Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 25/02/2010
Vraag om uitleg van de heer Lode Vereeck tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de Staten-Generaal van de Industrie van 5 februari 2010
Vraag om uitleg van de heer Koen Van den Heuvel tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de Staten-Generaal van de Industrie
De voorzitter : De heer Vereeck heeft het woord.
De heer Lode Vereeck : Minister-president, er is een Staten-Generaal bijeengeroepen in het kader van het werkgelegenheids- en investeringsplan (WIP). De economische crisis heeft inderdaad hard toegeslagen, ook op basis van de cijfers die minister Muyters heeft aangereikt. Vorig jaar zijn er 47.000 werkzoekenden bijgekomen. Dit jaar worden er 60.000 extra werklozen verwacht in Vlaanderen. Daarbij wordt vooral de industrie heel zwaar getroffen.
Er is echter meer aan de hand. Het gaat duidelijk om een versnelling van een reeds bestaande tendens inzake industriële tewerkstelling. Momenteel werken nog ongeveer 600.000 mensen in die industriële sector. Dat is ongeveer 15 percent van de totale tewerkstelling. Dat aandeel bedroeg in 1980 nog 28 percent. De industriële tewerkstelling is de afgelopen 30 jaar dan ook bijna gehalveerd in percenten.
Wel opmerkelijk is dat door de stijging van de productiviteit de industriële productie wel gestegen is. Er wordt verwacht dat de tendens van de de-industrialisering zich zal voortzetten, vooral omdat dit fenomeen zich ook in andere landen voordoet. In de Verenigde Staten werkt nog slechts 10 percent van de actieve bevolking in de industriële onderneming.
Het is wel zo dat wij op dit moment ook sneller jobs verliezen in de industrie dan in andere landen. Enerzijds is er de stijgende productiviteit. Anderzijds is er de globalisering waardoor industriële activiteiten worden verplaatst naar regios waar de productie goedkoper kan.
We krijgen het ook steeds moeilijker om buitenlandse investeringen aan te trekken. In 2008 daalden de buitenlandse investeringen met 19 percent. Dat zijn de cijfers voor België. Opvallend is dat Vlaanderen sterker achteruitgaat dan de rest van België en Europa. Er zijn heel wat studies van PriceWaterhouseCoopers, de Vlerick Management School en andere die naar datzelfde fenomeen wijzen.
De oorzaken zijn gekend. Er zijn de structurele handicaps van de Belgische en Vlaamse economie die onder meer bestaan uit de hoge loonkosten waardoor de loonkostenhandicap ons concurrentieel achteruit plaatst. Nu is die toevallig wel kleiner door een aantal gunstmaatregelen in de automobielsector. Voor andere sectoren zoals de chemie en de textiel bestaat dat niet of veel minder waardoor de loonkostenhandicap echt wel substantieel is.
Het is ook opmerkelijk dat driekwart van onze export industrieel is. Slechts een opvallend klein deel daarvan, 6 percent, is hoogtechnologisch. De export is bovendien ook gericht naar onze toch wel traag groeiende buurlanden. We zijn onvoldoende aanwezig in die nieuwe groeieconomieën zoals onder andere de BRIC-landen.
Deze problemen zijn gekend. Op structureel vlak is er de afgelopen jaren echter nog niet veel gebeurd. De verontwaardiging bij de partijen die de laatste jaren op Vlaams en federaal niveau dat beleid hebben kunnen vormen, bij de aankondiging van de resem nieuwe sluitingen die we nu al achter de rug hebben, is wat ons betreft dan ook wat hypocriet te noemen.
Op 18 december bereikte de Vlaamse Regering een akkoord met de sociale partners over het WIP waarmee u de negatieve impact van de crisis wilt counteren en tegelijk wilt timmeren aan een toekomstgerichte en duurzame Vlaamse economie. Zo staat althans in dat plan.
Het WIP voorzag ook in een Staten-Generaal om te komen tot noodzakelijke transformatietrajecten voor een drastische verbetering van de competitiviteit en duurzame jobs. Die Staten-Generaal heeft intussen plaatsgevonden en diende een strategische toekomstvisie uit te tekenen voor de industrie in Vlaanderen.
Minister-president, de centrale boodschap na afloop van deze Staten-Generaal was dat er tegen juli 2010 concrete projecten op tafel moeten liggen om de industrie in Vlaanderen te transformeren. Hoe zullen die tot stand komen? Wie zal hierbij betrokken worden? Zijn het dezelfde innovatieregiegroepen van het WIP, of zijn dat er nog andere? Welke criteria zullen bij de projectselectie gehanteerd worden? Welke tijdshorizon wordt vooropgesteld? Welke finaliteit en concrete doelstellingen koppelt u aan de geselecteerde projecten?
Tegen september zou de Vlaamse Regering een concreet plan uitwerken en voorleggen aan het Vlaams Parlement. Wat is de doelstelling van dit plan? Hoe zal dit tot stand komen? Gaat het over een beslissing binnen de regering? Wat zijn de door de regering beoogde krachtlijnen van dit plan?
Tevens kondigde de Vlaamse Regering na afloop van de Staten-Generaal aan dat er een concreet actieplan en industriepact zullen worden uitgewerkt. Kunt u dit toelichten? Is dat dan nog iets anders dan het plan van september? Wie zal hierbij betrokken worden? Komt er dan een nieuwe Staten-Generaal, of zijn het de innovatieregiegroepen of de werkgroepen die uit de Staten-Generaal volgen? Welke doelstellingen worden met dit industriepact beoogd? Kunt u een aantal kwantitatieve parameters naar voren schuiven?
Uit het Belgabericht naar aanleiding van de Staten-Generaal blijkt dat de rode draad doorheen deze Staten-Generaal was dat de Vlaamse industrie enkel competitief kan blijven als er ingezet wordt op creativiteit en innovatie. Toch, dat weet u, bespaart de Vlaamse Regering dit jaar op innovatie-uitgaven, waardoor de 3 percentnorm volgens de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid, de VRWB, ondertussen de VRWI, niet zal worden gehaald. Het Belgabericht vermeldt dat de Vlaamse Regering zich engageert om de nodige middelen vrij te maken. De oorspronkelijk door mij ingediende vraag luidde of de Vlaamse Regering, naar aanleiding van de Staten-Generaal, bij de eerstvolgende begrotingscontrole alsnog dat budget voor Wetenschap en Innovatie zou verhogen. Zo ja, met hoeveel, en zou dat dan zijn op het traject dat wordt voorgelegd? Ondertussen hebben we vernomen, naar aanleiding van uw missie in Californië, dat uw regering bijkomende middelen zal vrijmaken voor innovatie. Dat weten we alleen ook op basis van de Belgaberichten. Over hoeveel geld gaat het, en gaat het over bijkomende middelen ten opzichte van de begroting 2010?
Tot slot hebt u aangekondigd de oprichting van een Europees Globaal Transformatiefonds te zullen voorstellen aan Europees president Van Rompuy, die ondertussen een bijnaam heeft gekregen. Ook daarover had ik graag enige toelichting. Wat houdt dat in? Hoe wordt dat gefinancierd? Hoe zullen we daar middelen uit kunnen hergenereren?
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Voorzitter, minister-president, ik wil niet in herhaling vallen. De heer Vereeck heeft, zeker in het begin, een goede schets gemaakt van de uitdagingen op industrieel vlak. We weten allemaal dat de productiviteit stijgt. De uitdagingen zijn tweeërlei. Het gaat toch nog over ongeveer 600.000 mensen, de sectoren die de industrie ondersteunen inbegrepen. Dat aantal gaat achteruit, maar het gaat toch nog over heel wat mensen die daarin een baan hebben. Het komt erop aan om de juiste niche en de juiste speerpunt te vinden waarin we de volgende jaren kunnen excelleren en zo de Vlaamse industrie op de wereldkaart kunnen zetten en blijven scoren in een steeds competitievere omgeving.
Mijn vragen leunen sterk aan bij die van de heer Vereeck. Die transformatietrajecten zijn belangrijk. De belangrijkste vraag voor mij is hoe de Vlaamse Regering die ziet. We hebben gelezen dat ter zake tegen de zomer een aantal stappen vooruit moeten worden gezet, en dat elke sector een plan kan indienen. Hoe wordt dat precies aangepakt, en past dat ook binnen die speerpunten, binnen die clusters die ook in ViA worden vooropgesteld?
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Voorzitter, ik wil me daarbij aansluiten. Mijn vragen zijn in grote mate gelijklopend. In het verleden hebben we in deze commissie ook al onze bezorgdheid uitgedrukt over de toekomst van de industrie, die, ondanks de relativering van de heer Vereeck, toch bijzonder belangrijk blijft. De dalende tewerkstelling is op de eerste plaats te verklaren door steeds grotere productiviteitsstijgingen. We weten echter dat daar wellicht de maximale elasticiteit is bereikt. Het klopt dat onze economie tertialiseert, maar vandaag behelst 60 percent van de dienstensector diensten aan de industrie. Dat is dus op de eerste plaats veeleer een uiting van outsourcing dan van het wegkwijnen van het belang van die industrie.
Een zorg die we in het verleden hebben geuit naar aanleiding van de Staten-Generaal, is hoe men ervoor kan zorgen dat wat op macroniveau op een dergelijke bijeenkomst wordt afgesproken, ook op microniveau wordt geïmplementeerd. We kunnen dat niet garanderen. We kunnen het niet afdwingen. We kunnen het niet decreteren. Wel kunnen we ervoor zorgen dat er een voldoende groot draagvlak is. De samenstelling van die Staten-Generaal is de enige garantie dat er op het terrein daadwerkelijk ook iets gebeurt. Ik pleit er dus voor dat alle partijen die mee rond de tafel zitten, daar ook aan bod komen. Dan gaat het over het betrekken van werkgevers- en werknemersorganisaties, maar ook van sectorfederaties, het interprofessionele enzovoort.
Minister-president, wat is nu het vervolg? Wat is de taak in het vervolgtraject van de regiegroepen? Hoe verhouden die zich tot de diverse werkgroepen die zouden worden opgericht?
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Voorzitter, minister-president, ik wil me zeker aansluiten bij de vragen van de voorgaande sprekers, maar wat mij vooral interesseert, is het slot dat wordt aangekondigd. Er zal opnieuw een actieplan naar voren worden gebracht. Er komt een nieuw industriepact voor een vernieuwend industriebeleid. Het is hier nog al gezegd: we hebben al heel veel concrete plannen. Talrijke studies tonen aan dat er heel wat nuttige aanbevelingen zijn opgenomen voor een gezond economisch klimaat, maar telkens opnieuw is te horen dat het heel belangrijk is een aantal inspanningen te leveren voor onderzoek en ontwikkeling, innovatie en creativiteit. Dat moet telkens opnieuw worden gestimuleerd.
De heer Vereeck heeft gevraagd of we mogen verwachten dat de budgetten voor onderzoek en ontwikkeling worden opgetrokken. Ik sluit me daarbij aan. Tijdens de Staten-Generaal werd immers benadrukt dat dit zeer belangrijk is.
Er worden opnieuw een actieplan en een industriepact opgesteld, maar wanneer kunnen we daar concrete resultaten van verwachten? Hoe moeten we dat nu precies zien? Gaat het over twee nieuwe plannen, of zal er daadwerkelijk worden overgegaan tot concrete maatregelen?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, ik denk dat iedereen in deze commissie de ernst van de situatie van de industrie in Vlaanderen juist kan inschatten. Die industrie krijgt zware klappen. Niet alleen wij, maar heel wat Europese landen nemen initiatieven om hun industrie te vernieuwen, om een herindustrialisering door te voeren. Dergelijke termen worden bijvoorbeeld ook in het Verenigd Koninkrijk gebruikt. Daar ziet men in dat een economie met alleen diensten een onvoldoende groot draagvlak en onvoldoende dynamiek heeft. Het is dus heel belangrijk dat we de industrie de nodige dynamiek en toekomst kunnen geven.
De Europese Commissie bereidt een document voor over de industrie in Europa, dat normaliter in de tweede helft van dit jaar voltooid moet zijn, tijdens het Belgische voorzitterschap. Diegenen die wat smalend hebben gewaagd van hoogmissen, gaan eraan voorbij dat dit een heel ernstige aangelegenheid is. Voor het eerst in de lange politieke geschiedenis van Vlaanderen heeft deze Vlaamse Regering gezegd die industrie heel duidelijk een dynamiek te willen geven, en daar ook de nodige beleidsmaatregelen voor te willen nemen. Noch de vorige Vlaamse Regering, noch de regering ervoor hebben die zware oefening ingezet.
Het valt natuurlijk te betreuren dat dit niet vroeger is gebeurd. Ik neem de verantwoordelijkheid op mij voor de jaren dat ik daarin zat. Mocht men dat vroeger hebben ingezet, dan zouden we nu misschien met minder zware gevolgen zijn geconfronteerd. Dit is dus een heel belangrijke oefening die in concrete acties moet worden vertaald. Ik ben heel blij dat meer dan 170 deelnemers uit de industrie daarop ingegaan zijn. Ik zal erover nadenken of de leden van deze commissie in de toekomst kunnen worden uitgenodigd als we zoiets organiseren. Dat zou mij alleszins een aantal vragen besparen. Maar ik ben van dat laatste niet helemaal zeker, daarom twijfel ik aan het eerste. Het is ontzettend belangrijk dat deze initiatieven zijn genomen.
Hoe gaat dat nu worden aangepakt? Voor ik daarop inga, wil ik de bijdrage van professor Ann Vereecke op de Staten-Generaal voor de Industrie toelichten. Zij heeft een tiental jaren geleden een onderzoek gedaan bij multinationale ondernemingen actief in Vlaanderen. Ze heeft dat onderzoek onlangs herhaald zodat ze kan vergelijken. Ik vond het heel interessant dat professor Vereecke aantoonde dat er vier soorten multinationale ondernemingen bestaan. De eerste soort gaat op zoek naar minimale kosten en zet maximaal in op kostenreductie. Die vestigen zich in China, India en Oost-Europa. Ik heb daar in antwoord op een vorige vraag al naar verwezen. Ze verplaatsen zich snel. De tweede soort is aanwezig waar de markt aanwezig is. Dat kan een reden zijn om in China, maar ook in Europa gevestigd te zijn. De derde is een vestiging die in een netwerk zit.
De vierde en belangrijkste is de onderneming met lead plants. In die vestigingen gebeurt onderzoek en innovatie. Dat is voor de rest van de multinationale groep de hoofdactiviteit. De heer Van den Heuvel weet wat ik bedoel. Pfizer in zijn gemeente is zon lead plant. Het zijn duurzame vestigingen, ze zijn minder volatiel en minder vatbaar voor delokalisatie. Deze lead plants moeten we zo veel mogelijk naar Vlaanderen trekken. Dat is de uitdaging. God zij dank, we hebben er wel. We moeten verder investeren om ze hier te krijgen. Iedereen op de Staten-Generaal was het daarover eens.
Ik heb daar drie elementen van het vernieuwd industrieel beleid naar voren geschoven: het Europees Globaal Transformatiefonds, het instrumentarium voor grote transformatieprojecten en het industriepact. We hebben hier naar aanleiding van Opel al verschillende keren gepraat over de inzet van subsidies in Europa. De verschillende lidstaten komen in een race terecht. Dat is niet de goede aanpak.
Het Europees Globalisatiefonds kwam hier in het verleden ook al aan bod in verband met de textielsector. Het fonds verleent steun aan arbeiders die hun job verloren hebben als gevolg van de globalisatie. Het probeert hen aan een nieuwe job te helpen door outplacement, opleiding op maat, tijdelijke mobiliteitsvergoedingen enzovoort. Dat is een reactieve benadering. Het Europees Globaal Transformatiefonds wil de zaken proactief aanpakken. Ik zal daar binnenkort met de voorzitter van de Europese Investeringsbank (EIB), Philippe Maystadt, over spreken. We zullen overleggen, met nog anderen, om uit te zoeken hoe we kunnen komen tot zon transformatiefonds. Het zou de transformatie van de industrie op Europees niveau moeten ondersteunen, initiëren en dynamiseren, en voorkomen dat we als lidstaten met elkaar in een race terechtkomen. De elektrische wagen is zon strijdelement. Iedereen wil hem hebben. Spanje wil hem in Zaragoza. Iedereen wil hem produceren.
Ik ga ervan uit dat voor deze benadering steeds meer belangstelling en vraag zal bestaan. Ik heb gisteren met 27 ambassadeurs onder meer daarover gesproken. Ik zal nog meer initiatieven nemen om een ander, een proactief fonds op te richten. Er is daarvoor mijns inziens op Europees niveau geen gebrek aan middelen, maar we moeten praten over de manier waarop we ze kunnen aanwenden en binnen welk wettelijk kader. De contacten worden gelegd. Dat zal nog groeien als wij het voorzitterschap van de Industrieraad hebben. Ik heb al met Jean-Claude Marcourt, de toekomstige voorzitter, gepraat. Ik hoop dat ik hier op een bepaald moment tekst en uitleg kan komen geven over het verdere verloop. Ik hoop dat u met deze toelichting dit initiatief beter kunt plaatsen.
De sectoren en bedrijven zijn het best geplaatst om te formuleren welke transformatietrajecten zij verkiezen. Sommigen zeggen dat wij aan etatisme lijden omdat we de economie te veel sturen. Ze vergissen zich natuurlijk. We willen de sectoren en bedrijven alle ruimte geven om hun rol te spelen. Daarom hebben we op die Staten-Generaal aan enkele sectoren het woord gegeven.
Alle industriële sectoren zijn daar intensief mee bezig. Agoria, Fedustria, Fevia, Essentia en kleinere ondernemingen zijn daar volop mee bezig. Ze zoeken uit wat de beste transformatietrajecten zijn op basis van de waardeketens van de toekomst. Dat geldt voor de lead plants en voor de kmos. Ze focussen op hun beste troef. Umicore is een mooi voorbeeld. Dat bedrijf focust op de batterijtechnologie. Het is nu een wereldspeler. Dat is een voorbeeld. Maar ook van kleinere ondernemingen kan men dergelijke voorbeelden geven die in de industrie het verschil kunnen maken en de concurrentie met China, India en andere landen kunnen doorstaan.
Ik ga ervan uit dat wij niet de enige zijn. Ook president Sarkozy heeft een staten-generaal voor de industrie georganiseerd, in Engeland is men daar intensief mee bezig. In andere landen is dat eveneens het geval. We zijn daar dus niet zo uniek in, zoals sommigen wel graag zouden hebben.
Mijnheer Van den Heuvel, de bedoeling is dat zij die projecten formuleren. Wij zullen die projecten heel nadrukkelijk focussen en plaatsen binnen die vijf doorbraken van ViA, maar ook de speerpuntclusters van de VRWI, zeker als er ondersteuning wordt gevraagd. Maar natuurlijk, wie zijn wij indien men beslist om ook buiten die keuzes initiatieven te nemen, wat perfect mogelijk is. Als overheid proberen we ons niet in de plaats te stellen. We trachten wel een kader en een dynamiek aan te geven. Het was professor Koen De Backer die zei dat men een aantal grands projets moet hebben, die als trekker kunnen dienen en die de rest meezuigen. Het makkelijkste voorbeeld is de elektrische wagen. Het gaat om meer dan dat. Het gaat ook om de batterijtechnologie, de smart grids, de infrastructuur, ICT enzovoort. Dat is heel wat ruimer dan alleen maar die elektrische wagen. Maar dat had u ook al begrepen. De afweging zal op basis daarvan gebeuren.
Mijnheer Van Malderen, u had een vraag over die regiegroepen. Ik heb begrepen dat men het daarover heeft gehad op de eerste vergadering van de raad van bestuur van de VRWI. Ik wil kijken hoe de raad dat concreet invult. Zoals minister Lieten duidelijk heeft gezegd, is het de bedoeling dat het zich allemaal situeert in ViA. Het mag niet allemaal naast elkaar of, sterker nog, tegen elkaar worden geplaatst. Dat is ook niet het geval. De opnieuw samengestelde raad van bestuur heeft zich daarover al gebogen. Er zal opnieuw over worden gediscussieerd. De raad van bestuur van de VRWI is volgens mij zeer goed geplaatst om dat te concretiseren. Ik kijk er ook naar uit. Er is wel een kader, dat ik zonet heb toegelicht.
Mevrouw Peeters, vanuit de oppositie kunt u natuurlijk op alles een beetje smalend reageren. Dat is uw volste recht. U doet maar. De verantwoordelijkheid ligt waar ze ligt. Wanneer men vernieuwt, wanneer gevraagd wordt dat we daar allemaal onze schouders onder zetten, dan gaat het natuurlijk niet alleen om het bedrijfsleven. We hebben die discussie uitgeklaard. Het is heel belangrijk dat ook de sociale partners, de werknemersorganisaties zich daar achter zetten. Ik heb tijden meegemaakt toen dat anders is verlopen. Dat heeft geleid tot heel wat vertraging en discussie achteraf. Werkgevers en bedrijven zijn heel belangrijk. Zij moeten het effectief doen. Het moet ook uitgevoerd worden in de onderneming, met de steun van de werknemersorganisaties. Daarom is het zo belangrijk ze er van bij het begin bij te betrekken. In de mate dat de overheid ondersteuning kan bieden, een flankerend beleid kan voeren, waar de heer Vereeck zo enthousiast over is, moet ze daarvoor zorgen. Daarom is het zo belangrijk om die visie, die afspraken op te nemen in een pact. U kunt dan wel zeggen dat er alweer een pact is. Ik kan u zeggen dat het Innovatiepact dateert van 2003. Nadien is er geen nieuw pact meer gesloten. Los van de middelen 0,0016 percent hebben we daar toch wel wat zaken laten liggen.
Op Belga kan men heel wat interessante zaken lezen, maar het is in De Tijd dat ik terecht heb gezegd dat we bij de begrotingscontrole bijkomende budgetten moeten uittrekken. U moet nog even geduld hebben. De begrotingscontrole is er nog niet. Wanneer we een aantal belangrijke projecten opzetten, moeten we er natuurlijk ook de nodige middelen voor ter beschikking stellen. Hoe we dat zullen doen, hoeveel dat zal zijn, dat zal duidelijk worden. U kunt daar dan nog vragen over stellen. Ik heb misschien de valse hoop dat daarover dan geen vragen meer gesteld moeten worden.
De voorzitter : De heer Vereeck heeft het woord.
De heer Lode Vereeck : Minister-president, ik hoor u zeggen dat het voor een deel de schuld is van de vorige Vlaamse regeringen dat er onvoldoende rekening werd gehouden of werd ingezet op dat industriële weefsel, op dat industriële beleid. Ik moet u zeggen dat dat ook geldt voor de academische economie. Ook daar zijn er een aantal collegas, zoals professor De Grauwe, die voortdurend verkondigen dat de industrie zal verdwijnen. Ik deel die mening niet, maar we hebben er wel onvoldoende aandacht voor gehad. Ik sla dan ook een mea culpa vanuit de academische economie.
Ik sta toch nog wat sceptisch tegenover uw antwoord. Ik zal u ook zeggen waarom. In september zijn er concrete projecten. Dat is over ruim een half jaar. Die structurele handicaps blijven natuurlijk bestaan. De engagementen die de regering wenst op te nemen, hebben we gezien in het regeerakkoord, in de beleidsnota, in Vlaanderen in Actie met de doorbraken, in het Pact 2020, in het WIP, in de Staten-Generaal. Nu komt er nog een Europees document. Ik zou er toch op willen aandringen om te zorgen voor een versnelling op dat vlak, zodat de regering de engagementen die we in al die verschillende documenten zien om van Vlaanderen een topregio te maken, en waar we ons dikwijls ook achter kunnen scharen, snel kan waarmaken. We hebben nu in de commissie een discussie achter de rug over een versnelling van onze procedures: misschien moeten we ook maar eens overgaan naar een versnelling van onze consultatieperiode.
Op basis van uw antwoord is het mij nog altijd niet duidelijk hoe men nu concreet aan de slag gaat. U zegt wel dat men zal trachten ervoor te zorgen dat de innovatiewerkgroepen van de VRWI niet tegenstrijdig zijn met de werkgroepen die voortvloeien uit de Staten-Generaal. Kan het niet sneller worden uitgeklaard hoe dat concreet in zijn werk gaat? Wie is nu eigenlijk aan het nadenken en wanneer wordt het nu geconcretiseerd? Kan dat niet sneller?
U wil proactief in plaats van reactief werken, zodat er geen strijd tussen landen losbarst. Ik begrijp dat dat EGF vooral dient als een soort mediation. Ik denk dan aan de strijd over de elektrische wagen. Het is geen subsidiefonds, maar een soort mediation-structuur.
U hebt natuurlijk een schot voor de boeg gegeven. U weet dat ik geen groot voorstander ben van het flankerend beleid. Ik zal ook een artikel van een week geleden uit De Tijd aanhalen. In de jaren tachtig is er bijvoorbeeld 15 miljard euro aan subsidies gegaan naar sectoren zoals de steenkool, het staal. De ervaring leert toch dat deze subsidies de deïndustrialisering niet zullen tegenhouden. We kennen die recepten: enerzijds structureel beleid, anderzijds flankerend beleid.
Over dat structurele beleid heb ik nog een vraag. Eergisteren heeft minister Muyters in de commissie Algemeen Beleid gezegd dat de bijzondere financieringswet en de manier waarop de gewesten en gemeenschappen gefinancierd zullen worden, in de komende maanden worden behandeld. Het Breitsohl-arrest is u meer dan bekend, want op 14 oktober hebt u een toelichting gegeven in de plenaire vergadering. Er werd gezegd dat men het voorstel van het BTW-Comité zou kunnen overrulen, en dan gaat men de uitdaging aan voor de rechtbank in Luxemburg. Misschien halen we het dan wel met ons argument inzake de registratierechten, ofwel niet.
De federale regering heeft ondertussen in de Programmawet gezegd dat zij gewoon doorgaat. Dat betekent dat het Breitsohl-arrest op 1 januari 2011 in uitvoering is. Dan activeert men een afspraak van 2008 waarin men zegt dat dan ook bliksemsnel zal worden gezorgd voor een compensatie voor Vlaanderen. Want een activering van Breitsohl betekent natuurlijk btw- en inkomstenverlies voor uw regering. Ik had begrepen dat de vraag over het Breitsohl-arrest en het advies van het BTW-Comité maar een vraag was terwijl er de afspraak was dat de globale herziening van de financiering van gemeenschappen en gewesten in dat geval zou plaatsvinden.
Ik vraag me dus af hoever we nu al zitten in die staatshervormingsplannen om naar een structurele herfinanciering te gaan.
Tot slot, ik heb hier gehoord dat u toezegt dat er, naar aanleiding van de Staten-Generaal en uw reis naar Californië, in de begrotingscontrole zal worden gecorrigeerd. Alleen weten wij nog niet hoeveel. Wij hopen natuurlijk dat u de besparingen terugschroeft.
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Ook dat, mijnheer Vereeck, was niets nieuws onder de zon, want minister-president Peeters heeft voor de kerstvakantie al bij de begrotingsbesprekingen in de plenaire vergadering aangekondigd dat dit zal gebeuren. Hij heeft gezegd dat er bij de begrotingscontrole en bij het uittekenen van het meerjarentraject duidelijkheid ging komen over hoe er met betrekking tot innovatie een versnelling kon komen. Wellicht zal mevrouw Ceysens dat weer een week op voorhand aankondigen. (Opmerkingen van mevrouw Patricia Ceysens)
Minister-president, naar aanleiding van uw repliek wil ik nog een opmerking maken. U zegt dat wij misschien in het verleden andere klemtonen hebben gelegd. Dat is de tijdgeest. De economische politiek varieert. We verwijzen altijd naar het begin van de vorige legislatuur, naar die sectorrondetafels. Toenmalig minister Moerman stond daar toen heel afwachtend tegenover. Zij vond dat de overheid zich daar ver weg moest van houden. Zij mocht geen kader of richting aangeven. Dat is helemaal weg. Dat zijn de golven in de benadering van het politieke en economische leven. Ik herinner mij dat niemand minder dan mijn oude baas, de heer Verplaetse, in de jaren negentig zei dat we geen industrie meer nodig hadden. Dat was wat nu de heer De Grauwe af en toe zegt.
Het is belangrijk dat we dit houden als een basislijn van ons economisch leven. We moeten niet investeren in het verleden, we moeten volop gebruik maken van de opportuniteiten en speerpunten en die zeker ook in Vlaanderen kansen geven. We zeiden het al in de plenaire vergadering dat 2010 een jaar van actie moet worden. Het is heel belangrijk dat men vooraleer tot actie over te gaan een draagvlak heeft. Iedereen moet op dezelfde lijn zitten. Holderdebolder actie ondernemen en dan zien dat we vooroplopen en dat er achter onze vlag weinigen volgen, dat geeft weinig resultaat. Ik kijk uit naar de actie en zeker ook naar de resultaten.
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : De heer Vereeck blijft zich verwonderen over het feit dat dezelfde inhoud terug te vinden is in het regeerakkoord, in de beleidsnota, in Vlaanderen in Actie, in het werkgelegenheids- en investeringsplan. Dat lijkt mij evident. Het tegendeel zou veel meer discussie opleveren. Ik ben zeer tevreden, want als de oppositie vraagt om sneller te handelen, betekent dat minstens dat we op de goede weg zijn.
Ik ben zeer tevreden met het antwoord van de minister-president en met de ambitie om die regiegroepen en werkgroepen te aligneren. Ik begrijp dat daar werk van wordt gemaakt. Ik ben ook tevreden met het engagement om een reëel draagvlak op het terrein mogelijk te maken. Dat vereist inderdaad een samenspel van ondernemers en werknemers, en een actieve rol van de overheid. Daarin verschillen we wellicht van mening met de fractie van mevrouw Ceysens. We zijn heel tevreden dat deze ambitie wordt geconcretiseerd. Daar staan middelen tegenover. Ik heb hier net horen bevestigen dat, als er marge is, dat dan prioritair zal worden ingezet op innovatie. Zo kunnen we dat debat over percenten en al dan niet reële stijgingen achter ons laten en onderzoeken wat we op het terrein kunnen realiseren.
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Minister-president, het stoort mij een klein beetje dat, wanneer ik een kritische bedenking maak over het zoveelste actieplan met betrekking tot een industriepact dat we mogen gaan verwachten, u deze kritische bedenking afdoet met de opmerking dat ik een smalende toon hanteer. Ik vroeg alleen maar wat we concreet mogen verwachten en binnen welke tijdspanne. Ik wil zeker niet smalend doen over actieplannen. Ik denk alleen, zoals de heer Van Malderen daarnet zei, dat er snel moet worden gehandeld en dat men concreet tot actie moet overgaan, in plaats van altijd maar plannen te maken en niets concreets te doen. Het is tijd voor actie. Ik doe daar niet smalend over, ik denk enkel dat dat nodig is.
De voorzitter : De heer Vereeck heeft het woord.
De heer Lode Vereeck : Enkel voor de volledigheid in de Handelingen en als reactie op de heer Van Malderen: ik heb gezegd dat we steeds diezelfde boodschap horen, in het regeerakkoord, de beleidsnota, ViA, Pact 2020, het WIP, de Staten-Generaal. Het is februari en we mogen nu een concreet actieplan verwachten tegen september. Maar dan zijn we al een jaar verder. Ik heb gewoon vriendelijk gevraagd om dat te versnellen, om inzicht te krijgen in het consultatietraject. Pas op dat moment zullen wij heel kritisch kunnen zijn.
De meeste plannen blijven in grote lijnen vaag. Kritisch zijn we zeer zeker, onder andere samen met de fractie van de voorzitter, onder andere met betrekking tot het wetenschaps- en innovatiebeleid. Dat hebben wij van in het begin al zeer kritisch bekeken. De rest blijft allemaal zeer vaag. Ook het consultatietraject van de komende maanden blijft redelijk vaag. Actie en geen plannen: dat was de inhoud van mijn betoog.
De voorzitter : De heer Van Rompuy heeft het woord.
De heer Eric Van Rompuy : Ik voel mij aangesproken als vroegere minister van Economie. In de jaren negentig hebben wij geen industriebeleid gevoerd. (Opmerkingen van mevrouw Patricia Ceysens)
Dit is een Schouppe-situatie. Ik wil die witte periode toch eens verantwoorden. Ik wil iets zeggen wat een licht werpt op de nieuwe situatie. De wereld is veranderd. In de jaren negentig zaten wij met de erfenis van de nationale sectoren en was, ook vanuit de Europese Commissie, de algemene lijn: geen steun verlenen aan verlieslatende ondernemingen. Zelfs als je steun gaf wat toen beperkt bleef tot ecologie, opleiding en vorming, enzovoort , mocht je geen steun verlenen aan ondernemingen in vaste activa. U herinnert zich die hele discussie. De rol van de overheid is toen enorm teruggeschroefd, ook langs socialistische zijde. Als je bij toenmalig EU-commissaris Van Miert kwam, mocht je geen subsidie meer geven. (Opmerkingen van mevrouw Patricia Ceysens)
De bedrijven hadden in die periode een discussie over de vraag of er sectorale steun of individuele bedrijfssteun zou worden gegeven. Sommige federaties, zoals de textiel, wilden een sectorbeleid voeren. Dat werd afgewezen, ook door economen. Er mocht alleen bedrijfssteun zijn, en dan nog alleen in de zin van ecologiesteun, enzovoort. Wetenschappelijk onderzoek was een clusterbeleid. Wat ik leer van die Staten-Generaal, ook op Europees vlak, door de hulp aan de banken enzovoort, is dat de minister-president nu openlijk zegt dat steun kan. Hij moet beperkt worden, zoals uit die discussie met Duitsland en Spanje in de laatste Industrieraad blijkt, maar hij is opnieuw mogelijk.
Een tweede zaak is dat men opnieuw een sectorpolitiek wil voeren. Men spreekt over batterijen, een elektrische auto. Ik herinner me nog een discussie die ik ooit had met professor De Grauwe toen hij nog een liberale senator was, en die ging over Geen championspolitiek. Je mocht niet zeggen welke de goede sectoren waren, welke de slechte, welke de champions waren. Er was een geglobaliseerde wereld. De expansiesteun is toen trouwens gehalveerd. Gaston Geens gaf 15 miljard frank steun. Toen ik gestopt ben, hadden we nog 8,5 miljard frank steun. Toen we als CD&V pas in de oppositie waren, zei Van Mechelen elke zitting dat ik 1,5 miljard frank meer steun had gegeven dan in de begroting stond en dat ik een bijblad had moeten indienen. Het heeft aanleiding gegeven tot de oprichting van het callsysteem met gesloten enveloppe enzovoort.
De filosofie is nu helemaal anders. In de Staten-Generaal van de Industrie denken de vakbonden, de ondernemingen en de overheid nu na over hoe de overheid met overheidsmiddelen aan een aantal sectoren steun kan verlenen en nieuwe activiteiten kan ontwikkelen. De minister-president noemt dit de transformatie van onze industrie. Er is dus een heel andere context. De vraag is of dat de volgende jaren efficiënt zal blijken.
Het woord verankering hoor ik niet meer. Ik heb er nooit in geloofd, zeker niet in kapitaalsverankering. Mijn eigen CD&V-jongeren doen een groot voorstel om een soort verankeringsfonds op te richten, een XXL-fonds, waarin ze de middelen van de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen (Gimv), de Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM) en de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) stoppen. Dat fonds moet dan participeren in bedrijven. Ik hoorde mijn oren tuiten. De jonge generatie is dus blijkbaar opnieuw, ook in mijn partij, zeer etatistisch. Er is dus een heel andere context. Ik overdrijf misschien een beetje.
De discussie in de Staten-Generaal van de Industrie is een totaal ander debat dan dat van 10 of 15 jaar geleden. De liberalen spreken een andere taal. (Opmerkingen van mevrouw Patricia Ceysens)
Ik behoor tot de liberale vleugel van CD&V. Iedereen is wel een beetje liberaal. Robert Voorhamme was tegen expansiesteun. Er is dus een andere visie op de rol van de overheid. Het is misschien goed om daar ook eens een debat over te voeren. Een Staten-Generaal van de Industrie moet nadenken over het soort steun dat de overheid moet geven. Dat is nu zeer onduidelijk.
Mevrouw Patricia Ceysens : Mijnheer Van Rompuy, heel graag, maar laten we eerlijk zijn: als je iets wilt doen voor de industrie, dan zal je toch aan een lastenverlaging moeten werken. Knack noemde de Staten-Generaal schuimklopperij van woorden. Ik durf eerlijk zeggen dat mijn partij altijd consequent is geweest op dat vlak: iets doen voor de industrie is werken aan een lastenverlaging. De rest is schuimklopperij van woorden. Men geraakt er nog een tijdje mee weg, maar dat zal niet blijven duren. CD&V-voorzitter Marianne Thyssen heeft het zeer treffend gezegd: Kris, word van architect nu eens aannemer. (Gelach)
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, ik probeer altijd het niveau van het debat aan te houden en in de mate van het mogelijke zelfs te verhogen.
Mijnheer Van Rompuy, u hebt gelijk in die zin dat, rebus sic stantibus, de omstandigheden anders zijn dan in uw tijd.
Het is heel belangrijk dat politiek wordt onderstreept dat de industrie belangrijk is. Ook de heer Van den Heuvel heeft ernaar verwezen. Er zijn tijden geweest dat dit anders was. We zijn niet de enigen die de industrie onvoldoende hebben gekoesterd. Groot-Brittannië is daarin heel ver gegaan. Ze dachten daar alles vanuit diensten te doen. Met de financiële crisis hebben ze nu ingezien dat ze hun industrie nodig hebben. Ook andere landen hebben dat ingezien.
Ik heb niet gepleit voor ondersteuning van verlieslatende bedrijven en sectoren. Het is niet mijn visie of de visie van de Vlaamse Regering om bedrijven en sectoren te ondersteunen die geen toekomst hebben, integendeel. Het is de bedoeling om via de transformatie de industrie meer op de waardeketenbenadering te krijgen en ze op die manier een duurzame toekomst te geven.
Vorige legislatuur zijn we geconfronteerd met diegenen die tot dan toe alle steun zeer duidelijk weigerden, namelijk de banken. Maar ze zijn op hun knieën afgekomen. De liberalen, in welke regering ze ook zaten, hebben er geen enkel probleem over gemaakt dat wij toen een zware inspanning hebben gedaan om de banken te redden, met heel veel geld. Dat is iets anders dan dat waar we nu mee bezig zijn: een kader geven waar we de transformatie kunnen versnellen zodat de industrie een toekomst heeft. Dit wil niet zeggen dat we terug moeten gaan naar de tijd dat men sectoren zonder toekomst zwaar heeft ondersteund. Dat is hier zeker niet het geval.
Er zijn er die dit etatisme noemen en zeggen dat er een zware staatsinterventie is. Ik denk dat er nog nooit zon grote interventie is geweest als met de banken. Ik hoop ook dat dit in de toekomst niet meer nodig is. Alle liberalen, op alle niveaus, hebben dit goedgekeurd. Men moet dus wel opletten met wat men daarover zegt.
Het sectoraal beleid is inderdaad op een bepaald moment verdwenen, en het wordt nu opnieuw ingevoerd. De eerste die dat opnieuw ingevoerd heeft, is Europa. Het Europese niveau heeft op een bepaald moment gezegd dat men voor de auto-industrie of andere sectoren niet alleen een horizontaal beleid gaat voeren, maar ook een sectoraal beleid. Dat is een nieuw element. Het is lang weg geweest, maar het komt opnieuw naar boven.
Wat spijtig genoeg door minister-president Dewael van tafel is geveegd en wat terug naar boven moet komen, is de clusterbenadering van Michael Porter. Ik denk dat dat iets is wat niet alleen op het Europese niveau maar ook op Vlaams niveau, opnieuw ingang moet vinden. Niet dat het vanuit de regering of een hoger niveau kan worden opgelegd, maar wij hebben heel wat weg afgelegd waar die clusters op een natuurlijke wijze tot stand zijn gekomen. We mogen ons niet laten vangen in een sectorbeleid. Als we zeggen dat we van automobielindustrie naar mobiliteitsindustrie moeten gaan, dan betekent dat dat die sectoren eigenlijk moeten worden gedefinieerd als clusters. Het gaat niet meer om de heel traditionele sectoren van vroeger. Het vernieuwd sectorbeleid is ook een ander beleid.
Mijnheer Vereeck, als u niet smalend doet, dan ben ik daar zeer verheugd over. Het is natuurlijk wel belangrijk dat iedereen mee is met die oefening en dat we eerst een duidelijk kader en concrete projecten hebben die we dan kunnen uitvoeren. We zijn een jaar verder. De begrotingen zitten op lijn. Er zijn heel wat dingen gerealiseerd. Ik heb geen boodschap aan het feit dat u mogelijk suggereert dat wij met onze vingers hebben zitten draaien. Het is natuurlijk wel zo dat er dit jaar effectief actie moet komen. Het debat over Vlaanderen Medisch Centrum toont aan dat we verdere stappen zetten en die actie dit jaar zullen realiseren.
Voorzitter, ik kom daar graag nog op terug. Het is een heel belangrijk debat. Het moet heel duidelijk zijn waar we naartoe gaan. Het is niet zo dat wij verlieslatende sectoren kunstmatig in leven houden, maar wij willen stimuleren om de transformatie mogelijk te maken. Ik ben ervan overtuigd dat Europa een belangrijke rol moet en kan spelen omdat alle Europese landen met dezelfde uitdaging worden geconfronteerd.
Voorzitter, ik blijf altijd vrij rustig. U probeert mij soms op te jagen, wat niet lukt, tenzij ik het zelf zou willen. Wij hebben de federale regering uitgenodigd. De vertegenwoordigers van enkele ministers waren aanwezig, zoals ook gebeurde met de rondetafels die voormalig minister Moerman destijds heeft opgericht en die u hebt voortgezet tijdens uw ministerschap, voorzitter. Ik begrijp dat sommige zaken, zoals de loonkosten, op federaal niveau zitten. In het onderhoud met de premier hebben we dat ook onderstreept. De mensen die in de federale regering zitten en van uw partij zijn, doen alles om de loonkosten te verlagen en dat kan ik alleen maar toejuichen.
De voorzitter : Mijnheer Van Rompuy, u hebt een terechte suggestie gedaan om eens te kijken welke kant het uitgaat. Ik heb ook het gevoelen dat men terugkeert naar wat in het verleden niet altijd gunstige gevolgen heeft gehad. We zullen het fundamentele debat over welke steun er kan worden gegeven en aan wie, op een ander moment met experts voeren. Alle suggesties daarvoor zijn welkom.
Het incident is gesloten.