Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vergadering van 27/10/2010
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over het stimuleren van de korteketenverkoop in de land- en tuinbouw
- 293 (2010-2011)
Vraag om uitleg van mevrouw Els Robeyns tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over duurzame voedselconsumptie en korteketenverkoop
- 333 (2010-2011)
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Deze vraag sluit aan bij de discussie van daarnet over de vraag van mevrouw Eerlingen. We spraken toen al over de ecologische voetafdruk.
Voorzitter, minister-president, collegas, vorige week werd een symposium georganiseerd over de korte keten in Vlaanderen door het Departement Landbouw, in samenwerking met Voedselteams vzw, het VLAM, het Innovatiesteunpunt en het Steunpunt Hoeveproducten. De korteketenbenadering heeft naast promotionele voordelen het publiek koopt immers graag producten rechtstreeks bij de producent ook andere belangrijke voordelen: de kortere logistieke keten en het aanbieden van seizoensproducten zijn duurzamer.
Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag van 11 augustus 2010 blijkt dat de hoeveverkoop in Vlaanderen sinds 2006 opnieuw in de lift zit. 23 percent van de Vlaamse gezinnen koopt wel eens voedingsproducten op de boerderij. Het toepassingsgebied van het label Erkend Verkooppunt Hoeveproducten blijkt in de praktijk echter nog steeds te beperkt. De verkoop van hoeveproducten kan veel vormen aannemen: via boerenmarkten, groenteabonnementen, kraampjes langs de weg, thuisverkoop, thuisleveringen, enzovoort. De steunmaatregelen voor de inrichting van een hoevewinkel die door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) worden voorzien, geven zo blijkt uit de cijfers de juiste impulsen. Maar de VLIF-steun heeft ook beperkingen: het gaat immers over vrij grotere investeringsbedragen. Vandaar mijn vraag of ook kleinere investeringen in aanmerking kunnen komen.
Tegelijk is er ook de vaststelling dat een veelheid aan overheden, organisatoren en projecten betrokken zijn. Dat komt de transparantie niet te goede. Onder meer de provincies en het beleidsdomein Leefmilieu en Natuur zijn door Europese projecten ook betrokken. In de beleidsnota Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid 2009-2014 lezen we dat de minister de sector van de thuisverkoop de nodige kansen en ondersteuning wil geven in zijn uitbouw.
Het is belangrijk dat de overheid steun geeft aan en aandacht heeft voor gespecialiseerde bedrijven die produceren voor de wereldmarkt. Maar daarnaast moet er ook voldoende aandacht en steun zijn, blijven en mogelijk toenemen voor de verbreding. De korteketenverkoop moeten we daar situeren.
Daarom stel ik graag de volgende vragen. Wordt er momenteel voor de korte keten voldoende specifieke promotie gevoerd? Zo ja, op welke manier en door welke organisaties? Lijkt hier geen grotere rol voor VLAM weggelegd? Hebt u een zicht op de economische impact van de korteketenverkoop van verschillende soorten hoeveproducten? Is in deze cijfers dezelfde evolutie waarneembaar als voor de erkende hoevewinkels? Welke steunmaatregelen zijn er beschikbaar buiten het VLIF voor de verdere ontwikkeling van de korteketenbenadering en de praktijk van rechtstreekse verkoop van hoeveproducten? Zijn er eventueel binnen het VLIF aanpassingen wenselijk? Over welke beleidsmogelijkheden beschikt u om de korte ketenverkoop verder te stimuleren?
De voorzitter : Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Mevrouw Els Robeyns : Mijn vraag sluit aan bij die van de heer De Meyer, ik heb ze misschien wat breder opengetrokken. In de voorbije decennia is de afstand tussen producent en consument in de voedselketen alsmaar groter geworden. Die afstand manifesteert zich op diverse vlakken: zowel op geografisch vlak aangezien onze voedingsmiddelen de wereld rond vervoerd worden, als op sociaal vlak aangezien veel consumenten nog nooit een landbouwbedrijf van dichtbij hebben gezien en zeker niet weten op welke manier hun voedsel geproduceerd wordt. Tot slot hebben zich ook heel wat extra schakels tussen de producent en consument gevestigd waardoor ook de economische afstand tussen beiden werd vergroot.
Heel dit geglobaliseerde voedingssysteem wordt vanuit diverse hoeken aan kritiek onderworpen. Er worden alternatieven naar voren geschoven die een grotere duurzaamheid nastreven op ecologisch, economisch en sociaal vlak. Een bijzonder initiatief in deze, minister-president, zijn de korteketeninitiatieven. Een korte keten in de landbouw is een distributiemodel dat omschreven kan worden als een rechtstreeks samenwerkingsverband tussen de producent en de consument. De consument koopt rechtstreeks bij de producent, de landbouwer, zonder tussenschakels van de voedingsverwerkende industrie of distributie. De keten is letterlijk verkort.
Korteketeninitiatieven kunnen diverse vormen aannemen, zoals ook de heer De Meyer heeft gezegd. De producten kunnen verkocht worden rechtstreeks op de boerderij, in de hoevewinkel, door thuisverkoop, op boerenmarkten of langs collectieve systemen zoals voedselteams of groenteabonnementen. Korteketeninitiatieven zijn een meerwaarde op ecologisch vlak. Er is minder transport, de voedselkilometers worden beperkt, er is minder verpakkingsafval en er is een beperking van het energieverbruik. Ook op economisch vlak zijn ze een meerwaarde vanwege de rechtstreekse verkoop, het feit dat ze de regionale economie bevorderen en kansen bieden aan kleinschalige en gemengde bedrijven, en ook vanwege de duidelijke en eerlijke prijs. Ten slotte zijn ze ook op sociaal-maatschappelijk vlak een meerwaarde, want men gaat opnieuw het direct contact tussen landbouwer en consument stimuleren, de consument gaat de landbouw herontdekken en het positieve imago van de landbouw kan daardoor verbeterd worden.
De landbouwproducten die langs de korte keten worden verkocht, worden doorgaans als hoeveproducten omschreven. Voor hoeveproducten bestaat momenteel geen wettelijke definitie, ook niet op Europees niveau. Over heel die thematiek is er tot nu toe weinig onderzoek gebeurd en is er ook weinig specifiek beleid in Vlaanderen. In het Vlaamse regeerakkoord staat wel dat we ontwikkelingskansen moeten scheppen voor het hele palet aan bedrijven, onder andere ook voor hoeveproducenten, biobedrijven en zorgboerderijen. In uw beleidsnota, minister-president, zegt u ook dat verschillende bedrijven kiezen voor de weg van de verbreding en dat de uitbouw van thuisverkoop een van de verbredingsalternatieven binnen de land- en tuinbouwsector is, die extra toegevoegde waarde kan creëren. In het proces van verbreding wordt er volgens u meestal een goede overgang gemaakt van een kleinschalige naar een professionele aanpak. Om economisch haalbaar te zijn is een zekere schaalgrootte noodzakelijk.
Minister-president, u zegt dat u de sector de nodige kansen wilt geven en ondersteuning wilt bieden door een aantal initiatieven, zoals een wetgevend kader voor hoeveproducten en de verdere uitbouw van het steunpunt hoeveproducten. De verkoop van hoeveproducten, zegt u ook, kan verder gestimuleerd worden door de promotionele werking van het VLAM. Verder haalt u nog aan dat een verdere uitbreiding van het aantal producten onder het label erkend verkooppunt hoeveproducten hier het meest aangewezen spoor is voor de leefbaarheid en verbreding, en dat er ook verder onderzoek zal worden verricht naar de rendabiliteit van hoeveproducten. Ook in het strategisch plan Biologische landbouw staat dat de aandacht voor het stimuleren van de korte keten heel belangrijk is voor de ontwikkeling van de biologische landbouw.
Minister-president, de duurzame consumptie van voedingsmiddelen wordt steeds belangrijker. De overheid heeft een belangrijke sensibiliserende en stimulerende taak. Wij moeten mensen bewustmaken van bijvoorbeeld het aantal kilometers dat hun voedsel heeft afgelegd vooraleer het op hun bord komt. Er zijn heel wat producten waar enkel de economische rendabiliteit telt. Dat is natuurlijk wel belangrijk, maar men moet ook rekening houden met het duurzaamheidsaspect. Het bekendste voorbeeld is volgens mij de Noordzeegarnaal, die men naar Marokko stuurt om gepeld te worden en dan terug naar hier komt. Op lokaal en provinciaal niveau worden al initiatieven genomen om de aandacht te vestigen op de duurzaamheid van onze voedingsproducten. Zo bestaat er in de provincie Limburg de NulKilometerMobiel en het NulKilometermenu. Het aantal kilometer slaat op de afstand die de ingrediënten van het menu hebben afgelegd, nul dus. Daarmee wil men niet alleen de streekproducten promoten, maar ook mensen aanzetten tot nadenken over hun consumptiepatroon. Zo zou men bijvoorbeeld het aantal kilometers op het etiket kunnen vermelden zodat we mensen een bewust consumptiekeuze kunnen laten maken.
Minister-president, korteketeninitiatieven kunnen volgens mij zeker een meerwaarde bieden. Een gepaste schaalgrootte om deze producten op een redelijke wijze te laten groeien, lijkt hierbij wel aangewezen. Het is iets te ambitieus om bijvoorbeeld appelen uit Hoepertingen in heel Vlaanderen deur aan deur te gaan verkopen. Ik denk niet dat dit de aangewezen manier is. Misschien kunnen de provincies en de gemeenten een belangrijke partner zijn om die korteketenverkoop op een gepaste schaal verder te ontwikkelen.
Tot slot, minister-president, is ook de prijsvorming een belangrijk aspect om mensen te stimuleren te kiezen voor een duurzame voedingsconsumptie. Het kan een idee zijn om voor duurzame voedselproducten te sleutelen aan het btw-tarief. Ik weet, minister-president, dat dit federale materie is, maar misschien kan de Vlaamse overheid dat wel aankaarten als we ooit een federale regering hebben. Ik ben er alleszins zeker van dat wij meer en meer belang moeten gaan hechten aan duurzame voedingspatronen. Dat onderwerp gaat de komende jaren steeds weerkeren op het nationale, Europese en mondiale niveau. Wij moeten onze consumenten bewustmaken van het belang ervan en duurzame voedselconsumptie stimuleren. Korteketeninitiatieven kunnen daarbij volgens mij bijzonder waardevol en nuttig zijn.
Na deze lange inleiding kom ik tot mijn vragen. Erkent u het belang en de positieve effecten van de korteketenverkoop? Kan die bijkomende ontwikkelingskansen scheppen voor de landbouw zoals u bedoelt in het regeerakkoord? Is er al onderzoek gebeurd naar de rendabiliteit van de korteketenverkoop? Zo ja, wat waren de resultaten? Zo neen, waarom niet? Welk specifiek beleid zult u ontwikkelen om in uitvoering van de beleidsnota deze korteketenverkoop te stimuleren? Werden er al initiatieven genomen en zijn er nieuwe initiatieven gepland? Is er in uitvoering van de beleidsnota al een wetgevend kader voor hoeveproducten uitgewerkt? Indien niet, wanneer wordt dit gepland? Is samenwerking met de provincie en/of gemeenten aangewezen voor de verdere ontwikkeling van deze korteketeninitiatieven? Acht u het wenselijk om op het federale niveau te pleiten voor een aanpassing van het btw-tarief om zo de duurzame consumptie van voedingsproducten te stimuleren?
De voorzitter : Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Mevrouw Tine Eerlingen : Mevrouw Robeyns heeft al aangehaald dat de korteketenverkoop inderdaad economische, ecologische en sociale voordelen heeft. Toch ondervindt de korte keten nog heel wat knelpunten. Die worden mooi samengevat in de knelpuntennota die op het symposium naar voren werd gebracht.
Er zijn al vragen gesteld over promotiebeleidmogelijkheden en de samenwerking met verschillende niveaus. Ik ga daar niet op terugkomen. Wat heel sterk opvalt aan de korte keten, is hoe sterk het beleid gefragmenteerd is. Dat bevindt zich op verschillende niveaus, zowel op het Vlaamse niveau als op het niveau van de provincies en de gemeenten. Voor de korteketenverkoop moet men zich eigenlijk wenden tot de beleidsdomeinen Landbouw en Visserij, Leefmilieu, Natuur en Energie en tot Cultuur, Sport en Media.
De administratie concludeerde haar uiteenzetting met te stellen dat er een versnipperd beleid met te weinig coördinatie tussen de verschillende beleidsinstanties wordt gevoerd met een te weinig structurele basis. Voor de producent is het dus niet gemakkelijk om de weg te vinden. Producenten moeten aan verschillende wetgevingen voldoen. Daarom worden ze gesteund door het Steunpunt Hoeveproducten van het KVLV. Het steunpunt zorgt onder meer voor informatie en vorming. De producenten zijn ook vragende partij voor één aanspreekpunt bij de Vlaamse administratie die de wetgeving opvolgt. Zal er een globaal plan met betrekking tot de ketenverkoop worden uitgetekend om alles beter op elkaar af te stemmen? Zult u werk maken van dat ene aanspreekpunt? Dat zou de werking van de korteketenverkoop zeker vereenvoudigen.
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Ik sluit me aan bij de vraag en wil ze tegelijk wat opentrekken. Tot nu toe is de korteketenverkoop enkel bekeken vanuit het standpunt van de producent en de consument. We moeten ook de problematiek van de veevoeders meenemen. Ik weet van mensen die aan hoeveverkoop doen dat veevoeders ook tot hun bezorgdheden behoort. Zij willen eigenlijk van soja-import af en zelf eiwitten en veevoeders telen. Het is een belangrijk aspect van de ecologische voetafdruk van een product. U hebt contacten gehad met mensen uit de mengvoederindustrie om daarover van gedachten te wisselen. Zijn er hoopvolle perspectieven te verwachten op dat vlak? Of is tot nu toe alles bij het oude gebleven?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Met de BEMEFA, de Belgische beroepsvereniging van mengvoederfabrikanten, heb ik een overeenkomst gesloten waaraan een actieplan is verbonden. Ik kan u een kopie van de overeenkomst bezorgen. U bent blijkbaar goed geïnformeerd en ik zal u alle informatie bezorgen. Er wordt hard aan gewerkt.
De databank van het Steunpunt Hoeveproducten bevat ongeveer 1200 hoeveproducenten. Bij het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV) zijn er 394 hoevezuivelaars, 115 hoeveslagers en 414 verwerkers van groenten en fruit bekend. Momenteel zijn er 238 hoeveproducenten aangesloten bij het label Erkend Verkooppunt Hoeveproducten van het VLAM. In mijn beleidsbrief die binnenkort wordt toegelicht en besproken, staat een belangrijke passage over hoeve- en streekproducten en het bevorderen van de korteketeninitiatieven in de land- en tuinbouw.
In mijn beleidsbrief staat dat de uitkomst van het symposium dat vorige vrijdag op initiatief van vzw Voedselteams in Leuven is georganiseerd een belangrijke bijdrage is geweest om het korteketenbeleid en de lokale vermarkting uit te werken. Ik kan u de informatie daarover bezorgen. Mijn administratie heeft aan het symposium haar medewerking verleend en ik heb subsidies toegekend voor de organisatie van het symposium. Aan de hand van een studie van de afdeling Monitoring is een overzicht van de korteketeninitiatieven in Vlaanderen gegeven. Daarnaast werd een knelpuntennota met beleidsvoorstellen voorgesteld die door verschillende organisaties zoals Voedselteams, Bioforum, Steunpunt Hoeveproducten van de KVLV Agra, het Innovatiesteunpunt voor Land- en Tuinbouw van de Boerenbond en het VLAM zijn opgemaakt.
Ik heb mijn administratie de opdracht gegeven om de nota verder te analyseren met het oog op het uitwerken van concrete beleidsvoorstellen die na overleg en inspraak met de betrokken stakeholders, moet uitmonden in een strategisch plan voor de lokale producten en de lokale vermarkting in Vlaanderen. De afdeling duurzame ontwikkeling van het departement Landbouw en Visserij heeft de opdracht gekregen om dit strategisch plan in samenspraak met de sector en de betrokken beleidsdomeinen en beleidsniveaus tegen begin 2011 uit te werken. Ik sta open voor verdere suggesties.
De volgende elementen moeten zeker in dat strategisch plan worden opgenomen.
Ten eerste, het organiseren van een permanent structureel overleg met iedereen die betrokken is bij de korteketenproblematiek. Ten tweede, verder onderzoek naar de rentabiliteit van de hoeveproductie. Het opstarten van hoeveproductie en andere korteketeninitiatieven mag van de kant van de land- en tuinbouwer geen negatieve keuze zijn. Zoals voor elke professionele handelsactiviteit geldt ook hier dat professioneel handelen een must is. Hoeveproductie is geen sector die men er zomaar kan bijnemen, of waarvan men hoopt dat alles goed zal uitdraaien. Het gaat om een weloverwogen beslissing. Vooral de extra arbeid moet goed worden ingerekend. Dat aspect wordt nogal eens onderschat. In navolging van het rapport van het departement Landbouw en Visserij Economische rentabiliteit van hoeveproductie en verkenning op basis van landbouwmonitoringnetwerk zullen bijkomende onderzoeksrapporten worden opgestart om de rentabiliteit van korteketeninitiatieven in kaart te brengen. Aan de korte keten wordt dus binnen de onderzoeksprioriteit extra aandacht besteed.
Ten derde, de naschoolse vorming van Land- en Tuinbouw moet worden ingezet om een specifieke opleiding in korteketenaanpak te organiseren. De Vlaamse overheid zet jaarlijks een bedrag van 4,5 miljoen euro in voor de naschoolse vorming in Land- en Tuinbouw. Met deze middelen kunnen erkende centra vorming en opleiding organiseren voor landbouwers die in het korteketenverhaal willen meestappen.
Ten vierde, het uitwerken van een structurele financiële ondersteuning van het Steunpunt Hoeveproducten en het Steunpunt Streekproducten vanaf 2012.
Ten vijfde, het versterken van de promotie in verband met korteketeninitiatieven in de schoot van het VLAM en het VILT of Vlaams Informatiecentrum over Land- en Tuinbouw kan worden bekeken. Ik denk aan het magazine Melk en Honing dat een oplage van 45 000 exemplaren ter beschikking stelt van de hoeveproducenten.
Ten zesde, bekijken welke nieuwe maatregelen mogelijk zijn in het kader van het nieuwe Progra mmeringsdocument voor plattelandsontwikkeling PDBO 3. We kunnen voorzichtig de mogelijkheden van innovatiecheques aftasten. Initiatiefnemers zouden bijvoorbeeld een beperkte hoeveelheid middelen krijgen om op bedrijfsniveau een nieuw korteketenproject op te zetten. Ik verwijs naar de vragen van de heer De Meyer. Nogmaals, cheques in het leven roepen is niet zo moeilijk, maar dat systeem moet wel werken en geen administratieve rompslomp en discussies meebrengen die meer tijd en energie vergen dan anders.
Het verhoogd steunpercentage voor al wat met hoeveproducten en thuisverwerking te maken heeft, blijft behouden. Wat betreft de btw-tarieven voor duurzame voedingsproducten, ben ik terughoudend, niet zozeer omdat ik daar niet bevoegd voor ben dat heeft me in het verleden ook niet tot terughoudendheid gebracht , maar omdat ik vrees dat we eindeloze discussies zullen krijgen over wat duurzame voedingsproducten zijn. De vraag is of dat praktisch haalbaar is en geen problemen zou kunnen meebrengen.
Voorzitter, ik heb u de twee documenten gegeven die aan alle leden kunnen worden overgemaakt. Het strategisch plan komt eraan. Ook naar aanleiding van de beleidsbrief heb ik daarin zaken opgenomen. Ik zal de informatie bezorgen voor de heer Dirk Peeters in verband met onze initiatieven met BEMEFA, zodat u daar ook over geïnformeerd bent.
De voorzitter : Collegas, de knelpuntennota die zopas werd overhandigd, wordt nu gefotokopieerd en straks uitgedeeld. Het overzicht van de korteketeninitiatieven is terug te vinden op het intranet.
De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Minister-president, ik dank u voor het uitgebreid antwoord. Het strategisch plan dat u aankondigt en kort toelicht, is hoe dan ook voor deze sector bijzonder belangrijk.
Eén element wil ik nog onderstrepen. U stelt dat de keuze voor de korte keten professioneel handelen vergt en dat het een positieve keuze moet zijn. Men mag het arbeidsintensieve aspect daarvan niet vergeten. Het feit dat u verder onderzoek aankondigt inzake rendabiliteit, vind ik bijzonder belangrijk.
De voorzitter : Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Mevrouw Els Robeyns : Minister-president, ik dank u voor het positieve antwoord. U hebt alleszins heel positieve plannen om de korteketenverkoop en de hoeveproducten nog beter te ontwikkelen en te professionaliseren.
Het strategisch plan en de knelpuntennota zullen we zeker goed bekijken. Ik veronderstel dat er positieve dingen in staan. De definitie van duurzame producten is heel moeilijk en gevoelig. Ik heb daar alle begrip voor. Het was maar een idee dat ik even wilde aanhalen.
Minister-president, ik zal dat alleszins blijven opvolgen en u af en toe wat afjakkeren.
De voorzitter : Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Mevrouw Tine Eerlingen : Ik vind het ook heel positief dat er een strategisch plan zal komen. Ik ben daar zeer benieuwd naar. Ik hoop dat ook de coördinatie van de administratie erin wordt opgenomen.
U spreekt van naschoolse vorming. Is er ook een mogelijkheid om dat in de klassieke landbouwopleiding kort aan te raken, zodat men er al wat vertrouwd mee is? Dat kan misschien worden meegenomen.
Minister-president Kris Peeters : We zullen dat doen.
De voorzitter : Misschien kunnen we in de komende weken de minister-president wat meer afjagen, dan zal de bespreking van de beleidsbrief ook iets minder lang duren.
Het incident is gesloten.