Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vergadering van 12/05/2010
Vraag om uitleg van de heer Stefaan Sintobin tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de eis van de Europese Commissie om mogelijk onterechte steun aan de Oostendse vismijn terug te betalen
Vraag om uitleg van de heer Karlos Callens tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de terugbetaling van steun aan de vismijn van Oostende
Vraag om uitleg van de heer Peter Reekmans tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de aankoop van de Oostendse vismijn door de Vlaamse overheid
Vraag om uitleg van de heer Wilfried Vandaele tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de staatssteun aan de vismijn van Oostende
De voorzitter : Over dit onderwerp hebben we in het verleden al meerdere interpellaties gehouden en vragen gesteld. Er heeft ook een hoorzitting plaatsgevonden. Het is natuurlijk niet de bedoeling hier alles te herhalen, maar wel de nieuwe actuele elementen ter sprake te brengen. We weten uit het verleden ook dat een aantal aspecten federale materie betreffen. Sommige zaken vallen onder de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken of van de stad Oostende. Wij zullen proberen ons te beperken tot de bevoegdheid van de Vlaamse minister van Landbouw.
De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin : Voorzitter, het is ook niet mijn bedoeling om de discussie van de afgelopen maanden te herhalen. Het feit dat de Europese Commissie eist dat de vismijn van Oostende alle onrechtmatige subsidies terugbetaalt, is echter een nieuw en heel belangrijk feit.
Volgens de Europese Commissie betekent de privatisering van de vismijn niet dat het probleem van de illegale staatssteun is verdwenen. De Europese beslissing is een uitloper van een klacht van concurrent Zeebrugge in 2006.
De Europese Commissie eist dat de onterechte steun binnen 4 maanden is teruggevorderd. Maar eigenlijk weet de Commissie niet om hoeveel subsidies het gaat. Daarom eist ze binnen de 2 maanden een overzicht van het terug te vorderen bedrag. Het onterechte bedrag waarvan de Commissie wel weet heeft, betreft het startkapitaal voor de nv Exploitatie Vismijn Oostende (EVO), namelijk 4 miljoen euro, en voor het Autonoom Gemeentebedrijf Vismijn Oostende (AGVO), namelijk 6,2 miljoen euro. Beide bedrijven kregen ook gratis garanties voor leningen. Voor EVO gaat het over ongeveer 4,3 miljoen euro.
De Europese Commissie valt niet alleen over die bedragen en steun, maar ook over het gratis gebruik van gebouwen en gronden van de vismijn door EVO en AGVO. De gronden van de vismijn zijn eigendom van het Vlaamse Gewest. En ook de erfpachtregeling die nv Pakhuizen in 1989 sloot met de stad Oostende, is voor de Commissie niet verenigbaar met de interne markt.
Ik ga hier niet zo ver om Oostende het Palermo aan de Noordzee te noemen. Er zijn echter een aantal fundamentele vragen. Minister-president, u zult in uw antwoord ongetwijfeld verwijzen naar een vrijwaringsclausule die in het contract is opgenomen. Toch vind ik het belangrijk om deze vragen hier te stellen. Immers, de verdere exploitatie en ontwikkeling van de vismijn in Oostende en de fusie tussen Oostende en Nieuwpoort zouden door heel die affaire in het gedrang kunnen komen.
Minister-president, was is uw reactie op de Europese beslissing? Wat is de verantwoordelijkheid van de Vlaamse overheid in dit dossier? Wat is het aandeel van de Vlaamse overheid in deze terugvordering? Welke gevolgen heeft dit dossier op het Vlaams beleid betreffende de ontwikkeling en de exploitatie van onze vismijnen? Welke impact heeft dit dossier op een mogelijke fusie tussen de vismijnen? Welke onmiddellijke stappen onderneemt u?
Als die bedragen effectief moeten worden terugbetaald, zal dit voor Oostende een zware belasting vormen op de stadskas. De collegas uit Oostende zullen dat straks wellicht nog ter sprake brengen. Minister-president, stel dat de stad Oostende om hulp roept, wat zult u dan doen?
De voorzitter : De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens : Minister-president, ik wil even verwijzen naar het recente verleden. Het probleem van de zwarte wolk boven de vismijnen is hier al meermaals besproken. U hebt al een aantal maanden geleden beloofd om dat probleem op te lossen via fusie of private partners. Dat duurt echter lang. Ik vrees een beetje dat Oostende in de problemen zal komen als dat bedrag moet worden terugbetaald. Dat geldt misschien ook voor de andere vismijnen.
Ik vraag me af wat daar nu eigenlijk gebeurt. Sommige zaken kunnen niet door de beugel en moeten serieus worden onderzocht. Zo is de vraag van wie zij dat geld hebben gekregen. Wie heeft daar zijn handtekening gezet? Het gaat hier toch over contracten over gebouwen waarvoor wij gedeeltelijk verantwoordelijk zijn.
Minister-president, het is ook aan u als verantwoordelijke voor de visserij om alles eens serieus te bekijken. U mag niet denken dat Oostende het zomaar zal redden en dat dit niet erg is. Als het over miljoenen euros gaat, vind ik dat wel erg, zo erg dat er een ernstig onderzoek moet gebeuren. Wat zijn de maatregelen die u zou kunnen nemen om tot een definitieve oplossing te komen voor de twee vismijnen, zodat we die twee bedrijven aan de kust niet kwijtraken? Anders zou dat voor het toerisme en de economie aan de kust een kleine doodsteek zijn.
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : I n februari 2006 werd door de Nederlandse Visafslag een klacht ingediend over onrechtmatige staatssteun die de stad Oostende aan het Autonoom Gemeentebedrijf Vismijn Oostende zou hebben gegeven. Zo is de bal aan het rollen gegaan. In 2007 werd daar nog een klacht van de Zeebrugse vismijn aan toegevoegd. Op 3 juli 2008 werd de federale regering door de Europese Commissie op de hoogte gebracht van de veroordeling en de maximale boete van 7 miljoen euro. Op 28 april besliste de Europese Commissie dat Oostende wordt veroordeeld.
De overeenkomst tussen de stad Oostende, het Autonoom Gemeentelijk Havenbedrijf Oostende (AGHO) en het Vlaams Gewest stipuleert in artikel 2.9 dat de stad Oostende het Vlaamse Gewest vrijwaart van alle eventuele gevolgen inherent aan bovenvermelde procedure. Dat is belangrijk voor de discussie vandaag.
Minister-president, gelet op de onderhandelingen tussen de Vlaamse overheid en de Zeebrugse vismijn, en gelet op bovenvermelde feiten, vraag ik of de huidige schadeclaims deel uitmaken van de onderhandelingen tussen de Vlaamse overheid en de Zeebrugse vismijn. De Zeebrugse vismijn was klachtindiener, maar vandaag gaan ze fuseren. Ik neem aan dat daarover is gesproken. Wat wordt daarover gezegd? Indien er een schikking is getroffen, maakte die deel uit van de fusering of overnameprijs?
Minister-president, ik had deze vraag om uitleg ook aan minister Bourgeois moeten richten. De artikelen 265 tot 269 van het Gemeentedecreet voorzien in externe audits bij de autonome gemeentebedrijven. Tot vandaag is daarvoor nog geen uitvoeringsbesluit gemaakt. De Oostendse vismijn heeft via het AGHO 20 miljoen euro gekost aan de belastingbetaler. Daar komt vandaag 7 miljoen euro aan boetes bovenop.
Er is dringend nood aan die uitvoeringsbesluiten en aan die externe audit van de autonome gemeentebedrijven. Hoewel het niet failliet kan gaan, kunnen we hier toch spreken van een faillissement. Als de Vlaamse Regering snel werk maakt van de uitvoeringsbesluiten, kunnen we erger voorkomen in de toekomst. Minister-president, wanneer zal de Vlaamse Regering de uitvoeringsbesluiten maken voor de artikelen 265 tot 269 die in het decreet staan?
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : De grootste verantwoordelijkheid ligt bij de stad Oostende. Vlaanderen is betrokken bij het ter beschikking stellen van de gronden. Minister-president, bent u op de hoogte gebracht van dit lopende dossier tegen de Oostendse vismijn? Bent u daarbij betrokken? Welke instanties hebben subsidies en steun verleend en over welke bedragen gaat het hier? Zijn er ook Vlaamse subsidies of borgstellingen of andere vormen van steun? Welke maatregelen zal de Vlaamse Regering nemen om, in het licht van een mogelijke fusie tussen de vismijn van Oostende en Zeebrugge, dit dossier correct af te handelen?
De voorzitter : De heer Crombez heeft het woord.
De heer John Crombez : Het kader van deze discussie is niet onbelangrijk. Het klopt dat het over de verantwoordelijkheid gaat van een stad die haar vismijn in moeilijkheden terug op de sporen wil krijgen. Alle partijen die regeringsverantwoordelijkheid hebben genomen, werden al geconfronteerd met dergelijke discussies. Er wordt een manier gezocht om iets voort te laten bestaan. Dat komt voor op alle niveaus. Als er al dan niet een klacht komt, want er is niet altijd een klacht, zegt Europa dat het al dan niet om staatsteun gaat. Dit is het eerste element in het dossier: Europa heeft nu geoordeeld dat het om staatssteun gaat.
Een tweede element in het dossier en er is inderdaad nog discussie over de bedragen is dat Europa zegt dat, ondanks het feit dat er een privatisering kan komen, want dat is een oplossing van het staatssteundossier, er nog een aantal bedragen moeten worden terugbetaald. Men zegt dat Oostende dan in moeilijkheden komt, maar voor alle duidelijkheid: de terugbetaling gebeurt in dat geval aan de stad Oostende.
Het betreft hier dus niet eens een zo abnormaal dossier. Er zijn bestuurlijk veel dergelijke dossiers waarbij men probeert om van overheidswege op verschillende niveaus samen met een privépartner een bedrijf op de sporen te zetten. Dan kan er een beoordeling komen of dat binnen de regels past of niet. Dat is het kader waarin het gebeurt.
Veel vragen zijn interessant voor het verdere verloop. Er doen veel bedragen de ronde. Dat is een van de elementen die verder met Europa kunnen worden getrancheerd. Europa oordeelt of het al dan niet om staatssteun gaat, en dat is altijd een zwart of een wit oordeel. Er zijn veel dergelijke voorbeelden in bestuurlijke dossiers. Dat is niet zo abnormaal. Mijnheer Sintobin, volgens de suggestie die u niet zou doen maar dan toch hebt gedaan, namelijk om er een naam op te plakken, zou men dan ongeveer alle bestuurlijke niveaus Palermo kunnen noemen.
Iedereen die al dergelijke dossiers heeft behandeld, weet dat Europa ook de regels en cours de route soms aanpast bij beoordelingen van staatssteun. Het gebeurt dat samenwerkingen vanuit het verleden die op dat moment toegestaan waren, later door aanpassingen van de regels niet meer werden toegestaan. Ik geef het voorbeeld van het dossier van de overname van de schuld van de NMBS. Europa had eerst laten weten dat het in orde was. Dan zijn er wat regels aangepast en daarna was het niet meer in orde. Het is dus niet altijd gemakkelijk werken.
Het is belangrijk dat duidelijk is over welk kader het gaat. Er is aan de ene kant de vraag of het staatssteun is of niet. Er is gezegd dat het staatssteun is en er moet dus een privatisering komen. Daarnaast is gezegd dat er nog een terugbetaling moet zijn aan de stad Oostende van een deel van de middelen. Die bedragen zijn niet bekend. In dit kader discussiëren we.
De voorzitter : De heer Tommelein heeft het woord.
De heer Bart Tommelein : Ik sluit me deels aan bij de vorige spreker, in de mate dat het dossier koffiedik kijken is wat betreft de juiste verhoudingen en wat men precies verstaat onder overheidssteun. Er zijn een aantal autonome bedrijven, niet alleen in Oostende maar ook in andere gemeenten, waar op een bepaald moment waarborgen zijn gegeven voor de werking van het autonoom bedrijf. Het lijkt me ook logisch dat als een overheid een meerderheid heeft in een bedrijf, ze ook garant staat als er activiteiten worden ontwikkeld in dat bedrijf. Het zou gemakkelijk zijn als dat niet zo zou zijn.
Ik stel me toch nog een vraag. Ik lees hier over 1989 en de erfpachtregelingen van de nv Pakhuizen in een heel ver verleden. Ik herinner me dat uit een vorig leven, want in het jaar 1989 maakte ik al deel uit van de Oostendse gemeenteraad, weliswaar in een andere hoedanigheid. Als men 20 jaar na de feiten van een beslissing van een gemeenteraad tot de vaststelling komt dat iets niet juist is, dan stel ik me daar wel vragen bij.
Minister-president, ik wil niet te zeer naar het verleden kijken. Ik maak me uiteraard zorgen over dit dossier. Ik maak me ook zorgen over de houding van sommigen in het dossier die alles op een hoopje gooien en er één amalgaam van maken en ook van de verklaringen af en toe van de mensen die vandaag de verantwoordelijkheid voor de vismijn van Oostende dragen. In kranten en op officiële gelegenheden doet men alsof zijn neus bloedt. Men zegt: het gaat uitstekend met de vismijn en het is nog nooit zo goed gegaan. In de krant liet de verantwoordelijke schepen optekenen dat er geen enkel probleem is en het niet zon vaart zou lopen. Als voorzitter van de Oostendse gemeenteraad maak ik mij daar zorgen over omdat ik besef dat er wel degelijk iets aan de hand is en ook omdat ik vooral vooruit wil kijken.
Minister-president, er zijn het terugeisen van overheidssteun en subsidies en de uitspraken van de Europese Commissie. Wat zijn de consequenties hiervan voor de samenwerking tussen de verschillende vismijnen die wij als Vlaamse overheid voor ogen hebben? Ik heb respect voor de onderhandelingsprocedure. Ik vraag niet van u, minister-president, dat u dingen zou verklaren die deze onderhandelingen in problemen zouden kunnen brengen, maar misschien kunt u een tipje van de sluier oplichten over hoe ver we daarmee staan en hoe lang dit nog duurt.
Ik maak me als Vlaams parlementslid en als Oostendenaar zorgen over de toekomst van onze Vlaamse visserij. Iedereen beseft dat de toekomst van onze Vlaamse visserij ligt in een fusie tussen Zeebrugge, Oostende en Nieuwpoort. We moeten de krachten bundelen. Dergelijke achterhoedegevechten leiden waarschijnlijk alleen maar tot bijkomende problemen om dat te realiseren. Ik wil een oproep doen aan alle verantwoordelijken in dit dossier, ook in mijn eigen stad, om wat verklaringen betreft en het verdere beleid van de vismijn van Oostende, heel voorzichtig te zijn en er effectief voor te zorgen dat de nodige stappen worden gezet voor goed bestuur in de periode die ons nog rest.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, collegas, ik zal eerst reageren op de opmerking van de heer Tommelein. Ik heb daar in het verleden al met jullie over gediscussieerd. Ik vind het heel belangrijk dat wij de Vlaamse visserij een duurzame toekomst geven. Dat heeft verschillende aspecten: duurzaam, ecologisch, economisch en sociaal. We hebben een kleine vloot. Er wordt elk jaar zwaar onderhandeld over de taks, wat men mag vissen enzovoort. Dat zal dit jaar niet anders zijn. We doen dat omdat we geloven dat als we dat goed aanpakken, de duurzame visserij een toekomst heeft.
Dat betekent ook dat wij een zware inspanning leveren voor onze vismijnen, die daarin een belangrijke rol spelen, zodat wij ze in diezelfde toekomstgerichtheid kunnen meenemen. Daar is al veel energie in gekropen. Zelfs de gouverneur werd al ingezet. Ikzelf heb er de vorige legislatuur, samen met een aantal mensen van Oostende en Zeebrugge, op een positieve wijze de schouders onder gezet. Dan is het een en ander in beweging gekomen. Het is heel belangrijk om die toekomst en die positieve aanpak goed in het achterhoofd te houden als we het hebben over het verleden en over een aantal zaken waarover nu concrete vragen worden gesteld.
Enkele collegas zijn, zo blijkt uit de vragen, zeer goed geïnformeerd. Dat siert hen. Ik geef kort even de historische achtergrond, die ook in de vraagstelling aan bod is gekomen, mee.
Eind 2009 besliste de stad Oostende om haar vismijn te herstructureren door de vismijnactiviteit onder te brengen in een verzelfstandigd bedrijf, het Autonoom Gemeentebedrijf Vismijn Oostende. De stad Oostende heeft in AGVO 100 percent van de aandelen. AGVO zelf heeft twee volle dochterondernemingen opgericht: nv Exploitatie Vismijn Oostende, die de vismijn en alle bijhorende activiteiten exploiteert, en de nv Pakhuizen, die het roerend en onroerend goed beheert. In 2006 is door de Europese Commissie een klacht genoteerd van de Nederlandse Organisatie van Visafslagen (NOVA). Deze klacht en nu ook de uitspraken van de Commissie hebben betrekking op het feit dat de stad Oostende middelen heeft verschaft aan AGVO en dat AGVO op zijn beurt middelen heeft verschaft aan haar beide dochterbedrijven, die commerciële activiteiten verrichten. Het gaat niet alleen om zuiver financiële middelen, maar ook om allerhande voordelen: waarborgen, onroerend goed dat in gebruik is gegeven tegen niet-marktconforme voorwaarden, enzovoort. Dat is een van de oorzaken van het feit dat op de vraag om welke bedragen het gaat niet meteen een duidelijk antwoord kan worden geformuleerd.
De Commissie zegt ten eerste dat een aantal voordelen die door de stad zijn verstrekt aan AGVO en door AGVO aan de nv EVO en de nv Pakhuizen kunnen worden beschouwd als staatssteun ingevolge artikel 107 lid 1 van het Verdrag betreffende de Werking van de EU. De Commissie zegt ten tweede dat een aantal van de activiteiten die als staatssteun worden beschouwd niet verenigbaar zijn met visserijrichtsnoeren en horizontale staatssteunregels. Ik citeer uit het rapport: Gezien het voorafgaande concludeert de Commissie dat de in punt 10.1.5 van dit besluit genoemde maatregelen als staatssteun beschouwd moeten worden, en dat deze maatregelen niet verenigbaar zijn met de interne markt en dat de verstrekte steun moet worden teruggevorderd in de mate als beschreven in punt 11.
Het gaat dus uitsluitend om middelen van de stad Oostende. Een aantal vraagstellers hebben onderstreept dat het hier niet gaat over Vlaamse noch over Europese middelen.
Ik heb die beslissing van de Europese Commissie ontvangen. Mijn administratie heeft ze aan de stad Oostende bezorgd. Mede gelet op de gemeentelijke autonomie moet de stad Oostende nu deze beschikking uitvoeren. Zij moet ook de steun binnen de 4 maanden terugvorderen van het autonoom gemeentebedrijf en zijn dochterondernemingen. In het kader van het toezicht op de gemeentebesturen heeft mijn administratie het dossier overgemaakt aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur. Mijnheer Reekmans, uw vraag naar uitvoeringsbesluiten en al wat u daaraan toevoegt, zal ik overmaken aan minister Bourgeois.
Ik neem akte van de Europese beslissing in dit dossier. Ik stel vast dat er al eerder een opmerking werd geformuleerd en dat Europa effectief klachten onderzoekt en optreedt waar er activiteiten zijn die in strijd zijn met de Europese regelgeving. De heer Sintobin heeft daarnaar verwezen. Met het oog op het creëren van een markt is het belangrijk dat de spelregels in elke lidstaat dezelfde zijn. Wij moeten die beslissing uitvoeren. De stad Oostende moet nu onderzoeken hoe zij daar verder mee omgaat. Het gaat dus over meer dan alleen maar exacte bedragen. Het gaat ook over waarborgen enzovoort. Bovendien heeft de Commissie zelf ook geen exact bedrag naar voren geschoven.
Dan was er de vraag welke gevolgen dit dossier heeft voor de initiatieven van Vlaanderen met betrekking tot de toekomstige exploitatie van de Oostendse vismijn. De heer Tommelein en anderen hebben het gehad over die toekomst. Nogmaals, de beslissing van de Europese Commissie en de uitvoering ervan is iets tussen de stad Oostende en de Europese Commissie. De terugname van de concessie op de gronden en de aankoop van de opstaande gebouwen door het Vlaamse Gewest hebben niets te maken met de exploitatie van de vismijn. Bovendien is in de akte in kwestie een vrijwaringsclausule opgenomen. De heer Reekmans en anderen hebben daarop gewezen. We hebben het daar in het verleden al over gehad, toen we het hadden over die toekomstige dynamiek. We hebben toen die vrijwaringsclausule laten opnemen, wat alle commissieleden toen positief vonden.
De onderhandelingen tussen het Vlaamse Gewest en de Zeebrugse vismijn over een mogelijke nieuwe exploitatie van de vismijn in Oostende lopen momenteel en worden voortgezet. In de politiek is het altijd delicaat deadlines te noemen, maar ik hoop dat dit voor de zomer kan worden afgerond. Dergelijke onderhandelingen mogen ook niet te lang duren, anders leveren ze geen resultaat op. De beslissing van de Europese Commissie heeft geen negatieve invloed op deze onderhandelingen. Ik zal er ook alles aan doen dat ze geen negatieve invloed heeft. Ik ben er vrij gerust in dat we dat onder controle kunnen houden. Ook in die overeenkomst zal erover worden gewaakt dat de nieuwe exploitant gevrijwaard blijft van de gevolgen van de uitspraak van de Commissie. Wij hebben dus een vrijwaringsclausule ingebouwd, en ik ga ervan uit dat de nieuwe exploitant dat voorbeeld zal volgen, en zich zo veilig zal stellen wat dit dossier betreft.
Voorzitter, ik meen daarmee de nodige tekst en uitleg te hebben gegeven, natuurlijk in de mate dat dit rechtstreeks betrekking heeft op mijn bevoegdheden. Ik zal minister Bourgeois informeren over die bijkomende vragen die expliciet tot hem zijn gericht. De voorzitter van de gemeenteraad is hier ook aanwezig. Ik ga ervan uit dat Oostende dit op een zeer professionele en goede manier zal afhandelen. Voor mij, en ik hoop ook voor alle commissieleden, is het heel belangrijk dat we een toekomst geven aan die vismijn van Oostende, samen met de Zeebrugse vismijn, en op die manier die duurzame Vlaamse visserij veilig kunnen stellen.
De voorzitter : De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin : Voorzitter, ik heb geen bijkomende vragen, alleen een paar opmerkingen. Mijnheer Crombez, ik was het niet die in het verleden Oostende het Palermo aan de Noordzee heeft genoemd, maar de heer Sabbe.
Gelet op het belang van dit dossier en de genoemde bedragen vond ik het wel nuttig om deze vraag hier te stellen. Minister-president, ik ga volledig akkoord met u dat dit op zich een Oostends dossier is, maar in het kader van de gesprekken over een fusie en over de privatisering vond ik het toch wel nodig hier deze vragen te stellen.
Ik wil duidelijk zijn. Ook in het verleden, tijdens de vorige legislatuur, nog in de periode-Leterme, heeft onze fractie altijd gepleit voor een fusie van de vismijnen. Laten we nog even afwachten. Ik veronderstel dat hier net na of net voor de zomer opnieuw vragen zullen worden gesteld over de verdere evolutie van dit dossier.
De voorzitter : De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens : Minister-president, eerst en vooral dank ik u voor uw antwoord. We hebben heel wat verduidelijkingen gekregen over het probleem. Een besluit moet zijn dat, als dergelijke grote bedragen moeten worden terugbetaald, Oostende in de problemen zal raken. De teneur van mijn vraag was dat, als Oostende die financiële inspanning moet doen, die mensen best even langskomen in uw bureau, om u, als minister van Visserij, te vragen hen wat te helpen. Ik denk dat dit op die manier zal gebeuren. U hebt daar niet meteen een antwoord op gegeven. U hebt daar gelijk in, maar ik denk dat we dat mogen verwachten.
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Voorzitter, geachte leden, minister-president, we zijn het er volkomen mee eens dat de Vlaamse Regering al voldoende heeft gedaan in deze kwestie, zeker als we bedenken dat het Autonoom Gemeentelijk Havenbedrijf Oostende al eens is gered doordat de Vlaamse Regering de gebouwen heeft overgenomen. Mocht dat niet zijn gebeurd, dan was de balans vandaag nog veel erger. Wel dring ik erop aan dat Vlaanderen dringend die artikelen 265 tot 269 zou uitvoeren. We hebben dit opgenomen in een decreet, in de wet, maar laten na dat uit te voeren.
Ik hoor u graag zeggen dat u dit overmaakt aan minister Bourgeois. Ik wil er echter aan herinneren dat mijn partijvoorzitter hier 1 jaar geleden al schriftelijk op heeft aangedrongen bij minister Bourgeois, maar dat er tot op heden zelfs nog geen antwoord op die brief is gekomen. Dit decreet bestaat al lang. Dit is echt hoogdringend willen we dit vermijden in de toekomst, gelet op het feit dat er meer autonome gemeentebedrijven bestaan. Toch mogen we stellen dat het Autonoom Gemeentelijk Havenbedrijf Oostende verantwoordelijk is voor wat er vandaag aan de hand is.
Tot slot, mijnheer Crombez, ik betreur vooral dat u heel veel kritiek hebt op Europa. Ik herinner me het concurrentiebeleid dat gestart is onder sp.aer Karel Van Miert. Ik denk dat die man als Europees Commissaris wel degelijk de toon heeft gezet voor dat beleid.
Mijnheer Crombez, ik fris even uw geheugen op. Ik moet vaststellen dat het probleem in Oostende zit waar uw partij de grootste is en het beleid voert. Vandaag en dat neem ik sp.a nog het meest kwalijk doet die beleidspartij alsof er niets aan de hand is. De burger verwacht van ons correctheid en eerlijkheid. Als er problemen zijn, moeten we in de media niet gaan vertellen dat er niets aan de hand is.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Voorzitter, de stad Oostende is zeer creatief geweest in het opzetten van de structuren. Er zal echter nog veel meer creativiteit nodig zijn om hier uit te geraken.
Los daarvan wil ik de minister-president bedanken omdat hij blijft inzetten op de Vlaamse visserij. Dat is een belangrijke economische sector aan de kust, vooral wat de afgeleide werkgelegenheid betreft. De visserij heeft ook nog eens een toeristische dimensie: ik kan me plaatsen als Zeebrugge, Oostende en Nieuwpoort niet voorstellen zonder visserij.
De voorzitter : De heer Crombez heeft het woord.
De heer John Crombez : Ik heb geen kritiek op Europa gegeven, of ik heb mezelf slecht verstaan. Ik heb geprobeerd om de procedure en omstandigheden waarin zon dossier wordt behandeld, te beschrijven. Daar was in de vraagstelling nog niet veel aandacht aan besteed. Het is een beetje flauw om Karel Van Miert te moeten oproepen om een punt te maken. Als u pleit voor eerlijkheid en correctheid in de discussie, mijnheer Reekmans, probeer dat zelf dan eens in praktijk te brengen.
De voorzitter : De heer Tommelein heeft het woord.
De heer Bart Tommelein : Dit probleem is te ernstig om er een partijpolitiek spel van te maken, of het nu om de lokale of de regionale partijen gaat. Ik doe een oproep om in de komende periode de onderhandelingen over de fusie van de Vlaamse vismijnen tot een goed einde te brengen. Ik roep iedereen op om er alles aan te doen om goede afspraken te maken, ook met het huidige management van de vismijn van Oostende en de dochterbedrijven. We moeten ervoor zorgen dat alles goed verloopt. Er mag niets meer mislopen tussen nu en de finale fusie.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Ik denk dat alles gezegd is. Ik zal me blijven inspannen, met de steun van deze commissie, om te realiseren wat men in Oostende en ook hier vraagt, namelijk een toekomst voor onze vismijnen. Ik hoop dat de onderhandelingen snel kunnen worden afgerond.
De voorzitter : Het incident is gesloten.