten zeer bekommerd zijn om de impact van het rapport op het beeld van Vlaanderen in het buitenland. Het is niet goed voor onze burgers, het is niet goed voor onze bedrijven.
Zoals de heer Keulen heeft gezegd, moeten we echt inspanningen doen om het beeld van Vlaanderen in het buitenland positief te beïnvloeden. We moeten ook kritisch zijn ten aanzien van onszelf. Als we maatregelen nemen, moeten we heel goed beseffen hoe we daarmee moeten omgaan ten aanzien van de buitenwereld. We kunnen niet doen alsof beslissingen die we nemen, enkel een impact hebben op onszelf, op ons grondgebied en op de mensen die er wonen. We moeten ook altijd bekommerd zijn om het beeld dat we creëren voor de buitenwereld.
De voorzitter : De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen : Mijnheer Van Rompuy, u citeerde minister-president Picqué, die zei: La Flandre est occupée à se racrapoter. Ik hoop dat hij uiteindelijk geen gelijk krijgt. De sprekers hebben allemaal geprobeerd ons eigen gelijk nog eens duidelijk te maken. Ik denk dat niemand hier twijfelt aan de beleidsmaatregelen die de overheid heeft genomen, uitgezonderd misschien de heer Keulen, die zich verzet tegen onze interpretatie over de koopsector. Voor het overige hebben we geen problemen met het inhoudelijke.
De vraag is hoe het komt dat men tot een dergelijk rapport komt. En dus falen we wel. Vlaanderen faalt omdat het tot nu toe op de een of andere manier niet in staat is geweest het beleid juist te formuleren, juist te laten interpreteren, internationaal te laten onderkennen en duidelijk te maken dat het niet beantwoordt aan wat uit het rapport zou blijken. In die zin sluit ik me aan bij al degenen die gezegd hebben dat we meer moeten inzetten op diplomatie, meer op onze aanwezigheid. Vlaanderen maakt men niet alleen door een staatshervorming te onderhandelen. Vlaanderen maakt men ook door van Vlaanderen een beeld in de buitenwereld te geven dat erkend en onderkend wordt. Ik denk dat we ons niet alleen op het economisch vlak, maar ook op andere diplomatieke vlakken moeten inzetten.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Mijnheer Van Rompuy, mijnheer Van Hauthem, uw vraag heeft natuurlijk aanleiding gegeven tot een heel debat, waarin heel wat sprekers zich hebben gemengd, die de discussie nog wat hebben opengetrokken. Ik zal er zo dadelijk ook op ingaan en dan antwoorden op de kern van de vragen die zijn gesteld door u beiden.
Ik vind het niet correct en zelfs ongehoord dat een collega-minister-president, in casu Charles Picqué, publiek dergelijke uitspraken doet. Daarnaast is het heel belangrijk dat we ons imago, waarnaar de heer Keulen en anderen hebben verwezen, met heel veel zorg opbouwen, ook in het buitenland. Hoe kleiner het binnenland, hoe belangrijker het buitenland, dat zijn gevleugelde woorden, die ook opgaan voor Vlaanderen.
We hebben er ook in andere commissies van gedachten over gewisseld. We moeten niet dramatiseren. We hebben inzake het economische, het artistieke, het sportieve, op vele vlakken een heel sterk imago in het buitenland. Dat wil niet zeggen dat we niet bezorgd moeten zijn dat de internationale instellingen op bepaalde momenten zaken anders duiden, met de gevolgen die daarmee gepaard gaan. We zijn heel bezorgd om dat imago. We hebben ook al initiatieven genomen, zoals Flanders Today, dat al geëvalueerd werd. Er zijn ook de correspondenten, naar wie de heer Vereeck heeft verwezen. Dat zijn allemaal zaken die in de pipeline zitten, die al gerealiseerd zijn, die al geëvalueerd worden. Er worden ook nieuwe initiatieven voorbereid.
De heer Van den Heuvel heeft er al op gewezen dat ikzelf een bijdrage heb proberen te leveren door in een handvest duidelijk te maken waar Vlaanderen voor staat wat de rechten en plichten betreft en dat ik hoop dat het parlement er werk van maakt. Ik heb het overgemaakt aan de voorzitter van het parlement, die hier aanwezig is. Het is een academisch document. Het gaat niet over het debat dat hier is gevoerd over de verschillende ideologieën. Het geeft op een heel duidelijke, didactisch verantwoorde manier weer waar Vlaanderen voor staat. Ik hoop dat het document met steun van meerderheid en oppositie kan uitgroeien tot een document van het Vlaams Parlement en dat we aan heel de wereld kunnen zeggen waar we voor staan, wat de rechten en de plichten zijn waar we aan vasthouden en waar we terecht trots en fier op zijn.
Mijnheer Demesmaeker, de gemeenten leveren schitterend werk. Gisteren hebben we, samen met minister Bourgeois, de gemeentelijke profielschetsen voorgesteld. Er staat een schat aan informatie in over onze 308 gemeenten. Het is toch een positieve vaststelling dat elke gemeente tracht dat sociale, economische, ecologische te combineren, ook op haar beleidsniveau. Geen haar op mijn hoofd denkt eraan om die gemeenten, die dat met heel veel zorg doen, in de steek te laten of, erger nog, een mes in de rug te steken.
Mijnheer Sannen, u hebt gelijk. We moeten weten hoe een en ander gelopen is en waar het effectief om gaat. Dat wil ik even duiden. Het gaat over het toezichthoudend comité van experts bij het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Het is een onafhankelijk comité, waarvan het secretariaat wordt verzorgd door de Verenigde Naties. Het zijn dus niet de Verenigde Naties zelf. Het gaat om een periodieke oefening. 1 van de 26 punten in dat document heeft betrekking op de taalvoorwaarden van de gemeentelijke overheden. Het comité beveelt België aan om erover te waken dat deze taalvoorwaarden de deur niet openzetten voor discriminatie en om ervoor te zorgen dat de betrokken personen kennis hebben van hun mogelijkheden tot beroep indien ze van oordeel zijn dat ze gediscrimineerd werden. Deze aanbeveling past natuurlijk in dat verdrag. Ik verwijs naar artikel 26. Misschien hebben sommigen dat anders gelezen, maar ze lezen het dan verkeerd.
Het comité heeft geen schending van dat verdrag vastgesteld. Het wijst op een risico en stelt wat er moet gebeuren om dat risico te vermijden. In de algemene commentaar op artikel 26 van het verdrag heeft het comité overigens duidelijk gemaakt dat niet elk verschil in behandeling een discriminatie inhoudt en dat dit niet het geval is wanneer de maatregel een legitiem doel nastreeft en proportioneel is met dat doel. Het moet ook telkens in de praktijk worden nagegaan. In de periodieke rapportering gaat het comité niet dermate op de praktijk in om voor een specifiek geval na te gaan of dat legitiem doel en die proportionaliteit voorhanden zijn. Het is van belang om dat goed voor ogen te houden bij de verdere discussie.
De heer Van Dijck heeft terecht gezegd dat het rapport hier in België door een aantal personen, een aantal partijen en een aantal kranten gebruikt en zelfs misbruikt is, om het uit de context te rukken, er andere zaken aan te verbinden. Dat is wat ik ten zeerste betreur. Ook al bevat het rapport niet die elementen, door het zo te duiden, doordat het zo in de kranten komt, is er een internationale weerslag. Ik vermoed dat het comité met verbazing vaststelt dat het rapport wordt gebruikt voor zaken het zelf niet heeft beoogd.
Mijnheer Van Hauthem, mijnheer Van Rompuy, het vijfde rapport werd door België ingediend op 29 januari 2009. Aangezien het verdrag zowel door de federale overheid als de gemeenschappen en gewesten nageleefd en uitgevoerd moet worden, werd de voorbereiding van dit rapport gecoördineerd door de federale overheidsdienst (FOD) Justitie via het interfederaal overlegorgaan Coormulti (multilaterale coördinatie), en alle departementen van de Vlaamse overheid leverden hiervoor hun bijdrage.
Op 13 april 2010 formuleerde het comité naar aanleiding van dat rapport een zogenaamde list of issues, een lijst met punten waarover het meer verduidelijking wilde. Punt 9 van de lijst had betrekking op de taalvereisten die door bepaalde Nederlandstalige gemeenten worden opgelegd. Het antwoord op dit punt werd door de Vlaamse overheid geformuleerd en geïntegreerd in het globale Belgische antwoorddocument waarop trouwens een strikte paginalimiet van toepassing is. Ik heb dit document in juli 2010 binnen de Vlaamse Regering verspreid. Het rapport, de list of issues en het Belgisch ontwerpdocument kunt u nalezen op de website van het comité.
Op 14 en 15 oktober vond in Genève de zogenaamde interactieve dialoog tussen het comité en de verdragsstaat plaats, die zeven uur, twee halve dagen, heeft geduurd. Bij de Belgische delegatie was ook de ambtenaar van het Departement internationaal Vlaanderen om nadere toelichting te verschaffen over dit onderwerp, maar ook over andere punten die de Vlaamse overheid aanbelangde zoals vragen over gesloten jeugdinstellingen, diversiteit binnen het personeel van de Vlaamse overheid of de integratie van personen met een handicap.
Aan de thematiek van de eventuele discriminatie op grond van taal werd slechts 15 minuten aandacht besteed tijdens de interactieve dialoog. Het comité wilde vooral weten hoe kon worden vermeden dat taalvereisten een discriminerend effect hebben. In de mondelinge toelichting is erop gewezen dat er in Vlaanderen bestuurlijk toezicht bestaat, de regelgeving door de Raad van State of het Grondwettelijk Hof kan worden getoetst, het BUPO-verdrag of Internationaal verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten rechtstreekse werking heeft in de Belgische rechtsorde en voor elke rechter kan worden ingeroepen en de meldpunten uit het decreet houdende een kader voor Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid ook bevoegd zijn voor het behandelen van discriminaties op grond van taal.
Zoals uit de aanbevelingen van het comité blijkt, is het gerustgesteld over het bestaan van rechtsmiddelen tegen eventuele discriminaties op grond van taal, maar dringt het erop aan dat de burger meer van het bestaan van deze beroepsmogelijkheden op de hoogte zou worden gebracht.
Na de mondelinge fase had de Vlaamse overheid, net als de andere overheden van ons land, de kans om te wijzen op de feitelijke onjuistheden in de ontwerptekst van het comité. Het kabinet van de minister van Justitie, en dus niet alleen het Vlaamse maar ook het federale niveau, heeft er uitdrukkelijk op gewezen dat het onjuist is dat het recht om verkozen te worden aan een taalvoorwaarde onderhevig zou zijn. Zoals u weet, poneert artikel 72bis van de nieuwe Gemeentewet ingevoerd door de Pacificatiewet een onweerlegbaar vermoeden van taalkennis.
Het comité heeft zijn observaties niet aangepast omdat het volgens hen ging om een substantiële wijziging van de aanbeveling. Het probleem is duidelijk gesitueerd, de opmerking is gemaakt en de argumenten weergegeven. Ik betreur dat het comité zijn tekst niet heeft aangepast.
Op uw tweede vraag, welke instellingen werden geconsulteerd, kan ik het volgende zeggen. Naast het Belgisch zelfevaluatierapport en het antwoorddocument met de list of issues, werden NGO-rapporten ingediend door het Belgische Forum van Personen met een Handicap, de internationale NGO Conscience and Peace Tax International, de Liga voor de Mensenrechten en zijn Franstalige tegenhanger en de internationale alliantie voor personen met een handicap. Deze rapporten zijn ook beschikbaar op de website van het comité.
Uw vraag was ook of ik al een antwoord in mijn bezit heb. Het is gebruikelijk dat er nog een rapport komt. België moet op 29 oktober 2015 zijn zesde rapport indienen. Het is betreurenswaardig dat men geen rekening heeft gehouden met de opmerkingen over de taalkennis en artikel 72bis. We zullen de nodige contacten leggen om het comité diplomatisch te benaderen, erop wijzen dat de situatie betreurenswaardig is en ervan uitgaan dat voor het zesde rapport de zaak zal zijn uitgeklaard. Ik kan het comité echter niet kwalijk nemen deze aanbevelingen te hebben opgesteld.
Wij zijn een actief pleitbezorger van de mensenrechten. Onze actie voor de vrouw die in Iran zou worden gestenigd, toont aan dat we wel degelijk snel op de bal spelen, ingaan op vragen van de meerderheid en de oppositie en de nodige acties ondernemen om mensenrechten te doen respecteren. We hebben de nodige verdragen trouwens geratificeerd. Niemand moet hier twijfelen aan het feit dat we alles doen wat nodig is in de mate van onze mogelijkheden.
Dit rapport is in eerste instantie op intern Belgisch vlak misbruikt. Dat betreur ik. De eindeloze persartikelen betreur ik. We zullen de problematiek niet onder de mat vegen en actie ondernemen. Sommige landen zoals Frankrijk, of Estland en Letland, kregen belangrijke opmerkingen in verband met taalvoorwaarden. Frankrijk geeft nochtans niet de indruk dat zijn imago daardoor zwaar wordt aangetast. We moeten de zaak niet minimaliseren, maar in zijn juiste context plaatsen.
Intussen is een vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering bij de multinationale instelling in Genève aangesteld. Ook in het verleden is er al naar verwezen. Voor het Vlaams Huis in New York was er tijdelijk iemand ingehuurd. Intussen is er iemand definitief aangesteld die expliciet de VN-activiteiten, ook in Genève, opvolgt.
De uitspraken van minister-president Picqué betreur ik. De Vlaamse overheid heeft van andere overheden geen lessen te krijgen over de integratie van nieuwkomers. De heer Picqué is daarvoor niet goed geplaatst. U verwees er al naar. We leveren ernstige inspanningen om zowel in het Nederlandstalig taalgebied als in Brussel-Hoofdstad bijvoorbeeld via het Brussels Onthaalbureau een actief inburgeringbeleid te voeren. We zijn eerder een stichtend voorbeeld voor anderen, maar hun inburgeringbeleid hoort tot hun verantwoordelijkheid.
Ik ga zeker niet akkoord met de uitlatingen van de heer Picqué. Ze dragen niet bij tot de goede sfeer in dit land. We kunnen allemaal een positieve bijdrage leveren om tot een staatshervorming te komen die iedereen trouwens wenselijk acht, en bovendien heeft Brussel nog altijd nood aan bijkomende financiële middelen.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Ik dank de minister-president voor zijn antwoord. Het is waar dat er geen veroordeling is gekomen. Maar als men naar de toon van het document luistert, moet men er wel over waken om niet in discriminatie te verzanden. Daar komt het ongeveer op neer, zeker als het bijvoorbeeld over de drie burgemeesters gaat. Voor mij staat vast dat er politiek van alles heeft meegespeeld. Zo is men ook tot die waarschuwing gekomen. Al is er geen sprake van een regelrechte veroordeling, men laat de oranje knipperlichten wel flikkeren.
Wij zijn het beu om steeds weer vragen te moeten stellen naar aanleiding van internationale rapporten, of het nu over de VN, de Europese Commissie of de Raad van Europa gaat. U zegt dat iedereen inspanningen wil leveren om Vlaanderen in de wereld te tonen zoals het werkelijk is en niet zoals de anderen dat construeren. Onze inspanningen hebben blijkbaar nog niet zo veel opgeleverd. Ik zou hier volgend jaar niet graag weer samen zitten naar aanleiding van een of ander rapport van de Raad van Europa of de Europese Commissie om tot dezelfde conclusies te moeten komen. Namelijk dat we iets moeten ondernemen om een correcte weergave van wat hier in Vlaanderen gebeurt, de wereld in te sturen.
Al tien jaar zeggen we aan de Vlaamse Regering dat we met een structureel probleem zitten opgezadeld. De Franstaligen hebben toegang tot de internationale instellingen, zeker tot de Raad van Europa. Wij staan er als amateurs naar te kijken. We slagen er niet in om bij de Raad van Europa ons standpunt te laten prevaleren op het gestook van de Franstaligen die dat misbruiken voor binnenlands gebruik. Daar hebt u gelijk in. Ik wil hier het volgend jaar niet opnieuw staan met hetzelfde verhaal.
De voorzitter : De heer Demesmaeker heeft het woord.
De heer Mark Demesmaeker : Ik dank u voor uw verhelderende uiteenzetting, minister-president. U had een duidelijke boodschap voor de heer Picqué, waarvoor mijn dank. Hij heeft ons inderdaad geen lessen voor te houden. Ik heb nog een voorbeeld. Nederlandstaligen in de Vlaamse Rand hebben blijkbaar geen recht op een kwaliteitsvolle medische urgente dienstverlening. Ze zijn aangewezen op ziekenhuizen in Brussel die er maar niet in slagen om de taalwet te respecteren en een tweetalige dienstverlening te garanderen. Heel wat patiënten in de Vlaamse Rand zijn dus overgeleverd aan een soort veterinaire geneeskunde omdat ze in hun eigen taal niet behandeld kunnen worden. De heer Picqué heeft ons wat dat betreft zeker geen lessen te leren. Misschien kunnen we dergelijke discriminaties ook eens op het internationale forum aanbrengen. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
Het is al geprobeerd, we moeten het blijven proberen.
Minister-president, ik wil u vragen om met het nodige zelfvertrouwen zo snel mogelijk contact te leggen met het comité om de puntjes op de i te zetten.
De voorzitter : De heer Vereeck heeft het woord.
De heer Lode Vereeck : Ik wil nog een kleine verduidelijking vragen. Ofwel is er een probleem met het rapport, ofwel is er geen probleem met het rapport. Ik hoor aan de ene kant zeggen dat wij zullen proberen om het comité heel diplomatisch en heel discreet te contacteren omdat het rapport niet echt goed weergeeft wat onze Vlaamse vertegenwoordiger daar blijkbaar heeft gezegd. Ofwel is het rapport wel accuraat, maar is het door de Franstaligen misbruikt. Het is het een of het ander. Ik wil weten wat in dat comité is gebeurd. Als we verder gaan in de logica dat we ze moeten beïnvloeden en eventueel bijschaven, dan leggen we de fout bij het comité: het zou niet goed geluisterd hebben.
Er zijn twee mogelijkheden. Ik denk dat in dat comité wel zeer capabele mensen zitten. Misschien heeft onze Vlaamse ambtenaar de boodschap niet goed overgebracht. Ik vraag mij nog iets af. Toen die man daar sprak en merkte dat het dreigde mis te lopen, heeft hij dan niet naar u gebeld en gezegd: Brussels, we have a problem. Ik zit hier in een raad en krijg het er niet door.?
Ik heb mij ooit beziggehouden met systematische incidentreconstructie. Als ik dit incident in kleine deeltjes opsplits, zoals je dat bij vliegtuigcrashes doet, dan zie ik dat er in dit verhaal iets niet klopt. Kunt u meer uitleg geven over wat er fout is gelopen?
Minister-president Kris Peeters : De opmerking is gemaakt over het feit dat er voor het recht om verkozen te worden geen taalvoorwaarden zijn. Dat is artikel 72bis van de nieuwe Gemeentewet. Dat is in die toelichting gezegd, zowel door de Vlaamse ambtenaar als door de mensen van Justitie die daar aanwezig waren. Die opmerking staat niet in het rapport. Er is dus een fout in het rapport. Men heeft dat niet gecorrigeerd. Hadden we dat nog kunnen voorkomen? Er is de procedure: de list of issues, dan de dialoog waarin je die opmerking kunt maken, en dan maakt de commissie haar definitieve rapport. In het definitieve rapport is die pertinente opmerking niet behouden. Dat is de analyse van wat er fout is gelopen. Ik zal de commissie er attent op maken dat die opmerking in die dialoog werd gemaakt en dat zij niet in het definitieve rapport staat. De commissie heeft er dus geen rekening mee gehouden. Ik ga ervan uit dat het grote experts zijn, maar iedereen kan een fout maken. Ik zal hen daarop attent maken. Wij gaan ervan uit dat dit in de toekomst niet meer gebeurt met tekst en uitleg bij dat artikel 72.
Ik wil ook nog even herhalen dat de procedure behelst dat wij een rapport geven en dat wij in 2015 een nieuw rapport vragen. Intussen is er niets voorzien om met die commissie te discussiëren. Zij geven op gezette tijdstippen een rapport en het volgende rapport wordt in 2015 afgeleverd.
Mijnheer Van Hauthem, wij moeten constant inspanningen leveren ik hoop samen met u om ervoor te zorgen dat dit de laatste keer is dat wij hier van gedachten moeten wisselen over zulke discussies. Maar ik maak mij geen illusies: het zal nog wel een tijdje doorgaan. Ik doe er alles aan om dat niet meer te hebben en tot het minimum te beperken. Wij moeten Vlaanderen op een correcte manier weergeven. Iedereen heeft daarin zijn rol te spelen en verantwoordelijkheden op te nemen. Ik hoop dat meerderheid en oppositie dat handvest vrij snel aannemen. Het kan een heel didactisch document zijn. Dit parlement kan dit instrument in de strijd gooien en er zo voor zorgen dat men Vlaanderen op een juiste manier duidt en weet welke rechten en plichten er zijn.
De voorzitter : Het incident is gesloten.