Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 24/06/2010
Vraag om uitleg van de heer Peter Reekmans tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de stijgende leegstand van handelszaken in steden
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Voorzitter, minister-president, collegas, een tijdje geleden is in de media melding gemaakt van een stijgend aantal leegstaande handelspanden in Vlaamse steden. De voorbije 2 jaar is 13 percent van de handelaars weggetrokken uit centrumsteden zoals Aalst, Brugge en Turnhout. Deze evolutie zou niet alleen aan de crisis te wijten zijn, maar zou ook haar oorzaak vinden in de parkeerproblemen en in aanhoudende wegenwerken. In een videoreportage in de pers beklemtonen het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen en winkeliers dat de klanten om die redenen steeds moeilijker de handelszaken kunnen bereiken en daardoor wegblijven. Ook het aantrekken van nieuwe handelaars die de leegstaande panden zouden innemen, wordt hierdoor bemoeilijkt.
Iedereen kan vandaag vaststellen dat steeds meer handelszaken verkiezen om zich buiten of aan de rand van de stad te vestigen, omdat ze daar vlotter bereikbaar zijn en vooral omdat ze hun klanten gratis parkeergelegenheid kunnen aanbieden. Het herhaaldelijk herinrichten van wegen en winkelstraten, het bemoeilijken van de bereikbaarheid van de winkelstraten, het tekort aan parkings waardoor automobiele klanten blijven rondrijden en aldus de verkeersdruk verhogen, de stijgende prijzen voor de parkeerplaatsen, de betaling van parkeerplaatsen die in sommige steden zelfs verplicht is tot laat op de avond of zelfs tot middernacht, de jacht van parkeerwachters op automobilisten wier parkeertijd verlopen is, de veiligheid die te wensen overlaat in sommige parkings, het verkeersvrij maken van sommige handelscentra in Aarschot leidt dit volop tot protest bij handelaars , leiden ertoe dat steeds meer klanten de stadscentra links laten liggen en elders gaan winkelen.
Minister-president, als voormalig gedelegeerd bestuurder van UNIZO kan het niet anders dan dat deze evolutie u verontrust en zelfs zorgen baart. U zult natuurlijk wijzen op de gemeentelijke autonomie, maar de vorige regeringen hebben de idee gepromoot dat klanten best met de bus of de fiets naar de stadscentra komen en dat autoparkeerplaatsen best worden beperkt. De realiteit toont aan dat het gebruik van bus of fiets slechts bij een beperkt aantal klanten ingang vindt. Meestal gaat het om inwoners van de stad zelf. De klanten die van buiten de stad komen, haken sneller af. De handelaars krijgen het steeds moeilijker om te overleven. Sommigen verlaten de steden.
Minister-president, hebt u enig idee van de huidige omvang van de leegstand in de centrumsteden? Bent u van plan deze negatieve evolutie door middel van bijkomend overleg met de steden en van maatregelen van de Vlaamse Regering te keren? Welke maatregelen plant u? In deze crisistijden vormen de middenstand en de kleine kmos de draaischijf van onze economie.
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Voorzitter, de leegstand vormt een probleem. In sommige steden is dit zelfs een zeer acuut probleem. De heer Reekmans heeft de enquête van het NSZ, die al enkele maanden geleden is gepresenteerd, echter bijzonder selectief gelezen. Hij verwijst naar de parkeer- en mobiliteitsproblematiek. Volgens het persbericht van het NSZ zijn de voornaamste oorzaken van de leegstand echter de economische crisis en vooral het fenomeen van de shopping centra en grote handelsvestigingen die zich de afgelopen jaren buiten de stadscentra hebben kunnen vestigen. Die wildgroei heeft ertoe geleid dat de leegstand in een aantal stadscentra is toegenomen. Dit is het gevolg van een beleid dat te veel vrijheid heeft gelaten om dergelijke zaken buiten de handelskernen te vestigen.
Volgens mij moeten we een Vlaams winkelbeleid tot stand brengen. Dit staat overigens ook in het Vlaams regeerakkoord. In feite staat het antwoord op deze vraag om uitleg in het regeerakkoord en in de beleidsnota van de minister-president. (Opmerkingen)
In dit winkelbeleid zou de nadruk moeten worden gelegd op de regel dat handelsvestigingen zich in het centrum van een stad of een gemeente moeten vestigen. Het winkelbeleid, dat in samenwerking met de lokale overheden moet worden gevoerd, moet dit mogelijk maken. Het moet veel minder dan vroeger mogelijk worden handelszaken in de rand van een stad of een gemeente te vestigen.
De voorzitter : Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Güler Turan : Voorzitter, ik heb niet op voorhand gelezen waar de heer Reekmans zijn vraag om uitleg op heeft gebaseerd. Hij heeft het over de jacht op de parkeerders en over het verkeersvrij maken van een aantal winkelcentra. Antwerpen beschikt over een goed voorbeeld hiervan. Toen destijds werd beslist de Meir verkeersvrij te maken, was de omvang van het protest zeer groot. Nu is de tevredenheid groter.
Antwerpen voert een streng beleid. Dit geldt ook voor het parkeerbeleid. Dat beleid is nodig. De auto hoort niet thuis in de stad. Mensen die van buiten de stad komen, kunnen voor het openbaar vervoer kiezen. Indien dit niet lukt, bevinden er zich in de rand voldoende parkings. Ze kunnen daar hun auto achterlaten en vervolgens het openbaar vervoer nemen. Zo komen ze pal in het centrum terecht en kunnen ze op de Meir, in het hartje van Antwerpen, winkelen.
De leegstand in Antwerpen vormt een probleem. Dit geldt niet voor de Meir. De winkelas is zeer in trek en doet het goed bij een binnenlands publiek en bij onze nabije buren, in het bijzonder bij de Nederlanders. In districten hebben we wel een ernstig probleem. De districtskernen zijn niet meer wat ze geweest zijn. De straten worden heraangelegd. We proberen een impuls te geven. Het is echter niet gemakkelijk op dit vlak een beleid te voeren.
De heer Bothuyne heeft gelijk. We zouden er al mee kunnen beginnen te voorkomen dat winkelcentra buiten de stad de winkeliers uit de stad trekken. Bovendien zouden we de districtskernen en dorpskernen een andere bestemming kunnen geven. Dit betekent niet dat er geen winkels meer mogen zijn. Er moeten wijkgerichte winkels komen. Die winkels moeten het publiek in de buurt aantrekken. Zo kunnen die mensen bepaalde boodschappen vlakbij huis doen.
Minister-president, ik heb het Vlaams regeerakkoord gelezen. Ik heb begrepen wat u tijdens vorige discussies hebt aangekondigd. Mijn vraag is dan ook waar uw plan voor winkelend Vlaanderen blijft.
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Voorzitter, ik zou graag een aantal bemerkingen bij deze vraag om uitleg maken.
Ten eerste, toen in Gent het voetgangersgebied werd afgebakend, werd moord en brand geschreeuwd. Alle handelszaken zouden uit dit vrij grote gebied verdwijnen. Het zou onmogelijk worden handel te drijven. Ik merk dat de detailhandel in het voetgangersgebied nog nooit zo heeft gebloeid. Dit is een plaats waar mensen graag komen winkelen. Ze combineren dit met een bezoek aan de stad. Ze klagen weinig over het feit dat ze niet op 20 meter afstand van de winkels kunnen parkeren.
Ten tweede, wat het parkeerbeleid en het brengen of vervoeren van goederen betreft, wil ik erop wijzen dat er oplossingen zijn. In een aantal Nederlandse steden is radicaal voor stadsdistributiecentra gekozen. De handelszaken hebben hier zelf het initiatief toe genomen. Dit systeem werkt.
Ten derde, ik ben veeleer bezorgd om de verarming van het winkelapparaat in bepaalde woonwijken van onze steden en gemeenten. Ik denk dat dit aansluit bij de opmerking van mevrouw Turan. Op bepaalde plaatsen zijn er duidelijk minder winkels. Soms gaat het zelfs om wijken die met de auto gemakkelijk bereikbaar zijn. Dit betekent dat de redenering van de heer Reekmans niet klopt.
Ten vierde, ik merk dat heel wat lokale overheden zich ten aanzien van de shopping centra in zekere mate dubbelzinnig opstellen. De heer Bothuyne heeft volledig gelijk. We gaan hier veel te gemakkelijk mee om. Sommige stadsbesturen erkennen de situatie waarin de winkels zich bevinden, maar fungeren tegelijkertijd als de motor van grootschalige ontwikkelingen die tot shopping malls leiden. Volgens mij moeten onze stadsbesturen duidelijk voor de detailhandel kiezen. We moeten de grote shopping centra buiten de steden afwijzen.
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Voorzitter, ik wil me graag bij deze vraag om uitleg aansluiten. Of ik me ook bij de motivatie van de heer Reekmans wil aansluiten, is natuurlijk een andere vraag.
Diest is geen centrumstad. Wat niet is, kan natuurlijk nog komen. (Gelach)
We worden natuurlijk wel met de leegstand geconfronteerd. Uit tellingen van journalisten blijkt dat de leegstand in Diest sinds 2008 met 10 percent is teruggedrongen. De heer Reekmans woont dicht bij Diest. Hij moet de stad zeker kennen. (Opmerkingen)
Die discussie wordt bij ons echter ook gevoerd. We zijn momenteel een detailhandelsplan en een mobiliteitsplan aan het opstellen. We willen de binnenstad autoluw maken. De discussie die hier is aangehaald en die door net NSZ naar voren wordt gebracht, leeft ook in Diest.
Ik heb het onderzoek zelf niet gelezen. Tijdens het lezen van krantenartikelen over dit onderwerp is me echter iets opgevallen. De verwijzing naar het parkeerprobleem als reden is niet uit een objectief onderzoek afkomstig. Die verwijzing berust op een bevraging van de winkeliers. In Diest hangen momenteel ook zwarte vlaggen uit. Er is protest tegen ons mobiliteitsplan. Ik begrijp dit. Het gaat om het inkomen van die mensen. We moeten hier voorzichtig mee omspringen. Er is echter ook sprake van een zekere krampachtigheid. Er is verzet tot de nieuwe situatie er is en dan kantelt die houding.
Ik ben het eens met de heer Bothuyne. We pleiten niet voor een creatieve destructie. We vinden niet dat de winkels die naar de rand willen verhuizen maar moeten vertrekken. We werken aan een detailhandelsplan.
Ik vind dat we het debat beter uit de emotionele sfeer kunnen halen. Ik weet dat het moeilijk is dit allemaal te objectiveren. De vraag is of de minister-president een idee van de omvang van de leegstand heeft en wat hij hieraan wil doen. Dat zijn moeilijke vragen. Een flankerend beleid kan nooit helemaal worden waargemaakt. Het zou evenwel een goede zaak zijn die discussie uit de emotionele sfeer te halen. Ik weet niet goed hoe dit zou moeten gebeuren. We kunnen naar geslaagde voorbeelden verwijzen. Diest kan zich echter moeilijk met Gent vergelijken. We moeten voor een groter draagvlak zorgen. In de meeste centrumsteden en kleine provinciesteden worden inspanningen geleverd om de centra mooier en toegankelijker voor de zwakke weggebruikers te maken. Die inspanningen worden geleverd om de handels- en horecazaken te stimuleren, en niet om hen tegen te werken.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, ik heb de cijfers in verband met de leegstand ook gelezen. De gemiddelde leegstand is met 14 percentpunten tot 6,18 percent gestegen. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de crisis, maar het is een zorg die ik heb en waar we de juiste antwoorden op moeten geven.
U hebt, naast de crisis, een aantal redenen opgesomd. Ik wil er één aan toevoegen, namelijk dat de leegstand er onder meer ook is gekomen door de concurrentie van de randstedelijke ontwikkeling door de uitwaaiering van het winkelaanbod. Mijnheer Reekmans, u geeft zelf ook aan dat die uitwaaiering nog toeneemt. Die tendens stel ik samen met u vast.
Volgens sommige experten, zoals het West-Vlaams Economisch Studiebureau (WES), zal deze tendens de komende jaren nog versterken door de groeiende polarisering tussen funshopping onder andere in de grote steden, en runshopping, vaak in baanwinkels. Dat is nefast voor wat men noemt stuck-in-the-middlegebieden, zoals secundaire centra, wijkcentra en winkelgebieden in de grote steden die het steeds moeilijker zullen krijgen. Dat wil niet zeggen dat ze daar niet de juiste acties aan kunnen verbinden en de juiste antwoorden op kunnen geven. Dat is een tendens.
Commerciële leegstand in die handelskernen werkt imagoverlagend en doet afbreuk aan de aantrekkelijkheid ervan. Dat staat haaks op de visie van de Vlaamse Regering die ook in het regeerakkoord heel duidelijk is weergegeven, met name de versterking van de aantrekkelijkheid en de multifunctionaliteit van de stedelijke kernen. Dat is onze ambitie.
Mevrouw Turan vroeg terecht: waar blijft uw plan? We zijn hard aan het werken aan dat plan. De tijd dringt, want het parlement gaat binnenkort in zomerreces. Met die winkelnota wil ik bijdragen tot een kernversterkend beleid en tot het ondersteunen van de detailhandel en het zich aanpassen aan de winkel van morgen. We hebben de scholen van morgen, ik vind dat we ook de nodige initiatieven moeten nemen in verband met de winkel van morgen.
Leegstaande handelspanden zien we daarbij als een gevolg van allerlei onderliggende factoren waarop we willen werken. Dat kernversterkend beleid zal heel nadrukkelijk in die winkelnota aanwezig zijn door het aantrekkelijk maken van het winkelklimaat door parkinggebieden, groenvoorziening en dergelijke. We zijn daar zeer intensief mee bezig. Dat is ook een belangrijke taak voor de lokale overheden. Daar zal verder nauw overleg over moeten gebeuren. Mijn medewerkers en administratie werken daar nu hard aan.
In tussentijd zetten we ook in op andere maatregelen. Om bepaalde mensen van de oppositie te overtuigen dat we hard werken en dat niet alleen zeggen: de Vlaamse Regering heeft ten aanzien van hinder door openbare werken de principiële beslissing genomen, die nu terugkomt van de Raad van State, om de rentetoelage uit te breiden naar de investeringskredieten die al waren afgesloten in de jaren voor de start van de openbare werken, waardoor de aflossingslast van de leningen nog draaglijker wordt gemaakt. We zijn dus volop bezig met een aantal heel concrete aanpassingen. De winkelnota is op komst, met al die elementen daarin.
Mijnheer Reekmans, ben ik daarover bezorgd? Ja. Doe ik er iets aan? Ja, heel concreet wat ik heb gezegd, namelijk in de winkelnota.
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Mijnheer Bothuyne, ik weet wat in het regeerakkoord staat, hoor. Het feit dat ik bijna een jaar heb gewacht om die vraag te stellen, lijkt me toch redelijk. Uw coalitiepartner sp.a vraagt zelf waar het plan blijft. Ik denk dat uw antwoord niet volstond. Ik ben tevreden dat de minister-president ten minste een degelijk antwoord gaf. U zult hem nog niet kunnen vervangen, collega Bothuyne.
Minister-president, het laatste wat u zei, baart me wel zorgen. U zegt dat u bezig bent met de steun aan winkeliers bij wegenwerken, onder andere door de rentetoelage. Onlangs heb ik u een schriftelijke vraag gesteld om de totaliteit in kaart te krijgen van het aantal winkeliers dat daar een beroep op doet. Ik stelde vast uit die cijfers dat de Vlaamse steunmaatregelen een pak minder goed scoorden dan de federale steunmaatregelen. Waar de wet-Dedecker zijn nut had bewezen, worden de Vlaamse maatregelen heel karig gebruikt. Dat heb ik afgeleid uit uw antwoord op een schriftelijke vraag die ik u heb gesteld.
Mijn voorstel daarover is: maak er één concrete maatregel van. Ik hoop dat dat eens gaat lukken en dat we iets degelijks kunnen maken. Wat me echter vooral zorgen baart, is het volgende. Als ik kijk naar het beleid van de vorige en de huidige Vlaamse Regering, zie ik gelijkenissen zoals de kernversterkende maatregelen. Die zijn alleen heel vrijblijvend. Je kunt er alle richtingen mee uit en ze zijn niet concreet.
Ik snap iets niet. Op het einde van vorige Vlaamse regeerperiode zijn er nog heel wat brownfieldconvenanten goedgekeurd. De voorzitter weet dat zeer goed. Zo was er een in Machelen-Vilvoorde voor de ontwikkeling van een soort shopping center. Op enkele kilometers daarvan heb je de stad Vilvoorde. Ik spreek me niet uit voor of tegen, ik sta voor alles open, zolang de kmos en de winkeliers hun boterham kunnen verdienen. We doen vooral aan politiek om het mogelijk te maken dat mensen die vandaag investeren en werk creëren in dit land, ten minste de kans krijgen om te ondernemen.
Ik stel vast dat het voor heel veel winkeliers in steden heel moeilijk is, vooral in bepaalde steden. De voorbeelden van Gent en Antwerpen moet je niet noemen. Een straat als de Meir kan je natuurlijk verkeersvrij maken, dat is nogal evident. Ik focus vooral op provinciesteden, waar het veel moeilijker is. Er zijn collegas die de bus en de fiets promoten. Ik vraag me af, wanneer je een wasmachine koopt in een centrum, hoe je die met een bus gaat vervoeren. (Opmerkingen van de heer Filip Watteeuw)
Ik vraag me af hoe een gezin met vier of vijf kinderen in een voedingswinkel moet geraken, want op de Meir vind je geen grote voedingswinkels. Uiteindelijk moet je het ermee eens zijn dat het winkelen en het ondernemen uit het centrum verdwijnt en naar de rand verhuist. Ik kan me niet voorstellen dat iemand met een groot gezin zijn boodschappen kan doen met de bus of de fiets. Dat wordt gepromoot. Niet toevallig stijgt de leegstand. Voorbeelden uit Gent en Antwerpen vind ik niet vergelijkbaar. We moeten vooral kijken naar de kleinere provinciesteden en kleinere commerciële centra. De sp.a geeft terecht het verschil aan tussen de districten en de Meir. Dan zie je het al. Dan bekijken we alleen nog maar Antwerpen, en hebben we Vlaanderen nog niet bekeken.
Minister-president, ik had vandaag iets meer verwacht dan een passage uit het regeerakkoord met de boodschap: mijn medewerkers werken er hard aan. In welke richting en waaraan zijn uw medewerkers concreet aan het werken? Ik heb toch de indruk uit uw antwoord dat u een dezer dagen ermee zou willen landen. U verwees zelf naar het parlementair reces. Mag ik daaruit begrijpen dat u wilt landen met een concreet plan voor het parlementair verlof? Wat is de tijdslijn?
De voorzitter : De heer Watteeuw heeft het woord.
De heer Filip Watteeuw : Ik denk dat de heer Reekmans eens moet gaan kijken naar een aantal steden in het buitenland waar men wel goede oplossingen heeft gevonden om duurzame mobiliteitsvormen te combineren met detailhandel. Dat lukt. Ga eens naar Groningen, dan zult u wel zien dat het ook op een andere manier kan.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Peilen naar de intenties van een minister mag u natuurlijk altijd doen. Aan de tijdslijn wordt hard gewerkt. Liever morgen dan overmorgen. Men heeft het voorbeeld Machelen gegeven. Wat in de vorige legislatuur gestart is en nu gefinaliseerd, is gebeurd in nauw overleg met de stad Vilvoorde en met de lokale handelaars. Dat is heel belangrijk. Uit mijn vorig leven weet ik hoe delicaat dat is.
Ik heb in 4 dagen verlof voorzien. Mogelijk gaat dat zelfs niet door. Voor de rest wordt er gewoon doorgewerkt. Ook na het zomerreces van dit parlement sta ik klaar indien u deze winkelnota nog tijdens de vakantie wilt bespreken.
De voorzitter : De heer Reekmans heeft het woord.
De heer Peter Reekmans : Minister-president, uw vakantieplanning interesseert me minder. Ik zal zeker niet beweren dat u niet hard werkt. Ik had toch graag een tijdslijn bij benadering gehad. Ik zal u ook zeggen waarom. De collega uit Diest haalt aan dat daar ook al zwarte vlaggen uithangen. Vandaag is er een soort protest van handelaars in Aarschot. Dat zijn twee steden in mijn buurt waarvan ik weet dat handelaars reageren tegen bepaalde mobiliteitsplannen.
En waarom is die reactie zo hevig? Gedeeltelijk is het natuurlijk een emotionele reactie. Maar in tijden van crisis hebben die middenstanders het moeilijker. Daarnaast zien ze ook dat er meer leegstand is. En leegstand in een winkelcentrum leidt ook tot het verdwijnen van de goede uitstraling van dat centrum, waardoor handelaars sneller paniekerig reageren.
Daarom had ik ook graag een concreet antwoord gehad op de vraag wanneer u dacht te landen met uw plan, zodat de middenstanders ten minste weten wanneer er iets kan gebeuren. Als u zou zeggen dat er uiterlijk binnen enkele maanden geland wordt en dat er concrete stappen worden gezet met de steden, dan zou u heel wat problemen inzake handelaarsverzet in vele steden kunnen voorkomen. U zou dan de lont uit het kruitvat halen. Blijkbaar kan ik geen datum krijgen. Dat toont aan dat alles nog zeer pril is en dat het toch nog wel even zal duren. (Opmerkingen van minister-president Kris Peeters)
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Mijnheer Reekmans, ik wil enkel nog zeggen dat die zwarte vlaggen zijn uitgedeeld door uw lokale collega, weliswaar betaald met subsidies van de stad.
De heer Peter Reekmans : En die handelaars doen dat maar gewoon!
De heer Jan Laurys : Een paar wisten niet waarom die vlaggen aan hun gevel hingen.
De heer Peter Reekmans : U zegt dus dat sommige handelaars de betekenis van een zwarte vlag niet snappen!
De voorzitter : Het incident is gesloten.